weekend
D
De twee van Breda en de
wraak der rechtvaardigen
'incarnatie
ZATERDAG 18 JANUAR11986
W3
Fischer
Aus der Fünten
Ongelukkig
Onmenselijk
Barmhartigheid
Ontsnapping
Wraak
Tegenstanders
Voorstanders
Definitief
AT een mooi ge
loof is dat, reïn
carnatie. De he-
zo wordt ons gezegd, is
anente gelukzaligheid; de
de volmaakte afgrijselijk-
het vagevuur een schroei,
s. Maar bij reïncarnatie is
oodgaan een pauze tussen
s in. Er is altijd weer een
Er is geen einde. Iemand
cht in reïncarnatie gelooft,
ustig sterven. De AVRO
en weekje geleden een lang
ramma zien waarin vier
ralische vrouwen, onder
ose, te verstaan gaven dat
erder in de geschiedenis
en geleefd. In Sydney ont-
e Cynthia Henderson dat
tweehonderd jaar geleden
Emilie de Cheauville in
mandie had gewoond nabij
r. Zij woonde daar des-
niet ver van de beroemde
t Saint-Michel met haar
Jean-Pierre Saint-Clair op
chateau, waarvan ze de ruï-
terugvond. Zij herkende de
ken waar ze sedert de 18e
niet meer geweest was.
o kwam Helen Pickering
hter dat zij in het begin van
vorige eeuw als dokter Ja-
Burns gezag en aanzien
genoten in Blairgowrie, een
atsje in het zuidoosten van
otland. Zij was toen een hij
zijn vader, een zure baas die
en maar kon lachen in de
eg, heette Archibald. De Ar-
bald in haar naam James
hibald Burns stond haar
t aan. Dr. Burns hield van
ferme slok brandewijn. In
erdeen, waar Helen als Ja-
s Burns medicijnen had ge
deerd wist ze de plek van
inmiddels afgebroken zee-
nshuis te vinden en kon ze
geven hoe het interieur van
■t Marshall College of medi-
e er destijds uitgezien heeft.
Jenny Green was uit Ame-
a naar Australië geëmigreerd
was tijdens de tweede we-
„doorlog opgegroeid in een
>ods gezin, dat werd uitge-
loord. Zij heette Dorothea
lalmann. Zij vertelde onder
pnose met hevige emotie hoe
na haar dood, haar vader
d teruggevonden in de he
el. En tenslotte was daar
wen McDonald, die 200 jaar
leden als Rose Duncan in So-
erset in Engeland had ge-
oond. Zij noemde plaatsna-
en die alleen op antieke kaar
konden worden terugge-
bnden en ze had in Sydnev
n tekening gemaakt van de
rillige inscripties op een vloer
gel, die vele generaties lang
nder een dikke laag mest en
uil in een tot kippenhok ver-
allen woninkje had geleden.
wen scoorde daarmee zeer
oog, alsook door het gebruik
an het merkwaardige Engelse
oordje 'tallet', dat in geen en-
el modern naslagwerk te vin-
len is en dat zo'n twee eeuwen
;eleden in Somerset werd ge-
tanteerd voor vliering.
Ik ken zelf ook enkele men
en die met grote stelligheid be
weren dat zij eerder hebben ge
leefd. Een vriendin die al enige
tijd met haar gezondheid suk
kelt, is er middels een alterna
tieve heelmeesteres achter ge-
tornen dat zij nu de naweeën
ondergaat van marteling®
door de Inquisitie in Spanje,
waarvan zij in een vroeger be-
taan het slachtoffer werd. I»
Engeland onderhield ik bijna
'nnige betrekkingen met de
tlairvoyante Kim Tracy, die he
dochter is geweest van een pl>a'
rao; vervolgens in Frankrijk op
de brandstapel heeft gestaan en
die nu nog een onzichtbaar
vriendje heeft, dat wel eens
aanschoof als we zaten te eten-
Ze kreeg het dan koud en z£
heeft zitten huilen van het la
chen toen ik het fantoom ver
joeg met de niet zeer nette op
merking „piss off'. Kim hieln
toen op met huiveren.
