79, 69 99 79 49 9 F BB2211 universiteit '40% KORTING "50% KORTING >RTIN( riNG MEE DINSDAG 24 DECEMBER i90 '90 '90 90 '90 '90 >9C '9C ren is nu aantrekkelijker leer daar ook voor onze »en geldt, dat ze met vei pap uit het beste matei prdigd. er uw voordeel mee. BETSTEM A104 'Vaar 'm vierkant voor z'n donder' Dersvan yenmolières van tmolières van benen van \jerenlaarzen van 7Q90 \>llege schoenen f0 voor 29 3? I instappers van 195 voor leren instappers CQ van 129,90 voor Dames flats OQ9C 79,95 voor 0>/ Kinder laarsjes Dames flats voor 99,95^% schoenen voor 29, ara WAAROM brengt een vroedvrouw zo graag kinderen op de wereld Zo'n mens slooft dag en nacht voor een kilo appels. Waarom vlie gen brandweerlui als idioten naar een fik. Zit er een schip op de pier, wij als gekken er op af. Natuurlijk niet voor de sport, maar ook niet al leen voor de poen. Dat dekt de lading niet. Je vak is ook je hobby. Jij wilt die job hebben. Je mot en zal d'r eerst we zen. Vissers hebben dat ook. Jij ook, waarom zit je anders na vier uur lullen nog te schrijvenIk denk dat het in de mens zit. Wat je doet, doe je zo goed mogelijk. Je denkt niet van: pleur in mekaar en na mij de zond vloed. Ik ken een boer. Hij is al lang miljonair, maar hij staat in de regen nog onkruid te kappen. 'Vuulte Wout',zegt ie dan, 'vuultedat kan 'k toch nie' zien 'eel'. 6 Door Paul de Schipper ERGERS! Hollands Glorie en natte ro mantiek. Wie vaart er op Kerstavond uit als er een schip op een plaat ligt te bonken, /ie duikt het ijskoude water in om lading te redden. |0 /ie staat er op bramdende schepen te blussen. Ber- :rs op de Westerschelde! Mannen met eelt op de inden en eelt op de tong. Rammen, vloeken, schel- :n en zwaaien met bijlen en - aan wal - vrede op Icrkt wel schoenen kope Bt'e- Wout Mange(62) weet wat er onder en boven tier te koop is. Hij zit al zevenenveertig jaar in het tk. begon als duiker. Mange is nu directeur van het «gngsbedrijf Van den Akker en van de Nieuwe riissingse Sleepdienst, beide dochterondernemingen fnSmit Internationale in Rotterdam, bedrijven van ■erkers en niet te veel witte boorden. Wout Mange Bw bergers, de Titanic, het heilige moeten en het lchip met de gouden klinknagels. Een zoute reportage per een kleurrijke Rotterdamse jongen. Tussendoor jtn paar telefoontjes. Het werk gaat door. ST Wetenschappen zijn op de studie-informatie- zijn op de studie-informatie- il Tilburg, n en Welzijn, 569, 5000 WB Tilburg. r is niet nodig. nformatie is te verkrijgen „Hallo met Mange ik weet het niet. Het was een piorme massa, zeker honderd ton aan anker en kettin- ja,ja. Nee, da's naar Verolme gegaan fee, 'r ligt niet meer op de kade meneer. Ja, dan nor ik het wel ,okay"! „Wat ligt-ie nou te zaniken ■er een stuk ketting?". Concurrenten, nee collega's! Eind 1975. Aan de bij Van den Akker in Vlissingen ligt de sleep iot Hanja. Concurrent-berger Dijkhuizen ligt er [aast afgemeerd met z'n Temi III. Van den Akker jrijgt een seintje. Er is wat loos op de rede. Er moet paren worden, maar de Hanja hgt aan de binnen- it. De sleepbootkapitein vraagt aan Dijkhuizen of even uit de weg wilgaan. Het antwoord: „Voor mij )ef je niet weg, büjf maar liggen". De kapitein belt 0 baas; Van den Akker-directeur Wout Mange: Ufout als je wilt varen, dan doe je 't zelf maar, want Whuizen pleurt 'm niet los. We kunnen niet weg". 