Westerse economie als
nieuwe koloniale macht
Anton Constandse
rebellerende
Leven in bochten
Hans Plomp en zijn
miezerige Amsterdam
BOEKEN
ROALD DAHL, BOZE TOVENAAR VAN DE KINDERLITERATUUR
Janneke
Origami: papi<
De verloofde van Li
Ippie Happie in w\
ZATERDAG 18 JANUAR11986
'De meeste schrijvers zijn oude zeurpieten
Door Polly Toynbee
LONDEN Elke keer wanneer ik iemand ver
tel dat ik Roald Dahl ga interviewen, zijn de
reacties negatief. Dahl zou gemeen, arrogant,
grof en nog veel meer fraais zijn, tenminste,
dat heeft men via-via gehoord.
Eigenlijk heeft niemand een goed woord voor hem over. Toch
maakt deze beroemde schrijver van kinderboeken tijdens ons
gesprek een charmante, geestige en beleefde indruk, zodat het
vermoeden rijst dat hij iets van het gesplete karakter van een
dokter Jekyll en mister Hyde in zich herbergt.
Ik praat weliswaar met de ongevaarlijke Jekyll, maar heb
toch het idee dat zijn alter ego Hyde nooit ver uit de buurt is.
Misschien dat de aanwezige familie de Hyde in hem in bedwang
houdt. Dochter Ophelia komt af en toe polshoogte nemen: „Hij
zegt toch geen vreselijke dingen? Is hij weer zo extreem rechts
bezig?"
Op de bestsellerlijsten van kinderboeken kom je altijd een
paar van zijn boeken tegen. Er is bijna geen kind te vinden dat
niet een boek van hem gelezen heeft, of er uit voorgelezen is. Het
zijn de kinderen zelf, die er voor zorgen dat Dahls faam ver
spreid wordt: onderwijzers, ouders en bibliotheken hebben de
neiging zijn werk met enigzins gefroste wenkbrauwen te bekij
ken. De verhalen zijn 'niet netjes', 'ontdeugend', 'anti-volwasse
nen', 'griezelig' en soms 'wreed'. Ze zijn echter ook orgineel, ver
assend, grappig en vernuftig geschreven, vol woorden die kin
deren leuk vinden. De natuurlijke behoeften van de mens zijn
een geliefd thema: in een van zijn boeken is een heel hoofdstuk
gewijd aan het winden laten.
Operaties
Roald Dahl (Raald Daahl, zegt zijn familie) is zeventig, maar
maakt een jongere indruk, ondanks de duidelijke gebogen
schouders en de zware operaties die hij vorig jaar heeft onder
gaan. Hij schrijft zijn boeken in een wit schuurtje in de tuin.
Van buiten ziet het er keurig uit, binnen is het een rotzooitje. De
muren zien geel van de neergeslagen nicotine, het is koud en
vochtig. Overal staan overjarige kacheltjes, die er niet erg be
trouwbaar uitzien. Op het bureau liggen zijn oude heupge
wrichten, herinneringen aan zijn heupoperaties. Het geheel zou
het decor kunnen zijn voor een van zijn griezelige verhalen uit
de tv-serie Tales of the Unexpected.
Roald Dahl: „Het zou het beste zijn als kinderen zelf goed
zouden kunnen schrijven". - fotoarchief de stem
Veel van zijn werk is macaber en bizar. Hij is beroemd om de
briljante, onverwachte draai die zijn verhalen op het einde vaak
krijgen. De hoofdpersonen uit zijn verhalen voor volwassenen,
waarin haat en begeerte een grote rol spelen, hebben vaak ge
mene trekken en hoewel de verhalen boeiend en goed geschre
ven zijn, laten ze toch een nare smaak achter, een gevoel dat de
schrijver weinig goeds in het menselijke ras kan ontdekken.
