Westerse economie als nieuwe koloniale macht Anton Constandse rebellerende Leven in bochten Hans Plomp en zijn miezerige Amsterdam BOEKEN ROALD DAHL, BOZE TOVENAAR VAN DE KINDERLITERATUUR Janneke Origami: papi< De verloofde van Li Ippie Happie in w\ ZATERDAG 18 JANUAR11986 'De meeste schrijvers zijn oude zeurpieten Door Polly Toynbee LONDEN Elke keer wanneer ik iemand ver tel dat ik Roald Dahl ga interviewen, zijn de reacties negatief. Dahl zou gemeen, arrogant, grof en nog veel meer fraais zijn, tenminste, dat heeft men via-via gehoord. Eigenlijk heeft niemand een goed woord voor hem over. Toch maakt deze beroemde schrijver van kinderboeken tijdens ons gesprek een charmante, geestige en beleefde indruk, zodat het vermoeden rijst dat hij iets van het gesplete karakter van een dokter Jekyll en mister Hyde in zich herbergt. Ik praat weliswaar met de ongevaarlijke Jekyll, maar heb toch het idee dat zijn alter ego Hyde nooit ver uit de buurt is. Misschien dat de aanwezige familie de Hyde in hem in bedwang houdt. Dochter Ophelia komt af en toe polshoogte nemen: „Hij zegt toch geen vreselijke dingen? Is hij weer zo extreem rechts bezig?" Op de bestsellerlijsten van kinderboeken kom je altijd een paar van zijn boeken tegen. Er is bijna geen kind te vinden dat niet een boek van hem gelezen heeft, of er uit voorgelezen is. Het zijn de kinderen zelf, die er voor zorgen dat Dahls faam ver spreid wordt: onderwijzers, ouders en bibliotheken hebben de neiging zijn werk met enigzins gefroste wenkbrauwen te bekij ken. De verhalen zijn 'niet netjes', 'ontdeugend', 'anti-volwasse nen', 'griezelig' en soms 'wreed'. Ze zijn echter ook orgineel, ver assend, grappig en vernuftig geschreven, vol woorden die kin deren leuk vinden. De natuurlijke behoeften van de mens zijn een geliefd thema: in een van zijn boeken is een heel hoofdstuk gewijd aan het winden laten. Operaties Roald Dahl (Raald Daahl, zegt zijn familie) is zeventig, maar maakt een jongere indruk, ondanks de duidelijke gebogen schouders en de zware operaties die hij vorig jaar heeft onder gaan. Hij schrijft zijn boeken in een wit schuurtje in de tuin. Van buiten ziet het er keurig uit, binnen is het een rotzooitje. De muren zien geel van de neergeslagen nicotine, het is koud en vochtig. Overal staan overjarige kacheltjes, die er niet erg be trouwbaar uitzien. Op het bureau liggen zijn oude heupge wrichten, herinneringen aan zijn heupoperaties. Het geheel zou het decor kunnen zijn voor een van zijn griezelige verhalen uit de tv-serie Tales of the Unexpected. Roald Dahl: „Het zou het beste zijn als kinderen zelf goed zouden kunnen schrijven". - fotoarchief de stem Veel van zijn werk is macaber en bizar. Hij is beroemd om de briljante, onverwachte draai die zijn verhalen op het einde vaak krijgen. De hoofdpersonen uit zijn verhalen voor volwassenen, waarin haat en begeerte een grote rol spelen, hebben vaak ge mene trekken en hoewel de verhalen boeiend en goed geschre ven zijn, laten ze toch een nare smaak achter, een gevoel dat de schrijver weinig goeds in het menselijke ras kan ontdekken. Misschien komt dat omdat Roald Dahl zelf in zijn leven de no dige ellende heeft meegemaakt. Een van zijn dochters stierf op zevenjarige leeftijd, zijn zoon liep als baby hersenletsel op en de vrouw waarmee hij dertig jaar getrouwd was, de actrice Patri cia Neal, kreeg een beroerte. Het heroïsche verhaal over hoe hij haar geholpen heeft terug te keren naar een normaal leven is al vaak verteld. Na al die voorbeeldige toewijding zijn ze nu echter gescheiden en is Dahl hertrouwd met een dertig jaar jongere vrouw. Hij concentreert zich tegenwoordig voornamelijk op het schrijven van kinderboeken. In deze verhalen beleven (jeugdige) helden, die tenminste nog eenvoudig, moedig