1 Het is half eén in de nacht. Mange is net thuis en lort van stof: „Wel potverdomme nog an toe, wat pet los'?" Hij rijdt naar de Hanja en stapt aan °ord: „Theo,donders traal je boot los of ik vaar je Ps". En Dijkhuizen: „Je bekijkt het maar". Mange lapt de stuurhut in en roept tegen z'n kapitein: ILekko achter en voor, kar op gang!". Mange over wat er die nacht verder gebeurde: „'t s een omkeerbare kar, zonder koppeling. Met een pendel draaien en vooruit, andersom gaat ie achteruit. Pus ik leun zo door dat raampje: „Theo lazer op, wel Mver dit en dataffijn 't was geen evangelie-taal. f een klapje vooruitdacht ik. Als je dat sta- (nnair deed viel de motor wel eens stil, dus je moest ™a' gelijk flink doen. Zo sta ik wat aan die regelateur F lurken. Ik kom niet dagelijks op die boot. Ik geef pooruit' en gelijk stop. Maar d'r komt gang in. Bene- furoepen ze: Wout.je vaart de stuurhut eraf. Die ■«s van de Temi liep over het voordek naar de wal, yurom konden we niet weg. Die draad kwam inder- Bad tegen onze stuurhut. Op dat moment zie ik Theo Bar voren lopen, om los te gooien denk ik. Ik wil laPje achteruit gevenEven de regelateur open. Ierkeerd Wout.vort zegt die boot. knal zegt die Faad. Die tros spetterde weg en Theo drijft met z'n ltrm dwars in de haven. Ik vaar een rondje en ik kom (J hem opzij en ik zeg: Theo, heb je gewonden, want I' was de bedoeling niet. Meer hoefde ik niet te zeg- pr Hij was zo bij mij boven. Wij op de vuist in de fuurhut, ik in een hoekie en maar trappen en flink rUzen Uiteindelijk ging-ie na veel geouwehoer van lord af. Die schepen voeren nog steeds door de ha- p. zowat bij een kuster naar binnen. Affijn die bo- P weer tegen de wal gelegd en daar komt Theo aan, f°r t dolle. Ik kreeg een paar schoppen voor m'n Fk en hup, daar liggen we samen te rollen op de fai- De politie waarschuwen was niet meer nodig". •Mange hoe we dat anker verscheept hebben? pt ben ik nog niet achter. Meneer 't was in '78. We T'" in '85. Nee, het ligt echt niet meer op de steiger. 1"nen hgt het ook niet. We hebben maar een klein be- T®e' dus ik hoef niet ver te kijken. Dat het aan de j "nS beeft gelegen. Nee, vast niet, jezus nog an jaaa, we blijven zoeken"! f P z'n bureau staat een fles Mont Louis, wijn als aandenken aan de spectaculaite berging van het gelijknamige schip. In een vitrine ia Cen k°P'e van Het splinternieuwe bergings- r'uig Deurloo. Aan de wand hangt een kleuren- n°van een brandend schip. Het is de Attican Unity, smeriw eoedkooe viae schuit die in 1976 dagen- Een van de 'joppies' van Wout Mange: de Beekbergen klem tussen de schermpalen op de pier van Vlissingen. - FOTO ARCHIEF WOUT MANGE dek. Ik kon met ons bokje naar Den Helder, naar de Kriegsmarine. Trossen los, sleepboot ervoor en naar het noorden. Gelijk aan 't duiken, maar ik had geen zin om voor de moffen te werken. Ik ga naar beneden en ik druk m'n neus hard tegen het glas van mijn helm. Even persen, een klein kunstje om een bloed neus te maken. Ik doe het sluitkraantje van m'n helm open, ga voorover liggen, een beetje water d'r in en 't was een mooi smeerzooitje. Ik kom wankelend en half suf uit het water. Toen was ik duiker af, maar ik moest wel als schip per op die bok blijven. Affijn, m'n koppeling draait in puin. D'r was mee geknoeid. D'r lag kopervijlsel in. Pertinent niet van mij, maar d'r lag wel een klauw van dat spul in. Hele koppeling naar z'n moer. Ik werd verantwoordelijk gehouden. lang lag te branden op het strand van Cadzand. Mange legt de telefoon neer en bromt: „Dat anker, da's al zeven jaar