Invoering van de nieuwe wet gaat niet soepel
'De kritiek is grotendeels onterecht'
ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1985
Model
Formulier
Griezelig
Zorgverbreding
Tien jaar
Het ministerie en het basisonderwijs:
Schoolwerkplan
{"Jet is meteen al duidelijk. Als ik
door de telefoon kenbaar maak, dat
ik over de problemen bij de
vorming van de nieuwe basisschool
wil schrijven en daarom graag een
datum voor een gesprek wil
afspreken, zegt schoolhoofd J. de
Mes van de Robert
Schunrannschool in Breda dat het
ooed uitkomt in de vakantie. „Ik zit
hier op school lekker te werken.
Geen telefoon en geen geloop. Fijn,
rustig werken. Want het is
vakantie."
Door Hein Sluijter
SCHOOLHOOFD De Mes heeft
eigenlijk veel te veel aan zijn hoofd
en daar staat hij beslist niet alleen
in. Al langer bestaat het probleem
van overbelaste (en overspannen)
schoolhoofden. Maar nu de invoe
ring van de nieuwe wet op het lager
onderwijs pal voor de deur staat, is
het helemaal te dol.
„Vooral het laatste jaar is er een over
stelpende hoeveelheid veranderingen op
ons afgekomen. Zeer veel en ingewikkeld
werk."
Tekenend is ook, dat het gesprek op
de afgesproken datum pas zo'n twintig
minuten later begint dan de bedoeling
was. Als ik het schoolgebouw betreed, is
hij samen met de voormalige hoofdleid
ster van de kleuterschool, nu adjunct-di
rectrice mevrouw T. Bruinsma, nog druk
aan het goochelen met vakken en uren.
Tussendoor verklaart hij even: „Tot nu
toe had je zeven vakken in 25 uur, nu bij
voorbeeld elf. De verdeling moet project
matiger. Het ministerie wil alles even
wichtiger verdelen over de hele basis
school. En'dat is op zich een goed ding."
Het gepuzzel met het rooster gaat nog
even door.
Het is ook geen klein ding wat er staat
te gebeuren. De oude wet op het lager
onderwijs, die dateert van 1920, is niet
langer van kracht. De nieuwe wet is offi
cieel ingegaan op 1 augustus j.l. en wordt
onmiddellijk na de vakantie op de basis
scholen in praktijk gebracht. Het gaat
om de grootste operatie uit de Neder
landse onderwijsgeschiedenis. Er zijn in
het hele land 1,5 miljoen leerlingen bij
betrokken en 70.000 leerkrachten. Niet
minder dan 8.000 kleuterscholen en
8.700 lagere scholen worden nu samenge
voegd tot 8.300 basisscholen. Gelijktijdig
is er een nieuwe wet gekomen voor het
speciaal onderwijs, bedoeld voor 100.000
kinderen, die behept zijn met handicaps
of bijzondere leerproblemen. Maar het
mmisterie wil kennelijk te veel ineens.
Er klinkf wat kritiek door als De Mes
zegt, dat de nieuwe wet met alles wat
daaraan kleeft, jarenlang heel langzaam
op de scholen is afgekomen en vrij plot
seling het laatste jaar en vooral de afge
lopen maanden in alle hevigheid op de
leerkrachten is losgebarsten. Men werd
als het ware ineens om de oren geslagen
met de ene eindelijk afgekomen richtlijn
na de andere. „Jarenlang bleef de voor
bereiding als het ware op de achtergrond
en nu ineens zitten we met een teveel aan
te verwezenlijken veranderingen. Omdat
we nu pas weten wat precies de bedoe
ling is. Het is op een school belangrijk
vooruit te kunnen kijken over meerdere
jaren. Dat is nu heel erg moeilijk."
