A Mespeer ploegt sierlijk in z'n Freudiaans knollentuintje De dubbele last van een oorlogssyndroom INFORMATIE VOOR D0E-VAKANTIES KUNSTBELEID SEDERT 1945 11 AUGUSTUS 3114 V. CHR. LiPAG 5 JUL11985 EXTRA Om zeep Rommelen Speculaties Ruimtepuin Slachtbank izol reniu T47 T48 :-r Ka 'Actieve cultuurpolitiek' is nog steeds spannend Do or Henk Egbers Cultuurpolitiek bestaat uit incidenten. Cultuurbeleid bestaat nauwelijks. Kunst politiek bestaat uit bekrom pen gekibbel. Kunstbeleid bestaat uit dikke woorden. Ondanks rapporten en no ta's blijken politici en be leidsmakers (twee verschil lende categorieën) geen greep op 'het gebeuren' met zijn historische ankers. Der halve geen visie. Mogelijk bieden de jaar boeken, die de Boekman stichting gaat uitgeven, goed materiaal voor een bewust wordingsproces, dat ooit echt kunstbeleid (in plaats van het huidige kruide- niersgedoe) oplevert. Maar politici 'lezen' niet.De Boekmanstichting gaf vorig jaar al het bundeltje 'Chris ten-democratie: kunstpoli tiek' uit, samen met het we tenschappelijk instituut voor het CDA; resultaat van het feit dat ze sedert 1982 be gon met een onderzoek naar de ontwikkeling van de kunstpolitieke opvattingen van de belangrijkste Neder landse politieke partijen sinds 1945. Eigenlijk had dit eerste' jaarboek 'Kunst en beleid in Nederland' eraan vooraf moeten gaan. Een goed historisch inzicht (dat dit boek geeft) is voor politi- Joop den Uyl .Samenhang tussen kunst en socialisme ci e.d. van belang, zodat - wat nu vaak gebeurt - de geschiedenis niet verkeerd wordt geciteerd of als alibi gebruikt wordt (bij de re cente discussies rond de PC Hooftprijs werd bijvoor beeld Thorbecke herhaalde lijk misbruikt). De jaarboeken willen zich gaan richten op thema's van kunstbeleid, deelsectoren van kunstbeleid en biogra fisch essays en interviews. De kernredactie wordt ge vormd door Hans van Dui ken, Jan Kassies, Jan Ro gier, Marjolein van der Tweel en Otto Valkman. Het eerste boek bevat drie bij dragen: van Annemieke Hoogenboom: 'De rijksover heid en de moderne beelden de kunst in Nederland, 1795- 1848'; Hans van Duiken: 'De cultuurpolitieke opvattin gen van prof. dr. G. van der Leeuw (1890-1950)' en Truus Gubbels: 'Kunst en commu nisme in Nederland, 1945- 1976'. Drie, enigszins wille keurige of beter selectieve invalshoeken voor een tijd perk van bijna twee eeuwen kunstbeleid. Annemiek Hoogenboom start wat erg vlot met de be wering dat het stadhouder lijk hof nooit gefungeerd heeft als artistiek brand punt (denk aan de 'Haagse carrière' van Rembrandt), maar ze maakt wel goed duidelijk dat de positie van de kunstenaar in de wieg van de Bataafse Republiek zeker beroerder was dan nu. De sociale en economische problemen waren nog niet aan de orde bij het in gang zetten van een zogeheten kunstbeleid (naar Frans mo del - kunst als instrument voor volksopvoeding) tussen 1795-1806. Lodewijk Napoleon nam enkele belangrijke initiatie ven. De Oranjevorsten erna deden het slechter. Willem II ontpopte zich, met name in Tilburg, als collectioneur. Hoogenboom schetst ook hoe het tekenonderwijs, het ten toonstellingswezen en de kunstenaar als zelfstandige (weggetrokken uit het gilde van de ambachtslieden) vorm kregen. Kunstenaars namen in tal toe, waarna de regering het saneringsmes erin zette (er is nog niets veranderd!). Het Franse verlichtingsideaal werd langzamerhand vervangen door een Angelsaksisch libe ralisme, waarmee ook de tijd van kunstbevordering van de Nationale Opvoeding