geleden en nou zijn ze het ineens kwijt! Waar waren we ook al weer, oh ja. Rotterdam. Ik was veertien. Ze zeggen nu dat ik vlug denk, maar dat was toen ook al zo. Bij een volksslagerij zochten ze een slagersjongen. Ik er naar toe. D'r stond een rij van veertig man. De baas zegt: Zet hier je naam maar net als de anderen. Ik zeg: dat doe ik niet. Ik wil het wel opschrijven, maar dan op een apart papiertje. Dat mocht. De andere morgen kon ik beginnen. Johan van den Akker woonde bij ons op de hoek in Zuid. Ik had 'm klant gemaakt. Hij scharrelde wat aan brug gen en kades, duiken en branden, allemaal aquarium- werk. Op een keer doet-ie zelf open. Hij vraagt: Weet je niet een goeie knecht voor mij? En ik: Dat lukt wel, kan-ie morgenavond komen? De andere dag ging ik naar 'm toe. Hij zegt: waar is die jongen. Dat ben ik! Dat was in '37". Mange, ja, Wout hier ja, als dat schip recht staat lukt wel. 't Is gezonken bij Borkum zeg je. een scheepje met ijzer? Ik kan me niet voorstellen dat een schip 600 ton ijzer niet rechtstandig zinkt, 't Is toch maar een kuster hède kosten nou als ie op z'n zij ligt kom je zo aan het dubbele. Ja, dat heb ik gehoord. Wijsmuller stelt een onderzoek in. Die kunnen net zo min varen als wij. 't Is daar slecht weer, dus hij ligt ook verwaaid, 't Moet in een dag of tien kunnen. Stroppen erom, lichten en hup naar de kant. Prima, ja, ik hoor het wel". „Ik mocht niet duiken, maar terwijl die mannen be zig waren, probeerde ik steeds met een brander in een emmer water. Stiekem met restjes gas en dan stukjes ijzer doorsnijden. Het duurde niet lang of ik kon voor die ouwe de brander aansteken. De kunst was het af stellen van de vlam. Hoe hou je. vuur aan onder wa ter? In Deventer was de ouwe een keer ziek en ik zeg: Ik wil het wel eens proberen. Dus pak aan, helm op, slangen vast, trapje af, brander mee naar beneden en branden. Loden gordels en lood aan je schoenen. Ja, dan kwam je wel onder de brandvlekken. Ach dat was zo over. Kwam er smeltend ijzer op, ja dan had je een mooi stempel". In de oorlog kwam Mange bij Wilton Feijenoord. Daar was een dok gebombardeerd: „Ik moest uitkij ken, want ik was opgeroepen voor Duitsland. Ha, maar ik was als duiker ondergedoken bij Wilton. Ik sliep onder de helling. Dat was allemaal beton. Je zat daar lekker veilig bij bomaanvallen". De telefoon. „Mangel Dat schip meet 794 ton. Hij heet de Gwyn. D'r is bij jou net een telex binnen ja, ik ben nog bezig met de ladingverzekeraars uit Marseil le. Dat komt wel goed Wijsmuller? Die ligt ook te wachten, geen probleem. Okay in orde joh!". „Op een goeie dag ben ik bij Wilton aan het dui ken. Ik kom boven en d'r staan een Daar moffen aan „Moed is, als er iemand ligt te verzuipen en jij kan niet zwemmen en je springt er toch achteraanmaar je leven wagen voor een dood ding da's toch gewoon stom". - FOTO JAAP WOLTERBEEK sabotage was, maar het was geen opzet, want zo'n held was ik nou ik weer niet, maar dat schip slingerde en ik had het niet naar m'n zin. We werden beschoten als de pest door de Engelsen. Die kwamen overvlie gen en met de mittrailleur d'r overheen, allemaal plat aan dek" Drie dagen later werd ik opgepikt. Ik had olie ge stolen, een motor kapot laten draaien en dat geschut naar z'n moer geholpen. Na maanden in de cel in Amsterdam kwam ik voor bij het Kriegsgericht aan de Vossiusstraat. „Is dat zo?", vroegen ze mij. Ik zeg: Nee, ik denk het niet. Eén ding had ik wel geleerd in de