Mijn favoriete reïncarnatie-
verhaal betreft Archie, geestes
kind van de Amerikaanse
schrijver Don Marquis. Archie
is een dichter, die na zijn over
lijden op aarde is teruggekeerd
als kakkerlak en die heeft leren
typen. Vanaf de wagen van een
ouderwetse schrijfmachine
duikt hij naar de toetsen. on1
- niet zelden ten koste vaC
zware hoofdpijnen- commen
taar te kunnen geven op het le
ven in het algemeen en het ge
drag van de lichtzinnige ka
Mehitabel, eveneens reïncaf'
nant. Helaas weten we nooit ze
ker wie wat is geworden in
reïncarnatiecyclus. We kunne'
nooit zeggen: „Dat kle"1
blonde meisje aan de overkan
dat is opa." Jammer.
EZE week is het 35 jaar
eje(Jen dat de doodstraf van Franz
Fischer en Ferdinand aus der
pünten werd omgezet in
levenslange gevangenisstraf.
Hoewel in de jaren 1969-1972
regelmatig discussies losbrandden
0ver de vraag of het langer
oevangenhouden van de twee
oorlogsmisdadigers gewenst was,
verkeren Franz Fischer en
ferdinand aus der Fünten nog
steeds in de Bredase gevangenis De
goschpoort, beter bekend als De
Koepel. Een beschouwing over
veertig jaar gevangenisstraf en de
onoverbrugbaarheid van de
meningen van slachtoffers en
rechtsgeleerden, de
onverenigbaarheid van emotie en
abstractie.
Door Willem Reijn
DE STANDPUNTEN liggen al de
cennia muurvast. Vele juristen vin
den dat de Twee van Breda moeten
worden vrijgelaten, slachtoffers van
het nazi-regime vinden van niet.
Een compromis tussen deze twee
standpunten bestaat uit de aard der
zaak niet.
Door de confrontatie tussen de toen
malige minister van justitie mr. A. van
Agt en de slachtoffers, gesteund door een
meerderheid in de Tweede Kamer, in
1972, is de mogelijkheid van vrijlating
uitgesloten. Van Agt stak indertijd zijn
nek ver uit, maar dat mocht niet baten.
De gedachte dat het probleem zich maar
langs natuurlijke weg moet oplossen, kan
echter ook weinig bevredigend worden
genoemd. Want ondertussen is Neder
land het enige land ter wereld dat nog
oorlogsmisdadigers vasthoudt. Twee
oude mannen, Aus der Fünten is 84 en
Fischer 76, zitten al veertig jaar in de ge
vangenis, terwijl hun bazen al lang gele
den op vrije voeten zijn gesteld.
(Zoals bekend is de positie van Rudolf
Hess een uitzonderlijke omdat in zijn ge
val met de scheiding der geesten tussen
de Sovjet-Unie enerzijds en de geallieer
den anderzijds niet tot een oplossing kan
worden gekomen.)
Het mag misschien overbodig lijken,
maar het is toch goed nog eens vast te
stellen waarom Fischer en Aus der Fün
ten in 1949 tot de dood zijn veroordeeld.
Enerzijds omdat het woord 'oorlogsmis
dadigers' zo algemeen is en vele niet-
slachtoffers en jongeren niet (meer) we
ten wat het tweetal op het geweten heeft,
anderzijds om nog eens duidelijk te ma
ken waarom de slachtoffers zoveel
moeite hebben met het vrijlaten van het
Duitse duo.
Franz Fischer werd op 10 december
1901 in het Duitse Bigge geboren. Tij
dens de oorlog was hij van 1942 tot zijn
gevangenneming op 15 mei 1945 in Ne
derland gedetacheerd. Hij werkte voor de
Sicherheitspolizei, eerst als Kriminal-
Oberassistent en na een bevordering als
Knminal-Sekret"ar-Sturmscharfuhrer in
Den Haag. Daarbij werkte hij mee aan
de deportatie van 13.000 Joden uit de re
sidentie, van wie er 12.000 nooit meer
zijn teruggekomen. Onder de slachtoffers
bevonden zich zieken, bejaarden, gees
teszieken en krankzinnigen.
Fischer was daarbij niet slechts een
'administratieve kracht'. Hij heeft daar
bij systematisch talrijke Joden mishan
deld door hen onder meer te slaan, te
schoppen en anderen opdracht te geven
dat te doen. Wanneer er bij razzia's twij
fel bestond over de vraag of een zieke wel
gearresteerd zou moeten worden, ant
woordde Fischer: „Bei mir gibt es nur
gesund oder tot". Fischer minachtte het
Joodse ras. Toen een leraar wilde pleiten
voor een meisje van zijn school zei Fi
scher: „Die Juden sind eine untermen-
schische Rasse, die vertilgt werden
muss".