De Robert Schumannschool is een
model van een doodgewone Nederlandse
basisschool. Voor 1985/1986 worden er
125 tot 130 leerlingen verwacht. De defi
nitieve formatieregeling was tijdens ons
gesprek nog niet helemaal duidelijk. Dat
wil zeggen dat nog niet precies te zeggen
viel hoeveel leerkrachten hoeveel uur les
zouden gaan geven. Maar wel stond al
vast dat er zes full-time-onderwijzers
voor de klas komen te staan. Gezien het
aantal leerlingen zou er van het bestaan
de docentenkorps - inclusief de twee
kleuterleidsters - er volgens de nieuwe
bepalingen nu één overtallig zijn. Een
Persoonlijke aandacht..
Ploeteren met de basisschool
overtalhge leerkracht mag nog drie jaar
blijven. Maar hij kan op scholen waar
een tekort heerst, ingezet worden. Hij
gaat dus zwerven. Maar de overtallige op
de Robert Schumannschool hoeft hele
maal niet weg. En dat is een goed ding.
De school heeft dat te danken aan het
score-stelsel.
Veel ouders zullen al wel zo'n formu
lier hebben ingevuld waarop vragen
voorkwamen met betrekking tot oplei
ding en beroep van de ouders of de bur
gerlijke staat - gescheiden of niet - en
andere achtergronden. Doel is om de
thuissituatie van het kind aan de weet te
komen. Zijn daar de gegevens van bin
nen, dan kan aan de hand van vijf ver
schillende vermenigvuldigingsfactoren
worden bepaald welke score het kind op
de school haalt. Het totaal dat daar weer
uitkomt is bepalend voor het aantal leer
krachten dat de school mag aanstellen.
Niet simpel allemaal.
Een kind dat uit een normaal gezin
komt en waarvan de ouders een middel
bare of hogere opleiding hebben genoten
scoort 1. Maar kinderen uit rondtrekken
de gezinnen, die dus moeilijker te bege
leiden zijn, scoren al 1,75. De hoogste
moeilijkheidsgraad, en dat is 1,90, wordt
aan kinderen toegedacht waarvan de
ouders afkomstig zijn uit de Middelland
se Zeelanden. Hoe meer 'moeilijke' kin
deren dus, des te minder kans op een
ontslag bij de leerkrachten.
Bij velen komt dit stelsel, waar vanaf
nu mee gewerkt moet worden, wat grie
zelig over. Het wordt nogal eens onder
vonden als een inbreuk op de privacy.
Wat vindt De Mes daarvan?
„De koppeling van deze gegevens aan
het berekenen van het benodigde aantal
leerkrachten, is op zich juist. Er is een sa
menhang tussen hoe kinderen thuis leven
enerzijds en anderzijds hoe zij zich op
school gedragen en wat zij er presteren.
Maar bij de uitwerking daarvan heb ik
nog wel wat vraagtekens. Die vermenig
vuldigingsfactoren zijn wel reëel, maar ik
kan zo een paar voorbeelden noemen
waarin het niet werkt. Neem een gezin,
waarvan de vader alleen een lagere be
roepsopleiding heeft doorlopen. Het
J. de Mes: „Je moet nooit vergeten, dat je met levend materiaal bezig bent. Het gaat al
tijd om de kinderen - foto marcel bekken
kind scoort onmiddellijk meer dan 1.
Wat op school echter niet bekend hoeft
te zijn, is dat diezelfde vader door zelf
studie veel geestelijke bagage kan hebben
opgedaan en dat hij dit dus kan uitstra
len naar het kind. Dan zit je met die sco
re al in de fout."
Hij geeft nog een paar voorbeelden,
waarvan ik er nog één uitpik. „Een kind
scoort aan de hand van de beschikbare
gegevens duidelijk 1. Maar pa en ma
hebben constant ruzie. Dat heeft zijn
weerslag op het kind, maar op school
weet hoogstwaarschijnlijk niemand iets
van die situatie thuis. Dan is de score on
juist."
Hij heeft er trouwens geen idee van
hoe vaak de gegevens voor die zo belang
rijke score gecontroleerd moeten worden.