gevange nis: bekennen is om straf vragen. Je moet alles ont kennen. Alles wat je verkeerd deed was of een onge luk of dommigheid of toevalligheden, 't Hielp niet. De eis: 'Doodstraf. Nou merk je dat niet meer als je in zo'n situatie zit. Je bent helemaal van de wereld. Ik heb alleen nog met m'n rare kop gevraagd: „Is dat ook met aftrek van voorarrest?" Wout Mange kwam in de Weteringschans-gevange nis terecht maar nam de benen toen de Duitsers de gevangenis leeghaalden. Mange: „Ik ben Broodje van Kootje binnengerend. Iemand heeft me de stad uitge bracht. Slootje springend door de polders ben ik in Rotterdam geraakt. Na de oorlog was hij te zwak om te werken. Ik werd door Van den Akker ingezet bij de Engelsen, binnenschepen lichten. Ze kleden me aan met het dui- kerspak. Ze hangen me 'looien' om en ik zak zo in mekaar. Die baas zei: Wegwezen jij! Ik heb die com mandant aan z'n verstand gebracht dat m'n vak dui ken was, maar dat ik te zwak was. Dat ik niet voor de moffen had willen werken en daardoor in zo'n slechte conditie was. Op den duur stuurden hij me naar de kombuis. Ga daar maar veertien dagen werken. Ik heb in die keuken vreselijk m'n best gedaan. En bij het duiken heb ik me daarna de pokken gewerkt heb om te laten zien dat ik het wel kon. Al stak ik de moord, ik moest meer doen dan die andere duikers. Dan kun je zeggen dat je een streber bent, maar de aanzet die je er door krijgt, doet je wel goed: eerst weggestuurd worden en dan laten zien wat je kan. Dat maakt je karakter. „We doken voor de dienst Havenherstel in Rotter dam. „Wout d'r liggen daar bommen, kan je es kij ken". Ik deed het, achterlijk natuurlijk, maar ik zou het nog doen omdat ik er gewoon geen gevaar in zie. 't Is natuurlijk stom. 't Heeft niks met moed te ma ken, 't is gewoon stomme onkunde. IJ de Amsterdamse Droogdokmaatschappij moesten lag een dok onderwater, met een schip er nog in. Die ADM was voor mij in teressant. Als ik vrij had ging ik het dok in en schepen bekijken. Toen ik later in Zeeland kwam om wrakken te ruimen op de Westerschelde heb ik daar veel ge mak van gehad. Je wist hoe die schepen gebouwd wa ren. Dat dok wat nog dreef, daar kon ik wel met m'n ogen dicht doorlopen. We moesten een keer de bodem van een gezonken dok onderzoeken. Ik duiken, vijfentwintig meter om laag en dan nog eens veertig meter dwars weg, tussen al die spanten door, compleet, duikerpak aan met luchtslangen en seinlijnen. Seinen ging niet meer na zoveel bochten. Je moest je de kelere trekken om een beetje loos te krijgen. Ah, je was zo vertrouwd met je pak. We doken met verfmasjientjes, ja, luchtcompres- sors om auto's mee te spuiten. Nee dat was niet be trouwbaar, maar voor ons wel! Maar m'n lucht stop te. En de terugslagkleppen deden het niet. Dus dan loop je leeg door de slang heen. Toen ben ik blauw bovengekomen. In dat dok heb ik een open-shelterdecker leren ken nen. Dat zegt een normaal mens niks, maar de Atti can Unity was een open shelterdecker. Toen dat ding in de brand ging en ze wilden blussen wist ik dat het niet kon: een open shelterdecker is net een veerboot. Hij heeft een dubbel dek. Maar als je dat volzet dan loopt het water mooi door naar achter. Ik heb dat te gen de brandweer gezegd. „Ja maar Wout, deze boot is gesloten. Ik zeg: „Dat bestaat niet. Hij is van '57 en die gesloten dekken had je toen nog niet". „Nee Wout, het is dicht onder de brug, dus je kan het voor schip onder water zetten". „Mensen, begin