Samen
Scholen
Scholen
Samen
VERZUILING KOST IEDER JAAR
HONDERDEN MILJOENEN EXTRA
gaan samenscholen, wat vol
gens Van Dale betekent sa
men een dreigende houding
aannemen tegenover het be
voegd gezag. Die onrust
loopt als een rode draad door
deze onderwijsbijlage.
Vrijheid van onderwijs is een groot goed. Maar de
manier waarop 'verzuild' Nederland ermee omgaat
kost handenvol geld. De overheid probeert te bezui
nigen, maar blijkt daarmee de 'herzuiling' flink in de
hand te werken. Een analyse.
Herzuiling
Politiek
Stimulans
Operaties
Spelen met wiskunde2
HBO in beweging3
De onderwij scrisis4
Nieuwe schoolstrijd5
Klassieke talen5
Voortgezet
DINSDAG 28 JANUAR11986
Koepels
Macht
Basis
113
Al geruime tijd klinkt vanuit
het onderwijsveld in Neder
land de roep om 'rust'. En
vanuit politiek Den Haag is in
alle toonaarden bezongen
dat die rust er zal komen. Er
is echter alle reden om daar
aan te twijfelen. Nog steeds
is het beleid gericht op sa
menvoegen, concentreren en
opheffen. Dat moet meer
kwaliteit opleveren, maar
vanwege de bezuinigingen
mag het geen geld kosten.
En dat betekent dat alle 'ver
anderingen' voor velen pijn
lijke gevolgen zullen hebben.
Daarom zullen scholen die
samen moeten gaan ook
Vrijheid zeer
duur betaald
Door Frans van Mourik
DOOR het Brabantse land rijdt
een taxi. Hij brengt enkele kin
deren uit een Oosterhouts gezin
naar de gereformeerde basis
school in Best. Een bijzondere
school en wel zo bijzonder dat de
ouders van de kinderen vinden
dat er geen enkele vergelijkbare
school in de buurt te vinden is.
En omdat de Kroon dat ook
vindt, draait de gemeente Oos
terhout op voor de vérvoerskos-
ten: 27.000 gulden per jaar. En bij
zo'n bedrag is een eigen bijdrage
een lachertje.
Het is één van de prijskaartjes die aan
onze 'vrijheid van onderwijs' hangen.
Terug te voeren op artikel 23 van de
Grondwet, waarin staat dat 'het onder
wijs voorwerp is van de aanhoudende
rorg van de regering'. Die formulering
kwam in 1917 in de Grondwet en werd in
1920 gevolgd door de Lager-onderwijs-
wet, die openbaar en bijzonder lager on
derwijs financieel aan elkaar gelijk stel
de. Later volgde die gelijkstelling voor de
andere vormen van onderwijs, met name
het voortgezet onderwijs. Aan die gelijk
stelling ging een felle, langdurige school
strijd vooraf. Die dreef groepen burgers
samen op ideologische basis en dat had
weer tot gevolg dat er talloze, machtige
schoolorganisaties ontstonden, vooral op
confessionele grondslag. De schoolstrijd
was een belangrijk startpunt van een
omvangrijk proces van de verzuiling
binnen de katholieke en protestants-
christelijke bevolkingsgroepen. Eind ja
ren zestig kwam er een opvallende ken
tering in de sterk verzuilde opbouw van
de Nederlandse samenleving, waarin de
mate van verzuiling zo uniek is, dat je
deze in geen enkel westers land in een
vergelijkbare vorm kunt terugvinden.
Zo rond 1965 startte er een proces van
democratisering en deconfessionalise
ring, om eens een paar modewoorden uit
die periode te noemen. De binding met de
eigen zuil werd minder en er waren grote
Politieke verschuivingen.
Je zou dus hebben verwacht, dat ook
het onderwijs zich naar de nieuwe maat
schappelijke trend zou hebben gevoegd,
maar niets blijkt minder waar. Sinds het
begin van de jaren tachtig blijkt er op
drie fronten zelfs een nieuwe schoolstrijd
aande gang te zijn: binnen het bijzonder
onderwijs en op het terrein van de poli
tiek. En daarbij blijkt vooral hoe sterk en
hoe onaantastbaar de positie van de zui
len binnen het onderwijs zelf is.
