AIDS AD VAN DEN ELSHOUT UIT CUIJK SCHATRIJK DOOR VINDING MAANDAG 10 JUN» 1985 EXTRA OP MAANDAG' Stichting Goed Speelgoed: Lolobal is niet gevaarlijk Familieprodukt Flits Chaos Handen vrij Hecht wereldje r m VANEIJSDEN De dood op vakantie Landstaai MEDISCHE RUBRIEK De verspreiding van AIDS DE LOLOBAL blijkt populair bij een zeer specifieke groep: meisje^ van 8 tot 12 jaar. Volgens woordvoerder Van Laanen van de Stichting Goed Speelgoed zijn er, in verhouding tot de massale verkoop van dit stuk speelgoed, weinig klachten over het produkt. Van Laanen: „De hoeveelheid klachten is bijzonder laag, in verhouding tot de omzet niets eens in tien den van procenten uit te drukken." Als er klachten zijn, hebben deze meestal betrekking op lek raken. Van Laanen: „De bal is in feite een 300 grams plastic voetbal, die een bepaalde soepelheid en dikte moet hebben. Ondoordringbaar plastic dat tegelijk tóch veert be staat niet. Bij de lolobal is het juiste juiste compromis tussen degelijkheid en veerkracht gezocht en gevonden. Als de bal nóg dikker zou zijn, zou hij niet meer veren." Klachten zijn er ook wel over het feit dat de schijf van de bal afglijdt. Van Laanen: „Dat kan eigenlijk alleen gebeuren als de bal verkeerd om gebruikt wordt. Springen moetje al tijd met de dikke bal beneden en de kleine boven, niet an dersom. En als de bal te leeg raakt, kun je hem weer op dikte brengen met een luchtbedpompje." Levert de lolobal lichamelijk risico's op Van Laanen: „In verhouding tot de massaliteit van de rage gebeuren er op vallend weinig incidenten mee. In het begin was er nogal de vrees voor enkelscheuringen of knieblessures, maar uit geen enkel ziekenhuis of artsenpraktijk hebben we zulke signalen ontvangen. Als de lolobal regelmatig tot specifieke blessures zou leiden, hadden wij als Stichting Goed Speelgoed al lang een alarmsignaal ontvangen. Maar feit blijft natuurlijk dat idividuele ongelukjes altijd mogelijk blijven. Zo kun je uit glijden en met je enkels langs de schijf schuren. Dat doet dan wel even pijn." Lolobal is niet te stuiten EEN HALF jaar geleden was Ad van den Elshout (38) nog een doodgewone, on opvallende jongen uit het Land van Cuijk. Een rolschaatsfabrikantje, dat hard moest ploeteren om het hoofd boven water te houden. Nu is hij schatrijk. En dat dankzij één lumineus idee, dat hem acht maanden geleden te binnen schoot. Hij monteerde rond een veerkrachtige bal een harde kunststof schijf, gaf het geheel een vrolijk kleurtje en noemde dit nieuwe speelgoed 'lolobal'. Het kinderprodukt werd in een mum van tijd razend populair. De speel- goedhandel noemt het de grootste rage sedert de Hongaarse kubus van Rubic. Met zijn lolobal heeft Van den Elshout nu al, na acht maanden, een wereldwij de omzet van vele tientallen miljoenen bereikt. Insiders noemen zelfs een ver koopwaarde van 380 miljoen, een bedrag dat door Van den Elshout noch ont kend, noch bevestigd wordt. „Nee, ik bevestig geen cijfers, want dat maakt me kwestbaar." Hoe dan ook, de markt voor lolobal is nog lang niet verzadigd. In tegendeel. „Buiten de Benelux begint het nu pas goed te lopen," aldus de flam boyante Brabander. Het oogverblindende succes-verhaal van een man die uit het niets kwam. Door John van Oppen HET SPROOKJE van het schoenpoetsertje dat multi-miljonair werd, lijkt Ad van den Elshout op het lijf geschreven. „Dankzij de lolobal ben ik binnen. Voor het geld hoef ik niet meer te werken. Had moeder dit nog maar mee mogen maken. Eind april is ze gestorven, aan de vooravond