'wderzesdeklassers lagere school is niets nieuws! ]\[eeifje w, Letten op leerstoornissen 'Ma, hier IT] Handtekeninj ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1985 7TATERDAG 21 SEPTEMBE Aarzeling Analfabetisme Gevoelsmatig Functioneel V ervolgonderwij s y, n ie dertig-plus of nog (veel) ouder is, kijkt tegenwoordig op een willekeurige basisschool zijn/haar ogen uit. Er zijn kleurige, knusse klaslokalen met bonte tekeningen en posters, juffrouwen en meneren, die leterlijk en figuurlijk snel door de knieën gaan en groepjes van tafeltjes en stoeltjes, die kinderen met allerlei uiteenlopende bezigheden, maar zeer ten dele op hun plaats houden. Er straalt je een hartverwarmend en stimulerend leerklimaat tegemoet, dat doorgaans met de term 'kindvriendelijk' wordt beschreven. Hoe anders ging dat er vroeger aan toe. Door Heieen Crul Foto's Johan van Gurp Er kon wel een hele schooldag voor bijgaan, voordat een kind of een leerkracht van haar/zijn plaats kwam. Alles speelde zich af op dat grote, zwarte bord, waarop alle ogen in een voortdurende, eenpunti- ge aandacht gericht moesten zijn. De wurgende stilte in sombere loka len werd slechts verstoord door het kordate getik van een aanwijsstok of door kinderkelen die in een keu rige cadans hun rijtjes opdreunden. Niemand in Nederland zou nog terug willen naar die tijd, want de deuken die dit onderwijssysteem aan kinderzielen toebracht, zijn nog steeds zichtbaar en menigeen dankt er een levenslange af keer van leren aan. Toch wordt de huidige manier van les geven door velen met enige aarzeling be keken. Menig ouderpaar geeft de juf of meneer voor de klas weliswaar het voor deel van de twijfel, maar vindt het onder wijsproces temidden van al die onover zichtelijke gezelligheid wat ondoorgron delijk. Goed, ieder z'n vak en dat van een leerkracht lijkt tegenwoordig het midden te houden tussen een jongleur en een goochelaar, maar wat leren kinderen nu eigenlijk; welke vorderingen maken ze? Rapporten die soms meer weg hebben van poëzie-albums geven daar ook niet altijd een duidelijk antwoord op. Er wordt veel meer gewaardeerd tegenwoor dig, echt 'heel het kind', maar het kost je als ouders vaak de grootste moeite om te ontdekken of je kind misschien ergens slecht in is en nog meer hardnekkigheid om deze uitspraak aan een leerkracht te ontfutselen. „Is die versluierende gang van zaken op de basisschool geen uitstel van execu tie?", zo hoor je op ouderavonden nog weieens vragen. Kinderen moeten na de basisschool nog verder. Hoe staat het eigenlijk met de huidige onderwijsresul taten? Enige bezorgdheid over het onderwijs in Nederland üjkt op z'n plaats. Want er gaat geen dag voorbij of je hoort of leest wel iets over dat onderwijs. Veel kritiek; de meest tegenstrijdige geluiden, er is eigenlijk geen touw aan vast te knopen. Neem nu dat onderzoek dat op 300 la gere scholen onder zesdeklassers is ge daan. Zeven procent van de zesdeklas sers bleek niet eens te kunnen lezen. 51 van de zesdeklassers kwam tot slechte of twijfelachtige resultaten bij het schrijven. Voor sommigen was het ronduit schokkend dat in een land als het onze - met een gedegen en lange onderwijstradi tie - nog 'functioneel analfabetisme' be staat. Is dat een teken aan de wand? Ver slechteren de resultaten van het Neder landse (basis)onderwijs? Téfeet dan Aondetdduijend 6indeten Ceten dejet dayen 6un eetkte woatdjek tejen en kcdtijveu taak -pint - vik - êaant 70ie cnk/kanninyen (eve ten i<ntd de (tei^ktva/éautie oudetk ofr. die vettedetd taejien 6ae dun kéiud ttatk /taai ]i//u eetkte pinnetje uit een ecdt 6oe£je Ceekt. *7u de^e /klitte /ketiode ik kedaat meektat nay een ttiam^anCetij/é avantuut maat in de daatojz vatyende ■juten wit de vetwattiny nay weteeuk 6ij oudetk taektaau 6et ik attemaat wet (eu/t en aatdiy wat daat yeêeutt. maat Cetea éiudeteu en eiyentijé nay wet wat/ "Die vtaay ik o/knieuw aetueet ye watden daat andetjaeié ouden. 