en ongecompli ceerd zijn, absurde en fantastische avonturen. Roald Dahl maakt met zijn laconieke en enigzins levensmoede houding niet bepaald de indruk van een man die dol is op kinde ren. Het tegendeel is waar. „Ik ben dol op ze, bewonder ze", zegt hij nadrukkelijk. „De meeste ouwe kerels doen net alsof en de len snoepjes uit, om maar te zorgen dat ze weer weg gaan. Maar ik hou ze altijd even bij me. Ze zijn zo onschuldig." Onschuldig? „Ik bedoel op seksueel gebied", verklaart Dahl. „Voor jongelui en volwassenen is seks de voornaamste drijfveer. Het is bemoe digend menselijke wezens te ontmoeten, die niet hierdoor gedre ven worden." Ik sta op het punt te vragen waarom hij seksuali teit zo negatief interpreteert, maar een waarschuwende blik in zijn ogen suggereert dat Mister Hyde op de loer ligt. „Kinderen zijn harder, ruwer, nog maar voor de helft be schaafd", vervolgt Dahl. „Ze lachen om dingen waardoor wij in verlegenheid gebracht worden." Waardeloos Volgens hem ligt het geheim van een goed kinderboek in het feit dat zo'n boek ook voor volwassenen leesbaar is, zodat het goed voorgelezen kan worden. Hij kreunt-wanneer hij spreekt over het peil van de meeste kinderboeken. „In Groot-Brittannië worden veertigduizend boeken per jaar gedrukt. Duizenden daarvan zijn absoluut waardeloos, gewoon pulp, en worden nooit meer herdrukt." Hij wijst erop hoe weinig van die kinder boeken „in" blijven en hoe weinig boeken het van de televisie winnen. Toch gelooft hij dat er op dit moment meer schrijvers en vooral schrijfsters van goede en blijvende kinderboeken zijn dan ooit tevoren. Ze krijgen echter echter opvallend weinig waardering voor hun werk, omdat schrijvers van kinderlitera tuur meestal buiten beschouwing gelaten worden wanneer er gesproken wordt over de beste schrijvers van dit moment. Wat Dahl zelf betreft: zijn werk wordt in Groot-Brittannië zelfs nooit gerecenseerd. „Ik weet niet waarom", zegt hij schouderophalend. Het kan hem niets schelen, maar zijn uitgever wel. „Misschien heeft ja loezie er iets mee te maken. Zelfs wanneer er eens een pagina aan kinderboeken gewijd wordt, dan nog sta ik er niet bij. Ter wijl ik toch bestsellers schrijf. Ze zeggen: ach, hij doet 't toch goed, hij heeft onze recensie niet nodig." Volgens hem zijn er maar zo weinig goede kinderboeken, o dat schrijven voor de jeugd moeilijker is dan schrijven voor vijl wassenen. „De meeste schrijvers zijn oude zeurpieten, die-P gauw opgezwollen taal gebruiken en de meningen van volwjJ senen verkondigen. Het beste zou zijn wanneer de kinderen#! goed konden schrijven, maar dat kunnen ze niet. Dat moet t! volwassene doen, die als een kind kan denken en nog een stuk! van hun kinderlijke persoonlijkheid heeft. Zo iemand als ik.tjl grappige oude knar." Hoe verklaart Dahl het succes van „slechte" kinderboek^ zoals de serie van Enid Blyton? „Ik weet het niet. Ze moet er iets ingelegd hebben dat zichtbaar is voor kinderogen. Ik heb haar een keertje ontmoetjl een gruwelijk hotel in Dorset. Ze had het brein van een kir! Vreselijk met bridgen." Hij haalt herinneringen op aan zijn schooltijd. Het hoofd vul zijn school, Fisher, werd later aartsbisschop van Canterbunl „Toen ik Fisher de koninging (Elizabeth) zag kronen, herinntr! ik me dat dit de man was die de jongens zo hard sloeg dat J bloed tevoorschijn kwam. Het heeft mijn geloof in God vernijf tigd." Zijn laatste boek, De Heksen, is net uitgebracht in GrotJ Brittannië. Het heeft hem de woede van een aantal feministe! op de hals gehaald, die zeggen dat hij met zijn nieuwste t vrouwen belachelijk probeert maken. Met een sardonisch glimlach op het gelaat schuift hij deze suggestie met een hand] gebaar terzijde. Zeker is dat elk boek de indruk maakt weer harder te zijnd het vorige, daarmee appelerend aan de hardheid en wildheid dJ Roald Dahl in kinderen observeert. Veel ouders en onderwijze! bekijken zijn werk met gemengde gevoelens, vinden het wrat en ondermijnende lectuur. 