van onze door braak." Met tranen in zijn ogen leidt de geëmotioneerde directeur ons naar een hoekje van de werkplaats in Cuijk, waar zjjn moeder twintig jaar lang rol- schaatsjes geassembleerd heeft.' „Kijk, haar werkschort hangt hier nog. De schroef jes zitten er nog in. Twintig jaar lang, dag in dag uit, zet te ze hier rolschaatsjes in el kaar. Opeens was ze dood. Zomaar, een hartaanval. Ik heb niets eens de tijd gehad om haar te bedanken voor alles. Het succes van onze lo lobal wordt helemaal over schaduwd door haar dood." •A ••«ii-x-ji a"-V- 4*6 Ad van den Elshout voor zijn rolschaatsenfabriek in Cuijk. De lolobal-vinding maakte hem in één klap schatrijk. r. FOTO DE GELDERLANDER Lolobal, zo blijkt uit het levensverhaal dat Van den Elshout met veel gevoel voor dramatiek vertelt, is een fa milieprodukt. Het begon in feite dertig jaar geleden. Vader Van den Elshout pro beerde de kost te verdienen door rolschaatsen te maken. Terwijl hij in de werkplaats bezig was, stroopte moeder de vuilstortplaatsen in het Land van Cuijk af, op zoek naar brpi)fbare materialen- Van den Elshout: „Ik ging als jochie van zeven jaar al tijd met haar mee. We zoch ten naar ijzer voor de rol schaatsen. Knakworstblik- ken en boterhamworstblik- ken waar de vuiligheid nog aan zat kookten we uit. Zo kwamen we aan gratis grondstoffen en we groeiden uit tot een familiebedrijf]e." Ondanks de hevige con currentie vanuit Hong Kong en Japan bleef de 'Rol schaatsen Industrie Cuijk bv' al die jaren overeind, als enige in Europa. Van den Elshout: „Ja, in de DDR zit er ook nog een. Maar die werkt met politieke prijzen, dus die telt niet mee.". In 1978 won het Cuijkse bedrijf zelfs de prijs van het 'Speelgoed van het jaar' met een nieuw type rollerskates. Maar het echte succes kwam pas met de uitvinding van de lolobal, waar Van den Elshout - voor deze gelegen heid opererend onder de naam handelsonderneming Elson bv- wereldwijd pa tent op heeft. Een lolobal, hoe kom je er op? Van den Elshout: „Nou gewoon, je kantelt de schijf, gaat er met één voet op staan en dan...." Nee, ik bedoel: hoe kwam u op het idee „Oh zo. Ach, hoe gaat dat. Opeens, schiet er een flits door je hoofd. Dan gaat er iets broeden. Je praat met een ontwerper en een verko per. Die worden enthousiast en dan komt de bal aan het rollen. In het begin werd ik uitgelachen door de winke liers. Ze zagen er niéts in. Maar ik geloofde heilig in het produkt. We speelden 'alles of niets' en stopten liefst driehonderdduizend gulden aan reclamegelden in de lolQhaJ.vWe zochten -con tact niet een Brabants recla mebureau en maakten sa men tv-spotjes, helemaal toegesneden op de fitness en aerobic-trend van dit moment. Nadat twee STER- spotjes waren uitgezonden liep het storm op de winkels. Maar de meeste speelgoed handelaren hadden toen nog niet eens een lolobal in voor raad. Een héle grote heeft hier smekend op zijn knieën gelegen met de vraag om een voorkeursbehandeling op de wachtlijst, want zijn reputa tie dreigde eraan te gaan als hij de ballen niet kon leve ren terwijl zijn collega dat wel kon. Het fabriekje annex han delskantoor is gevestigd op het industrieterrein in Cuijk. Een no-nonsense om geving. Veel beton, weinig groen. Een vrij klein pand, waar slechts vijf mensen emplooi vinden. De fabrica ge van de ballen vindt elders plaats bij 'bevriende' bedrij ven. Van buiten uit doet niets vermoeden dat het be drijfje in Cuijk een turbu lente wereldmarkt heeft aangeboord. Binnenin wordt dat echter al snel duidelijk. Er