Misschien komt dat omdat Roald Dahl zelf in zijn leven de no
dige ellende heeft meegemaakt. Een van zijn dochters stierf op
zevenjarige leeftijd, zijn zoon liep als baby hersenletsel op en de
vrouw waarmee hij dertig jaar getrouwd was, de actrice Patri
cia Neal, kreeg een beroerte. Het heroïsche verhaal over hoe hij
haar geholpen heeft terug te keren naar een normaal leven is al
vaak verteld. Na al die voorbeeldige toewijding zijn ze nu echter
gescheiden en is Dahl hertrouwd met een dertig jaar jongere
vrouw.
Hij concentreert zich tegenwoordig voornamelijk op het
schrijven van kinderboeken. In deze verhalen beleven (jeugdige)
helden, die tenminste nog eenvoudig, moedig en ongecompli
ceerd zijn, absurde en fantastische avonturen.
Roald Dahl maakt met zijn laconieke en enigzins levensmoede
houding niet bepaald de indruk van een man die dol is op kinde
ren. Het tegendeel is waar. „Ik ben dol op ze, bewonder ze", zegt
hij nadrukkelijk. „De meeste ouwe kerels doen net alsof en de
len snoepjes uit, om maar te zorgen dat ze weer weg gaan. Maar
ik hou ze altijd even bij me. Ze zijn zo onschuldig." Onschuldig?
„Ik bedoel op seksueel gebied", verklaart Dahl. „Voor jongelui
en volwassenen is seks de voornaamste drijfveer. Het is bemoe
digend menselijke wezens te ontmoeten, die niet hierdoor gedre
ven worden." Ik sta op het punt te vragen waarom hij seksuali
teit zo negatief interpreteert, maar een waarschuwende blik in
zijn ogen suggereert dat Mister Hyde op de loer ligt.
„Kinderen zijn harder, ruwer, nog maar voor de helft be
schaafd", vervolgt Dahl. „Ze lachen om dingen waardoor wij in
verlegenheid gebracht worden."
Waardeloos
Volgens hem ligt het geheim van een goed kinderboek in het
feit dat zo'n boek ook voor volwassenen leesbaar is, zodat het
goed voorgelezen kan worden. Hij kreunt-wanneer hij spreekt
over het peil van de meeste kinderboeken. „In Groot-Brittannië
worden veertigduizend boeken per jaar gedrukt. Duizenden
daarvan zijn absoluut waardeloos, gewoon pulp, en worden
nooit meer herdrukt." Hij wijst erop hoe weinig van die kinder
boeken „in" blijven en hoe weinig boeken het van de televisie
winnen.
Toch gelooft hij dat er op dit moment meer schrijvers en
vooral schrijfsters van goede en blijvende kinderboeken zijn
dan ooit tevoren. Ze krijgen echter echter opvallend weinig
waardering voor hun werk, omdat schrijvers van kinderlitera
tuur meestal buiten beschouwing gelaten worden wanneer er
gesproken wordt over de beste schrijvers van dit moment. Wat
Dahl zelf betreft: zijn werk wordt in Groot-Brittannië zelfs
nooit gerecenseerd.
„Ik weet niet waarom", zegt hij schouderophalend. Het kan
hem niets schelen, maar zijn uitgever wel. „Misschien heeft ja
loezie er iets mee te maken. Zelfs wanneer er eens een pagina
aan kinderboeken gewijd wordt, dan nog sta ik er niet bij. Ter
wijl ik toch bestsellers schrijf. Ze zeggen: ach, hij doet 't toch
goed, hij heeft onze recensie niet nodig."
Volgens hem zijn er maar zo weinig goede kinderboeken, o
dat schrijven voor de jeugd moeilijker is dan schrijven voor vijl
wassenen. „De meeste schrijvers zijn oude zeurpieten, die-P
gauw opgezwollen taal gebruiken en de meningen van volwjJ
senen verkondigen. Het beste zou zijn wanneer de kinderen#!
goed konden schrijven, maar dat kunnen ze niet. Dat moet t!
volwassene doen, die als een kind kan denken en nog een stuk!
van hun kinderlijke persoonlijkheid heeft. Zo iemand als ik.tjl
grappige oude knar."