Drs. Jos Koelman, wetenschappelijk
modewerker van het Centrum voor Stu
dies van het Hoger Onderwijs Beleid van
de TH Twente is bezig de financieel-eco-
nomische aspecten van de 'verzuiling'
binnen het lager onderwijs te onder
toeken. In de loop van dit jaar hoopt hij
a* te studeren op een proefschrift over de
kosten ervan. Jos Koelman noemt het op
vallend dat juist het onderwijs nagenoeg
gevrijwaard bleef voor het ontzuilings-
Proces dat eind jaren zestig op gang
kwam. Koelman „Sterker nog, er is eer
der sprake geweest van herzuiling, met
dame in het hoger beroepsonderwijs.
Blijkbaar behoort het onderwijs en dan
in het bijzonder het lager onderwijs tot
de 'harde kern' van de verzuiling." Over
die kosten straks meer.
Zoals gezegd wordt de nieuwe school
strijd op drie fronten gevoerd: tussen
confessionelen en 'andersdenkenden',
tussen organisaties op christelijke
grondslag onderling en via pressiegroe
pen op het politieke vlak.
Nu is er politiek gesproken sprake van
een 'tweestromenland'. Er is, maar daar
over later, natuurlijk de invloed van een
groot aantal schoolorganisaties op 'ver
wante politici'. Die organisaties zijn
hecht en kenmerken zich door een hoge
organisatiegraad. Die voor schoolbestu
ren ligt dicht bij de 100 procent, die voor
leerkrachten is gemiddeld 75 procent.
Ouders daarentegen, de consumenten
dus, komen niet verder dan 10 tot 20 pro
cent. Ouders mogen dan volgens de
Grondwet de dragers van de onderwijs
vrijheid zijn, dat is slechts theorie. In de
praktijk is de onderwijsvrijheid voorna
melijk een zaak van de schoolbesturen.
Maar er is binnen de politiek een andere,
moeilijk beïnvloedbare stroom. Die
wordt bepaald door de scharnierfunctie
van de KVP en later het CDA in de na
oorlogse kabinetten. Bekend is dat con
fessionele politici een sterke affiniteit
hebben met het bijzonder onderwijs en
de belangen ervan zo goed mogelijk pro
beren te verdedigen. Dit gegeven is ech
ter de laatste jaren uitgebreid met een
nieuw element: de noodzaak om te bezui
nigen. Vooral het huidige kabinet Lub
bers houdt zich daarmee bezig.
Juist een door de wil tot bezuinigingen
gedikteerd beleid vanuit politiek Den
Haag drijft de verschillende belangen
groeperingen opnieuw samen. Volgens
sommigen is dat zelfs geen toeval, maar
opzet.
Niet dat bezuinigen en een efficiënter
beheer niet nodig of mogelijk zouden zijn
in het onderwijs, dat de lieve som van 100
miljoen per dag kost.
Besparingen zijn zeer wel mogelijk.
Jos Koelman rekende voor de perso
neelskosten van het gewoon lager onder
wijs een viertal varianten door, die erop
gericht zijn te komen tot een meer doel
matige opzet van het geheel. Hij ging uit
van de gedachte dat verzuiling leidt tot
een versnippering en dus tot een toename
van het scholenbestand. Dat levert
'structurele' extra uitgaven op. Jos Koel
man creëerde in die varianten hypotheti
sche situaties. Daarbij ging het er telkens
om de gemiddelde schoolgrootte per ge
meente in opwaartse richting te beïin-
vloeden. Een vertrekpunt was dat een la
gere school bezien vanuit doelmatigheid
minstens 200 leerlingen moest tellen.
Voor zijn berekeningen heeft Koelman
gebruik gemaakt van een door het Cen
traal Bureau voor de Statistiek beschik
baar gesteld databestand van 408 ge
meenten, waarin relevante gegevens
over 1982 zijn opgenomen. Een grote
steekproef dus.
