79,
69
99
79
49
9
F
BB2211
universiteit
'40% KORTING
"50% KORTING
>RTIN(
riNG
MEE
DINSDAG 24 DECEMBER
i90
'90
'90
90
'90
'90
>9C
'9C
ren is nu aantrekkelijker
leer daar ook voor onze
»en geldt, dat ze met vei
pap uit het beste matei
prdigd.
er uw voordeel mee.
BETSTEM
A104
'Vaar 'm vierkant voor z'n donder'
Dersvan
yenmolières van
tmolières van
benen van
\jerenlaarzen van 7Q90
\>llege schoenen
f0 voor
29
3?
I instappers van
195 voor
leren instappers CQ
van 129,90 voor
Dames flats OQ9C
79,95 voor 0>/
Kinder
laarsjes
Dames
flats
voor
99,95^%
schoenen
voor
29,
ara
WAAROM brengt een
vroedvrouw zo graag
kinderen op de wereld
Zo'n mens slooft dag
en nacht voor een kilo
appels. Waarom vlie
gen brandweerlui als
idioten naar een fik. Zit
er een schip op de pier,
wij als gekken er op af.
Natuurlijk niet voor de
sport, maar ook niet al
leen voor de poen. Dat
dekt de lading niet. Je
vak is ook je hobby. Jij
wilt die job hebben. Je
mot en zal d'r eerst we
zen. Vissers hebben dat
ook. Jij ook, waarom zit je anders na vier uur lullen nog te schrijvenIk denk dat het in de mens
zit. Wat je doet, doe je zo goed mogelijk. Je denkt niet van: pleur in mekaar en na mij de zond
vloed. Ik ken een boer. Hij is al lang miljonair, maar hij staat in de regen nog onkruid te kappen.
'Vuulte Wout',zegt ie dan, 'vuultedat kan 'k toch nie' zien 'eel'.
6
Door Paul de Schipper
ERGERS! Hollands Glorie en natte ro
mantiek. Wie vaart er op Kerstavond uit als
er een schip op een plaat ligt te bonken,
/ie duikt het ijskoude water in om lading te redden.
|0 /ie staat er op bramdende schepen te blussen. Ber-
:rs op de Westerschelde! Mannen met eelt op de
inden en eelt op de tong. Rammen, vloeken, schel-
:n en zwaaien met bijlen en - aan wal - vrede op
Icrkt wel schoenen kope Bt'e- Wout Mange(62) weet wat er onder en boven
tier te koop is. Hij zit al zevenenveertig jaar in het
tk. begon als duiker. Mange is nu directeur van het
«gngsbedrijf Van den Akker en van de Nieuwe
riissingse Sleepdienst, beide dochterondernemingen
fnSmit Internationale in Rotterdam, bedrijven van
■erkers en niet te veel witte boorden. Wout Mange
Bw bergers, de Titanic, het heilige moeten en het
lchip met de gouden klinknagels. Een zoute reportage
per een kleurrijke Rotterdamse jongen. Tussendoor
jtn paar telefoontjes. Het werk gaat door.
ST
Wetenschappen
zijn op de studie-informatie-
zijn op de studie-informatie-
il Tilburg,
n en Welzijn,
569, 5000 WB Tilburg.
r is niet nodig.
nformatie is te verkrijgen
„Hallo met Mange ik weet het niet. Het was een
piorme massa, zeker honderd ton aan anker en kettin-
ja,ja. Nee, da's naar Verolme gegaan
fee, 'r ligt niet meer op de kade meneer. Ja, dan
nor ik het wel ,okay"! „Wat ligt-ie nou te zaniken
■er een stuk ketting?".
Concurrenten, nee collega's! Eind 1975. Aan de
bij Van den Akker in Vlissingen ligt de sleep
iot Hanja. Concurrent-berger Dijkhuizen ligt er
[aast afgemeerd met z'n Temi III. Van den Akker
jrijgt een seintje. Er is wat loos op de rede. Er moet
paren worden, maar de Hanja hgt aan de binnen-
it. De sleepbootkapitein vraagt aan Dijkhuizen of
even uit de weg wilgaan. Het antwoord: „Voor mij
)ef je niet weg, büjf maar liggen". De kapitein belt
0 baas; Van den Akker-directeur Wout Mange:
Ufout als je wilt varen, dan doe je 't zelf maar, want
Whuizen pleurt 'm niet los. We kunnen niet weg".