heerst een onbeschrijflij ke chaos. Archiefkasten en bureauladen braken papier uit. We zijn nog geen kwar tier op kantoor of er zijn al telefoontjes uit alle wereld delen binnengekomen: van Azië tot de Verenigde Sta ten, van Australië tot het Caribisch gebied toe. Waarom geeft Van den Elshout de vervaardiging van de loloballen uit han den Waarom niet zelf in Cuyk een produktiestraat opgestart i Van den Elshout, hevig gesticulerend: „Nèè, in gods naam nèè. Kijk maar naar die jongens van de zwaai- handjes voor het autoraam. Of naar de uitvinders van de clickets, die magnetische knikkers. Twee gouden vondsten. Maar ze zijn alle bei failliet gegaan, juist om dat ze de produktie zo nodig in eigen hand wilden hou den. Dat vereist enorm hoge investeringen en slokt gi gantisch veel energie en or ganisatievermogen op. Ik wil flexibel blijven en de handen vrijhouden. Als ik géén orders heb, hoef ik ook geen produktiestraat. Als ik wél orders heb, gun ik ze graag aan één van mijn vele Brabantse vrienden in de produktiefabrieken. Pas als zij niet aan mijn voorwaar den kunnen voldoen, plaats ik orders buiten Brabant. Zo chauvinistich ben ik wel. We zijn de fabricage van de lo lobal ook begonnen in één bedrijfje hier in Brabant, met een oplage van 20.000 stuks per week. Dat bleek direct al veel te weinig om aan de vraag te voldoen. Er ontstond meteen een enorme wachtlijst. Nu zijn er enkele tientallen produktielijnen mee bezet, tot twee in het Verre Oosten toe." Een nieuw produkt als de lolobal krijgt al gauw met namaak te maken.Een inko per van speelgoed tipt de lo- lobal-koning dat er kapers op de kust zijn: er is zojuist een plagiator bij hem aan de deur geweest die namaak- loloballen aanbood. Ver on der de geldende prijs. En zónder de wachttijd die voor de echte ballen geldt, als ge volg van de grote vraag. En eh...wat die tip waard is voor de fabrikant. Misschien dat de volgende levering lolo ballen toch een weekje eer der en ietsje goedkoper kan Van den Elshout reageert scherpzinnig op de verkapte chantage, reageert zó dat de tipgever tevreden is en komt bovendien naam en adres van de plagiator te weten, zodat hij als patent-bezitter prompt bij de autoriteiten kan verzoeken om de nep- matrijs te laten vernietigen. Van den Elshout: „De helft van mijn werktijd zit ik politie-agent te spelen om parasieten de pas af te snij den. En ik betaal me scheel aan beschermrechten. Als een naaper zich aandient, moet je direct van je afslaan. Je kunt het je niet permitte ren om niets te onderne men." U kunt eventueel gaan procederen. Van den Elshout: „Jawel, maar voordat de rechter uit spraak heeft gedaan zijn we een of twee maanden verder en tegen die tijd is de markt ingezakt. Lolobal is een rage en dat vereist op alle fronten snel en accuraat handelen. Maar leer mij de ambtelijke mallemolen kennen Gelukkig is speelgoedland een hecht en hulpvaardig wereldje, zo doceert de ko ning van de lolobal. „Groot handelaren, inkopers en de taillisten gaan liever met vertrouwde relaties in zee dan met onbekende sjoeme laars. De meesten zijn ook niet te beroerd om meteen alarm te slaan als er een pi raat opduikt. In ruil daar voor doen wij alles om de detailhandel tevreden te stellen. Zo proberen we el kaar te beschermen. Maar dat verloopt niet altijd rim pelloos. Er zijn wel eens wrijvingen." Hij ijsbeert door het kan toor en zwenkt plotseling naar een hoek, waar drie lo loballen liggen. Nep-artike- len, die hij dankzij tips heeft weten te onderscheppen. „Moet je zien