300 Cayere kcnoteu. dat auatya&etiknte en kteedt ke/t rijven 6ij jekdeddakkenk aantoonde -Zet teyet vetanttukten ytaeit en ytamt *7eu teente óctdan&k atatmeteude êeticdteu ik het Cayet oudet wijk. éijvaaiéeetd. de éaatkte vijftien jaat niet aan toonêaat kteedtet yewotdeu. wét veet (euwet Sn de nieuwe 6akikkcAaot 6au et toe èijdtayen dat dit ondetwijk vaat een aantat éUudeten nay 6e tet watdt en vaat atte éindeten Ceu& Otij^t. slechter, wel leuker „Welnee", zegt Jos Ahlers, hoofdre dacteur van het tijdschrift 'School', die al zo'n 25 jaar de onderwijsproblematiek als was in zijn handen kneed, "die 7 is er waarschijnlijk altijd al geweest, maar nu is dat voor het eerst eens een keer of ficieel vastgesteld." Op basis van de uitslagen van de zoge naamde 'Citotoets' - een toets die jaar lijks door zo'n honderdduizend zes deklassers wordt gedaan - concludeert hij dat het onderwijs de laatste 15 jaar niet is verbeterd, maar ook niet is ver slechterd. „Ze hebben zelfs' groepen ouders die toets laten doen, nou, die de den bepaalde onderdelen beter dan hun kinderen en andere slechter. In grote lij nen zijn de resultaten dus hetzelfde ge bleven. De ouders brachten echter wel de pure winst van het basisonderwijs onder woorden: „niet beter, niet slechter, maar wel: véél, veel leuker. „Er is helemaal geen reden om veront rust te zijn over onderwijsresultaten of paniekerig te gaan doen over analfabetis me bij zesdeklassers", zo reageert Jef van Kuyk, wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Instituut voor Toets Ont wikkeling (Cito) in Arnhem. Ook hij bevestigt dat onderwijsresulta ten, die door de Cito-toetsen getoets en vergeleken kunnen worden, in de loop der jaren 'een vrij constante lijn' verto nen. Wel vindt hij het nuttig en nodig dat de kwaliteit van het onderwijs meer ge meten wordt en er wat minder stoeiruim- te komt voor vermoedens en nat vinger werk. „In het onderwijs wordt nog al ge voelsmatig gewerkt en weinig geobjecti veerd. Als we het hebben over het wel of niet verwezenlijken van onderwijsidealen staan we feiteüjk met de mond vol tan den. We kunnen niet bewijzen dat ze in de praktijk worden gebracht. We kunnen ook niet zeggen dat er niets van terecht komt. Daar weten we eigenlijk niets van. Alleen door systematische toetsing en onderzoek kunnen we een antwoord krij gen op vragen als: 'Wat laten we na in het onderwijs?' en: 'Wat gaan we daar aan doen?' Het geruchtmakend onder zoek dat analfabetisme aan het ücht bracht, was een eerste, officiële peiling naar de taalvaardigheden van zesdeklas sers. Het is de bedoeling dat met ingang van 1986 het niveau van het Nederlandse basisonderwijs met grote regelmaat ge peild gaat worden. Daarmee hoopt men een inzicht te krijgen in de kwaliteit van dat onderwijs; in het functioneren van verschillende scholen, maar ook een antwoord op de vraag: bereikt het onderwijs het gestelde doel? Tussen theorie en praktijk, tussen de inspanningen van een leerkracht iets over te dragen en dat wat een leerling(e) er uiteindelijk van opsteekt, kan een gro te kloof liggen. Dat wordt door het Amsterdamse on derzoek nu voor het eerst eens duidelijk aangetoond. Zo stellen de onderzoekers niet zozeer vast dat 1% van de zesdeklas sers niet kan lezen, alswel dat een aantal van hen niet 'functioneel' kan lezen en dat de taalvaardigheden die kinderen nu leren, niet altijd functioneel zijn. Kinde ren blijken - in tegenstelling tot wat soms wordt gedacht - nog heel degelijk en ouderwets les te krijgen in spelling. Daar zijn de resultaten dan ook naar: tweederde van de onderzochte zesdeklas sers spelt minder dan drie van de hon derd woorden fout! Maar onze moeder taal is rijk en veelomvattend. Ovejdreven aandacht voor de ene vaardigheid kan ten koste gaan van een ander, die wel licht in deze tijd wat belangrijker is ge worden, namelijk het vermogen tot co- municatie. Mondeling hadden de zes deklassers daar weinig moeite mee, ze bleken 'goed gebekt'. Maar het schriftelijk communiceren ging ze slecht af, met name daar waar ze 'functionele' opdrachten kregen, zoals: lees wat er op de verpakking van levens middelen staat, vul een formulier in, schrijf je ouders een briefje dat je weg bent en op een bepaald tijdstip weer te rug komt. De conclusie van dit onder zoek zou dan ook kunnen zijn dat het onderwijs kinderen