ILLUSTRATIE AD COUWENBERGH
In alle varianten is de mogelijkheid
geëlimineerd om zeer kleine scholen met
leerlingentallen beneden de wettelijk mi
nimumnorm ontheffing te verlenen. Te
vens is als uitgangspunt genomen dat
binnen de straal van een bepaalde af
stand (bijvoorbeeld 4 kilometer) slechts
één school van een bepaalde richting
aanwezig is. Tenminste tenzij een inge
voerd maximum van bijvoorbeeld 500
leerlingen wordt overschreden.
In de eerste en tweede variant staat de
richtingsgewijze pluriformiteit (verzui
ling) voorop. In de derde en vierde wordt
gewerkt met de zeer vergaande veron
derstelling dat er slechts één richting zou
zijn. Maar dat alleen als rekenvoorbeeld,
want ook voor Jos Koelman staat het
principe van vrijheid van onderwijs niet
ter discussie.
Jos Koelman komt zo in de verschil
lende varianten tot besparingen op de
personeelsuitgaven van 400 tot 600 mil
joen per jaar. Koelman geeft daarmee
een indicatie van de extra kosten van de
vrijheid van onderwijs in het onderste
deel van het onderwijsgebouw.
Versnippering van het onderwijs als
gevolg van verzuiling kost dus honder
den miljoenen extra per jaar en daarom
is bezuinigen op zichzelf niet onrecht
vaardig te noemen. Het gaat alleen om de
manier waarop dat gebeurt. Volgens on
derwijskringen 'gaat Den Haag er als een
bulldozer doorheen'. En dat heeft juist tot
gevolg dat de verschillende belangen
groeperingen opnieuw de wapenrok heb
ben aangetrokken.
Het begon met het wetenschappelijk
onderwijs. Daar moest, zo vond minister
Deetman niet geheel ten onrechte, maar
eens flink de bezem doorheen. Maar zijn
streven naar samenvoeging, concentratie
en taakverdeling van het wetenschappe
lijk onderwijs leidde al meteen tot ko
mieke, naar verzuiling riekende situa
ties. Zo moest bijvoorbeeld de tandheel
kunde van de Rijksuniversiteit Utrecht,
de Universiteit van Amsterdam en de
Vrije Universiteit in Amsterdam worden
samengevoegd. Maar de Vrije Universi
teit blokkeerde dat streven met een be
roep op de bijzondere, in dit geval protes
tants-christelijke grondslag. Maar nie
mand zal ooit weten hoe bijzonder een
zenuwbehandeling op protestantse
grondslag is.
Binnen het Hoger Beroeps Onderwijs
(HBO) speelt zich een soortgelijke opera
tie af. Daar wordt met stilzwijgende
goedkeuring van minister Deetman vast
gehouden aan het huidige patroon. Voor
dat de operatie begon was de verdeling
ongeveer als volgt: 20 procent rooms-ka-
tholiek, 15 procent protestants-christe
lijk, 15 procent openbaar en 50 procent
algemeen bijzonder. Er zullen tijdens het
mammoet-fusieproces verschuivingen
zijn, maar het eindresultaat blijft het
zelfde. Maar ook in dit type onderwijs is
er al gemor en zijn er problemen. En die
problemen betreffen, hoe kan het ook an
ders de identiteit. Want de belangenor
ganisaties letten met argusogen op wat
er bij komt en nog meer op wat eraf gaat.
Een opmerkelijk geluid liet ir. W. van
Lieshout in oktober 1984 horen in het
HBO-Journaal. Van Lieshout, gedood
verfd onderwijsminister, voorzitter van
het College van Bestuur van de Katho
lieke Universiteit in Nijmegen en lid van
de CDA-programmacommissie zei toen
'een katholieke HTS onzin te vinden'. En
hij was ook niet onder de indruk van
HBO-instellingen die de identiteit aan
voeren om buiten een fusieproces te kun
nen blijven. Maar tegelijk zei Van Lies
hout dat hij zich te vuur en te zwaard zou
verzetten tegen een aanslag op confessio
nele opleidingen van onderwijsgevenden.