wat een tinnef. Hier, een houten schijf rond de bal. Dat hout breekt en de splinters dringen de enkels van de kinderen binnen. En in die verf zit nog giftig spul ook. Nee, plagiaat moet on middellijk onderschept wor den. Dat bederft de handel. Dat bezorgt de echte lolobal een slechte reputatie. Het is overhaastig prutswerk. De fabrikanten van die nep-ar- tikelen hebben ook niet doorgedacht. Wij wel. We hebben heel bewust voor be paald materialen gekozen. Dummy's gemaakt en die proefexemplaren aan kinde ren van kennissen en rela ties hier in het Land van Cuijk gegeven. Toen konden we er de kinderziektes uit halen en de bal meteen per fectioneren." Hoeveel gezinnen momen teel him brood verdienen met 'zijn' lolobal, dat durft Van den Elshout niet te zeg gen. Hij schat het op twee tot driehonderd. „Maar dan praat ik alléén over de fa bricage, die nu dag en nacht doorgaat, in ploegendiensten in diverse produktiebedrij- ven. De indirecte werkgele genheid, zoals het transport, de tussenhandel en de ver koop door winkeliers, dat tel ik niet mee." Hoe lang zal de rage aan houden Van den Elshout: „Lang. In de Benelux is de vraag naar lolobal nu op zijn top punt. Buiten de Benelux es caleert de zaak nu ook enorm. Frankrijk, West- Duitsland, Engeland, Scan dinavië, Portugal, Spanje, Turkije, Canada, de Ver enigde Staten, Saoedie-Ara- bië, Mexico, Australië en Nieuw Zeeland, noem maar op. Maar de bestellingen vanuit die twee laatste lan den kunnen nog wel even blijven liggen. Daar is het nu winter, en lolobal ver koopt het best in de zomer." Wat gebeurt er als de rage overgewaaid is Van den Elshout: „Haha, hier zitten (tikt tegen zijn voorhoofd) alweer vijf nieuwe ideeën. Alle vijf beregoed. Maar die ga ik nu nog niet aan de gro te klok hangen. Want zoals ik al zei: er liggen voortdu rend piraten op de loer. Als alle voorbereidende werk en alle patenten waterdicht ge regeld zijn, wil ik wel ver klappen wat mijn volgende zet is. Eerder niet, anders gaat iemand anders er met mijn idee vandoor. Maar ik wil wel alvast kwijt dat die nieuwe ideeën stuk voor stuk in de sfeer van het be wegen liggen. Tenslotte le ven in het fitness-tijdperk. Als je oog hebt voor de tijds geest, voor de trend van het moment, weet je hoe je een rage kunt aanzwengelen." r J OLANG je nog aan J jde voorbereidingen M—A bezig bent, lijken twee weken vakantie heel erg lang. Wat moet een mens wel niet allemaal meenemen voor zo'n veertien dagen dat je ver van huis en van eigen kasten en winkels verwijderd zult zijn. Hoeveel boeken, hoeveel scho ne slipjes, zakdoeken en tand pasta. Een jurk voor netjes en een jurk voor bloot, verder kreukvrije kleding voor reisom- standigheden waar je gekreu keld uit komt en ook nog ware verpakking voor als het koud wordt, want je weet maar nooit. De vakantieweken zelf duren ook werkelijk heel lang. Van het moment af dat je na een laatste inspectie - 'gas uit? kraan dicht? sleutel bij buren?' - de huisdeur in het slot trekt, is alles anders. Zelfs de trein reis naar het vliegveld. De me depassagiers - stakkers! - to nen de conducteur hun zaken- abonnement of een retourtje verjaardag-tante-Mies, maar jij overhandigt met zwier een en kele reis Schiphol, en dè's even tjes andere koek! Je vakantie-ogen kijken met verbazing en bewondering naar de lange smalle stroken volks tuinderij langs de spoorbaan. In een mensenleeftijd-lange er varing met het openbaar ver voer was dat nog nooit opge vallen. Kijk toch eens, hoe die onvoordelig gelegen lappen zijn