1 Het is half eén in de nacht. Mange is net thuis en
lort van stof: „Wel potverdomme nog an toe, wat
pet los'?" Hij rijdt naar de Hanja en stapt aan
°ord: „Theo,donders traal je boot los of ik vaar je
Ps". En Dijkhuizen: „Je bekijkt het maar". Mange
lapt de stuurhut in en roept tegen z'n kapitein:
ILekko achter en voor, kar op gang!".
Mange over wat er die nacht verder gebeurde: „'t
s een omkeerbare kar, zonder koppeling. Met een
pendel draaien en vooruit, andersom gaat ie achteruit.
Pus ik leun zo door dat raampje: „Theo lazer op, wel
Mver dit en dataffijn 't was geen evangelie-taal.
f een klapje vooruitdacht ik. Als je dat sta-
(nnair deed viel de motor wel eens stil, dus je moest
™a' gelijk flink doen. Zo sta ik wat aan die regelateur
F lurken. Ik kom niet dagelijks op die boot. Ik geef
pooruit' en gelijk stop. Maar d'r komt gang in. Bene-
furoepen ze: Wout.je vaart de stuurhut eraf. Die
■«s van de Temi liep over het voordek naar de wal,
yurom konden we niet weg. Die draad kwam inder-
Bad tegen onze stuurhut. Op dat moment zie ik Theo
Bar voren lopen, om los te gooien denk ik. Ik wil
laPje achteruit gevenEven de regelateur open.
Ierkeerd Wout.vort zegt die boot. knal zegt die
Faad. Die tros spetterde weg en Theo drijft met z'n
ltrm dwars in de haven. Ik vaar een rondje en ik kom
(J hem opzij en ik zeg: Theo, heb je gewonden, want
I' was de bedoeling niet. Meer hoefde ik niet te zeg-
pr Hij was zo bij mij boven. Wij op de vuist in de
fuurhut, ik in een hoekie en maar trappen en flink
rUzen Uiteindelijk ging-ie na veel geouwehoer van
lord af. Die schepen voeren nog steeds door de ha-
p. zowat bij een kuster naar binnen. Affijn die bo-
P weer tegen de wal gelegd en daar komt Theo aan,
f°r t dolle. Ik kreeg een paar schoppen voor m'n
Fk en hup, daar liggen we samen te rollen op de
fai- De politie waarschuwen was niet meer nodig".
•Mange hoe we dat anker verscheept hebben?
pt ben ik nog niet achter. Meneer 't was in '78. We
T'" in '85. Nee, het ligt echt niet meer op de steiger.
1"nen hgt het ook niet. We hebben maar een klein be-
T®e' dus ik hoef niet ver te kijken. Dat het aan de
j "nS beeft gelegen. Nee, vast niet, jezus nog an
jaaa, we blijven zoeken"!
f P z'n bureau staat een fles Mont Louis, wijn
als aandenken aan de spectaculaite berging
van het gelijknamige schip. In een vitrine
ia Cen k°P'e van Het splinternieuwe bergings-
r'uig Deurloo. Aan de wand hangt een kleuren-
n°van een brandend schip. Het is de Attican Unity,
smeriw eoedkooe viae schuit die in 1976 dagen-
Een van de 'joppies' van Wout Mange: de Beekbergen klem tussen de schermpalen op de pier van Vlissingen.
- FOTO ARCHIEF WOUT MANGE
dek. Ik kon met ons bokje naar Den Helder, naar de
Kriegsmarine. Trossen los, sleepboot ervoor en naar
het noorden. Gelijk aan 't duiken, maar ik had geen
zin om voor de moffen te werken. Ik ga naar beneden
en ik druk m'n neus hard tegen het glas van mijn
helm. Even persen, een klein kunstje om een bloed
neus te maken. Ik doe het sluitkraantje van m'n helm
open, ga voorover liggen, een beetje water d'r in en 't
was een mooi smeerzooitje. Ik kom wankelend en half
suf uit het water.
Toen was ik duiker af, maar ik moest wel als schip
per op die bok blijven. Affijn, m'n koppeling draait in
puin. D'r was mee geknoeid. D'r lag kopervijlsel in.