Hoewel Fischer tijdens zijn processen
aanvoerde niet geweten te hebben wat er
na de deportatie met de Joden zou ge
beuren, meende het Hof 'dat vaststaat
dat verdachte het uiteindelijke lot der Jo
den kende en met dat lot instemde'. Een
andere verdediging van Fischer, 'Befehl
ist Befehl', mocht ook niet baten, al was
het alleen maar omdat zelfs volgens de
officiële Duitse wetgeving van die tijd
misdaden tegen de mensheid verboden
waren.
Toch achtte het Hof een doodstraf niet
op zijn plaats. Fischer werd in een psy
chiatrisch rapport omschreven als een
man met 'een zucht naar macht, een
sterke geldingsdrang en een algemeen ge
mis aan schuldbesef. Zijn houding ge
tuigde van een 'uitgesproken anti-semi-
tisme'. Het Hof vond het niet vreemd dat
'verdachte volkomen vergiftigd is door
de omgeving waarin hij heeft verkeerd.
Zijn psychologische gesteldheid is een
gunstige ontwikkelingsbodem geweest
voor het zaad van het anti-semitisme,
terwijl verdachte niet die geestelijke ont
wikkeling heeft bereikt dat hij zich aan
deze verderfelijke invloed heeft kunnen
onttrekken'. Daarom kreeg Fischer le
venslang en geen doodstraf.
In cassatie oordeelde de bijzondere
raad voor cassatie echter: „Dat ook een
sterke geldingsdrang en een volslagen ge
mis aan schuldbesef bij Duitse oorlogs
misdadigers zo gewone verschijnselen
rijn dat de Raad daaraan evenmin een
persoonlijke ontlastende werking kan
toekennen". Fischer werd daarom alsnog
ter dood veroordeeld.
Ferdinand Aus der Fünten werd gebo-
fen op 17 december 1909. Hij was van
september 1941 tot mei 1944 verbonden
aan de 'Zentralstelle fur Judische Aus-
wanderung' en was belast met de voorbe
reiding en organisatie van razzia's in
Amsterdam. Daarbij werden gestichten
ontruimd waarin geestelijk gestoorde
kinderen, bejaarden en andere zwakke
mensen zaten. In kampen stelde Aus der
Fünten Joden uit gemengde huwelijken
voor de keus tussen deportatie en sterili
satie, wat bij de slachtoffers levenslange
verminking betekende.
Zoals het Hof het heeft omschreven:
„Aus der Fünten heeft een groot prac-
tisch aandeel genomen in de tenuitvoer
legging van de onmenselijke maatregelen
tot vervolging en deportatie der Joden in
Nederland, speciaal in Amsterdam". En:
„De ontruimingen van gestichten beho
ren tot de vreselijkste schanddaden van
Duitse zijde". Toch vond ook hier het
Hof dat levenslange gevangenisstraf
meer op zijn plaats was dan de dood
straf. Aus der Fünten was, zo meende het
Hof, 'een te dienstijverig en meedogen
loos instrument'.
Ook Aus der Fünten werd in hoger be
roep ter dood veroordeeld. De Bijzonder
Raad voor Cassatie oordeelde dat de
doodstraf: „Niet te zwaar is voor een
man die bij de duivelse vervolging van
Joodse Nederlanders, onder wie ouden
van dagen, kinderen, zieken en krankzin
nigen op zo stuitende wijze een rol heeft
gespeeld dat gerequireerde blijkens zijn
daden en blijkens zijn vele uitlatingen
een ontstellende onbarmhartigheid en
gevoelloosheid jegens zijn slachtoffers
heeft betoond".
Voor beiden gold en geldt dat 'levens
lang' op grond van de Bijzondere Wetten
inderdaad ook levenslang diende te zijn.
Normaal betekent levenslang in ons
strafrecht twintig jaar cel met bij goed
gedrag een voorwaardelijke invrijheids
telling als tweederde van de straf is uitge
zeten. Per saldo levert dat een dertien
jaar op.