'De Heksen' is het vrolijke en gewaagde verhaal van eenaaj tal op het eerste gezicht doodgewone vrouwen met een dooi,-, wone baan (het zou de buurvrouw of de juf kunnen zijn), c zich ontpoppen als angstaanjagende, blauw-spugende heksa „Een heks is altijd een vrouw. Ik wil niets slechts zeggen v» vrouwen - de meeste zijn bijzonder aardig. Maar het blijfta feit dat alle heksen vrouwen zijn" - eèn paar zinnen die de tos van het verhaal aangeven. Er is echter één positieve regel die Dahl altijd gehoorzaam! het verhaal moet goed aflopen. „Stel je eens voor, een verdrot ken Winnie de Poeh aan het einde van het verhaal, dat is toe echt onmogelijk?" Door Anton Theunissen 'DE BRON waaruit ik ge dronken heb' bevat 15 auto biografische stukken van Anton Constandse, gedeelte lijk nieuw, gedeeltelijk be staande die hij bijwerkte en aanpaste. Bij zijn dood vorig jaar was er zoveel materiaal klaar voor publicatie dat het uitgeverij Meulenhoff ver antwoord leek, het werk in zijn geest af te werken. „Op bepaalde punten zijn mijn denkbeelden onjuist gebleken, op kritieke ogen blikken heb ik sommige concepties drastisch her zien", schrijft hij in het in leidende 'Iedereen veandert'. De Spaanse Burgeroorlog betekende een keerpunt. Hij moest zijn staatloze anar chistische idealen opgeven. De dood van zijn moeder grijpt hem bijzonder aan: „Men moet niemand zijn dood misgunnen. De natuur heeft die in haar wijsheid ingesteld, zonder dit einde zou het besntaan een doel loze leegte zijn". Hij keert in de geest terug naar de Scheveningse ge vangenis waar hij in 1927 zat terwijl in Amerika de zaak van Sacco en Vanzetti zich afspeelde, naar het gijze laarskamp Sint-Michiels gestel, naar Buchenwald. Op het eind concludeert hij ge laten, dat 'we ons bevinden in een barbaarse wereld. Het is niet de dood, maar het is het leven dat ons beangstigt. De oorlog, de foltering, de wreedheid, het pijnlijke en martelende sterven. Mis schien zou niemand dit alles kunnen verdragen als hij het in volle omvang kon of durfde overzien. Misschien zou niemand met de naakte waarheid kunnen leven, de sluier van de illusie redt ons. Soms is de wereld heerlijk om te zien, soms ook ver schrikkelijk om te beleven. En als de dood ons iets kan leren, dan is het dat het le ven te kort is om het in leed, ellende en wreedheid te ver spelen". In het boekje (132 pagi- Anton Constandse. - foto archief de stem na's) treffen we Constandse op zijn best: De permanent rebellerende intellectueel met uitdagende, zinnige en diepe gedachten. Soms op standig, vaak eigenzinnig analyserend en afkerig van lippendienst en welke dienstbaarheid dan ook, ge niet de lezer van de (door gaans) sombere profetieën, want ook al voorspelt Con standse het einde van de burgerlijke beschaving, hij meent ook, dat deze 'godver geten' wereld hoe dan ook zal blijven bestaan. 'De bron waaruit ik gedron ken heb', door Anton Con standse. Uitg. Meulenhoff, prijs: 24,50. Door Henk Egbers DE KENIAAN Meja Mwangi (67) is radio- en tv- technicus. Hij heeft zes ro mans op zijn naam staan. 