werd afgesloten; de grond wet van 1848 werd bepalend. In 1979 heeft Joop den Uyl een discussie op gang ge bracht over de samenhang tussen kunst en socialisme. Daarbij kwam weer onder de aandacht de in 1950 over leden (dominee, prof) minis ter dr. G. van der Leeuw van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen in het kabinet Schermerhorn-Drees (kort na de oorlog). Hans van Dui ken geeft een goed inzicht in de achtergronden en inhoud van Van der Leeuws zoge heten 'Actieve Cultuurpoli tiek' (de kunst is een zaak van het volk; daarom een regeringszaak bij uitstek). Heel interessant is de relatie die hij legt tussen vooroor logse stromingen binnen de Nederlandse religie en de doorbraak-ideeën van Van der Leeuw. Als je leest over de houding van deze zende ling tijdens de oorlog besef je hoe gemakkelijk (veroor delend er nu vaak over die tijd gedacht wordt. Het een jarig ministerschap was in principe ingrijpend binnen de politiek-culturele ver houdingen. Maar Gielen (KVP) en de andere confes sionelen hebben zijn opzet snel om zeep gebracht. In onze dagen blijken zijn uit gangspunten nog zeer discu tabel. De derde bijdrage gaat over de CPN-visie op kunst en kunstbeleid tussen 1945- 1976. Er is wel sprake van een algemene verantwoor ding (weinig onderzoek van uit de optiek der partijen), maar onvoldoende voor deze specifieke keuze. Het rom melen binnen de CPN in de naoorlogse periode in relatie met Rusland en de gevolgen daarvan met betrekking tot visies op kunstbeleid wordt vooral citaatsgewijs uitge licht door Truus Gubbels. Een belangrijke conclusie is dat het CPN-beleid eerder een kunstenaarsbeleid dan een kunstbeleid was. Moge lijk verklaart dat ook dat relatief gezien zo erg veel kunstenaars zich steeds bij de CPN thuisvoelden. Aan dacht voor de concrete mens in plaats van abstracte uit gangspunten. HANS VAN DULKEN e.a.: KUNST EN BELEID IN NE DERLAND (uitg. Van Gennep/ Boekmanstichting - 34,50). [n geen zichtbare te- Ingen tussen de diver- hen. De pers staat on- >oonlijke controle van fdent en mag alleen n wat hem welgevallig openlijk verzet tegen atoriale bewind van is niets te merken, lagtekens zet bij zijn I wordt geïsoleerd, op- of - als hij buitenlan- let land uitgezet. Bijna zwijgt daarom. Ie baas - hij moet ach- tachtig zijn, vermoe- - duldt geen kritiek, id hoeft mij te zeggen oet regeren," zegt hij. 'ies is: gehoorzaam- seipline, eenheid en iamuzus geheime po- de jeugdbeweging ioneers zien erop toe -reen zich hieraan heerst dan ook orde i het land. Door Eugene Versiraeien ALLE JAARTELLINGEN beginnen met een bijzondere gebeurtenis. Wij teilen van af de geboorte van Christus. Moslims nemen de vlucht van Mohammed als start punt voor hun kalender (omgerekend: 622 na Chr.). joden houden het erop dat in 3761 v. Chr. de schepping plaats vond. Zij rekenen vanaf dat tijdstip. Zo heeft (had) ieder volk of beschaving wel een of an dere ingrijpende aanleiding om de tijdrekening op te ba seren. Dus, zo mogen we aannemen, ook de Maya's. Dit eertijds hoogontwikkel de indianenvolk in Midden- Amerika hield niet één, maar zelfs twee kalenders bij. Een rituele godenkalen der en eentje voor huis- tuin-en-keuken gebruik. Over de preciese Jocatie van de nul-datum, te bepa len door het terugrekenen van de kalender, is al heel wat archeologisch geruzie geweest. Tegenwoordig kan 11 augustus 3114 v. Chr. als begindatum van de Maya kalender rekenen op de meeste bijval. Over één ding is echter iedereen het eens. Er waren toen nog