De bijzondere rechtspleging, erop ge
richt snel oorlogsmisdadigers te straffen,
is weinig gelukkig geweest, zo wordt ach
teraf door iedereen erkend. Meteen na de
bevrijding werden, soms puur willekeu
rig, 120- tot 150 duizend Nederlanders
opgepakt. Een dergelijk groot aantal ge
vangenen maakte het organisatorisch on
mogelijk een degelijk strafbeleid op te
bouwen. Er werden tenslotte 15.525 von
nissen uitgesproken. Daarbij kwam het
283 keer tot een doodvonnis, waarvan er
37 werden voltrokken en 160 keer werd
levenslang uitgesproken. Totaal gaat het
om 445 mensen die voor het leven uit
deze maatschappij zouden moeten zijn
verbannen. Uiteindelijk zijn van hen 405
mensen vrijgelaten.
In 1972 keek mr. J. Zaaijer, na de oor
log procureur-fiscaal bij het Bijzonder
Gerechtshof in Den Haag, terug op die
periode. Hij zei toen al: „De onverkwik
kelijke kwestie rond de drie van Breda is
onlosmakelijk verbonden met het falende
berechtingsbeleid van vroegere Neder
landse regeringen. Kort na de capitulatie
van Duitsland had ons volk al min of
meer de zekerheid dat doodvonnissen
om redenen van misplaatste medemense
lijkheid praktisch niet meer ten uitvoer
zouden worden gelegd. Nederland bleef
zitten met honderden levenslang of zeer
lang gestraften".
„Ook 'levenslang' bleek na enige jaren
voor de regering 'onmenselijk'. Op grote
schaal werden Duitsers en foute Neder
landers vrijgelaten. De berechting van
oorlogsmisdadigers in ons land is in te
genstelling tot andere landen een farce
geweest. De regering in Londen had 'snel
en streng recht' beloofd. Deze belofte
werd door barmhartigheidsleuzen van
opeenvolgende katholieke ministers van
justitie gedwarsboomd. Een verraad aan
het Nederlandse volk. De drie van Breda
zijn per ongeluk blijven zitten", aldus
Zaaijer.
Het uitgangspunt van de justitiële
autoriteiten wordt door Zaaijer als volgt
verwoord: „Het minste wat de bevolking
verwachtte was dat langs legale weg een
behoorlijk strafgericht zou worden ge
houden, dat gepaard ging met veel exe
cuties. Kort na de bevrijding heb ik voor
gesteld vijfduizend doodvonnissen te la
ten voltrekken. Het zijn er maar 39 ge
worden". (Over het aantal doodvonnis
sen zijn in de archieven verschillende cij
fers te vinden: 37, 39 en 40. WR)
Het grote aantal gevangenen was daar
de oorzaak van. De regering wilde dat
eerst de lichte gevallen zouden worden
vrijgelaten. Omdat er geen enkele dos
siervorming bestond, er nog geen juris
prudentie was gevormd en de juridische
regels omslachtig waren, kon geen tempo
worden gemaakt. Frustrerend voor de
plannen van Zaaijer dus: „Ik heb niet al
die oorlogsjaren zitten wachten om eerst
uitvoerig al die 'minder-lichte' gevallen
te behandelen maar om snel en streng de
zware gevalklen te berechten. Ik heb te
gen Mussert en Blokzijl snel de doodstraf
kunnen vorderen".
Andere zware gevallen bleven gewoon
zitten wachten, omdat telkens weer een
bepaalde groep moest worden vrijgelaten
en dus gescreend. Dan weer vrouwen,
dan weer jongeren, en steeds in duizend
tallen.
Ondertussen kwam er een golf van
barmhartigheid op, vooral in katholieke
kring. De bisschoppen drongen al in '45
aan op een beleid gestoeld op 'gevoelens
van liefde en gerechtigheid'.
„Met de komst van minister Van
Maarseveen werd de barmhartigheid ge
ïnstitutionaliseerd. Deze minister begon
stelselmatig de beloofde 'snelle en stren
ge' berechting tegen te werken. Van
Maarseveen introduceerde een soort al
gemene slapheid". Maar ook de secreta
ris-generaal van het departement van
justitie, prof. mr. Hooijkaas behoorde tot
de duiven. Hij was een uitgesproken te
genstander van de doodstraf. In een ge
heime notitie schreef hij voor dat er maar
heel weinig geëxecuteerd zou mogen
worden. Hij zou zelfs hebben voorge
schreven dat er totaal slechts 35 mensen
mochten worden doodgeschoten.
