Kinderen
gepensioneerden stofzu
irhout.
ja.
av
sgf-6
ZATERDAG
21 SEPTEMBER 1985
ENIGING ONS
BAAR ONDERWIJS
URG
ERLYCEUM
aatschappij
ichinefabriek
Qp de Mookerheide moet een
tist vol geld liggen. De nooit
betaalde soldij van de soldaten van
[odewijk en Hendrik van Nassau.
|/ie de schat van de legende vindt,
Isinéén klap boven Jan Modaal.
Zo zijn er meer verhalen die ons
moeten doen geloven dat het goud
,oor het oprapen ligt. Als je het
maar weet te vinden. Een verhaal
over schatzoeker met amateur Gert
Gesink en beroepsarcheoloog
Verlinde.
Fantasie
Sterk
Munitie
Argusogen
Systeem
Techniek
Snel rijk?
AS?
3
lolieke school:
m. gymn./ath./havo
3. J.L.J. van Aalzum
mogelijk docent(e):
2e graads ter vervanging
3kteverlof.
en aan de rector van de
rne nadere inlichtingen.
roduktie-afde-
roep Stoomketel
eer 180 per-
i zijnen waarinde
an zowel
atels, vragen wij
nten voor de
in 2-ploegen-
is van de Engelse
ng.
erzoek kan deel
ieprocedure.
deze functie kan
de heer R. Tiet-
te afdeling Plaat-
!81 (iedere werk-
br en 12.45-16.45
citaties te rich-
srsoneelszaken
<e Maatschappij
is 16,
Door Mick Salet
Foto's: Do Visser
„Hé, lekker aan het stofzui
gen...?"
De schatzoeker hoort de sneer van
de voorbij fietsende jongen niet
eens. Hij heeft alleen oor voor het
zacht zoemen van zijn detector. Als
het geluid maar een béétje harder
wordt, kan dat al betekenen dat de
detector een waardevol stukje me
taal in de bodem heeft opgespoord.
Zigzaggend laat de schatzoeker
zijn detector de bodem aftasten.
Dan opeens P-1E-IE-IE-P.
Beet. Zijn ogen flonkeren als florijnen.
Wat zal het zijn? Voorzichtig krabt hij
met zijn schepje wat aarde weg. Niets te
zien. Maar de detector geeft nog steeds
een hoopvol signaal.
Dieper graven dus. Schep. Schep.
Schep. Nog steeds niets te zien. Maar de
detector blijft erbij. P-1E-IE-IE-IE-P.
Graaf. Graaf. Graaf. Een Wilhel-
mientje? Een oude Romein? Nee. Het
schepje stuit op iets groters. Een zilveren
beker? Een schatkist?
Terwijl hij met zijn vingers voorzichtig
de aarde begint weg te vegen, droomt hij
zich al rijk: eerst een nieuwe auto, dan
een cruise op de Middellandse Zee,
dan.
Er wordt iets zichtbaar. Niets blin
kends. Iets groens. Opeens ziet hij het
deerlijk helder. Een bierblikje. Bah, bah
en nog eens bah.
Iedere schatzoeker kent die teleurstel
lende ervaring. Er wordt meer hoop de
bodem ingeslagen dan er goud wordt uit
gehaald.
Toch lopen er in ons land al zo'n twin
tigduizend mensen met een detector in
de ene en een schepje in de andere hand.
Allemaal mensen die heel langzaam wer
ken aan de opbouw van een oudheidkun
dig museum in de huiskamer, maar stil
letjes hopen dat ze eens de schat zullen
vinden die hen in een klap rijk maakt.
Wie zijn die schatzoekers?
Gert Gesink: „Dat verschilt
enorm. Van kinderen tot gepensio
neerden. Maar het zijn wel alle
maal mensen met fantasie. Een
beetje avontuurlijke mensen. Ze
zoeken niet echt naar een schat,
maar ze hopen wel er ooit eens een
te vinden.