lang geen Maya's. Die verschenen pas vele eeuwen later op het we reldtoneel. Omdat geen en kele kalender bekend is waar willekeurig een nulda tum is geprikt, moet op die 11de aek. We kunnen heel wat ge- tallengegoochel achterwege laten door kortweg vast te stellen dat de Maya-kalen ders zeer ingewikkeld in el kaar zaten. In de 'gewone' kalender komen de Maya's uit op een jaar van 365 da gen. Dat klinkt bekend in de oren. Een 'godenjaar' telt echter maar 260 dagen. Door beide tijdrekeningen weer te geven als een een in elkaar grijpende machinerie van tandwielen kan worden vastgesteld dat de twee ka lenders beide een cyclus hebben van 52 jaar. In die tijd draait dus het 'normale' De dag dat de goden kwamen? ren vormden een kalender cyclus en het tiende deel daarvan -7,3- werd met het dagelijks leven van de goden in verband gebracht. Reden voor Von Daniken om de op peren dat de onbekende pla neet X in 7,3 aardse dagen om zijn eigen as zou draaien. En nu opgelet: een dag op die planeet duurt dus 7,3 aardse dagen, in 1898 dagen draait ze eenmaal om de zon. Een jaar op die planeet telt dus 260 dagen. Zoals we eer der zagen, een godenjaar. -a» - ■""•ill..,.,j.'.'.'ï Een duizenden jaren oude Maya-tekening. Ruimtevaarders? kalenderwiel 52 keer rond. De 'godenkalender' moet echter 73 keer rondgaan om aan die cyclus te geraken. Volgens de Maya-overleve ringen verschenen de 'go den' in die 52 jaar telkens tien keer aan het firmament, ofwel eens in de 5,2 jaar (1898 dagen). Op dat moment voert Von Daniken onder zoeker dr. S. Kiessling ten tonele. Wat, zo pijnigde die zijn hoofd, verscheen er dan wel? Een oplossing daagde in zijn brein, een planeet. Maar welke. Mars draait in 1,88 jaar rond de zon. Daarna volgt Jupiter en die heeft er al 11,86 jaar voor nodig. Daartussen zweeft niets dan een grote hoop ruimtepuin, de asteroïden. En ja, dan is het optelsommetje gauw ge maakt. Stel dat die brok stukken vroeger een gave planeet hebben gevormd, dan is het heel wel mogelijk dat dit hemellichaam in 5,2 jaar om de zon zou hebben gedraaid. De argumenten zijn niet sterk, maar winnen aan zeggingskracht door nog wat te goochelen met de Maya-getallen. 73 godenja- Dat vastgesteld hebbend ligt de weg open voor talloze speculaties. Von Daniken op volle toeren. Landde een groep bewoners van die pla neet op aarde en werden ze aangezien voor goden? Wist een handjevol buitenaard- sen een veilig heenkomen te zoeken naar de aarde toen hun planeet uiteenspatte? Of kwamen de goden van nog verder ruimteoorden en richtten ze op een planetoïde een basis in voor verdere verkenning van het zonne stelsel? En was het dat wat er gebeurde op die elfde augustus? De kwestie rond de Maya kalenders is slechts één van de zaken die Von Daniken in zijn nieuwste boek aansnijdt om argumenten aan te dra gen voor zijn overbekende theorie dat goden in feite astronauten waren. Hij blijft daarbij dit keer geheel in Zuid-Amerika. Zet de ge schiedenis van de indianen volkeren en van oude ruines en tempels in een nieuw en kritisch licht. Zijn schrijver stalent staat er borg voor dat het boek zich laat lezen als een spannende ontdek kingsreis. ERICH VON DANIKEN: DE DAG DAT DE GODEN KWAMEN (Uitg. SijthotD- \j0\ met het pellen van Door Henk Egbers PJillem Ottespeer (35) schreef een roman, waarvan •'frontpagina gesierd wordt met een Sebastianus- Pijldoorzeefde christen-martelaar - van de kun- •"laar Redon (1840-1916). Ottespeer zegt, via zijn ijlter ego Sebastiaan Verkorven, dat hij