Pertinent niet van mij, maar d'r lag wel een klauw van
dat spul in. Hele koppeling naar z'n moer. Ik werd
verantwoordelijk gehouden.
lang lag te branden op het strand van Cadzand.
Mange legt de telefoon neer en bromt: „Dat anker,
da's al zeven jaar geleden en nou zijn ze het ineens
kwijt!
Waar waren we ook al weer, oh ja. Rotterdam. Ik
was veertien. Ze zeggen nu dat ik vlug denk, maar dat
was toen ook al zo. Bij een volksslagerij zochten ze
een slagersjongen. Ik er naar toe. D'r stond een rij
van veertig man. De baas zegt: Zet hier je naam maar
net als de anderen. Ik zeg: dat doe ik niet. Ik wil het
wel opschrijven, maar dan op een apart papiertje. Dat
mocht. De andere morgen kon ik beginnen. Johan
van den Akker woonde bij ons op de hoek in Zuid. Ik
had 'm klant gemaakt. Hij scharrelde wat aan brug
gen en kades, duiken en branden, allemaal aquarium-
werk. Op een keer doet-ie zelf open. Hij vraagt: Weet
je niet een goeie knecht voor mij? En ik: Dat lukt wel,
kan-ie morgenavond komen? De andere dag ging ik
naar 'm toe. Hij zegt: waar is die jongen. Dat ben ik!
Dat was in '37".
Mange, ja, Wout hier ja, als dat schip recht staat
lukt wel. 't Is gezonken bij Borkum zeg je. een
scheepje met ijzer? Ik kan me niet voorstellen dat een
schip 600 ton ijzer niet rechtstandig zinkt, 't Is toch
maar een kuster hède kosten nou als ie op z'n zij
ligt kom je zo aan het dubbele. Ja, dat heb ik gehoord.
Wijsmuller stelt een onderzoek in. Die kunnen net zo
min varen als wij. 't Is daar slecht weer, dus hij ligt ook
verwaaid, 't Moet in een dag of tien kunnen. Stroppen
erom, lichten en hup naar de kant. Prima, ja, ik hoor
het wel".
„Ik mocht niet duiken, maar terwijl die mannen be
zig waren, probeerde ik steeds met een brander in een
emmer water. Stiekem met restjes gas en dan stukjes
ijzer doorsnijden. Het duurde niet lang of ik kon voor
die ouwe de brander aansteken. De kunst was het af
stellen van de vlam. Hoe hou je. vuur aan onder wa
ter? In Deventer was de ouwe een keer ziek en ik zeg:
Ik wil het wel eens proberen. Dus pak aan, helm op,
slangen vast, trapje af, brander mee naar beneden en
branden. Loden gordels en lood aan je schoenen. Ja,
dan kwam je wel onder de brandvlekken. Ach dat was
zo over. Kwam er smeltend ijzer op, ja dan had je een
mooi stempel".
In de oorlog kwam Mange bij Wilton Feijenoord.
Daar was een dok gebombardeerd: „Ik moest uitkij
ken, want ik was opgeroepen voor Duitsland. Ha,
maar ik was als duiker ondergedoken bij Wilton. Ik
sliep onder de helling. Dat was allemaal beton. Je zat
daar lekker veilig bij bomaanvallen".
De telefoon. „Mangel Dat schip meet 794 ton. Hij
heet de Gwyn. D'r is bij jou net een telex binnen ja,
ik ben nog bezig met de ladingverzekeraars uit Marseil
le. Dat komt wel goed Wijsmuller? Die ligt ook te
wachten, geen probleem. Okay in orde joh!".
„Op een goeie dag ben ik bij Wilton aan het dui
ken. Ik kom boven en d'r staan een Daar moffen aan
„Moed is, als er iemand ligt te verzuipen en jij kan niet zwemmen en je springt er toch
achteraanmaar je leven wagen voor een dood ding da's toch gewoon stom".
- FOTO JAAP WOLTERBEEK
sabotage was, maar het was geen opzet, want zo'n
held was ik nou ik weer niet, maar dat schip slingerde
en ik had het niet naar m'n zin. We werden beschoten
als de pest door de Engelsen. Die kwamen overvlie
gen en met de mittrailleur d'r overheen, allemaal plat
aan dek"
Drie dagen later werd ik opgepikt. Ik had olie ge
stolen, een motor kapot laten draaien en dat geschut
naar z'n moer geholpen. Na maanden in de cel in
Amsterdam kwam ik voor bij het Kriegsgericht aan
de Vossiusstraat.