Hoe verklaart Dahl het succes van „slechte" kinderboek^
zoals de serie van Enid Blyton?
„Ik weet het niet. Ze moet er iets ingelegd hebben dat
zichtbaar is voor kinderogen. Ik heb haar een keertje ontmoetjl
een gruwelijk hotel in Dorset. Ze had het brein van een kir!
Vreselijk met bridgen."
Hij haalt herinneringen op aan zijn schooltijd. Het hoofd vul
zijn school, Fisher, werd later aartsbisschop van Canterbunl
„Toen ik Fisher de koninging (Elizabeth) zag kronen, herinntr!
ik me dat dit de man was die de jongens zo hard sloeg dat J
bloed tevoorschijn kwam. Het heeft mijn geloof in God vernijf
tigd."
Zijn laatste boek, De Heksen, is net uitgebracht in GrotJ
Brittannië. Het heeft hem de woede van een aantal feministe!
op de hals gehaald, die zeggen dat hij met zijn nieuwste t
vrouwen belachelijk probeert maken. Met een sardonisch
glimlach op het gelaat schuift hij deze suggestie met een hand]
gebaar terzijde.
Zeker is dat elk boek de indruk maakt weer harder te zijnd
het vorige, daarmee appelerend aan de hardheid en wildheid dJ
Roald Dahl in kinderen observeert. Veel ouders en onderwijze!
bekijken zijn werk met gemengde gevoelens, vinden het wrat
en ondermijnende lectuur.
'De Heksen' is het vrolijke en gewaagde verhaal van eenaaj
tal op het eerste gezicht doodgewone vrouwen met een dooi,-,
wone baan (het zou de buurvrouw of de juf kunnen zijn), c
zich ontpoppen als angstaanjagende, blauw-spugende heksa
„Een heks is altijd een vrouw. Ik wil niets slechts zeggen v»
vrouwen - de meeste zijn bijzonder aardig. Maar het blijfta
feit dat alle heksen vrouwen zijn" - eèn paar zinnen die de tos
van het verhaal aangeven.
Er is echter één positieve regel die Dahl altijd gehoorzaam!
het verhaal moet goed aflopen. „Stel je eens voor, een verdrot
ken Winnie de Poeh aan het einde van het verhaal, dat is toe
echt onmogelijk?"
Door Anton Theunissen
'DE BRON waaruit ik ge
dronken heb' bevat 15 auto
biografische stukken van
Anton Constandse, gedeelte
lijk nieuw, gedeeltelijk be
staande die hij bijwerkte en
aanpaste. Bij zijn dood vorig
jaar was er zoveel materiaal
klaar voor publicatie dat het
uitgeverij Meulenhoff ver
antwoord leek, het werk in
zijn geest af te werken.
„Op bepaalde punten zijn
mijn denkbeelden onjuist
gebleken, op kritieke ogen
blikken heb ik sommige
concepties drastisch her
zien", schrijft hij in het in
leidende 'Iedereen veandert'.
De Spaanse Burgeroorlog
betekende een keerpunt. Hij
moest zijn staatloze anar
chistische idealen opgeven.
De dood van zijn moeder
grijpt hem bijzonder aan:
„Men moet niemand zijn
dood misgunnen. De natuur
heeft die in haar wijsheid
ingesteld, zonder dit einde
zou het besntaan een doel
loze leegte zijn".
Hij keert in de geest terug
naar de Scheveningse ge
vangenis waar hij in 1927 zat
terwijl in Amerika de zaak
van Sacco en Vanzetti zich
afspeelde, naar het gijze
laarskamp Sint-Michiels
gestel, naar Buchenwald. Op
het eind concludeert hij ge
laten, dat 'we ons bevinden
in een barbaarse wereld. Het
is niet de dood, maar het is
het leven dat ons beangstigt.
De oorlog, de foltering, de
wreedheid, het pijnlijke en
martelende sterven. Mis
schien zou niemand dit alles
kunnen verdragen als hij
het in volle omvang kon of
durfde overzien. Misschien
zou niemand met de naakte
waarheid kunnen leven, de
sluier van de illusie redt ons.