altijd Se- ■Jstiaan wilde zijn. Met de symbolist Redon sugge- 'ffrt hij bepaalde diepzinnige achtergronden daar- "1 „Kunst is lijden en de reden erbij zoeken. Kunst Me rechtvaardigheid achteraf. Rechtvaardigheid ,|J°raf is wetenschap." Door middel van - zijn eigen uitdrukking - 'het f'assikale krediet van zijn woordenschat', hangt hij Jin rebellie tegen het leven weer op aan vrouwen. Heeft Ottespeer met zijn vorige boek 'Geleerde 'touwen' tegen de haren ingestreken, in deze zoge- •eten Bildungsroman probeert hij de vrouwen in "in leven, van grootmoeder, moeder tot echtgenote, Werwerken met een knipoog naar 'het vergeten "testerwerk van Theodor Reik: Masochism in mo wn man'... Met zijn historisch-filosofische achtergrond han- <Wt deze conservator van het Academisch Histo- "Kh Museum in Leiden een precieus, wat arrogant froza, waarmee zijn plezier in mislukkingen (zijn Masochistische trek) wordt omgezet in spot. Met zijn "'prangde ziel' hangt hij duidelijk de oud-gymna- Jjjst uit, die bovendien nog de BTW van het studen- "toze moet verrekenen. Dat is niet iets om je voor te jjhamen (dat doet hij dan ook niet), maar de lezer mag weten in welk klimaat hij terecht komt. Net zo min als alle tv-kijkers zich onlangs thuis gevoeld zullen hebben bij het prachtige gesprek Rusdie/ Helman/Boenders over schaamte etc., zo zal de een bij 'Zo'n vreemde drang van binnen' schateren van het lachen en de ander zijn schouders ophalen. Als het meestal niet zo vervelend zou worden opgepakt zou je kunnen zeggen, dat dit een wat elitaire roman is. Gezoen „Ik huil nog wel, maar alleen voor de volledig heid", schrijft hij in het kleuterhoofdstuk, met op de achtergrond oma als een verschrikkelijke vrouw. Een puberteitsdroom rond een zeemansvrouw wordt gelardeerd met zinnen als 'Vreemd zonlicht worstelt zich priemende strepen onder een jagende wolkenmassa vandaan." De vrouw blijkt 'zum kot sen'. Wat wil je met een vader die op gegeven mo ment tegen je zegt, dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met dat gezoen. Een jeugdliefde wordt na zoveel jaren opgehaald met een in prachtig leed ge klede brief, die onder meer de spot drijft met de psychiater, het studentenleven der zestiger jaren en het Rousseau-achtige verlangen in die periode. Hij 'lost het op' met een Marokkaan in bed. Waaraan doet die Ottespeer toch denken met zijn grappen en grollen Juist Het wetenschappelij ke gedoe op de universiteit en het statusleven daaromheen gaat ironisch op de slachtbank. Minder Hermans WF, méér cabaret. De moeder daarbij is de onvermijdelijke vleesetende plant: „Ze zal proberen greep te houden op dat on begrijpelijke en vanzelfsprekende kind, ze zal kla gen en geven, aanbieden en zichzelf wegcijferen. Om te nemen, onder andere..." Tja, met dit moeder beeld in je hersenschors zal je eigen liefde ook wel op de klippen lopen. In Utrecht zal Sebastiaan, ter wijl de Augustinuskerk in brand staat een ontmoe ting hebben met 'de Grote Hoer'; symboliek van dik hout zaagt men planken Ook 'zijn' Mira komt bij hem op de klippen terecht want: „Tussen haar be hoefte aan liefde en jouw onverzadigbare aandacht voor jezelf gaapt een kloof te groot voor omhelzin gen..." Dat is heel mooi gezegd. Ottespeer ploegt heel sierlijk in zijn Freudiaanse knollentuintje. Eigenlijk is het allemaal wat ouderwets; verborgen nostalgie met zonnig leed overgoten. Ook hier maakt de saus het gerecht. Er zijn van die vis en vleessoorten, die vlees noch vis zijn, maar heel eetbaar