opgedeeld in vierkante en rechthoekige couponnetjes sla, aardappelen, stokboontjes, peulen, uien. Vele tinten groen groeien daar uitdagend tussen de ijzeren banen en het gras land met de boterbergprodu centen. Schiphol, zelfs Schiphol, waar je thuis nog op schold omdat alle romantiek van het vliegen af is en mensen zo bela- chehjk lang voor de vertrektijd aanwezig moeten zijn, wordt een feest. Niks hoeft meer, alles is geregeld, computerletters en cijfers melden wanneer je naar welk vertrekpunt moet gaan en het laatste bekertje koffie in eigen land smaakt fantasieloos naar automaat zoals het hoort. De vakantie is echt begonnen. Het zootje ongeregeld, dat het reisgezelschap voor de ko mende twee weken blijkt te zijn, neem je op de koop toe. Een ervaren groepsreiziger weet immers, dat uit de verzamel naam gezelschap gaandeweg boeiende, warmlevende mensen tevoorschijn zullen komen. Te voren niet weten hóe interes sant, hoe geestig, hoe hartelijk - soms ook: hoe vervelend - is onderdeel van die verfrissende duik in het ongewisse. Vijf dagen lang voerden tweeendertig mensen aftasten de beleefdheidsgesprekjes bij de maaltijden, deelden eikaars POK"<ï zorgen om de kwaliteit van de hotelbedden en het vetgehalte van de warme hap. Flauwtjes en aarzelend begon er enige te. kening te komen in de grot Toen - plotseling - bij het i. nietend bekijken wat uit vorige culturen bewaard was gebleven, werd een onzer in een flits ge. confronteerd met de dood Hartmassage, mond-op-mond- beademing, een huilende zie.' kenauto dwars door de nta seumzalen heen, tien minuter, die uren leken. Reisgenoot af. gevoerd, echtgenote en reislei- der mee. De dertig anderen ble ven overrompeld en verdwaasd achter, terwijl toeristen alweer langs zuilen en wandtapijten begonnen te schuifelen. Het leven gaat door. Nie mand sprak dat uit, maar het leven zelf greep ons in de kraag en duwde ons voort. Kom op hier blijven helpt niet, de inge huurde gids moet terug naar z'n uitgangspunt en voor jullie staat over een uur in het hotel het eten klaar. Doorlopen maar. Niets horend en niets ziend kwamen we buiten te- recht. Toen in een stil straatje was er opeens het initiatief, ge boren uit een behoefte van al len: hier blijven we een paar minuten bij elkaar staan, stil, ieder met eigen gebed, inkeer, kracht, aandacht, noem het hoe je wilt. Van toen af waren wij echt een groep die bij elkaar hoorde. Vijf dagen na terugkomst lijkt dit alles heel lang geleden, terwijl toch die vijf dagen thuis omgevlogen zijn, zonder greep erop in het niets verdwenen. Ik heb moeite de draad weer op te pakken, voel tegenzin bij alles wat uit kranten en gesprekken, post en telefoontjes op me af-' komt. Alle geharrewar en gekis sebis, gewroet en gewriemel, in het groot en in het klein. Ik kan niet aan de kant blijven staan, ik weet het, ik zal er weer in moeten duiken, in de samenle ving. Met weemoed denk ik terug aan die paar minuten stilte ir. dat kleine straatje in Spanje Toen, in die heterogene groep, zo heel verschillend naar kerke lijke en onkerkelijke levens overtuiging, was er een eensge zindheid die niets zo eenvoudig leek te maken als samen-leven. SjlllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllililillllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllH AL zeer dikwijls heb ik op gemerkt - en zeker vele an deren met mij - dat alle offi ciële hoge bezoekers, die in ons land om een of andere reden op bezoek komen, al tijd in hun eigen landstaal spreken. Niet dat ik iets te gen hun taal