'Going down Riverroad', dat in een Nederlandse verta ling verscheen, stamt uit 1976. Zoals gebruikelijk in de Afrikaanse Bibliotheek heeft redacteur Jan Kees van de Werk er een goed in formatieve inleiding bijge schreven. Kenia dat in 1963 onafhankelijk werd is nog niet aan een echte onafhan kelijkheid toegekomen. Dat land staat daarin niet alleen, want de voorbeelden van neo-kolonialisme zijn talrijk: psychologisch en vooral economisch blijken die koloniale gebieden af hankelijk te blijven van hun 'moederland'. Ook in deze roman is het de westerse economie die het leven in deze voormalige kolonie be hoorlijk blijft bepalen. Voor de literatuur had dat ook zijn gevolgen. Er is daarin op de eerste plaats sprake van een postkoloniale te leurstelling (de vrijheid bracht niet wat ze scheen te beloven). Daarna verschoof het accent naar de proble matiek van de stadscultuur (als westers produkt), die het platteland leeg zuigt. De eigen cultuur als bouwsteen voor een nieuwe identiteit speelt nog geen rol. De stedelijke realiteit, de as- faltjungle, ondergraaft die veeleer. De Afrikaan hangt in het luchtledige; hij is noch Afrikaan noch Europe aan. De zogeheten eigen cul tuur is hoogstens folklore in dienst van een (toeristische) economie volgens westers stramien. Daarom is er ook geen sprake van een natio nale Keniaanse literatuur. Zolang er geen multiraciale huwelijken ontstaan blijft het westen dominant bepa lend, zo luidt één van de conclusies. Volksroman Binnen dit klimaat speelt het verhaal van dit boek. Een soort volksroman met de daarbij behorende over vloedigheid (326 pagina's). Mwangi heeft op de eerste plaats voor zijn eigen men sen geschreven, opdat ze gaan beseffen dat ze leven op het asfalt van een wes terse cultuur. De hoofdper soon functioneert in een bouwvakkerswereldje, be trokken bij de bouw van een zeer groot hotel; bolwerk van westerse economie en niet geënt op de Keniaanse authenticiteit. Maar ar moede is ook niet alles. De desbetreffende bouw vakker krijgt een goede vrouw (met kind) in huis. Maar Wini - zo heet ze - be vrijd uit de prostitutie, wordt hem door een witte Europeaan weer afgepikt. Op zijn werk is de onder linge concurrentie - vaak gebaseerd op rassentegen stellingen - letterlijk moor dend. Wat over blijft zijn enkel de dromen rond rijk dom en mooie vrouwen. 'Honger en auto's zijn er de voornaamste vijanden van de gewone man. Bacteriën kunnen Afrikanen niet do den'... Pils, drugs en verdo ving zijn het alternatief. Schelden op vrouwen als 'domme varkens' en op die 'blanke rotschoften' houdt hen schijnbaar op de been. Kortom een mannenwe- reldje temidden van de so ciale ellende, die nog geen 100 jaar geleden ook in Ne derland bestond. Ook in deze Keniaanse geschiedenis speelt het zeer prille begin van een arbeidersbeweging een rol. River Road Nairobi is een menselijk document; geen grootse roman. Het boek is wat langdradig huilerig en vervalt in herhalingen. Maar het heeft tegelijk alles van een sociale roman, met de functie van stukken als 'Op hoop van zegen' of 'De twee wezen' binnen onze sa menleving indertijd. Op die manier maakt het boek dui delijk voelbaar hoe de Afri kaanse samenleving de wes terse economie als het paard van Troje heeft binnenge haald of beter heeft binnen gelaten. Meja Mwangi: 'River Road Nairobi'. Uitg. In de Knip- scheer, prijs 24,50. Hermine de Graaf. - FOTO ARCHIEF DES' Door Henk Egbers 'DE VROUWEN vormen de ritme-sectie van een orkest, nuti en ondersteunend maar nooit mooi of ontroerend zoals de 1 blazers en de strijkers dat kunnen zijn'... Je zou dit een typerei citaat uit de nieuwe verhalenbundel van Hermine de Cr» kunnen noemen. Een wat underdog-achtige toon als hel» vrouwen gaat. Toch is deze bundel niet te typeren met citale Haar verhalen hebben een eigen karakteristieke sfeer en taliteit. Door Henk Egbers HANS Plomp heeft als auteur naam gekregen in de roemruchte eind-zestiger begin-zeventi- ger jaren. Rex Dildo heet. In 1968 verscheen zijn eerste roman (De ondertrouw). Grote be kendheid kreeg hij in 1970 met het Amster dams Dodenboekje, waarin hij de zestiger ja ren van levenslustig Mokum weergaf. Nu heeft hij dit nieuw Amsterdams dodenboekje geschreven onder de kop 'Open inrichting'. Een karakteristiek van de