Soms is de wereld heerlijk
om te zien, soms ook ver
schrikkelijk om te beleven.
En als de dood ons iets kan
leren, dan is het dat het le
ven te kort is om het in leed,
ellende en wreedheid te ver
spelen".
In het boekje (132 pagi-
Anton Constandse.
- foto archief de stem
na's) treffen we Constandse
op zijn best: De permanent
rebellerende intellectueel
met uitdagende, zinnige en
diepe gedachten. Soms op
standig, vaak eigenzinnig
analyserend en afkerig van
lippendienst en welke
dienstbaarheid dan ook, ge
niet de lezer van de (door
gaans) sombere profetieën,
want ook al voorspelt Con
standse het einde van de
burgerlijke beschaving, hij
meent ook, dat deze 'godver
geten' wereld hoe dan ook
zal blijven bestaan.
'De bron waaruit ik gedron
ken heb', door Anton Con
standse. Uitg. Meulenhoff,
prijs: 24,50.
Door Henk Egbers
DE KENIAAN Meja
Mwangi (67) is radio- en tv-
technicus. Hij heeft zes ro
mans op zijn naam staan.
'Going down Riverroad', dat
in een Nederlandse verta
ling verscheen, stamt uit
1976. Zoals gebruikelijk in
de Afrikaanse Bibliotheek
heeft redacteur Jan Kees
van de Werk er een goed in
formatieve inleiding bijge
schreven. Kenia dat in 1963
onafhankelijk werd is nog
niet aan een echte onafhan
kelijkheid toegekomen.
Dat land staat daarin niet
alleen, want de voorbeelden
van neo-kolonialisme zijn
talrijk: psychologisch en
vooral economisch blijken
die koloniale gebieden af
hankelijk te blijven van hun
'moederland'. Ook in deze
roman is het de westerse
economie die het leven in
deze voormalige kolonie be
hoorlijk blijft bepalen. Voor
de literatuur had dat ook
zijn gevolgen. Er is daarin
op de eerste plaats sprake
van een postkoloniale te
leurstelling (de vrijheid
bracht niet wat ze scheen te
beloven). Daarna verschoof
het accent naar de proble
matiek van de stadscultuur
(als westers produkt), die
het platteland leeg zuigt.
De eigen cultuur als
bouwsteen voor een nieuwe
identiteit speelt nog geen rol.
De stedelijke realiteit, de as-
faltjungle, ondergraaft die
veeleer. De Afrikaan hangt
in het luchtledige; hij is
noch Afrikaan noch Europe
aan. De zogeheten eigen cul
tuur is hoogstens folklore in
dienst van een (toeristische)
economie volgens westers
stramien. Daarom is er ook
geen sprake van een natio
nale Keniaanse literatuur.
Zolang er geen multiraciale
huwelijken ontstaan blijft
het westen dominant bepa
lend, zo luidt één van de
conclusies.
Volksroman
Binnen dit klimaat speelt
het verhaal van dit boek.
Een soort volksroman met
de daarbij behorende over
vloedigheid (326 pagina's).
Mwangi heeft op de eerste
plaats voor zijn eigen men
sen geschreven, opdat ze
gaan beseffen dat ze leven
op het asfalt van een wes
terse cultuur. De hoofdper
soon functioneert in een
bouwvakkerswereldje, be
trokken bij de bouw van een
zeer groot hotel; bolwerk
van westerse economie en
niet geënt op de Keniaanse
authenticiteit. Maar ar
moede is ook niet alles.
De desbetreffende bouw
vakker krijgt een goede
vrouw (met kind) in huis.
Maar Wini - zo heet ze - be
vrijd uit de prostitutie,
wordt hem door een witte
Europeaan weer afgepikt.
Op zijn werk is de onder
linge concurrentie - vaak
gebaseerd op rassentegen
stellingen - letterlijk moor
dend. Wat over blijft zijn
enkel de dromen rond rijk
dom en mooie vrouwen.