heb, maar wel tegen het spreken van die taal als zij in Nederland zijn, omdat ook Nederland zijn EIGEN taal heeft. Hierbij wil ik een uitzondering ma ken voor de paus die bij zijn bezoek aan Nederland wel de Nederlandse taal sprak en op een zeer uitstekende wijze. Als de paus dat kan, waarom dan anderen ook niet? Daarbij komt dan nog dat de ontvangende Neder landse hoge dames en/of he ren, dan ook zonodig de taal spreken die de bezoekers spreken. Kunnen die dan in eens geen Nederlands meer? Dat die bezoekers de Neder landse taal niet verstaan, is een goedkoop smoesje, daar ik ook wel eens van tolken heb gehoord. Verstaan de Nederlanders dan toevallig wel elke buitenlandse taal? Dat lijkt mij zeer sterk. Als wij in het buitenland komen, trachten-wij toch ook de taal van dat land te spreken, al is het dan met horten en sto ten. Als er geld mee gemoeid is, wordt het vlug begrepen In het buitenland wordt geen moeite gedaan om een Nederlander in het Neder lands te antwoorden. Laat ons fier zijn op onze eigen taal en hem dan ook gebrui ken. Waarom moeten wij ons minder voelen dan een andere nationaliteit? Is ons land daar soms te klein voor? Hopelijk worden wij ons ook eens bewust van on ze staat met onze eigen taal en zullen die onder alle om standigheden in ons land spreken. Kuitaart L. Provoost IN DE zomer van 1981 sloe gen Amerikaanse ziekte- peilstations groot alarm. Homofiele mannen - zo bleek ineens - werden in toenemende mate bezocht door een zeldzaam maar do delijk verlopend kanker, het Kaposi-sarcoom. Bovendien ontpopten doorgaans hand tamme bacteriën en virus sen zich bij hen tot dodelijke ziekteverwekkers. Een golf van paniek sloeg over Amerika. Verpleeg kundigen weigerden AlDS- patiënten te behandelen, do minees riepen van de kansel dat dit nu de straf van God was voor het Nieuwe Sqdom. Een handige type wist een bank te beroven met de me dedeling dat hij AIDS had. Het personeel deinsde ontzet achteruit waarna de rover ongestoord met de kas ver dween. Intussen is AIDS met twee jaar vertraging ook naar on ze contreien overgewaaid. Laatste telling: 52 AIDS-pa- tiënten, van wie 37 zijn over leden. Van paniek is voorlo pig nog geen sprake, geluk kig niet, al weigert hier en daar een tandarts om man- neljke homofielen te behan delen. Toch heeft AIDS alle eigenschappen om mensen behoorlijk in de zenuwen te gooien, want niets jaagt de burgerij zo de stuipen op het lijf als een ongrijpbare moordenaar die anoniem door onze straten sluipt. Re den genoeg om heden en verleden en toekomst van AIDS eens op een rijtje te zetten. Toen in 1981 bleek dat bij sommige zeer actieve man nelijke homofielen plotse ling alle weerstand tegen doorgaans onschuldige ziek tekiemen was weggevallen, stond men voor een com pleet raadsel. Wat kon de oorzaak zijn? Aanvankelijk dacht men dat hun tamelijk inspannende levensstijl (500 sexuele contacten per jaar is niet ongewoon) hun weer standsvermogen had onder mijnd. Die theorie kwam in moeilijkheden toen ook an- dere risicogroepen opdoken. Dat drugsverslaafden AIDS bleken te kunnen krijgen viel nog wel met de oude theorie te rijmen. Toen ook hun kinderen, en ook een groep volkomen buitenstaanders zoals men sen met bloederziekte door de ziekte werden bezocht, viel de theorie in duigen. AIDS moest wel een besmet telijke ziekte zijn. Vorig jaar vonden twee onderzoekers - Luc Montagnier in Frank rijk en Richard Gallo in Amerika - onafhankelijk van elkaar de werkelijke boosdoener, het HTLV virus type 3. Eendelijk een