Dat heb ik zelf ook. Ik weet dat
de kans heel klein is dat ik ooit een
potje met gouden munten vind.
Maar toch. Je droomt er wel van.
Dat begon gewoon met stripverha
len die ik vroeger gelezen heb. In
de Donald Duck. Donald en zijn
neefjes gaan vaak op zoek naar een
schat. En als ze er een vinden, dan
denk je toch..Of dat kinderlijke
fantasie is? Ja, dat denk ik wel."
Ondanks die droom een goud
mijntje aan te boren, weten de
Op zoek naar
de schat van
Dagobert Duck
V
-
.jr*-
meeste schatzoekers dat ze al dik
tevreden mogen zijn als ze na een
paar uur zoeken alleen wat verlo
ren dubbeltjes en kwartjes hebben
gevonden. Wel putten ze hoop uit
mooie verhalen van anderen.
Net zoals de helft van de vissers
in het café vertelt wel eens een
snoekbaars van een meter te heb
ben gevangen („Nee, mijn camera
had ik toevallige thuis laten lig
gen"), weet de helft van de schat
zoekers wel een plekje waar best
eens een Titannicje zou kunnen
liggen („Een vriend van mijn
buurmans collega, had een oom die
vroeger rijk was en waarvan het
verhaal gaat dat hijSoms is
het waar. Twee voorbeelden uit
Gert Geesinks serie sterke
staaltjes.
„Ik heb het eens geprobeerd op een
hoog gelegen akker, waarvan ik dacht
dat er best iets te vinden zou kunnen
zijn. Ik kreeg toestemming van de boer
om er eens te zoeken. Op verschillende
plaatsen, een paar honderd meter uit el
kaar, staken de potscherven bij bosjes uit
de grond. Ook lagen er overal pijpes-
teeltje en hier en daar een pijpekop. On
getwijfeld was hier veel boerderijafval en
stadsmest gedumpt, en er moest dus veel
te vinden zijn.
Na een kwartiertje zoeken vond ik de
eerste munt, een zilveren exemplaar uit
1601 ter grootte van een kwartje. Een
mooie munt die nauwelijks schoonge
maakt hoefde te worden; het bleek een
Silbergrosschen uit Kleef in Duitsland te
zijn. Daarna heb ik veertig uur doorge
zocht. In totaal haalde ik eenenzestig
vooroorlogse munten uit de bodem. Ze
ven zilveren en vierenvijftig van koper of
brons.
Uniek was de vondst van een Kelti
sche munt waarvan ik in eerste instantie
meende dat het een bijzondere knoop
was, maar een regenboogschoteltje van
meer dan tweeduizend jaar oud was,
waarvan er maar twintig in Nederland
zijn gevonden. De drie oudste munten
heb Uc aan het Rijksmuseum Twente in
bruikleen gegeven. Behalve munten vond
De ervaren opvolgers van Sil de
strandjutter weten echter ook dat het
strand bezaaid ligt met trekringetjes van
blikjes bier, die daar zijn achtergelaten
als eigentijdse dank voor het aangenaam
verpozen. Wie met een detector op het
strand loopt, kan er dus zeker van zijn
dat een groot deel van de Piepjes van de
detector, loos alarm zijn. Het graafwerk
levert vaak niets meer op dan zo'n
treklipje. Ook kroonkurken kunnen de
schatgraver hoofdpijn bezorgen. Al zijn
er amateurs die juist uit hun doppen kij
ken omdat ze die doppen verzamelen.
Vooral schatzoekers die iets speciaals
zoeken moeten dus een plan opstellen.
Zo wijst Gert Gesink op de verzamelaars
van oude Dinky Toys, die vooral speuren
op plaatsen waar tientallen jaren geleden
kinderspeelplaatsen waren. Daar hopen
ze van die oude gietijzeren autootjes te
vinden, die voor verzamelaars honderden
guldens waard zijn.