worden door de saus. WILLEM OTTESPEER: ZO'N VREEMDE DRANG VAN BINNEN (uitg. Agathon - f 24,50). Door Henk Egbers Heeft bijna iedere mens er al moeite mee te ontdekken wie hij is (identiteit), er kunnen heel wat splijtzwammen groeien, die dat pro ces extra bemoeilijken. Jeugdtrauma's, door opvoeding, godsdienst of sexueel geweld ge voed, zijn daarvan een voorbeeld. Sedert een jaar of veertig is daarbij voor veel mensen de oorlog gekomen. In de roman 'Een andere tam boer' heeft Hellema op een originele manier een oorlogssyndroom en een godsdienstig fan toom met elkaar verbonden in een man op za kenreis in Italië. Deze man, met de naam Lasser,staat min of meer voor de historische Engelse geheime agent, Harry Peulevé, die in het concentratie kamp Buchenwald terecht kwam. Hij over leefde het physiek door persoonsverwisseling. Dit en andere ervaringen verhinderden hem de verbinding met het 'normale' leven te her stellen. Zijn huwelijk mislukte. Op zakenreis door Italië en Spanje sterft hij in Sevilla, waar hij nu begraven ligt. Hellema heeft zijn (on)bestaan als aanlei ding voor deze roman genomen. Hij deed dit onder een motto van Thoreau (Walden): „Als een man niet in de pas loopt met zijn metgezel len, komt dat misschien omdat hij een andere tamboer hoort. Laat hem lopen in de maat die hij hoort, hoe ongelijk en hoe ver weg ook". Te kenend is ook, dat hij verder nog een citaat ge bruikt van de Engelse psychiater/publicist R. Laing, die zo intens met de gespleten mens be zig is. Er zijn drie delen. In 'Een andere tamboer' wordt de man geportretteerd. Zijn verbonden heid met dat oorlogsverleden; zij n onvermogen tot het uitwisselen van gevoel. „De processie van het verleden trok voorbij" zo klinkt het wat clichématig als hij met 'doelloosheid als doel' rondzwerft. De roman komt moeizaam op gang. Er gebeurt niet veel en de status questio- nis, het uitgangspunt, biedt niet veel nieuws na alles wat daarover al geschreven is. De ver werking ervan in deel twee ('De vuurproef') geeft de roman wel een eigen karakter. Er is wat overdaad aan symboliek, maar de proble matiek wordt op een heel eigen manier uitge werkt. De man neemt met zijn auto een berg, die eigenlijk niet te nemen is (passeert een 'grens') en belandt in een dorp, waar hij aan vankelijk voor een jood wordt aangezien. Het thema van de jood als zondebok der geschiede nis speelt dan verder een grote rol. De schuld vraag. Hij ontmoet er een man, die in de oorlog een verrader liquideerde. Op dat punt 'treffen' ze elkaar. Maar zijn verbittering wordt er friet door opgeheven. Lift f ."tan- In het derde deel ('Terugreis') probeert hij los te komen van zijn geschiedenis. Hij wil nu leven in het hier en nu (invloed van de huma nistische psychologie van Perls/Laing). Zelf aanvaarding is het motto. Toch ontkomt hij niet aan zijn gespletenheid, omdat de hele wes ters grieks/christelijke denkstructuren geba seerd zijn op een gespleten mensbeeld. „Het moment suprème van het christendom, zei Lasser, is Golgotha zoals u zelf gezegd hebt. God aan het kruis, het einde. Voor een jood in het Sinai, God die zich tot zijn creatuur richt en hem de wet stelt, het begin"... In dat derde deel geeft de hoofdrolspeler een lift aan een priester en daarmee lift hij zijn oorlogs-kamp- syndroom tevens binnen in het christelijk-hel- lenistische denken. Sell De manier waarop Hellema een aantal za ken met elkaar verbindt is een beetje een tour de force. Toch is de dosering beheerst, zodat het effect van