functionele vaardig heden, waarmee ze in onze moderne maatschappij werkelijk uit de voeten kunnen, onvoldoende aanleert. Die wetenschap is niet nieuw, want het besef dat de maatschappij grondig verandert en school daarin mee moet gaan, ligt ten grondslag aan de grootste onderwijsoperatie aller tijden: de invoe ring van de wet op de basisschool op 1 augustus jongstleden. Die moet er voor zorgen dat kinderen niet langer meer worden opgeleid voor het verleden maar voor de toekomst. Het lager onderwijs vertoont tot op de dag van vandaag nog de sporen van het verschijnsel, dat deze vorm van onder wijs voor de meeste mensen vroeger een eindstation was. Dat verklaart ook de bi zarre toewijding voor het instampen van allerlei dorre feitjes. Ook het gedogen van kinderen, die eigenlijk niet mee kon den-komen en een steeds grotere achter stand kregen, spruit voort uit het klassi kale onderwijssysteem, dat in feite op leidde voor een standenmaatschappij. Daarin heerste het doemdenken: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Zo'n houding binnen het onderwijs vinden we nu uit sociaal oogpunt ongewenst. „We mogen inderdaad wel de vrome wens koesteren dat het nieuwe basison derwijs wat succesvoller kan inspelen op die groep kinderen, die nu jaar in jaar uit stagneren. Want binnen dat nieuwe on derwijs neemt het diagnostiseren, dus het voortdurend kijken en toetsen van: hoe ver is een kind met dit of met dat, wat kan het en wat kan het niet, een veel we zenlijker plaats in. Problemen worden - als het goed is tenminste - eerder gesig naleerd én aangepakt", zo is de reactie van de heer L.J.H. de Wilde, directeur van de School Advies Dienst Nijmegen. De nieuwe basisschool kan meer soe laas bieden aan kinderen die anders uit de boot vallen, want 'zorgverbreding' hoort bij de doelstellingen. Er wordt ge streefd naar optimale ontplooiingskan sen en een ononderbroken ontwikke lingsgang van ieder kind, zonder drem pels en zonder zittenblijven. Vandaar dat kleuter- en lager onder wijs zijn. samengevoegd tot een onder bouw en bovenbouw met dezelfde sfeer en aanpak. Vandaar ook de garanties tot doorstroming van kinderen door middel van niveau-onderwijs. Een kind kan vlug zijn met het één en langzaam met het an der of omgekeerd, maar hoe dan ook, het kan altijd op zijn eigen niveau binnen het basisonderwijs aan de slag. Niet de leer stof staat centraal maar het kind. De vernieuwingen binnen het basison derwijs zijn gebaseerd op de wetenschap dat er in ons huidige onderwijs een te eenzijdig belang werd/wordt gehecht aan kennis. Het begrip 'intelligentie' omvat meer dan 'goed zijn' in rekenen, taal en lezen. Of een kind later goed terecht komt, of het zijn/haar plaats kan vinden in een veel gecompliceerdere maatschap pij en zijn draai kan vinden als mens hangt ook van allerlei andere vaardighe den af: zijn aanpassingsvermogen aan mensen en situaties, het behoud van zijn natuurlijke nieuwsgierigheid en leergie righeid, zijn mogelijkheden met zijn li chaam en emoties te handelen en creatief om te springen met problemen. De "basisschool pakt de training van deze vaardigheden bewust op en daar door komen accenten anders te liggen. Verschuivingen in het niveau van de taal- of rekenvaardigheden hoeven dus niet veroorzaakt te worden door beter of slechter onderwijs, maar kunnen veroor zaakt worden door een verschuiving in de doelstelling van dat onderwijs. Het moet in het basisonderwijs uit de lengte of uit de breedte. Als er nieuwe vaardig heden of vormingsgebieden bijkomen, gaan andere eruit of krijgen minder aan dacht. De nieuwe basisschool zal veel gezich ten hebben. Voorop staat de individuele ontwikkelingsweg van ieder leerling(e), die echter tot verschillende prestaties kan leiden. Kracht - en volgens sommigen zwakte - van de basisschool is dat deze geen 'eindtermen' heeft en dat de aan sluiting op het vervolgonderwijs daarom een probleem kan worden. „Als er geen aanpalend vervolgonder wijs komt, is de basisschool gedoemd te mislukken", meent Jos Ahlers dan ook. „Het individuele toetsen van kinderen, het tijdig signaleren van dreigende ach terstanden en het verhelpen