In 1947 waren er al tientallen dood
vonnissen uitgesproken, maar de gevan
genen moesten in hun cel wachten op
uitvoering van de vonnissen. Daardoor
kwam er steeds meer verzet tegen het als
nog ter dood brengen van de veroordeel
den. Steeds meer doodvonnissen werden
ondertussen omgezet in levenslang. En
toen de eerste Duitsers voor de recht
bank konden komen, werden er nog
slechts vijftien doodvonnissen uitgespro
ken, waarvan er zes werden uitgevoerd.
Minister Van Maarseveen beargumen
teerde zijn beleid met de opmerking:
„Om redenen van staatsbelang wordt er
niet geëxecuteerd". Een minister uit een
van de eerste naoorlogse kabinetten
wilde de pers wel anoniem toevertrou
wen: „Wat is de Rotterdamse haven zon
der het Duitse achterland? Er werd naar
gestreefd de verhouding tussen beide lan
den zo snel mogelijk te normaliseren".
Ook wordt gesuggereerd dat de invloed
van Greet Hofmans op de toenmalige
koningin Juliana een rol zou hebben ge
speeld op het gratiebeleid. Zaaijer: „Als
we vlak na de oorlog vijftig Duitsers had
den doodgeschoten had Duitsland ons
daar echt niet op aangekeken".
Zeven jaar later was het getij ook bij
de Oosterburen gekeerd. De Duitsers
vonden dat de in gevangenschap verke
rende oorlogsmisdadigers moesten wor
den vrijgelaten. Als in 1952 zeven Neder
landse oorlogsmisdadigers, waarvan er
enkele eerst de doodstraf hebben gehad
die later door gratie is omgezet in levens
lang, uit de Bredase koepel ontsnappen
en naar West-Duitsland vluchten, wordt
er slechts één door Duitsland uitgele
verd.
In dat jaar zaten er nog 74 Duitsers
vast. Geleidelijk werden zij vrijgelaten.
De directe chef van Fischer, Willie La-
ges, kwam in 1966 vrij omdat zijn ge
zondheid zo slecht zou zijn, dat hij met
dood in het aangezicht werd ontslagen.
Lages leefde nog vijf jaar in zijn vader
land, alvorens hij stierf. De drie van
Breda bleven achter. De conclusie van
Zaaijer in '72: „De resultaten van de Bij
zondere Rechtspleging zijn in het alge
meen ridicuul geweest. Door overdreven
barmhartige ministers zijn de uitspraken
van onafhankelijke rechters gesaboteerd.
Terugblikkend ben ik geneigd te zeggen:
laat de laatste drie ook maar lopen".
Wie vindt dat straf slechts een vergel
ding van ondergaan leed, van aangedaan
Bij de discussies over het vrijlaten van
de - toen nog - drie van Breda liepen de
emoties hoog op. De drie bleven uiteinde
lijk in de Koepel zitten.
- FOTO'S ARCHIEF DE STEM
onrecht is, hoeft niet lang stil te staan bij
het lot van de twee oude mannetjes in de
Bredase Koepel. De wraakfunctie wordt
nog immer door het gevangenissschap
van de twee Duitsers uitgeoefend. Het
lijkt er zelfs op dat deze functie weer
sterker wordt naarmate steeds meer ver
zetsstrijders, joden en andere slachtoffers
van de Duitse terreur hun levensavond
beleven. Een levensavond die mensen
graag als vredig willen ervaren, maar die
voor de slachtoffers een kwelling wordt
door het steeds weer opborrelen van
kwade herinneringen aan doorstaan leed.
Een terugkijken op wat de goede jaren
van hun leven hadden moeten zijn, bete
kent het opnieuw beleven van martelin
gen, het opnieuw ondergaan van vrese
lijke vernederingen, het telkens in de
geest doormaken dat familie en vrienden
worden omgebracht door de sadistische
Duitse bezetter. Oorlogstrauma's die on
geneeslijk zijn. Oorlogswonden, geeste
lijk en lichamelijk, waarvan de pijn
slechts verlicht wordt door de weten
schap dat de daders nog immer worden
gestraft.
De volkomen verschillende gedachten
van voor- en tegenstanders van vrijlating
zijn het scherpste naar voren gekomen
tijdens de hoorzitting, die de vaste ka
mercommissie van justitie organiseerde
over het voornemen van Van Agt om de
drie in vrijheid te stellen.