het wegschrijven van persoon lijke rancunes wordt vermeden. De situering in Italië en Spanje werkt ook wat vervreem dend; schept afstand van de thuis-problemen. Daarom overtuigt deze roman toch als een persoonlijk-beheerste verwerking van een door de oorlog geladen schizofrenie. Het slot is typerend als de priester constateert, dat niet alleen vastgesteld is wie hij (Lasser) is, maar dat hij tevens dankbaar is voor wat er gezegd is. „Lasser keek hem lang aan. Ik denk, eer waarde, dat u mij meer dankbaar moet zijn voor wat ik niet gezegd heb"... HELLEMA: EEN ANDERE TAMBOER (Uitg. Que- rido - 24.50). Robert v.d. Veen: Lange Af standswandelingen in België en Luxemburg. (Luitingh Utrecht/Antwerpen. Prijs ƒ21,90). Erlof 't Hart: 1985. Zwerfsport- gids. (Luitingh, Utrecht/Ant werpen. Prijs 24,90). Als het juist is dat de doeva- kanties, de wandel-, fiets-, kano- en klimvakanties steeds meer in trek geraken, dan hoeft het de beoefena ren daarvan niet aan infor matie te ontbreken. In deze branche is de laatste jaren wel al veel verschenen, maar we hebben nog niet de indruk dat het telkens el kaar overlappende uitgaven zijn. Zo ook de gids van de oud- Terneuzenaar Robert van der Veen. Zijn gids be schrijft geen 'vrije' wande lingen ergens in een mooie landstreek, nee hij volgt de GR-paden, de Grote Route paden in Vlaanderen, de Grandes Randonnées in Wallonië. In ons land wor den ze LAW-paden ge noemd, Lange Afstands Wandelpaden. De met een wit-rode streep gemarkeer de routes. Wie zijn ogen een beetje de kost geeft zal dat herkenningsteken ook in on ze streken aantreffen en de gids bespreekt dan ook de aansluitende delen in het zuidelijk deel van ons land al staat dat niet met zoveel woorden in de titel. Hij laat ook de aanslui tende routes in Duitsland en Frankrijk niet onvermeld. De internationale route Antwerpen via Hulst naar Sluis heeft de auteur zelf verkend, uitgezet en deels beschreven, dus hij weet waarover hij praat. De in formatie bij de diverse tra jecten is geen routebeschrij ving - daarvoor zijn deelgid- sen onmisbaar - maar een beknopte algemene inlich ting: aard van de route, gid sen en kaartsen, nabijgele gen accommodaties als jeugdherbergen en cam pings, openbaar vervoer et cetera. Bij elk deel (Vlaanderen, Wallonië en Luxemburg) wordt algemene informatie gegeven over tal van nuttige zaken zoals de te bezoeken brouwerijen en over het produkt dat ze maken. Daarbij een sterk persoon lijk gekleurde reiservaring in een geestig-satirische verteltrant. Dat alles maakt het boekje niet alleen tot een handige gids, maar ook tot een prettig leesbaar geheel. Deugdelijk Dezelfde uitgever zond ons tegelijkertijd de uitgave Zwerfsportgids. Onmisbaar voor wie zich voorbereidt op een actieve vakantie. Want je kunt niet zomaar in de zelfde spullen als waarin je de tuin schoffelt de Arden nen door of een gletsjer overtrekken. Daarom uit voerige hoofdstukken over kleding, schoeisel, tenten, rugzakken en nog veel meer. Want de uitrusting moet niet alleen deugdelijk zijn, als alles op de rug of de fiets meegenomen moet worden gaan volume en gewicht ook een woordje meespreken. Deze gids - handgeschreven, niet gedrukt - geeft op veel vragen het juiste antwoord. Voor men een GR-pad op gaat of gaat kanoën in de Dordogne, eerst deze gids raadplegen: je zult toch alles bij je hebben behalve net dat ene touwtje! Met checklist voor de uitrusting en veel adressen van leveranciers. G.S.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 23