'Honger en auto's zijn er de
voornaamste vijanden van
de gewone man. Bacteriën
kunnen Afrikanen niet do
den'... Pils, drugs en verdo
ving zijn het alternatief.
Schelden op vrouwen als
'domme varkens' en op die
'blanke rotschoften' houdt
hen schijnbaar op de been.
Kortom een mannenwe-
reldje temidden van de so
ciale ellende, die nog geen
100 jaar geleden ook in Ne
derland bestond. Ook in deze
Keniaanse geschiedenis
speelt het zeer prille begin
van een arbeidersbeweging
een rol.
River Road Nairobi is een
menselijk document; geen
grootse roman. Het boek is
wat langdradig huilerig en
vervalt in herhalingen.
Maar het heeft tegelijk alles
van een sociale roman, met
de functie van stukken als
'Op hoop van zegen' of 'De
twee wezen' binnen onze sa
menleving indertijd. Op die
manier maakt het boek dui
delijk voelbaar hoe de Afri
kaanse samenleving de wes
terse economie als het paard
van Troje heeft binnenge
haald of beter heeft binnen
gelaten.
Meja Mwangi: 'River Road
Nairobi'. Uitg. In de Knip-
scheer, prijs 24,50.
Hermine de Graaf.
- FOTO ARCHIEF DES'
Door Henk Egbers
'DE VROUWEN vormen de ritme-sectie van een orkest, nuti
en ondersteunend maar nooit mooi of ontroerend zoals de 1
blazers en de strijkers dat kunnen zijn'... Je zou dit een typerei
citaat uit de nieuwe verhalenbundel van Hermine de Cr»
kunnen noemen. Een wat underdog-achtige toon als hel»
vrouwen gaat. Toch is deze bundel niet te typeren met citale
Haar verhalen hebben een eigen karakteristieke sfeer en
taliteit.
Door Henk Egbers
HANS Plomp heeft als auteur naam gekregen
in de roemruchte eind-zestiger begin-zeventi-
ger jaren. Rex Dildo heet. In 1968 verscheen
zijn eerste roman (De ondertrouw). Grote be
kendheid kreeg hij in 1970 met het Amster
dams Dodenboekje, waarin hij de zestiger ja
ren van levenslustig Mokum weergaf. Nu
heeft hij dit nieuw Amsterdams dodenboekje
geschreven onder de kop 'Open inrichting'. Een
karakteristiek van de hoofdstad anno 1985, ge
zien door de ogen van Hans Plomp.
De flap zegt dat sommigen Amsterdam het
Sodom van het Westen noemen en anderen het
als het magisch centrum van onze tijd bestem
pelen. De auteur ziet de stad - gezien de titel -
als een soort gekkenhuis. In de zestiger jaren
was Amsterdam ook een vrolijk gekkenhuis
met zijn provo's etc., maar de inrichting die
Plomp nu beschrijft is nogal mistroostig. On
getwijfeld kun je het aspect van de zogeheten
zelfkant als thema nemen, maar een beetje
reactionair is zijn manier van benaderen wel.
De humor die hij daarbij hanteert brengt
daarin geen verandering; is zelfs flauw. Ook
de taal die hij schrijft is wat belegen en zesti
gerjaren.
„We overleven met vuur en alcohol",.zo heet
het. Verder wordt alles wat je maar aan el
lende kunt bedenken op één hoop geveegd: in
cest, aids, junks, racisme, bodemvervuiling,
werkloosheid, alcoholisme, stadsvervuiling,
sexindustrie, etcetera. Een zekere Larrie
zwerft daarin rond. Met hem worden kleine
scènes gemaakt, die niet écht wat voorstellen.
„Het is niet te geloven," denkt Larrie hardop.