er niet aan, want hij is opengemaakt om de kanaalrechten van het Panamakanaal te ontduiken. Zo kun je veel meer tonnage. Ze geloofden het niet. Ze hebben nog uren water d'r in geblazen, maar hij bleef liggen fik ken en het achterruim kwam helemaal vol. Toen was die boot wel naar de knoppen natuurlijk. EN ander grapje. Wat bleek, m'n tanks wa- ren lek, maar ik gaf ook olie weg in ruil voor vis aan die Heldersmannen. D'r kwam ellende van. Net daarvoor hadden we buitengaats bij de Maas- kerk gelegen. Dat schip was getorpedeerd. We moes ten het geschut ophalen. Wij naar buiten, met een paar schnellbootjes erbij. We zijn koud buiten of d'r loopt een van die dingen op een mijn. Dat had ik nog nooit in m'n leven gezien', 't Was een mooie vuurzee en weg boot. Dat gaat nogal makkelijk. We ko men met onze bok bij dat schip. Het geschut hadden ze losgemaakt op eén bout na. Ik ging hijsen, maar ze moesten die bout nog losdraaien. Ze riepen wel ho, maar ik trok de fundatievoet kapot. Ze zeiden dat het Wout Mange in zijn duikerstijd. - FOTO ARCHIEF WOUT MANGE „Dommigheid en onkunde, het gevaar niet willen zien. Dat is met zo'n Attican Unity ook. Een schip vol met gif. Duik d'r maar in en doe maar. Welk verstan dig mens doet dat? Je doet het, ook al heb je maats verspeeld. Onlangs nog, een knaap uit Hulst, prima duiker, gaat even voor Smit Tak naar joppie, een fruitschip in brand in Spanje. Hij duikt het ruim in, achter een vent aan die daar flauw ligt, gelijk kapot. Simpel, hij wil die vent pakken en klaar, dood er naast. Ze hadden C02-gas: op de lading gezet. Ik ken er heel wat die zo aan d'r einde gekomen zijn. Toch zou je zo weer hetzelfde doen. Maar 't is gewoon dom. Moed is iets anders. Moed is, als er iemand ligt te ver zuipen en jij kan niet zwemmen en je springt er toch achteraan maar je leven wagen voor een dood ding, da's toch gewoon stom". UZIES op de Westerschelde? „Legio joh". Een weergave in bergersjargon. „Een keer met Van der Tak, toen nog een concurrent. We hebben een kuster vast. 'l Is slecht weer. Onze tros breekt. 'De Bruinvis van Tak heb dat ding vast gepakt' hoor ik via de mobilofoon „we mogen er niet meer bij komen. Ik zeg: „Eén ding Piet: Maak een ruime bocht en vaar 'm vierkant voor z'n donder! Tak zegt: Wat is dat allemaal? Ik zeg: Je pikt een schip van me af. Ja dit en ja dat, maar nou ben je 'm ver speeld. Ik zeg: Vandaar dat ik zeg: vaar 'm voor z'n flikker. Piet, onze kapitein, roept over de radio, zodat iedereen het kon horen: Ja maar ik heb nog zestig kilo springstof voor in de kop. Nou Piet dan komt de klap nog beter aan! Een rel ja, dat wel maar wat denk je dan, de vol gende keer pak ik je. Een poosje later verliest een zee boot een anker met ketting. Tak krijgt dat anker aan de haak. We varen, met een dreg achter ons, vijf me ter voor de kop van de Bruinvis langs. De dreg pakt de ketting die nog in het water hangt. Dat gaf me een ravage daar aan dek! Wout, wat doe je nou, je hebt ons anker! Leg niet te lullen man, rot op da's een an der anker, draai op. We zetten de ketting op de lier en kijk nou. die schepen trekken zo naar me kaar toe. Uiteindelijk liggen we kop aan kop. Goh, nou hebben ze van Tak onze ketting vast. Nou had den we geluk, want hij had het losse eind en wij ket ting met anker. Scheldend en tierend tegen elkaar zijn we de haven van Vlissingen binnengedreven, kop aan kop. Je moet eens hier durven komen. Nou heb ik al tijd wat bij