Allereerst een aantal uitspraken van
tegenstanders. Dr. J. Soetendorp, de be
kende Amsterdamse rabbijn in een tele
visieprogramma: „Men zegt dat het al zo
lang geleden is. Voor ons blijft de oorlog
altijd iets wat gisteren is gebeurd. De
drie oorlogsmisdadigers zijn een symbool
geworden voor alles wat met ons is ge
beurd. Waarom opnieuw trappen op de
harten van velen met de vrijlating van
die figuren die nog in Breda vegeteren?
Zij hebben zichzelf zozeer, tot een sym
bool van de misdadigheid gemaakt. Zij
hebben niets geleerd. Het recht is ermee
gediend als zij niet worden vrijgelaten".
De heer Zadoks zei namens de perma
nente commissie tot de algemene zaken
van het Nederlands Israëlitisch Kerkge
nootschap, de Parnassiem der Portugees-
Israelitische gemeente en het Hoofdbe
stuur van het verbond van liberaal reli-
giueuse Joden: „Het is dan ook voor al
deze slachtoffers een ondraaglijke ge
dachte dat zij die zoveel leed hebben be
rokkend thans hun vrijheid zouden her
krijgen; daarvoor zou aan deze slachtof
fers, ook al zijn wraakgevoelens ons
vreemd, onrecht worden begaan. Of met
andere woorden: door barmhartig te zijn
tegenover de drie van Breda zou men on
barmhartig zijn tegenover hun slachtof
fers".
Door de heer Sunier van de Landelijke
verenigingen van Joodse geestelijke ge
zondheidszorg werd de symboolfunctie
van de gevangenen als volgt gezien:
„Juist ómdat zij symbolen zijn, berokke
nen zij zoveel kwaad in de gevoelswereld
van anderen". Hij wees erop dat de
slachtoffers zich onveilig voelen als de
Duitsers worden vrijgelaten. „Zij zullen
zich door de vrijlating van de drie weer
ineens maximaal onveilig voelen en zij
zullen naar hun gevoel vogelvrij zijn".
De heer Goudsmit namens de Neder
landse Mizrachie in een beeldspraak:
„Vrijlating van de drie in Breda zou een
ingrijpen in de kosmos betekenen, een
atoom toevoegen aan de kosmische cata
strofe, welke de joden van dit land, van
geheel Europa, ja van de gehele mens
heid heeft getroffen".
Of de heer Evers van de Stichting Beth
Ami: „Laat niet een juridische, een poli
tieke wellicht, een cynisch-administra-
tieve beslissing het winnen van het schrij
nende leed van hen voor wié de beu
kende kracht van de historie der ver
schrikking de gratie, die zij, en zij alleen
verdienen, onmogelijk maakt".
De voorstanders van vrjlaling benade
ren de zaak uit een geheel ander gezichts
punt. De voorstanders zijn in drie groe
pen op te delen. Allereerst is er de rechts
theoretische benadering van het strafrecht.
Toen Van Agt in '71 aantrad was hij een
typische vertegenwoordiger van deze
stroming, die haar wortels heeft in de
Coornhert-liga. Uitgangspunt van deze
benadering is dat gevangenisstraf moet
voldoen aan twee criteria. De eerste is
vergelding voor het gepleegde onrecht.
De tweede is dat straf zinrichting delin
quent, moet hebben. Wordt aan een van
de twee criteria niet voldaan, dan heeft
het gevangenhouden geen functie meer.
De wraakfunctie wordt bij de twee van
Breda nog steeds uitgeoefend. Zij boeten
nog steeds voor het onrecht dat zij hun
slachtoffers ruim veertig jaar geleden
hebben aangedaan. Zin heeft de straf
voor het Duitse tweetal echter niet meer.
Na veertig jaar zijn de gevangenen vol
komen gedegenereerd. In '69 zei de Duit
se, 'onverdachte' bisschop Stempel al:
„Fischer ist senil, stumpf, nahezu gleich-
gültig", Aus der Fünten dementeert al
evenzeer. Gevaar dat zij na hun vrijlating
Fischer
opnieuw misdaden begaan is uitgesloten,
eenvoudigweg omdat zij geestelijk noch
lichamelijk over normale vermogens be
schikken.
