Het leger maakt mannen i ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1985 Zondebok Buitenwacht Krijgstucht Spel Kritiek Stelselmatig hardhandig en grof optreden tegen een compagnie van ruim 120 dienstplichtigen; hun diensttijd een hel. Mishandelingen en geweld door een groep van vijf onderofficieren, meest sergeants. Vloeken, kleineren, discriminerende taal, vernederingen. Zoals de legervoorlichtingsdienst zelf zegt: een regime van geweld. Na een onderzoek volgden schorsingen, overplaatsingen, een rechtzaak voor de Krijgsraad. Ook van hoge officieren, want de compagniescommandant dekte zijn ondergeschikten. Dat is Oirschot, een pantserbrigade bij de De Ruijter van Steveninckkazeme. Een incident, zo bezweren leger en andere betrokkenen. Een uitzondering. Een uitzondering? In de laatste jaren is in de krijgsmacht bij herhaling sprake geweest van soortgelijke 'incidenten'. September 1981. Ontgroeningspraktijken bij de KMA in Breda, die uit de hand liepen; een kadet bewusteloos in het ziekenhuis, 9 anderen met uitdrogingsverschijnselen, gescheurde spieren, beschadigde rugwervels en knieën. Januari 1982. Kanonniers die een tijd bewegingloos in de sneeuw moeten liggen en daarna twee uur in de houding moeten staan. Een pesterij zonder reden. April. Dienstplichtige houdt vinger te lang aan trekker, trap in zijn kruis, gescheurde hes. Ook april; recruut durft niet snel genoeg van 12 meter hoge toren en wordt er van afgetrapt: rugletsel. Oirschot, mei: wapen verkeerd gehanteerd, een trap, gescheurde neusvleugel. Augustus, Oirschot, in '83 voor de Krijgsraad in Arnhem, de zandeetaffaire. Ter vernedering zouden dienstplichtingen door instructeur op alarmbivak om 4 uur 's nachts gedwongen zijn, gras en zand te eten en te kauwen op denne-appels. Wie niet at wachtte een afranseling met de knuppel. Er volgt vrijspraak omdat de feiten niet voldoende bewezen waren, omdat de zaak 'opgeblazen' was, omdat de 'aanpak verantwoord' was. Dat van die denne-appels is wel bewezen, maar was „een ludieke oplossing om een babbelaar zijn snavel te laten houden." Bij dezelfde gelegenheid zouden op een mars achterblijvers voor de ogen van de troep tot bloedens toe zijn geslagen met een tentstok, als afschrikwekkend voorbeeld. Klachten werden onder bedreiging verscheurd. Januari 1983, Seedorf. Een dienstplichtig soldaat werd, omdat hij onder zijn geveehtspak een burger-T-shirt aanhad, door twee wachtmeesters meegenomen naar een kelder en daar mishandeld. Maart 1984, het opleidingscentrum voor officieren van speciale diensten OCOSD in Breda. De commandant, een luitenant kolonel die bij leerlingen en superieuren buitengewoon goed aangeschreven stond, komt voor de Krijgsraad wegens het mishandelen van afgewezen kandidaten. De 'slagrage overste' verweert zich: „Om ze te harden, om kerels met pit te kweken." Schorsing, 1500 boete, 3 weken voorwaardelijk. Augustus 1984 bij een pantserinfanterie-bataljon van de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Dienstplichtige raakt bij speedmars achterop, kwijgt duw in rug, smakt tegen de grond. Been gebroken. Kapitein sleurt hem overeind en sleept hem onder bedreigingen een eind mee. Been blijkt op vijf plaatsen gebroken, jongen invalide, slechts een interne berisping volgt. Een nota signaleert grof sexueel geweld in de krijgsmacht, zogenaamde kazemeterreur met verkrachtingen en zware mishandelingen. Jongens die zich niet 'mannelijk' genoeg gedragen worden hardhandig aangepakt door kamergenoten. Want, zo heet ook de nota, „Het leger maakt een man van je." iviS'iYiii i Terug naar het ouderwetse leger? n een recente uitgave van het maandblad van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen WDM figureert in een stripverhaal Flippie Flink met zijn bullebakkende sergeant. Wegens een geintje timmert de sergeant de vrolijke vrijbuiter Flippie in elkaar. Een tekenende strip. Wat is er aan de hand in ons leger? Ontstaat daar een andere mentaliteit? Een hardere sfeer? Komen oude waarden en ouderwetse krijgstucht terug? Een leger waar kritiek weer afgestraft wordt? Een krijgsmacht vol intimidatie, vernedering, apathie. Door Rinze Brandsma De legerleiding heeft geschokt