hoofdstad anno 1985, ge zien door de ogen van Hans Plomp. De flap zegt dat sommigen Amsterdam het Sodom van het Westen noemen en anderen het als het magisch centrum van onze tijd bestem pelen. De auteur ziet de stad - gezien de titel - als een soort gekkenhuis. In de zestiger jaren was Amsterdam ook een vrolijk gekkenhuis met zijn provo's etc., maar de inrichting die Plomp nu beschrijft is nogal mistroostig. On getwijfeld kun je het aspect van de zogeheten zelfkant als thema nemen, maar een beetje reactionair is zijn manier van benaderen wel. De humor die hij daarbij hanteert brengt daarin geen verandering; is zelfs flauw. Ook de taal die hij schrijft is wat belegen en zesti gerjaren. „We overleven met vuur en alcohol",.zo heet het. Verder wordt alles wat je maar aan el lende kunt bedenken op één hoop geveegd: in cest, aids, junks, racisme, bodemvervuiling, werkloosheid, alcoholisme, stadsvervuiling, sexindustrie, etcetera. Een zekere Larrie zwerft daarin rond. Met hem worden kleine scènes gemaakt, die niet écht wat voorstellen. „Het is niet te geloven," denkt Larrie hardop. „De mensen smeken gewoon om een laars in hun nek." Hij richt zich tot het vrouwtje: „Be grijpt u iets van mensen, mevrouw?"... „Ach kind, ik heb al lang opgegeven de mensen te begrijpen. Dan word je gek. Ik heb veel meege maakt in de oorlog en sindsdien schaam ik me er vaak voor om mens te zijn. Ik schaam me te genover de dieren en de planten, de onnozele kinderen en de natuur dat ik een mens ben"... „Maar hoe houdt u het dan uit?"... „Je moet nooit vergeten dat er overal aardige mensen zijn"... etc. Als je zin in prietpraat hebt! Ook de transseksuele 'geestigheid', die Plomp voorlas bij het ten doop houden van zijn boek, getuigt van een gebrek aan échte humor en een te hoog grijpen. En als hij - voor mijn part terecht - kritiek heeft, dan wordt dat zeer armoedig gebracht met figuren als 'juffrouw pastoor' en zinnen als 'Het zou me niet verba zen als de aids ook in een christelijk laborato rium blijkt te zijn ontwikkeld'. Op deze manier snijdt kritiek geen hout. De eventuele humor is niet bijtend spits genoeg en de achterliggende gedachten worden in vaagheid gehuld. Het is heel goed denkbaar over Amsterdam als samenleving vele geestige, kritische of iro nische romans te schrijven. Het is een stad waarin veel stof zit. Maar de manier waarop Hans Plomp. Hans Plomp er in dit boek mee omgaat is nogal armetierig. Dat is jammer, want er staan (te uitzonderlijk) stukken in het boek, waarvan je denkt: op die manier had het iets kunnen wor den. We denken dan bijvoorbeeld aan hoofd stuk vier met een alleraardigst geschreven lui- - foto els kirst zengeschiedenis. Maar dan heeft het ook niets meer te maken met Amsterdam! Hans Plomp: 'Open inrichting - Nieuw Am sterdams dodenboekje'. Uitg. In de Knip- scheer, prijs 19.50 Het debuut van Hermine de Graaf ('Een kaart, niet het ge bied') werd al onmiddellijk be kroond met de (tevens debute rende) literaire Geertjan Lub- berhuizenprijs. Die tien verha len hebben nu hun 'vervolg' gekregen in zeven nieuwe ver halen. De titel (De Zeevlam) verwijst naar opkomende mist uit zee. Bij deze struggle for li- fe-geschiedenissen speelt de natuur een opvallende rol. Mensen, die knokken om te kunnen leven met zichzelf en anderen staan min of meer symbolisch temidden van het tij der zee of bergen, die be dwongen moeten worden. Al die mensen leven in een soort luchtledig, tastend naar onbe reikbare verten. 'Waar is de horizon?' zo luidt de titel van het verhaal. En de omslagfoto van de Bredase fotograaf Paul den Hollander accentueert dit gevoel nog eens. Als in de vorig bundel ligt er een accent bij het wezen 'vrouw'. Veelal vanuit het ge zichtspunt van een vrouw en typisch door een vrouw ge schreven; in verschillende le vensfases. Zowel op dit punt als bij andere mogelijke aan leidingen worden er verbaal geen duidelijke stellingen be trokken. Soms liet Hermine de Graaf zich wel verleiden tot het invoeren van prikkelend discutabele uitspraken (b.v. 