me, nee ik zeg niet wat, maar ik stap daar aan dek en toen werden ze een beetje vervelend: Als je niet opdondert, tering dit en dat nou ja 't was zo over. Hij vierde die ketting. Tak heeft er nooit een cent van gezien. Kijk dat noem ik gein, jij een boot af pikken, wij een anker. Het ene moment slaande bonje en 't andere moment zijn we 't weer vergeten. Tak belde: Wout kom es langs, dit kan zo niet. Natuurlijk joh, je hebt nog gelijk ook". Nog wat anders. Ik koop een partij brandbijlen van Leen Polderman in Hansweert. Een week later liggen we bij een schip te pompen. Polderman komt met z'n bergingvaartuig langszij en zet een pomp aan boord. Wij waren er het eerst, maar hij begint doodleuk te pompen. Ik heb een bijl gepakt en z'n tros doorge kapt. Ha, ha met een van z'n eigen brandbijlen. Toch is Leen een beste vent. ERGERS, bang? Voor de duvel en z'n ouwe moer niet, zelfs niet voor zeemonsters. Wout Mange had er een keer de nationale en internationale pers mee liggen. „Monstervis in wrak bij Vlissingen' blokletterden de dagbladen op 20 augustus 1956. Mange schiet in de lach bij de herin nering: „Journalisten zeggen altijd dat ze alles contro leren. Nou dat geloofden we niet, want ze schreven een boel onzin over wat we deden op de Westerschel de. Nou lag er een wrak, vlak voor de boulevard. Het was in de zomer, komkommertijd. Goed, een van die perskerels belt en ik vertel dat een van onze duikers in dat wrak aangevallen is door een monster, maar dat ie met veel tegenwoordigheid van geest dat beest aan z'n mes heeft geprikt. Diezelfde avond waren twee van onze bergingsvaartuigen met een walvis van drie ton de haven binnengekomen. Die hadden ze op de Wes terschelde van een droge plaat gehaald. Jongen toch, wat een keet in de tent, heel de pers zat er op. D'r was natuurlijk geen moer van an, maar 't was wel aardig dat ze d'r intuinden. Ik hou er wel van om de boel beet te nemen, maar ja, dan heb je lui die je een te- ringvent gaan vinden". Het Vlissingse bergingsbedrijf Van den Akker haalde deze zomer opnieuw de dagbladen. Een po ging om voor de Franse kust een lading koper boven water te krijgen mislukte echter. Toen Mange ge vraagd werd of hij niet geinteresseerd was in het wrak zelf antwoordde hij droogweg: „Ja, maar dan motten d'r wel gouwe klinknagels in zitten". PE Titanic? „Alles wat onder water ligt krijg je boven. Geen probleem. Alleen, tegen welke prijs. Zo'n Titanic komt boven als je hem invriest. Dan wordt het een ijsberg, en een ijs berg drijft. Zo'n blik ijs sleep je tegen de wal, en je laat het ontdooien. Het probleem is wel dat ie in stuk ken uit elkaar lazert, want ijzer, hout, alles vriest ka pot. Je houdt splinters over". Achtenveertig jaar op het water; duiker en wrakop ruimer. Maar na de vloed komt de eb. „Straks ga ik met VUT", zegt Wout Mange „ik ben nou gewoon aan het idee, maar ik heb er knap moeite mee gehad. Wout zeiden ze op 't hoofdkantoor in Rotterdam. Je moet plaats maken voor een jongere. Je kunt liggen zeuren, maar over twee jaar sta je voor 't zelfde. Doe maar"! Het is kwart voor acht. We hebben vijf uur zitten praten. Aan de steiger in de buitenhaven ligt een sleepboot, boordlichten aan, de motor draait statio- nair. In de donkere stuurhut, een wachtsman, alleen met het vaalgroen licht van een radarscherm. Bergers, klaar voor 'een joppie'. Op de rede van Vlissingen blaast een scheepshoorn. i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 19