De leveranciers dus leraren voor de con
fessionele scholen. Dat verklaart het he
vige verzet uit met name het CDA tegen
te rigoureuze opheffingsnormen voor de
Pabo's (de vroegere kweekscholen). Die
commotie loopt overigens al sinds 1980
toen minister Pais akkoord ging met 66
Pabo's, terwijl er maar een stuk of 30 no
dig waren. Prof. dr. Jo Ritzen vergeleek
dat beleid onlangs met het RSV-debacle.
Opheffingsnormen spelen ook een cen
trale rol in de derde beleidspoot. Staats
secretaris Nell Ginjaar-Maas is al ge
ruime tijd bezig de besturen van kleine
scholen voor voortgezet onderwijs hoog
in de gordijnen te jagen met de zogeheten
HEFVO-operatie. Die staat voor herstuc-
turering en fusie in het voortgezet onder
wijs. Met opheffingsnormen, zo rigou
reus, dat de drang tot lijfsbehoud in hoge
mate wordt gestimuleerd. Ook voor dat
op bezuinigingen gegrondveste beleids
plan zou veel te zeggen zijn. Het kan na
tuurlijk beter en efficiënter, maar het
gaat alweer om de manier waarop. Voor
de confessionele broeders wordt de bijl
aan de wortel van de christelijk signa
tuur gelegd, de aanhangers van het open
baar onderwijs vrezen een kaalslag zoals
die plaats vond ten tijde van het kabinet
Colijn (1933-1935). Toen sloot onderwijs
minister Marchant 350 openbare scholen
tegen nog geen vijf bijzondere.
Den Haag begrijpt bovendien niet erg
goed wat voor een functie kleine scholen
hebben op het platteland. Daar sterft met
de kleine school vaak ook het dorp. In
West-Brabant zouden bij hantering van
de huidige opheffingsnormen bijvoor
beeld alle protestants-christelijke scho
len sneuvelen, in de hele provincie zou 47
procent van alle categorale (zelfstandige)
kleine scholen voor voortgezet onderwijs
het loodje leggen. In Zeeland zou onge
veer een kwart van deze scholen ver
dwijnen. In Limburg zou de helft van de
150 katholieke scholen worden opgehe
ven. Een beter uitgangspunt voor een
nieuwe schoolstrijd is nauwelijks denk
baar.
Tot zover het beleid, waarmee politiek
Den Haag, bouwstenen aandraagt voor
een nieuw gevecht om het veilig stellen
van de identiteit. Het meest opmerkelijke
is dat uitgerekend een uit het CDA af
komstige minster verantwoordelijk is
voor maatregelen die onder meer het bij
zonder onderwijs in het hart raken. Hij
zou toch moeten weten dat daarmee de
geest weer uit de fles zal komen. Hij kan
zich spiegelen aan zijn voorgang Jos van
Kemenade. Deze oud-minister maakte
zich in 1966 al zwaar verdacht in confes-
sionele kring toen hij promoveerde op
'De katholieken en hun onderwijs'. Toen
hij in 1973 als minister probeerde de stel
lingen in zijn proefschrift in praktijk te
brengen door de zuilen aan te vallen,
brak de hel los. Van Kemenade wist toen
niet hoe vlug hij de geest weer terug in de
fles moest krijgen. Hij ging later zelfs
akkoord met een wijziging van de
Grondwet waarbij de macht van de zui
len nog wat werden uitgebreid. En Van
Kemenade accepteerde toen hij weer mi
nister werd de huidige minister Deetman
als staatssecretaris en als waakhond.
Want Deetman moest in ieder geval
voorkomen dat de 'beeldenstormer' Van
Kemenade het bijzonder onderwijs op
nieuw 'aan zou vallen'.
Daarmee zijn we terecht gekomen bij
de zogenaamde 'koepelorganisaties'. Drie
ervan zijn bijzonder hecht: de Neder
landse Katholieke Schoolraad (NKSR),
de Nederlands Protestants-Christelijke
Schoolraad (NPCS) en de Nederlandse
Algemeen Bijzondere Schoolraad
(N ABS). In die drie zitten onder meer de
bestuursbonden en de docentenorganisa
ties. Overigens maar twee ouderorgani
saties. De vierde koepel is eigenlij k geen
echte. Het is meer een samenwerkings
verband van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten en de Stichting Con
tactcentrum Bevordering Openbaar On
derwijs.