„De mensen smeken gewoon om een laars in
hun nek." Hij richt zich tot het vrouwtje: „Be
grijpt u iets van mensen, mevrouw?"... „Ach
kind, ik heb al lang opgegeven de mensen te
begrijpen. Dan word je gek. Ik heb veel meege
maakt in de oorlog en sindsdien schaam ik me
er vaak voor om mens te zijn. Ik schaam me te
genover de dieren en de planten, de onnozele
kinderen en de natuur dat ik een mens ben"...
„Maar hoe houdt u het dan uit?"... „Je moet
nooit vergeten dat er overal aardige mensen
zijn"... etc. Als je zin in prietpraat hebt!
Ook de transseksuele 'geestigheid', die
Plomp voorlas bij het ten doop houden van zijn
boek, getuigt van een gebrek aan échte humor
en een te hoog grijpen. En als hij - voor mijn
part terecht - kritiek heeft, dan wordt dat zeer
armoedig gebracht met figuren als 'juffrouw
pastoor' en zinnen als 'Het zou me niet verba
zen als de aids ook in een christelijk laborato
rium blijkt te zijn ontwikkeld'. Op deze manier
snijdt kritiek geen hout. De eventuele humor is
niet bijtend spits genoeg en de achterliggende
gedachten worden in vaagheid gehuld.
Het is heel goed denkbaar over Amsterdam
als samenleving vele geestige, kritische of iro
nische romans te schrijven. Het is een stad
waarin veel stof zit. Maar de manier waarop
Hans Plomp.
Hans Plomp er in dit boek mee omgaat is nogal
armetierig. Dat is jammer, want er staan (te
uitzonderlijk) stukken in het boek, waarvan je
denkt: op die manier had het iets kunnen wor
den. We denken dan bijvoorbeeld aan hoofd
stuk vier met een alleraardigst geschreven lui-
- foto els kirst
zengeschiedenis. Maar dan heeft het ook niets
meer te maken met Amsterdam!
Hans Plomp: 'Open inrichting - Nieuw Am
sterdams dodenboekje'. Uitg. In de Knip-
scheer, prijs 19.50
Het debuut van Hermine de
Graaf ('Een kaart, niet het ge
bied') werd al onmiddellijk be
kroond met de (tevens debute
rende) literaire Geertjan Lub-
berhuizenprijs. Die tien verha
len hebben nu hun 'vervolg'
gekregen in zeven nieuwe ver
halen. De titel (De Zeevlam)
verwijst naar opkomende mist
uit zee. Bij deze struggle for li-
fe-geschiedenissen speelt de
natuur een opvallende rol.
Mensen, die knokken om te
kunnen leven met zichzelf en
anderen staan min of meer
symbolisch temidden van het
tij der zee of bergen, die be
dwongen moeten worden. Al
die mensen leven in een soort
luchtledig, tastend naar onbe
reikbare verten. 'Waar is de
horizon?' zo luidt de titel van
het verhaal. En de omslagfoto
van de Bredase fotograaf Paul
den Hollander accentueert dit
gevoel nog eens.
Als in de vorig bundel ligt er
een accent bij het wezen
'vrouw'. Veelal vanuit het ge
zichtspunt van een vrouw en
typisch door een vrouw ge
schreven; in verschillende le
vensfases. Zowel op dit punt
als bij andere mogelijke aan
leidingen worden er verbaal
geen duidelijke stellingen be
trokken. Soms liet Hermine de
Graaf zich wel verleiden tot
het invoeren van prikkelend
discutabele uitspraken (b.v.
'Psychotherapie is het ge
meenste complot van deze
eeuw'), maar de kracht ligt
toch in het rechtstreeks aanra
ken van sferen, die mentalitei
ten, karakters en levensgevoe
lens duiden.
Niet verhelderend nieuw,
maar wel met duidelijke iden
tificatiemogelijkheden. Wat
erg gemakkelijk ligt dat bij
voorbeeld bij 'Wat een schitte
rende bruidsjapon', waarin de
draak wordt gestoken met de
trouwfabriek en de opgeklopte
rorpantiek. Moeilijker, maar
het spannendst, komt dat tot
uitdrukking in 'Waar is de ho
rizon?' Op een wankel (compo
sitorisch) evenwicht wordt
Getekent
jip verveelt zich.