'Psychotherapie is het ge meenste complot van deze eeuw'), maar de kracht ligt toch in het rechtstreeks aanra ken van sferen, die mentalitei ten, karakters en levensgevoe lens duiden. Niet verhelderend nieuw, maar wel met duidelijke iden tificatiemogelijkheden. Wat erg gemakkelijk ligt dat bij voorbeeld bij 'Wat een schitte rende bruidsjapon', waarin de draak wordt gestoken met de trouwfabriek en de opgeklopte rorpantiek. Moeilijker, maar het spannendst, komt dat tot uitdrukking in 'Waar is de ho rizon?' Op een wankel (compo sitorisch) evenwicht wordt Getekent jip verveelt zich. Maar opeens weet hij wat. Hij gaat naar Janneke. Mctm, ik ga naar Janneke Nee Dat kan niet. Waarom niet Janneke heeft hoge koorts. Hoe hoog Zo hoog. Ja, zo hoog. Maar ik verveel me zo Ga maar met beer spelen. Maar beer ligt te slapen. Ga kijken of Peter thuis is. Peter is op vakantie. Ik weet zelf al iets. Wat da Ik ga c7 Dat ise De volg Jip woi Hoehoe. Het is J Ben je Ja, ik b Dat isf Dan ha En ze la Hi-hi- Marjolein I snerpend het wankel eve wicht van een huwelijk teld; de ondergravende menten en de labiele poginf om de relatie te redden over rug van kinderen heen. gegeven adoptie-kinderen de invloed van een moeder het huwelijk van haar kini ren worden in dit verhaal der meer hard seerd. De relatie vader-docB grootouders is ontroere pijnlijk aan de orde in telverhaal; eb en vloed in leven rond het Marsdiep. 0 'Blijf je eten' komen vrouwen aan bod, die in zwart-wit tegenstelling tjl karakteriseren. „Sinds jaar ben ik afgestudeerd ii Duitse taal en letterkunde loop ik met potloden langs deur. Mijn vrijheid is me» waard en ik zal de laatste» die zijn hand gaat ophol» bij de sociale dienst. Dan ik nog liever afhankelijk middenstanders... Mijn vrij din Elisabeth is anders ik...".... Deze zegt: „Vergeel kleine middenstand. Voor gewone man is er toch iets leuks in het leven. Vrej Elisabeth moest bear waarop ze haar zinnen 8j had; zij was een roofdier dt het eetbare dat haar kruiste moest verslinden, stukje luguber 'cabaret' Vreten, knokken, afzw? vernietigen.... alles om kunnen overleven. De me» de mens een wolf. Het vrou' lijke driftkarakter tegen»1 de - soms wat lafhartig' mannelijke rationa» priemt uit deze verhalen hoog. Moeizaam opgebold bouwwerken van 'norma» ven' blijken kaarten)# zodat de mens naar zicw wordt terugverwezen, mensen kunnen zichzelf ook op een of andere n® tegenkomen in deze verha» Hermine de Graaf: 'De vlam'. Uitg. Meulenhoff'" f 29.50 l| IN JAPAN hebben ze dui zend jaar eerder papier le ren kennen dan wij in Euro pa. Daardoor zijn ze papier vaak voor heel andere din gen gaan gebruiken dan wij. Eeuwenlang maakten ze hun ramen niet van glas, maar van papier. Ze zaten dus de hele dag naar een soort schimmenspel te kij ken. Ook paraplu's maakten ze niet van stof maar van geplooid papier en er was zelfs een tijd waarin kleren werden gemaakt van gewe ven papier. Japanners zijn ook specialisten geworden in het papier vouwen: origami. De meest ingewikkelde bloemen en vogels vouwen ze in elkaar van mooi ge kleurd papier. Het echte ori- gami-papier is aan één kant gekleurd maar je kunt er heel goed vouwblaadjes voor gebruiken. Die zijn vierkant en dat komt goed uit. Vol gens de Japanse traditie moeten origami-figuren van een vierkant gemaakt wor den. In 'Speels Origami' vind je ruim vijftig figuren die IUKB/0PS7AA W/ ij i fWA 1 f KR&T-/E 1 ikiuée 1 NAM&J i uit zu V STTT.'l v&nR I fut- W",

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 30