Hij begrijpt heel goed, dat dit systeem
sommigen tegen de borst stuit. Maar de
basisformatie is nu eenmaal afhankelijk
van die score en je komt er niet onderuit.
Direct hiermee in verband staan ook de
deeltijdbanen, die binnen de nieuwe
richtlijnen de komende jaren hoogst
waarschijnlijk wel zullen toenemen. Te
gelijkertijd zal er een afbouw zijn van
volledige banen. De Mes denkt, „dat
full-time-banen steeds minder vanzelf
sprekend zullen worden."
Ingewikkelde toestanden dus. Nóg
minder eenvoudig wordt het allemaal nu
ook arbeidsduurverkorting een rol gaat
spelen. Dat levert weliswaar het voordeel
op van meer banen, maar er kleeft ook
een nadeel aan ten opzichte van de kin
deren. „Je bent tenslotte met levend ma
teriaal bezig", herhaalt De Mes telkens.
Als een onderwijzer korter werkt, dan
brengt dat 'minder rust'.
„Er staat ineens een ander voor de
klas. Is dat goed voor de kinderen? Er is
best behoefte aan rust."
De arbeidsduurverkorting in het basis
onderwijs gaat van 40 naar 38 uur. Het
komt er op neer dat een full-time-kracht
in de leeftijd van 33 tot 54 jaar één dag
per vier weken gewoon thuis blijft.
De Mes vraagt zich in alle oprechtheid
af of al die maatregelen wel een positieve
invloed op het kind hebben. Hij geeft een
persoonlijke mening: „Het zou beter zijn
als de lesgevende groep tussen vijftig en
zestig jaar, die nu zwaar belast is, meer
VUT-mogelijkheden kreeg aangeboden.
Bijvoorbeeld gelegenheid had vervroegd
uit te treden vanaf 55 jaar. Dan ontstaan
er niet alleen meer banen, maar de toege
nomen hoeveelheid werk wordt ook ge
lijkmatiger verdeeld."
De Mes behoort niet tot de groep die
het hele pakket maatregelen ziet als lou
ter een bezuinigingsoperatie. Er zijn er
genoeg die dat wel vinden. Die zijn van
mening dat je nu met minder leerkrach
ten en met minder geld méér moet doen.
De Mes ziet ook wel, dat het ministerie
met nog geen cent extra over de brug wil
komen en dat alles budgetair neutraal
moet blijven, maar in zijn visie zijn er, al
thans op langere termijn, toch ook veel
voordelen verbonden aan wat nu gebeu
ren gaat. Al blijft hij zijn twijfels houden
of het allemaal wel haalbaar is wat men
van hogerhand precies wil.
Het begrip 'zorgbreedte' of 'zorgver
breding' valt. In de onderwijswereld
wordt hiermee eigenlijk het hart van de
vernieuwing aangeduid. Er bestaan aller
lei lezingen over wat zorgverbreding
eigenlijk is. In het Basisbulletin, een in
formatief kwartaalblad voor de onder
wijspraktijk, wordt in het juni-nummer
van 1985 uitvoerig aandacht besteed aan
het fenomeen. De aardigste omschrijving
- definitie zo men wil - lijkt mij deze:
'Vergroting van vaardigheden van de
groepsleerkracht om tijdens het onder
wijzen rekening te houden met de indivi
duele mogelijkheden en behoeften van de
leerlingen'. In de praktijk zal zorgverbre
ding, vooral in de beginperiode, neerko
men op leesoefeningen. Zorgverbreding
moet er ook toe leiden, dat meer kinde
ren het gewone, reguliere basisonderwijs
kunnen blijven volgen en niet naar spe
ciale scholen hoeven. Overigens is zorg
verbreding eigenlijk niets nieuws. Dat is
het woord wél. Het werd voor het eerst
gebruikt in 1977. Maar wat ermee be
doeld wordt, bestaat al veel langer. Alle