gereageerd op wat uit Oirschot naar buiten kwam. En fors ingegrepen. Maar meewerken aan een verhaal over de achtergronden van dat 'regi me van geweld' weigert de Leger voorlichtingsdienst. Ook voor de af deling gedragswetenschappen van de krijgsmacht bestaat zwijgplicht, zolang de zaak nog niet gediend heeft bij de Krijgsraad. Woordvoerder majoor Van Nieuw- burg voert alleen ter verdediging aan „dat de krijgsmacht een afspiegeling van de maatschappij is, en daar gebeuren ook de gekste dingen." En voor de rest is 'Oirschot' maar een incident en een uit zondering, niet symptomatisch voor de sfeer in de krijgsmacht. De Officierenvereniging hamert er ook op, dat het om een incident gaat. Maar dan wel een incident, dat de krijgsmacht een slechte naam bezorgt, zo geeft zij toe. Ook erkent zij het bestaan van gezags problemen, vooral bij het lager kader. De doorgaans behoedzaam opereren de Algemene Vereniging van Militairen weigert te geloven, dat 'Oirschot' een in cident is dat op zich staat. En de belan genvereniging WDM slaat helemaal alarm. WDM-secretaris Hans de Wilt: „Wij merken dat geknaagd wordt aan allerlei regelingen, die in 20 jaar tot stand zijn gekomen. Steeds meer regels worden ont doken. Garanties als vrijheid van me ningsuiting, daar werd vijf, tien jaar gele den veel gemakkelijker mee omgegaan dan nu. Er is ook een sfeer ontstaan, waarin het kader elkaar dekt. Het leger is geen echte afspiegeling van de maat schappij, maar nog altijd een erg afgeslo ten wereldje met eigen normen en eigen tucht, waarin juist de dienstplichtigen het enig echte contact met de maatschap pij vormen." Volgens De Wilt is de pantserinfante rie juist het meest beruchte en gevreesde legeronderdeel met veel fanatici in het beroepskader, waar de dienstplichtigen het hardst aangepakt worden. Sergeants krijgen vooral op de vele bivaks vol speedmarsen en andere afmattende be proevingen vrij spel met hun harde aan pak. Vloeken en schelden, geweld en inti midatie zijn er aan de orde van de dag. Maar krijg je een troep dienstplichti gen dan zonder intimidatie een storm baan over of aan het tijgeren door de modder? De WDM'er: „Ze kiezen vaak voor geblaf óf kiezen een zondebok, een zwak keling waar de hele groep zich dan op af reageert. Maar het kan best anders. Zelf heb ik ook bij de pantserinfanterie geze ten, in Ermelo. Daar ging het ook zónder intimidatie. De sergeant zei daar, als iets je niet lukte: dan doe je het niet, ik kan je er niet overheen sleuren. Het ging hem erom, dat er een goede inzet was." De kazerne in Oirschot geeft geen thuis, als gevraagd wordt om commen taar of achtergronden. Pas na lange aar zeling en onder voorwaarden is een van de geestelijke verzorgers, humanistisch raadsman S.Kessels, bereid mee te wer ken aan een verhaal over de achtergron den van het incident. Maar, zo stelt hij voorop, niemand is er mee geholpen om zout in de wonden te wrijven. Kessels zit vanaf 1977 als raadsman in de kazernes van Oirschot en Venlo en is betrokken bij de beroepsopleiding voor onderofficieren in Weert. Hij formuleert behoedzaam, raadpleegt steeds zijn aan tekeningen, geeft na lange stiltes en ge spannen bestudering van wand en pla fond antwoorden vol omtrekkende bewe gingen. Er wordt scherp op zijn woorden gelet, weet hij. „Want het leger moet opereren in gro te gevoeligheid." Steeds weer wijst hij op de medever antwoordelijkheid van de buitenwacht, „die met een verrekijker staat te zien of het misschien weer fout gaat in het le ger." Wij hebben het leger immers opge- LEO VON B'JN&i 'SS zadeld met grote verantwoordelijkheden, met de verdediging van ons land? „Daar moet je dan ook mensen voor opleiden. Als je het over verdediging hebt, dan heb je het ook over geweld en dus ook over het kweken van de psychische toestand om bereid te zijn, geweld te gebruiken." „Daar wordt buiten het leger veel te weinig over gepraat en nagedacht. Bij verdediging hoort het aankweken van een zekere hardheid, uithoudingsvermo gen, incasseren kunnen van agressie, ge weld kunnen uitoefenen en tegelijkertijd beheersen. Dat is een hele kunst." Maar, haast de raadsman zich te zeg gen, als er misstanden zijn zoals nu, dan