„Is dat zo?", vroegen ze mij. Ik zeg: Nee, ik denk
het niet. Eén ding had ik wel geleerd in de gevange
nis: bekennen is om straf vragen. Je moet alles ont
kennen. Alles wat je verkeerd deed was of een onge
luk of dommigheid of toevalligheden, 't Hielp niet.
De eis: 'Doodstraf. Nou merk je dat niet meer als je
in zo'n situatie zit. Je bent helemaal van de wereld. Ik
heb alleen nog met m'n rare kop gevraagd: „Is dat
ook met aftrek van voorarrest?"
Wout Mange kwam in de Weteringschans-gevange
nis terecht maar nam de benen toen de Duitsers de
gevangenis leeghaalden. Mange: „Ik ben Broodje van
Kootje binnengerend. Iemand heeft me de stad uitge
bracht. Slootje springend door de polders ben ik in
Rotterdam geraakt.
Na de oorlog was hij te zwak om te werken. Ik
werd door Van den Akker ingezet bij de Engelsen,
binnenschepen lichten. Ze kleden me aan met het dui-
kerspak. Ze hangen me 'looien' om en ik zak zo in
mekaar. Die baas zei: Wegwezen jij! Ik heb die com
mandant aan z'n verstand gebracht dat m'n vak dui
ken was, maar dat ik te zwak was. Dat ik niet voor de
moffen had willen werken en daardoor in zo'n slechte
conditie was. Op den duur stuurden hij me naar de
kombuis. Ga daar maar veertien dagen werken. Ik
heb in die keuken vreselijk m'n best gedaan. En bij
het duiken heb ik me daarna de pokken gewerkt heb
om te laten zien dat ik het wel kon.
Al stak ik de moord, ik moest meer doen dan die
andere duikers. Dan kun je zeggen dat je een streber
bent, maar de aanzet die je er door krijgt, doet je wel
goed: eerst weggestuurd worden en dan laten zien wat
je kan. Dat maakt je karakter.
„We doken voor de dienst Havenherstel in Rotter
dam. „Wout d'r liggen daar bommen, kan je es kij
ken". Ik deed het, achterlijk natuurlijk, maar ik zou
het nog doen omdat ik er gewoon geen gevaar in zie.
't Is natuurlijk stom. 't Heeft niks met moed te ma
ken, 't is gewoon stomme onkunde.
IJ de Amsterdamse Droogdokmaatschappij
moesten lag een dok onderwater, met een
schip er nog in. Die ADM was voor mij in
teressant. Als ik vrij had ging ik het dok in en schepen
bekijken. Toen ik later in Zeeland kwam om wrakken
te ruimen op de Westerschelde heb ik daar veel ge
mak van gehad. Je wist hoe die schepen gebouwd wa
ren. Dat dok wat nog dreef, daar kon ik wel met m'n
ogen dicht doorlopen.
We moesten een keer de bodem van een gezonken
dok onderzoeken. Ik duiken, vijfentwintig meter om
laag en dan nog eens veertig meter dwars weg, tussen
al die spanten door, compleet, duikerpak aan met
luchtslangen en seinlijnen. Seinen ging niet meer na
zoveel bochten. Je moest je de kelere trekken om een
beetje loos te krijgen. Ah, je was zo vertrouwd met je
pak. We doken met verfmasjientjes, ja, luchtcompres-
sors om auto's mee te spuiten. Nee dat was niet be
trouwbaar, maar voor ons wel! Maar m'n lucht stop
te. En de terugslagkleppen deden het niet. Dus dan
loop je leeg door de slang heen. Toen ben ik blauw
bovengekomen.
In dat dok heb ik een open-shelterdecker leren ken
nen. Dat zegt een normaal mens niks, maar de Atti
can Unity was een open shelterdecker. Toen dat ding
in de brand ging en ze wilden blussen wist ik dat het
niet kon: een open shelterdecker is net een veerboot.