Maar de meeste detector-detectives
speuren naar munten. Zij gaan, aan de
hand van (oude) topografische kaarten,
op zoek naar plekken waar de kans groot
is dat er een oude waardevolle munt ligt.
Wie naar oude Romeinse munten zoekt
maakt in Nijmegen meer kans dan in Le
lystad.
Dan zijn er verder nog de mijnenve
gers die zich als gieren op de slagvelden
van de Tweede Wereldoorlog en eerdere
oorlogen storten. Niet alleen op zoek
naar roestige helmen en gulden sporen,
maar ook naar munitie. Dat is niet alleen
verboden (in sommige gemeenten, als
Arnhem en Renkum, neemt de politie
een detector direct in bèslag als men oor-
Dat maakt het mogelijk om op een
(goed) apparaat te zien dat er geen gou
den munt, maar een stukje zilverpapier
onder de grond ligt.
Om het lesje techniek af te ronden:
een bruikbare detector moet zeker tot
meer dan zeventien centimeter in de
grond kunnen voelen en een goede detec
tor doet dat tot 30 centimeter. Hoe die
apparaten reageren leert men vooral in
de praktijk. Als er mineralen in de grond
zitten, reageert de detector anders dan
wanneer er geen mineralen aanwezig
zijn. Ook de vochtigheidsgraad kan ef
fect hebben op de reactie van de detec
tor. Wie dan nog weet dat er magnetisch
en niet-magnetische metalen zijn, dat er
zuivere metalen en legeringen zijn, snapt
dat het moeilijk is om één simpel lesje te
geven waardoor men een succesvol
schatzoeker kan worden.
Als het aan de Rijksdienst voor Oud
heidkundig Bodemonderzoek ligt, komen
er ook maar heel weinig van die schat
zoekers bij. Onze nationale archeologen
kijken met argusogen naar de nieuwe ra
ge-
Archeoloog drs. A. D. Verlinde: „Nee,
we staan niet te gillen van blijdschap. De
meeste mensen wroeten maar wat rond
en beschadigen zo het bodemarchief.
Voor de archeoloog is de bodem
gaan graven, dan overtreden ze de
letter van de Monumentenwet. Die
verbiedt het om graafwerk te ver
richten dat het opsporen of onder
zoek van monumenten ten doel
heeft. En dat slaat dan op oudhe
den die ouder dan vijftig jaar zijn."
En als iemand zegt alleen maar
op zoek te zijn naar muntjes van 49
jaar oud?
Verlinde: „Ze kunnen van alles
zeggen, maar op zo'n manier valt
er niet te werken."
Van monumenten moeten schat
zoekers dus afblijven, waarbij het
overigens een probleem is dat ze
niet altijd weten wat nu precies
een archeologisch monument is.
Maar de boosheid van de echte ar
cheologen komt deels uit machte
loosheid voort, want schatzoeken is
niet verboden. En kan lucratief
zijn.
Alle muntjes en ringetjes die
iemand toevallig in de bodem
vindt, mogen in eigen zak gestoken
worden. De overheid mag volgens
haar eigen wetten niets in beslag
nemen, tenzij iets op grond van
rijk, provincie of gemeente is ge
vonden. Dan mag de overheid, zo-i
als iedere andere grondeigenaar,
de helft van de buit opeisen.
De landelijke vereniging van
muntenjagers, te Coinhunters,
Company in Steen wijk, roept al
haar leden op om oude vondsten
bij de ROB en het Penningkabinet
te melden. Maar de meeste detec
tor-amateurs zijn' niet georgani
seerd en weten, volgens Verlinde
en Gesink, vaak nauwelijks waar
ze mee bezig zijn. Ze lopen maar
een beetje in het wilde weg te zoe
ken en gooien de meest waardevol
le vondsten weg, omdat ze die voor
afval of een kluifje aarde houden.
Of maken vondsten zo klungelig
schoon dat ze de waarde wegpoet
sen.
ik ook zo'n veertig antieke voorwerpen
van koper en lood, zoals een muntge-
wichtje van rond 1600."