hiervan krijgt veel meer onderwijsgereedschap", zo meent Jef van Kuyk. Hij ontwikkelde dit onderwijsgereedschap voor de onder bouw in de vorm van een observatie- en hulpprogramma voor het opsporen en verhelpen van achterstanden bij kleuters op het gebied van ruimtelijk oriëntatie. „Vroeg signaleren voorkomt vastlo pen", zo is zijn stellige overtuiging. Gepokt en gemazeld door de onder wijspraktijk wil de heer de Wilde er voor waarschuwen de basisschool wel als een verbetering, maar niet als een wonder middel te gaan zien. „Iedere vorm van onderwijs gaat altijd aan een aantal kinderen voorbij. Zelfs I het meest ideale onderwijssysteem maakt zijn eigen slachtoffers". J v mmm i 'É$SS Natuurlijk is het eigenlijk de taak van de school om kinderen met dreigende leerstoornissen er tijdig uit te pikken. Maar ouders kunnen zelf ook een oogje in het zeil houden. Een vrij veel voorkomend leerstoornis is bijvoorbeeld 'dyslexie' hetgeen 'moeilijke lezen' betekent. In zo'n geval heeft een kind moeitcmet het juist spellen en schrijven van woorden. Het zich niet goed kunnen oriënteren in ruimte en tijd kan hierbij een grote rol spelen. Daarnaast zijn er vaak problemen met aandacht, inprenten, begripsvorming en motoriek (spierbeheersing). Kinderen die tussen hun vierde en zesde jaar in deze periode geen duidelijke handvoorkeur ontwikkelen (links of rechts), kinderen die nog tekenen vanuit hun elleboog, lopen wat meer kans op moeilijheden met leren lezen en schrijven in de eerste klas, die nu de derde klas van het nieuwe basisonderwijs is geworden. Wanneer een kind in deze klas met Kerstmis nog zwak is met lezen en grote moeite heeft met het zelfstandig verklanken van woorden moet extra hulp overwogen worden. Dyslexie kent vele vormen - van licht tot ernstig - en kan ook tot problemen met rekenen leiden. Ernstige vormen van dyslexie komen echter zelden voor en de lichte zijn - mits tijdig opgespoord - met speciale trainings- en hulpprogramma's goed te bestrijden. Probeer als ouders - in samenspraak met de leerkracht - de oorzaak van een achterstand van uw kind in een of ander vak te achterhalen. Schroom niet om bij twijfel zelf aan te kloppen bij een 'schoolbegeleidings- of schooladviesdienst'. Wanneer blijkt dat een kind binnen het normale basisondewijs niet goed verder kan dan verdient het aanbeveling de mogelijkheden van het buitengewoon oonderwijs te overwegen, bijvoorbeeld LOM-school (voor kinderen met leef' en opvoedingsmoeilijkehden) een MLK-school (voor moeilijk lerende kinderen). Zo'n school betekent meestal: meer kansen voor een kind. En daar gaat het uiteindelijk allemaal om. Groot voor klein ijftien miljoen kost het sluisje de Oesterdam - de Bergse Diepsli - waarachter Bergen op Zoom 'opgeborgen' wordt. Toen de minister van Verkeer en Waterstaat nog een dikke portemonee had - een jaar of wat geleden was dat het geval - bestonden er hoogst interessante I plannen om in de Oesterdam, één van de twee compartimenteringsdammen acht in de Oosterschelde, een zogehete liftsluis te bouwen, een sluis - van formaat met een ingenieus zout/zoetscheidingssysteem die Bergen op Zoom 'voor alle eeuwigheid' een riante entree tot c verkleinde Oosterschelde en daarmee met open zee zou geven. Maar het pakte anders uit. Door Piet de Bont Toen ook de budgetten van de tussen aangetreden minister Verkeer en Waterstaat Nelie Si TT -londerden vrijwilligers hebber 1 e afgelopen dagen handtekeninge opgehaald voor het "''^petitionnement. Een onzer ri-Tslaggevers liep mee. Hierbij een persoonlijke indruk. Door Rosé Lokhoff De instructie op zich is duideli Een volkspetitionnement k slechts enig gewicht in de sch leggen als er veel mensen aan mi doen. Ofwel: er moeten handtel "•ngen worden opgehaald. V 'lidtekeningen. Het praatje er o heen tijdens de instructiebije* komst wordt al wat moeilijker. 1 Anstanders zijn eigenlijk voorsts ers van kruisraketten en ande om. vi3,nmaaJ 'n het bezit van kaartjes n °Pen ofwel 200 adressen, komt I De bewoners van de vi a...'e huizen in de eerste 'loop' boi 0P'inusme ongenadig in de grond.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 26