mikpunt. Men kon nu in recordtijd een test ontwerpen om anti stoffen tegen het virus aan te tonen. Wie antistoffen heeft is ooit tegen het virus aangelopen. Wat blijkt nu na een jaar onderzoek? Het aantal mensen dat ooit met het virus besmet is geweest, is vele malen groter dan het aantal AIDS-patiënten. In Amerika zijn nu 10.000 pa tiënten tegen naar schatting 2 miljoen antistof positieven. Eigenlijk een enorme mee valler: bij besmetting wordt je dus bij uitzondering ziek. Als je al besmet wordt, want het virus springt slechts zeer moeizaam van de ene mens naar de andere over. Buiten de echte risico groepen zijn antistoffen te gen het virus nauwelijks aangetoond. Was het virus uiterst besmettelijk geweest dan was dat beslist anders gegaan. Dan had het zich al lang als een bosbrandje over de hele bevolking verspreid. Voor bloedbanken en he- mofiliepatiënten (niet hó maar hé: mensen met bloe derziekte dus) was de test een geschenk uit de hemel. Het virus kan via bloed worden overgedragen en he- mofilie-patiënten krijgen geregeld een bloedproduct, het bloedstollende Factor VIII, toegediend. Vijftien procent van hen blijkt nu al antistoffen te hebben. De bloedbanken zijn daarom in mei begonnen alle donoren op antistoffen te controle ren. Bloed niet goed, dan bloed weg. Maar ja, elke nieuwe medische mogelijk heid schept zijn eigen moei lijkheden, want wat moet er gezegd worden tegen de do nor die positief wordt be vonden? Men heeft nu het volgende plan. Als het bloed positief is, wordt dat eerst voor de donoren verzwegen. Pas als een tweede speciale test, de Western Blot test, hetzelfde resultaat geeft volgt een slecht nieuws gesprek. Wie het met deze procedure niet eens is, zo hebben alle dono ren in een brief kunnen le zen, wordt gevraagd zich als donor terug te trekken. Pas over zes maanden zal men in staat zijn om zo'n tweede test op grote schaal uit te voeren. Minder duidelijk is wat het nut van deze test is voor de grootste risicogroep, die van de actieve mannelijke homofielen. Met de weten schap dat je positief bent valt weinig te doen. Genees middelen die het virus kun nen aanpakken zijn er niet. In Amerika is er wel een le vendige handel in antivirus middelen als Ribavirin en Suramin, maar hun werk zaamheid is uiterst twijfel achtig. Een vaccin wordt de eerste vijf jaar niet ver wacht. Daar komt nog bij dat het virus uiterst veranderlijk is zodat elk vaccin - net als dat tegen griep - binnen de kortste keren is verouderd. De woordvoerer van het AIDS Coördinatie Team, drs. Jan van Wijngaarden, ziet weinig heil in de test: „De voordelen wegen niet tegen de nadelen op. Ben je positief dan zit je vijf jaar in doodsangst zonder er iets te gen te kunnen ondernemen." En wat men tegen een po sitieve donor moet zeggen weet men ook niet precies. Zeker is dat hij met een aan tal ingrijpende leefregels naar huis wordt gestuurd. Altijd condooms gebruiken en nooit 'gevaarlijke' sex- technieken als anale sex of pijpen. Oppassen met an dermans tandenborstel of scheerapparaat. En daarbij de knagende twijfel dat nie mand weet hoeveel positie ven alsnog AIDS krijgen (men schat tussen de 1 en 10 procent) en hoe groot de kans is dat je de ziekte door geeft. In Zaïre komt AIDS zowel bij hetero-mannen als bi] vrouwen voor. Haïtiaanse gastarbeiders schijnen in de jaren zeventig het virus mee naar huis genomen te heb ben. Dit eiland was als een soort Caribisch Mikonos zeer in trek bij New Yorkse homofielen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 18