En een waar gebeurd verhaal over een
collega-schatzoeker uit Enschede:
„De eerste keer zoch hij met zijn appa
ratuur langs de Vecht, waar in de Twee
de Wereldoorlog Duitse soldaten in stel
ling hebben gelegen, en daar vond hij een
doosje met zeldzame Duitse munten van
tussen 1800 en 1940. Ze moeten daar in
de oorlog door een soldaat, die kennelijk
een verzamelaar was, zijn begraven.
Zijn tweede vondst deed hij in een ge
bied dat rond 1870 nog berucht was als
schuiplaats voor bandieten. Al enkele
malen had hij er zonder succes gezocht
tot zijn aandacht viel op een heuveltje bij
twee grote beuken. Na een tijdje zoeken
op die bult, ontving zijn detector een
hard signaal. Hij groef voorzichtig en zag
op tien centimeter diepte twee rollen
rijksdaalders; 88 zilveren rijksdaalders
uit de periode van Willem II en Willem
III met een waarde van zo'n twintigdui
zend gulden."
Het zijn twee toevalstreffers. Voor het
zelfde geld had de schatzoeker het oog
op een ander plekje laten vallen en was
de gouden, of beter: de zilvervondst mis
gelopen. Want het blijft toch een kwestie
van geluk. Of niet?
Gert Gesink gelooft van niet. Syste
matisch zoeken is de sleutel tot succes.
Wie kris kras met de detector op pad
gaat, levert zich inderdaad over aan ge-
lukssgodin Fortuna. Maar wie doordacht
te werk gaat, maakt meer kans op een
goede buit. Al blijft het zoeken naar een
naald in een onderaardse hooiberg.
Wie genoegen neemt met verloren wis
selgeld en sieraden, kan het bijvoorbeeld
eens in een badplaats proberen. We gaan
naar Zandvoort al aan de Zee, we nemen
koffie en detector mee. En dan maar over
het strand lopen, tot de detector een piep
geeft. Daar ligt misschien wel een gulden
die uit de broekzak is gevallen van een
badgast die zich te nonchalent heeft om
gekleed. Of een achtergebleven trouw-
ring van een badgast die zich op het
naaktstrand helemaal bloot wilde geven.
logssouvenierjagers ziet) ook levensge
vaarlijk.
Hoe werkt zo'n detector? Het techni
sche verhaal van Gert Gesink:
„Het gaat, naast de batterij, vooral om
het onderste deel, de zoekschotel. Die be
staat uit een of meerdere spoelen en heeft
een ontvang- en zendmogelijkheid. Wan
neer aan die spoelen energie wordt toege
voerd (uit die batterij) wekt de zendspoel
een elektromagnetisch veld op dat met
de ontvangspoel in evenwicht blijft zo
lang er geen metaal binnen het bereik
komt. In deze evenwichtstoestand geeft
de detector een nét hoorbare basistoon.
Wanneer de ontvangspoel metaal waar
neemt, wordt het evenwicht verstoord en
zwelt de basistoon sterker aan naarmate
dé detector het metaal dichter nadert."
Voor leken: een detector gaat gillen
als er metaal in de buurt komt, omdat er
dan een storing optreedt. De detector
voelt zich door metaal aangetrokken, zo
als een magneet ijzer aantrekt, en maakt
dat kenbaar met een piep-signaal. Hoe
groter de aantrekkingkracht, des te har
der gaat de detector fluiten.
Detectors mogen ook discrimineren
zonder racist te zijn. Ze discrimineren
namelijk metalen. Ze kunnen metalen
die onder de grond zitten onderscheiden.
groot archief. Als er dan mensen zijn die
hier en daar wat losse vondsten uit de
bodem rukken, dan halen ze iets uit het
verband. Daar heeft de archeoloog dus
zeker geen belang bij."
Wat zou de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek
hier tegen kunnen doen?