Hij heeft een dubbel dek. Maar als je dat volzet dan
loopt het water mooi door naar achter. Ik heb dat te
gen de brandweer gezegd. „Ja maar Wout, deze boot
is gesloten. Ik zeg: „Dat bestaat niet. Hij is van '57 en
die gesloten dekken had je toen nog niet". „Nee
Wout, het is dicht onder de brug, dus je kan het voor
schip onder water zetten". „Mensen, begin er niet
aan, want hij is opengemaakt om de kanaalrechten
van het Panamakanaal te ontduiken. Zo kun je veel
meer tonnage. Ze geloofden het niet. Ze hebben nog
uren water d'r in geblazen, maar hij bleef liggen fik
ken en het achterruim kwam helemaal vol. Toen was
die boot wel naar de knoppen natuurlijk.
EN ander grapje. Wat bleek, m'n tanks wa-
ren lek, maar ik gaf ook olie weg in ruil
voor vis aan die Heldersmannen. D'r kwam
ellende van.
Net daarvoor hadden we buitengaats bij de Maas-
kerk gelegen. Dat schip was getorpedeerd. We moes
ten het geschut ophalen. Wij naar buiten, met een
paar schnellbootjes erbij. We zijn koud buiten of d'r
loopt een van die dingen op een mijn. Dat had ik nog
nooit in m'n leven gezien', 't Was een mooie vuurzee
en weg boot. Dat gaat nogal makkelijk. We ko
men met onze bok bij dat schip. Het geschut hadden
ze losgemaakt op eén bout na. Ik ging hijsen, maar ze
moesten die bout nog losdraaien. Ze riepen wel ho,
maar ik trok de fundatievoet kapot. Ze zeiden dat het
Wout Mange in zijn duikerstijd.
- FOTO ARCHIEF WOUT MANGE
„Dommigheid en onkunde, het gevaar niet willen
zien. Dat is met zo'n Attican Unity ook. Een schip vol
met gif. Duik d'r maar in en doe maar. Welk verstan
dig mens doet dat? Je doet het, ook al heb je maats
verspeeld. Onlangs nog, een knaap uit Hulst, prima
duiker, gaat even voor Smit Tak naar joppie, een
fruitschip in brand in Spanje. Hij duikt het ruim in,
achter een vent aan die daar flauw ligt, gelijk kapot.
Simpel, hij wil die vent pakken en klaar, dood er
naast. Ze hadden C02-gas: op de lading gezet. Ik ken
er heel wat die zo aan d'r einde gekomen zijn. Toch
zou je zo weer hetzelfde doen. Maar 't is gewoon dom.
Moed is iets anders. Moed is, als er iemand ligt te ver
zuipen en jij kan niet zwemmen en je springt er toch
achteraan maar je leven wagen voor een dood
ding, da's toch gewoon stom".
UZIES op de Westerschelde? „Legio joh".
Een weergave in bergersjargon. „Een keer
met Van der Tak, toen nog een concurrent.
We hebben een kuster vast. 'l Is slecht weer. Onze
tros breekt. 'De Bruinvis van Tak heb dat ding vast
gepakt' hoor ik via de mobilofoon „we mogen er niet
meer bij komen. Ik zeg: „Eén ding Piet: Maak een
ruime bocht en vaar 'm vierkant voor z'n donder! Tak
zegt: Wat is dat allemaal? Ik zeg: Je pikt een schip
van me af. Ja dit en ja dat, maar nou ben je 'm ver
speeld. Ik zeg: Vandaar dat ik zeg: vaar 'm voor z'n
flikker. Piet, onze kapitein, roept over de radio, zodat
iedereen het kon horen: Ja maar ik heb nog zestig kilo
springstof voor in de kop. Nou Piet dan komt de klap
nog beter aan!
Een rel ja, dat wel maar wat denk je dan, de vol
gende keer pak ik je. Een poosje later verliest een zee
boot een anker met ketting. Tak krijgt dat anker aan
de haak. We varen, met een dreg achter ons, vijf me
ter voor de kop van de Bruinvis langs. De dreg pakt
de ketting die nog in het water hangt. Dat gaf me een
ravage daar aan dek! Wout, wat doe je nou, je hebt
ons anker! Leg niet te lullen man, rot op da's een an
der anker, draai op. We zetten de ketting op de
lier en kijk nou. die schepen trekken zo naar me
kaar toe. Uiteindelijk liggen we kop aan kop. Goh,
nou hebben ze van Tak onze ketting vast. Nou had
den we geluk, want hij had het losse eind en wij ket
ting met anker. Scheldend en tierend tegen elkaar zijn
we de haven van Vlissingen binnengedreven, kop aan
kop. Je moet eens hier durven komen. Nou heb ik al
tijd wat bij me, nee ik zeg niet wat, maar ik stap daar
aan dek en toen werden ze een beetje vervelend: Als
je niet opdondert, tering dit en dat nou ja 't was
zo over. Hij vierde die ketting. Tak heeft er nooit een
cent van gezien. Kijk dat noem ik gein, jij een boot af
pikken, wij een anker. Het ene moment slaande bonje
en 't andere moment zijn we 't weer vergeten. Tak
belde: Wout kom es langs, dit kan zo niet. Natuurlijk
joh, je hebt nog gelijk ook".