lesgevenden passen in een of andere
vorm al zorgverbreding toe. De foto's die
bij de diverse artikelen over dit onder
werp in het blad staan afgebeeld, spreken
boekdelen. Ze stralen allemaal hetzelfde
sfeertje uit. Je ziet steeds een leerkracht
die in een hoekje van de klas heel intens
met één of hooguit twee, soms drie leer
lingen bezig is. Nooit met méér. Hij of zij
buigt zich bemoedigend naar het kind en
(Uit de brochure 'De basisschool van mijn
kind' van het ministerie van onderwijs)
NAAR SCHOOL: Vroeger mocht een kleuter
een tijdlang onbezorgd spelen, maar was liij zes
jaar geworden dan was het uit met de pret: er
moest van de ene op de andere dag worden ge
léérd. Dat gebeurde bij die beruchte overstap
van de kleuter- naar de lagere school. Op zo'n
moment hep menig jongetje of meisje een Jikse
deuk op. Langzamerhand is men er van over
tuigd geraakt dat zo'n abrupte overgang eigen
lijk helemaal niet kan. In de nieuwe basisschool
zal de eerste jaren de nadruk komen te liggen op
het spelen en spelend leren liggen.
GROEPEN: „Denk niet dut de kinderen voort
aan maar wat aanmodderen, omdat ze in groe
pen werken. Van tijd tot tijd wordt er wel dege-
lijk gekeken hoever een kind mei zijn taak is.
Waar hei dus om gaat dat met alle kinderen te
gelijk dezelfde leerstof krijgen aangeboden,
maar in groepjes of individueel verschillende op
drachten uitvoeren.
MEER AANDACHT: „Als een kind om de een
of andere reden niet kan meekomen op school,
wordt het al snel overgeplaatst naar het buiten
gewoon onderwijs. De klas moest er immers zo
weinig mogelijk 'last' van hebben. De basis
school nu heeft tot taak kinderen met leerpro
blemen niet aan hun lot over te Uiten, maar ze
met extra zorg te omringen. Die extra hulp heel
zorgverbreding.
DRAAIBOEK: Elke school moei een schol
werkplan maken en daar ook naar werken. Een
schoolwerkplan is, zeg maar, het draaiboek van
.de basisschool.
INSPRAAK: „Op elke basisschool moet een
medezeggenschapsraad zijn, waarin de directri
ce/directeur zitten, de gekozen vertegenwoordi
gers van de leerkrachten en de gekozen verte
genwoordigers van de ouders.
SCHOOLTIJDEN: „De schooltijden voor jon
ge en oudere kinderen moeten gelijk zijn. In de
eerste vier jaar van de basisschool moeten de
kinderen minimaal SRI) uur per jaar aan hel on
derwijs deelnemen, terwijl dat voor de laatste
vier jaur minimaal 1000 uur is. Hei verschil
wordt opgevuld mei pauzes tussendoor.
OVERBLIJVEN: „De basisschool is wettelijk
verplicht te zorgen voor een overblijfvoorziening
als de ouders daar om vragen. De kosten daar
van komen voor rekening van de ouders Hij het
overblijven kan gebruik gemaakt worden van de
schoolmelkvoorziening. Via hei Centrale
Schoolmelkcomité kan een zuivelfabriek enkele
malen per week verse melk legen een verlaagd
tarief afleveren.
VU F JAAR: „Als uw kind vier jaar is mag het
naar de basisschool, verplicht is het dan nog
niet. Dar komt pas een jaar later: ais uw kind
vijf is geworden, moet hel naar school. Up de
eerste schooldag van de maand die volgt op de
vijfde verjaardag is het kind namelijk leerplich-
<ig-
is kennelijk bezig met doordachte bege
leiding. Individueel dus en aangepast aan
het kind. Kan dit dan allemaal al? Is
daar tijd voor?