Verlinde: „Het zou het makke
lijkst zijn wanneer het helemaal
verboden zou worden. Door geen
handel in detectors toe te staan.
Dan waren we van alle gedonder
af.
Maar dat gebeurt niet. Dus zul
len we een modus moeten vinden
door samen te werken met de de
tector-amateurs. Zeg maar dat wij
ze moeten opvoeden, uitleggen dat
ze in een archief zitten te peuren.
We vragen ze om archeologisch be
langrijke vondsten in ieder geval
bij ons te melden."
Pikt de ROB de gevonden goede
ren dan niet in?
Verlinde: „Nee. In principe
wordt niets afgepakt. Tenzij men
op een hele ruwe manier de Monu
mentenwet heeft overtreden en er
echt sprake is van een zeldzame
vondst. Maar in 99,9 procent van de
gevallen blijft de vinder de eige
naar. Als een amateur hier iets
komt brengen, willen we dat zelfs
gratis determineren. Als het iets
waardevols is zullen we misschien
vragen of de vinder het beschik
baar wil stellen aan een museum.
Maar afpikken doen we het niet."
Waarom de ROB zo vriendelijk
doet? Eenvoudig. Als ze op die ma
nier de detector-amateurs zo ver
krijgen melding te maken van hun
vondsten, kunnen ze in ieder geval
hun wetenschappelijke documen
tatie bijhouden.
Archeoloog Verlinde liet het
woord Monumentenwet vallen.
Zijn de schatgravers strafbaar?
Verlinde: „Je kan het zo zeggen:
zolang ze aan het zoeken zijn is er
niets aan de hand. Maar als hun
detector een pieptoon geeft en ze
Voor mensen die er meer over
willen weten, is er het boekje van
Gert Gesink dat „Succesvol Schat
zoeken" heet en is uitgegeven bij
Luitingh in Utrecht. Beroepsar
cheoloog Verlinde noemt de hand
leiding „echt niet onaardig".
Tot slot de hamvraag: hoe worden we
van vandaag op morgen rijk? In hoeveel
dagen heb je de aanschaf van een detec
tor er uit? (Een redelijke tweedehands
detector heb je wel voor 150 en een
bruikbare nieuwe voor zo'n kleine 300.
De bijna professionele apparaten kosten
een paar duizend gulden.)
Gesink: „Er zijn mensen die op het
strand per dag wel honderd gulden aan
kleingeld vinden. Ik vind in een halve
dag gemiddeld veertig tot vijftig gulden.
Maar ik heb een goede detector en vijf
jaar ervaring.
Het is niet precies te zeggen hoe lang
het duurt voor je de aanschafprijs van
een detector er uit hebt. Dat hangt af van
je doorzettingsvermogen, je creativiteit
en de mazzel die je hebt."
Rijk worden doe je dus alleen
door toevallig op die grote schat te
stuiten. Hoeveel schatten liggen er
onder onze voeten?
Gesink: „Er ligt heel veel aan
munten en waardevolle voorwer
pen. Er zijn mensen die het op een
half miljard gulden schatten. Ik
denk écht dat er grote schatten te
vinden zijn. Grote bedragen die in
de Tweede oorlog in de grond ver
stopt zijn bijvoorbeeld. Waar? Dat
weet ik ook niet."
Verlinde: „Vijfhonderd miljoen?
Zwaar overdreven. Allemaal vis
serslatijn."
Wie zou er gelijk hebben? Geen
van twee waarschijnlijk. Het aan
tal schatten is niet te schatten, om
dat ze verborgen zijn. Niemand
weet wat en waar, laat staan hoe
veel.
Dat is juist de verslavende aan
trekkingskracht van het schatzoe
ken. Gelukzoekers blijven, als de
helden van Jules Verne en Walt
Disney, eeuwig zoeken naar die
onbekende schat, die erop wachten
te worden aangeboord na een ge
weldige P-IE-IE-IE-IE-IE-P.