Maar opeens weet hij wat.
Hij gaat naar Janneke.
Mctm, ik ga naar Janneke
Nee Dat kan niet.
Waarom niet
Janneke heeft hoge koorts.
Hoe hoog Zo hoog.
Ja, zo hoog.
Maar ik verveel me zo
Ga maar met beer spelen.
Maar beer ligt te slapen.
Ga kijken of Peter thuis is.
Peter is op vakantie.
Ik weet zelf al iets.
Wat da
Ik ga c7
Dat ise
De volg
Jip woi
Hoehoe.
Het is J
Ben je
Ja, ik b
Dat isf
Dan ha
En ze la
Hi-hi-
Marjolein I
snerpend het wankel eve
wicht van een huwelijk
teld; de ondergravende
menten en de labiele poginf
om de relatie te redden over
rug van kinderen heen.
gegeven adoptie-kinderen
de invloed van een moeder
het huwelijk van haar kini
ren worden in dit verhaal
der meer hard
seerd.
De relatie vader-docB
grootouders is ontroere
pijnlijk aan de orde in
telverhaal; eb en vloed in
leven rond het Marsdiep. 0
'Blijf je eten' komen
vrouwen aan bod, die in
zwart-wit tegenstelling tjl
karakteriseren. „Sinds
jaar ben ik afgestudeerd ii
Duitse taal en letterkunde
loop ik met potloden langs
deur. Mijn vrijheid is me»
waard en ik zal de laatste»
die zijn hand gaat ophol»
bij de sociale dienst. Dan
ik nog liever afhankelijk
middenstanders... Mijn vrij
din Elisabeth is anders
ik...".... Deze zegt: „Vergeel
kleine middenstand. Voor
gewone man is er toch
iets leuks in het leven. Vrej
Elisabeth moest bear
waarop ze haar zinnen 8j
had; zij was een roofdier dt
het eetbare dat haar
kruiste moest verslinden,
stukje luguber 'cabaret'
Vreten, knokken, afzw?
vernietigen.... alles om
kunnen overleven. De me»
de mens een wolf. Het vrou'
lijke driftkarakter tegen»1
de - soms wat lafhartig'
mannelijke rationa»
priemt uit deze verhalen
hoog. Moeizaam opgebold
bouwwerken van 'norma»
ven' blijken kaarten)#
zodat de mens naar zicw
wordt terugverwezen,
mensen kunnen zichzelf
ook op een of andere n®
tegenkomen in deze verha»
Hermine de Graaf: 'De
vlam'. Uitg. Meulenhoff'"
f 29.50
l|
IN JAPAN hebben ze dui
zend jaar eerder papier le
ren kennen dan wij in Euro
pa. Daardoor zijn ze papier
vaak voor heel andere din
gen gaan gebruiken dan wij.
Eeuwenlang maakten ze
hun ramen niet van glas,
maar van papier. Ze zaten
dus de hele dag naar een
soort schimmenspel te kij
ken. Ook paraplu's maakten
ze niet van stof maar van
geplooid papier en er was
zelfs een tijd waarin kleren
werden gemaakt van gewe
ven papier. Japanners zijn
ook specialisten geworden in
het papier vouwen: origami.
De meest ingewikkelde
bloemen en vogels vouwen
ze in elkaar van mooi ge
kleurd papier. Het echte ori-
gami-papier is aan één kant
gekleurd maar je kunt er
heel goed vouwblaadjes voor
gebruiken. Die zijn vierkant
en dat komt goed uit. Vol
gens de Japanse traditie
moeten origami-figuren van
een vierkant gemaakt wor
den.
In 'Speels Origami' vind je
ruim vijftig figuren die
IUKB/0PS7AA W/
ij
i
fWA 1
f KR&T-/E
1 ikiuée
1 NAM&J
i uit zu
V STTT.'l
v&nR
I fut- W",