moet ingegrepen worden en de regels toegepast. Hij wil echter, dwars door alle aan klachten en verhalen over intimidaties en misstanden heen, begrip wekken: „Wreedheid en misdrijven zijn woorden die vallen. Dan zeg ik: ja, maar jullie wil len een geoefend leger dat geweld kan in casseren, uitoefenen en beheersen. Roep dan niet zo gauw 'foei!' en zet geen ver baasde ogen op over wat daar wel eens fout kan gaan." Wordt in de krijgsmacht de sfeer dan harder, komt de oude krijgstucht terug? Hans de Wilt van de WDM: „Dat de teugels weer strakker aangetrokken wor den, dat geloof ik niet. De dienstplichti gen van nu zijn ook anderen dan die van 20 jaar geleden, die pikken niet alles meer." Volgens hem gaat het om militai re normen en waarden die nooit echt zijn weggeweest. „Daarbij komt, dat de top van het le ger de pantserinfanterie ziet als favoriete afdeling. Modelsoldaten, die lichamelijk hard aangepakt moeten worden. Het ka der is er veel fanatieker dan bij andere onderdelen. Maar dienstplichtigen wor den er niet op geselecteerd, of ze fysiek en psychisch wel tegen die hardere aan pak opgewassen zijn." Ook raadsman Kessels erkent, dat de bewuste pantserinfanterie de meest har de opleiding kent van oudsher. Ook bij de geestelijke verzorgers komen signalen binnen van dienstplichtigen, die de harde aanpak niet meer op kunnen brengen, die door het systeem gemangeld worden. Ook hij vindt, dat het leger een aparte wereld is met een afwijkende structuur en een overgeërfd soort taalgebruik. Maar concreter daarover weigert hij te worden. Van het leger is wel eens gezegd, dat het „een dagelijks spel is van vernederen en vernederd worden, geestelijk en licha melijk." Kessels wil dat niet nazeg- gen Vernedering als instrument? Kessels: „Geen echte vernedering, wel als spel. Zonder dat dat geladen is met agressie, wreedheid van meerdere naar mindere, zo van: nu ga ik je lekker pakken. Er moet een grens zijn van wat niet kan, dat zal de rechter dan ook wel zeggen." Terug naar de jongens, die vaak tegen hun zin, uitsluitend omdat dat een dure plicht is, in dienst moeten. De WDM constateert een toenemende apathie op de soldatenkamers. Woordvoerder Hans de Wilt: „Er zijn er weer veel jongens die menen dat het allemaal zo hoort in dienst: dat gevloek, die intimidaties, doorgaan zonder pauzes, 17 uur per dag of langer bezighouden, afmatten. Wij zien ze snel veranderen van spontane jongens tot lui die afgeknoedeld op bed liggen niksen en geen kritiek meer heb ben, met het idee: klagen heeft toch geen nut." En als je commandant de sergeant dekt en van geen kritiek wil horen, dan valt alle houvast weg. Raadsman Kessels knikt. „Onmachtgevoelens, klopt. Het idee van: als mijn klacht niet ontvanke lijk is, pakken ze mij. Dat gevoel komt veel voor en daar praten ze met mij veel over. Ik wil ze dan over die angst heen la ten stappen en ze helpen communiceren. Toch stappen ondernemen, die meerdere als mens aanspreken." Apathie? Kessels: „Dienstplichtigen geloven er niet meer zo in. Met je mond opendoen bereik je niets. Niet in de sa menleving, niet in het leger. Ik signaleer, dat meer geslikt wordt. Een paar jaar ge leden waren de jongens opener, pikten ze minder, hadden meer kritiek." „Er is duidelijk sprake van een malai se. De maatschappij heeft ze murw gesla gen. Ze hebben weinig keus. Zo zeggen ze het ook: nu heb ik in elk geval 14 maanden wat omhanden. Lig ik niet meer tot 2 uur in bed. Velen zijn werk loos. Zo incasseren ze in het leger gemak kelijker. Zelf hebben ze hun normen en waarden verlegd, vaak gaan ze zelf ook gemakkelijker over de schreef. Het is meer en meer de wet van de sterkste: als het me niet bevalt timmer ik 'm in elkaar. Kwestie van overleven." Dus toch een andere mentaliteit, terug naar een ouderwets, hard leger waar inti midatie en geweld normaal zijn? Nee, zegt Kessels, dat kan hij niet hard ma ken. „Wel is de sfeer in de totale samenle ving grimmiger geworden. Neem al die burenruzies. Dat strekt zich ook uit tot de krijgsmacht. Het zijn zaken die in het leger nooit zijn weggeweest, dat zou best kunnen. Maar goedpraten wil ik het niet."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 19