De Mes vindt, dat het allemaal lang
zaam groeien moet. Echt meer en uitge
breid individueel onderwijs, dat komt er
niet meteen. „Dat kan nog wel zo'n jaar
of tien duren."
Voorlopig, zo meent De Mes, zijn er
collega's hier die op sommige punten een
chaos verwachten. Maar dat komt vol
gens hem ook door de huidige veel te
grote klassen, die nu overigens groepen
gaan heten. De onderwijzers worden le
raren en het schoolhoofd directeur
„Vroeger had je die grote klassen ook
wel. Maar toen ging het gemakkelijker.
Het was een andere tijd. Een klas met 33
leerlingen bijvoorbeeld die nu geen uit
zondering is, kwam je ook tegen in pak
weg de periode 1965-1970. We leefden
toen in een andere maatschappij. De
leerkracht kon nog min of meer autori
tair optreden. Daar hoef je anno 1985
niet meer mee aan te komen. De kinde
ren zijn veel mondiger geworden. Die
zijn een afspiegeling van de maatschap
pij. Wie op dit moment 33 leerlingen, of
zelfs nog wat meer, in de klas heeft, is
stukken zwaarder belast dan de collega
van vijftien jaar geleden die hetzelfde
aantal was toevertrouwd".
Het zal nog ploeteren worden.
D
e publiciteit, hoe negatief vaak
°ok. heeft in ieder geval bijgedragen
'ot het bekend worden van de
nieuwe basisschool, volgens Peter
Giydgeest, voorlichter van het
ministerie van onderwijs en
wetenschappen. De storm van
protest die de grootste operatie in
e geschiedenis van het lager
onderwijs losmaakte, is na de
vakanties wel geluwd, meent hij.
Pat betekent overigens niet dat de
basisschool zonder problemen de
eerste jaren zal doorkomen. Volgens
pydgeest zal de geïntegreerde
'agere en kleuterschool
waarschijnlijk pas goed gaan
tonctioneren als er
mderwijskrachten aan het werk
gaan die zijn opgeleid op de
pedagogische academies voor de
basisschool.
Door Jan Greyn
De trammelant rondom de basis
school beperkte zich niet alleen tot
de pedagogische vernieuwingen,
maar heeft ook raakvlakken met de
rechtspositionele kanten van de sa
menvoeging van kleuterschool en
lagere school.
Zelfs het koffertje dat het ministerie
van onderwijs aan de leerlingen zal over
handigen bij wijze van welkomstgroet,
stuitte op kritiek. Door die beroering
weet inmiddels natuurlijk wel iedereen
dat er wijzigingen zijn aan het onderwijs-
front.
„De publiciteit, hoe negatief vaak ook,
heeft natuurlijk wel bijgedragen tot het
bekend worden van ae nieuwe basis
school. Dat is mooi meegenomen, al
hangt er natuurlijk een beetje een kwalij
ke geur over het geheel", zegt Peter
Zuydgeest. „Maar dat gaat er wel vanaf.
De mensen moeten natuurlijk niet verge
ten dat het nog wel een jaar of tien duurt,
zo niet langer, eer de basisschool functio
neert zoals de bedoeling is."
De voorlichter van het minister van
onderwijs en wetenschappen laat geen
kans voorbijgaan een positief beeld te
schetsen van de nieuwe onderwijssoort.
Daar is hij per slot van rekening ook
voor ingehuurd. „De kritiek is voor het
grootste deel onterecht", vindt hij.
„Het gezeur over het informatiekof
fertje miste feitelijk elke grond. De mi
nister beloofde aan het parlement dat de
invoering van de basisschool gepaard
zou gaan met uitvoerige informatie voor
iedereen. Daar hoort dat koffertje bij; we
hadden natuurlijk ook iedereen een brief
kunnen sturen, maar dan ben je ook zes
tig cent aan portokosten kwijt. Boven
dien hebben we niet alle 1,4 miljoen
adressen. En het koffertje kost ongeveer
twee gulden! Voor het bedrag van drie
miljoen gulden heb je weliswaar ruim
veertig leerkrachten, maar verdeel die
maar eens over 8300 scholen", werpt
Zuydgeest op.