Denkers over strafrecht zijn dus voor
vrijlating. Hoogleraren als Hoefnagels en
Enschedé hebben zich zodanig uitgespro
ken. Enschedé, een van de meest voor
aanstaande Nederlandse strafrechtex
perts: „Mateloosheid is in strijd met ons
recht". Hij ziet zelfs een 'fascistoïde trek'
in het vasthouden van de oorlogsmisda
digers. De Hoge Raad gaf in 1972 een
positief advies over de vrijlating, na ove
rigens drie jaar eerder tegen het ontslag
uit de Koepel te zijn gweest.
Dan zijn er de mensen die om puur
humane redenen vinden, dat de Duitsers
al in '72 vrijgelaten hadden moeten wor
den. Onder hen bevonden zich ook jo
den. Dr. J. Presser, schrijver van het in
drukwekkende boek 'De Ondergang':
„Dat nu juist deze mensen zo zwaar wor
den gestraft, terwijl tenminste even grote
schuldigen soms vrijuit zijn gegaan. Deze
drie waren eigenlijk al met al heel kleine
mannetjes".
En de Joodse publicist Hertzberg, die
zelf anderhalf jaar in het concentratie
kamp Bergen-Belsen heeft gezeten: „Wij
worden geen betere anti-nazi's door toe
passing van dezelfde methoden welke wij
bij de Duitsers verfoeiden. Langer dan
25 jaar vasthouden betekent een wreed
heid welke op onszelf terugslaat".
Mr. J. Cremers, in 1969 secretaris van
de Reclasseringsraad in Breda: „Je her
kent die mensen van al die afschuwelijke
zaken niet meer. Je kunt je nauwelijks
nog realiseren dat die mannen met een
verstarde psyche die oorlogsmisdadigers
zijn. Ze kunnen alleen nog over het weer
praten".
Een zuiver ethisch standpunt is steeds
ingenomen door de vooraanstaande
CDA-senator I.A. Diepenhorst, die in
'76 nog eens vergeefs probeerde de dis
cussie over de drie aan te zwengelen. Er
zijn grenzen aan het recht, betoogde hij.
Het leed dat zij hun slachtoffers hebben
aangedaan is zo groot, dat wij het hier op
aarde toch niet kunnen vergelden, zo zei
hij-
Er is weinig veranderd sinds deze dis
cussie een grote onrust teweeg bracht.
Met het besluit van 1972 zijn Aus der
Fünten en Fischer levend begraven. Zelfs
voorstanders, zoals Van Agt, willen er
niet meer over praten. De natuurlijke op
lossing heeft zich voor Kotalla in 1979
aangediend. De twee zitten gewoon in
De Koepel, waar zij ieder twee cellen
(neen, geen overbodige luxe, De Koepel
is al jaren geleden slechts geschikt ver
klaard voor kort-gestraften) tot hun be
schikking hebben. Over hun lot worden
geen mededelingen gedaan om de pri
vacy van de gevangen te waarborgen.
„Zij willen gewoon met rust worden gela
ten", zegt een woordvoerder van justitie.
Elke week ontvangen zij nog bezoek.
Wie de bezoekers zijn, wordt niet verteld.
Maar als zij zouden worden uitgewezen
naar West-Duitsland, dan zouden ze de
laatste jaren van hun leven nog maar
weinig mensen om zich heen hebben. De
eenzaamheid van oude mensen, die in
een wereld terechtkomen die zich revolu
tionair heeft ontwikkeld sinds zij door de
bevrijders gevangen werden genomen,
kan voor hen wellicht erger zijn dan een
'vredige dood' in hun woonhuis De Koe
pel. In dat licht zou het misschien ook
voor hen beter zijn niet vrijgelaten te
worden.
Maar het recht in brede zin is er niet
mee gediend. Professor Pompe, een van
de grondleggers van het moderne straf
recht heeft eens gezegd: „Het strafrecht
zal humaan zijn of het zal geen strafrecht
zijn". Het feit dat we nog steeds twee
oorlogsmisdadigers vasthouden, geeft
blijk van Nederlands onverwerkte oor
logsverleden. Het is de wraak der recht
vaardigen, gericht op een onmenselijk
machtssysteem en degenen die dat verte
genwoordigden.
Aus der Fünten en Fischer waren
schoften, die hun macht dankten aan het
nazisme. Maar wie zal kunnen volhou
den dat die wraak rechtvaardig is als
twee oude mannen verantwoordelijk blij
ven worden gesteld voor het leed dat
door een volk en zijn collaborateurs is
toegebracht. We kunnen dan slechts de
woorden van Hertzberg onderschrijven:
dit is een wreedheid die op onszelf terug
slaat