De macht van de koepels is groot ook al
zijn ze slechts de adviseurs van de minis
ter. Je zou ze 'vlees geworden verzuiling'
kunnen noemen. Ieder jaar stelt de mi
nister het zogenaamde 'Plan van Scholen'
vast, waarin de scholen staan die de ko
mende drie jaar in aanmerking zullen
komen voor bekostiging door het Rijk.
Het meest wezenlijke van dit beraad op
hoog niveau is nu dat de koepels in sa
menspraak met de bewindslieden van
Onderwijs mogen uitmaken welke aan
vragen voor nieuwe scholen al dan niet
in 'Het Plan' zullen worden opgenomen.
Daarbij wordt nauwkeurig gekeken naar
de 'richting' waartoe die school zou gaan
behoren. Alleen is in de jurisprudentie
het begrip richting zo krakkemikkig uit
gelegd, dat de levensbeschouwing waar-
aan dit begrip gekoppeld zou moeten zijn
vrijwel uitsluitend wordt uitgelegd als
geloofsovertuiging.
In dat overleg gebeuren vreemde din
gen. Fons van Schoten en Hans Wansink
geven daar in hun boek 'De nieuwe
schoolstrijd' een aantal voorbeelden van.
Nadat het departement ondanks lang
aandringen van een organisatie weigerde
een bepaalde aanvraag te honoreren -
want uiteindelijk adviseren de koepels
en beslist de minister - vroeg de woord
voerder van die organisatie doodleuk om
een andere school. Ter compensatie van
de afwijzing dus of zoals het verslag van
die zitting meldt 'als doekje voor het
bloeden'.
Een ander voorbeeld vap de wondere
wegen der planners vond plaats onder
staatssecretaris Veerman. Deze kreeg
twee aanvragen te behandelen: één voor
een protestants-christelijke HEAO in
Amsterdam en één voor openbare in
Zwolle. Voor die in Zwolle bleek ook be
langstelling te bestaan van de zijde van
het plaatselijke bijzonder onderwijs, dat
een samenwerkingsverband stichtte.
Zwolle verklaarde geen bezwaar te heb
ben om die school over te dragen aan de
stichting. Nu had de staatssecretaris de
aanvraag van Amsterdam al geweigerd
en hij deed dus hetzelfde bij Zwolle.
Maar toen liep de zaak uit de hand. Am
sterdam ging in beroep bij de Raad van
State en kreeg gelijk. Veerman besloot
toen om die Amsterdamse school in
Zwolle te stichten, waarbij hij gemaks
halve Amsterdam tot het 'protestants-
christelijke achterland' rekende. Alleen
kreeg Zwolle toen ook gelijk van de
Kroon en daar zat de staatssecretaris.
Twee scholen in Zwolle was wat veel van
het goede. In opperste nood besloot hij
toen het Zwolse gelijk bij de Kroon te ne
geren - dat mag bij een zwaarwegend
meningsverschil - en de Amsterdamse
aanvraag in Zwolle neer te zetten. Onder
handhaving van de wonderlijke kronke
largumentatie van dat protestantse ach
terland.
Op hoog niveau lijkt de 'zaak dus on
der controle' om het wat eufemistisch te
zeggen. Daar gaat de verzuiling volgens
de gebaande wegen.
Maar ook aan de basis begint het te
rommelen. Er zijn de laatste jaren talloze
voorbeelden geweest van hoe het onder
wijsveld zich ermee bemoeide. Zo was er
recent de uitspraak van KOV-voorzitter
Snel (KOV staat voor Katholieke Onder
wijs Vakorganisatie) over het 'bijzonde
re' karakter van het beleid van minister
Deetman. Niko Snel zei niet te begrijpen
waarom deze minister nu als een promo
tor van juist het bijzonder onderwijs
werd gezien. Hij merkte daar niet veel
Zie verder pagina 2