Ten departemente werden vaak de
wenkbrauwen gefronst als weer eens een
nieuwe protestgolf opstak. Niet zelden,
zo oordeelde de ambtenarij, werden pe
dagogische uitgangspunten verward met
rechtspositionele. En de regelmatige toe
schouwer moet toegeven dat het verweer
tegen de invoering van de basisschool
doorspekt werd met bezwaren tegen de
al te warrige invoering en tegen de onze
kere toekomst van zekere leerkrachten,
met name de 'boventalligen'.
Die onzekerheid werd niet het minst in
de hand gewerkt door de constante
stroom mededelingen van staatssecreta
ris Van Leijenhorst alsof hij de indruk
wilde wegnemen dat er bepaald niet ge
slapen werd op de afdeling basisonder
wijs van het ministerie. Het cijferwerk -
wanneer krijgt een school een 'boven
tallige', een extra leerkracht - was even
indrukwekkend als moeilijk.
Daarbij kwam nog eens het verzoek
aan scholen om de 'leerlingen te wegen';
via een formulier moest de school achter
halen in welke omstandigheden een kind
thuis leeft. De 'onderwijsvoorrang' die
bepaalde scholen op deze manier kunnen
krijgen is in feite een nieuwerwetse term
die inhoudt dat achterblijvende kinderen
extra aandacht kunnen krijgen.
Het formulier op basis waarvan de
school een beroep kon doen op extra on
derwijskrachten was plotseling niet meer
verplicht toen na een proefperiode bleek
dat het allemaal toch niet helemaal in de
haak was. Ouders vlogen elkaar tijdens
bijeenkomsten in de haren over de vraag
of een postbode als ouder negatiever ge
waardeerd moest worden dan - pak
weg - een gasfitter. Van Leijenhorst leek
in de tussentijd zijn best te doen zo onze
ker mogelijk over te komen als iemand
hem aan zijn jas trok over het basison
derwijs.
Met het naderen van de invoering van
de basisschool - het kan ook aan de va
kantieperiode hebben gelegen - ging de
storm liggen. Misschien was het inzicht
ontstaan dat de basisschool een onver
mijdelijk gegeven is geworden. Op de
scholen werd ferm gewerkt aan het
schoolwerkplan, dat in eerste instantie
door veel besturen al te zwaar werd op
gevat. Zuydgeest: „Wellicht dat veel
schoolbestuurders dachten dat het
schoolwerkplan een pedagogisch werk
stuk moest worden. Het is niets meer dan
een schriftelijk vastgelegde marsroute.
Wat doe je met godsdienstles? Wat doe
je met gymnastiekonderwijs? Hoe breng
ie de zorgverbreding in de praktijk? Dat
soort'vragen."
Dat verhindert niet dat menige onder
wijskracht zijn tijd zuchtend en steunend
doorbracht. Vooral de wat oudere onder
wijzers zullen zich hebben afgevraagd
waar dat heen moest met het basisonder
wijs en met henzelf in het bijzonder. Het
basisonderwijs is ook meer dan de sa
menvoeging van kleuter- en lager onder
wijs. Simpel gezegd wordt het spelen van
de kleuterschool gemengd met het leren
van de lagere school.
„Maar het is niet zo dat de basisschool
er huppetee aan het begin van het nieuwe
schooljaar is. Dat groeit, tegelijk met de
inzichten hoe je spelend kunt leren en le
rend kunt spelen. En waarschijnlijk, zeer
waarschijnlijk zelfs, functioneert dit on
derwijssysteem pas echt goed als ook het
overgrote deel van het onderwijzend per
soneel opgeleid is in de pedagogische
academies voor het basisonderwijs, de
pabo's. Dan zijn we zeker tien jaar ver
der", beduidt Zuydgeest.