Nog wat anders. Ik koop een partij brandbijlen van
Leen Polderman in Hansweert. Een week later liggen
we bij een schip te pompen. Polderman komt met z'n
bergingvaartuig langszij en zet een pomp aan boord.
Wij waren er het eerst, maar hij begint doodleuk te
pompen. Ik heb een bijl gepakt en z'n tros doorge
kapt. Ha, ha met een van z'n eigen brandbijlen. Toch
is Leen een beste vent.
ERGERS, bang? Voor de duvel en z'n ouwe
moer niet, zelfs niet voor zeemonsters.
Wout Mange had er een keer de nationale
en internationale pers mee liggen. „Monstervis in
wrak bij Vlissingen' blokletterden de dagbladen op 20
augustus 1956. Mange schiet in de lach bij de herin
nering: „Journalisten zeggen altijd dat ze alles contro
leren. Nou dat geloofden we niet, want ze schreven
een boel onzin over wat we deden op de Westerschel
de. Nou lag er een wrak, vlak voor de boulevard. Het
was in de zomer, komkommertijd. Goed, een van die
perskerels belt en ik vertel dat een van onze duikers in
dat wrak aangevallen is door een monster, maar dat ie
met veel tegenwoordigheid van geest dat beest aan z'n
mes heeft geprikt. Diezelfde avond waren twee van
onze bergingsvaartuigen met een walvis van drie ton
de haven binnengekomen. Die hadden ze op de Wes
terschelde van een droge plaat gehaald. Jongen toch,
wat een keet in de tent, heel de pers zat er op. D'r was
natuurlijk geen moer van an, maar 't was wel aardig
dat ze d'r intuinden. Ik hou er wel van om de boel
beet te nemen, maar ja, dan heb je lui die je een te-
ringvent gaan vinden".
Het Vlissingse bergingsbedrijf Van den Akker
haalde deze zomer opnieuw de dagbladen. Een po
ging om voor de Franse kust een lading koper boven
water te krijgen mislukte echter. Toen Mange ge
vraagd werd of hij niet geinteresseerd was in het wrak
zelf antwoordde hij droogweg: „Ja, maar dan motten
d'r wel gouwe klinknagels in zitten".
PE Titanic? „Alles wat onder water ligt krijg
je boven. Geen probleem. Alleen, tegen
welke prijs. Zo'n Titanic komt boven als je
hem invriest. Dan wordt het een ijsberg, en een ijs
berg drijft. Zo'n blik ijs sleep je tegen de wal, en je
laat het ontdooien. Het probleem is wel dat ie in stuk
ken uit elkaar lazert, want ijzer, hout, alles vriest ka
pot. Je houdt splinters over".
Achtenveertig jaar op het water; duiker en wrakop
ruimer. Maar na de vloed komt de eb. „Straks ga ik
met VUT", zegt Wout Mange „ik ben nou gewoon
aan het idee, maar ik heb er knap moeite mee gehad.
Wout zeiden ze op 't hoofdkantoor in Rotterdam. Je
moet plaats maken voor een jongere. Je kunt liggen
zeuren, maar over twee jaar sta je voor 't zelfde. Doe
maar"!
Het is kwart voor acht. We hebben vijf uur zitten
praten. Aan de steiger in de buitenhaven ligt een
sleepboot, boordlichten aan, de motor draait statio-
nair. In de donkere stuurhut, een wachtsman, alleen
met het vaalgroen licht van een radarscherm. Bergers,
klaar voor 'een joppie'. Op de rede van Vlissingen
blaast een scheepshoorn.
i