AIDS
AD VAN DEN ELSHOUT UIT CUIJK SCHATRIJK DOOR VINDING
MAANDAG 10 JUN» 1985
EXTRA OP MAANDAG'
Stichting Goed Speelgoed:
Lolobal is niet gevaarlijk
Familieprodukt
Flits
Chaos
Handen vrij
Hecht wereldje
r m
VANEIJSDEN
De dood op
vakantie
Landstaai
MEDISCHE
RUBRIEK
De verspreiding van AIDS
DE LOLOBAL blijkt populair bij een zeer specifieke groep:
meisje^ van 8 tot 12 jaar. Volgens woordvoerder Van Laanen
van de Stichting Goed Speelgoed zijn er, in verhouding tot
de massale verkoop van dit stuk speelgoed, weinig klachten
over het produkt. Van Laanen: „De hoeveelheid klachten is
bijzonder laag, in verhouding tot de omzet niets eens in tien
den van procenten uit te drukken."
Als er klachten zijn, hebben deze meestal betrekking op
lek raken. Van Laanen: „De bal is in feite een 300 grams
plastic voetbal, die een bepaalde soepelheid en dikte moet
hebben. Ondoordringbaar plastic dat tegelijk tóch veert be
staat niet. Bij de lolobal is het juiste juiste compromis tussen
degelijkheid en veerkracht gezocht en gevonden. Als de bal
nóg dikker zou zijn, zou hij niet meer veren."
Klachten zijn er ook wel over het feit dat de schijf van de
bal afglijdt. Van Laanen: „Dat kan eigenlijk alleen gebeuren
als de bal verkeerd om gebruikt wordt. Springen moetje al
tijd met de dikke bal beneden en de kleine boven, niet an
dersom. En als de bal te leeg raakt, kun je hem weer op dikte
brengen met een luchtbedpompje."
Levert de lolobal lichamelijk risico's op Van Laanen: „In
verhouding tot de massaliteit van de rage gebeuren er op
vallend weinig incidenten mee. In het begin was er nogal de
vrees voor enkelscheuringen of knieblessures, maar uit geen
enkel ziekenhuis of artsenpraktijk hebben we zulke signalen
ontvangen. Als de lolobal regelmatig tot specifieke blessures
zou leiden, hadden wij als Stichting Goed Speelgoed al lang
een alarmsignaal ontvangen. Maar feit blijft natuurlijk dat
idividuele ongelukjes altijd mogelijk blijven. Zo kun je uit
glijden en met je enkels langs de schijf schuren. Dat doet
dan wel even pijn."
Lolobal is niet te stuiten
EEN HALF jaar geleden was Ad van den Elshout (38) nog een doodgewone, on
opvallende jongen uit het Land van Cuijk. Een rolschaatsfabrikantje, dat hard
moest ploeteren om het hoofd boven water te houden. Nu is hij schatrijk. En
dat dankzij één lumineus idee, dat hem acht maanden geleden te binnen
schoot. Hij monteerde rond een veerkrachtige bal een harde kunststof schijf,
gaf het geheel een vrolijk kleurtje en noemde dit nieuwe speelgoed 'lolobal'.
Het kinderprodukt werd in een mum van tijd razend populair. De speel-
goedhandel noemt het de grootste rage sedert de Hongaarse kubus van Rubic.
Met zijn lolobal heeft Van den Elshout nu al, na acht maanden, een wereldwij
de omzet van vele tientallen miljoenen bereikt. Insiders noemen zelfs een ver
koopwaarde van 380 miljoen, een bedrag dat door Van den Elshout noch ont
kend, noch bevestigd wordt. „Nee, ik bevestig geen cijfers, want dat maakt me
kwestbaar." Hoe dan ook, de markt voor lolobal is nog lang niet verzadigd. In
tegendeel. „Buiten de Benelux begint het nu pas goed te lopen," aldus de flam
boyante Brabander. Het oogverblindende succes-verhaal van een man die uit
het niets kwam.
Door John van Oppen
HET SPROOKJE van het schoenpoetsertje
dat multi-miljonair werd, lijkt Ad van den
Elshout op het lijf geschreven. „Dankzij de
lolobal ben ik binnen. Voor het geld hoef ik
niet meer te werken. Had moeder dit nog
maar mee mogen maken. Eind april is ze
gestorven, aan de vooravond van onze door
braak."
Met tranen in zijn ogen leidt de geëmotioneerde
directeur ons naar een hoekje van de werkplaats
in Cuijk, waar zjjn moeder twintig jaar lang rol-
schaatsjes geassembleerd heeft.'
„Kijk, haar werkschort
hangt hier nog. De schroef
jes zitten er nog in. Twintig
jaar lang, dag in dag uit, zet
te ze hier rolschaatsjes in el
kaar. Opeens was ze dood.
Zomaar, een hartaanval. Ik
heb niets eens de tijd gehad
om haar te bedanken voor
alles. Het succes van onze lo
lobal wordt helemaal over
schaduwd door haar dood."
•A ••«ii-x-ji a"-V- 4*6
Ad van den Elshout voor zijn rolschaatsenfabriek in Cuijk. De lolobal-vinding maakte hem in één klap schatrijk.
r. FOTO DE GELDERLANDER
Lolobal, zo blijkt uit het
levensverhaal dat Van den
Elshout met veel gevoel voor
dramatiek vertelt, is een fa
milieprodukt. Het begon in
feite dertig jaar geleden.
Vader Van den Elshout pro
beerde de kost te verdienen
door rolschaatsen te maken.
Terwijl hij in de werkplaats
bezig was, stroopte moeder
de vuilstortplaatsen in het
Land van Cuijk af, op zoek
naar brpi)fbare materialen-
Van den Elshout: „Ik ging
als jochie van zeven jaar al
tijd met haar mee. We zoch
ten naar ijzer voor de rol
schaatsen. Knakworstblik-
ken en boterhamworstblik-
ken waar de vuiligheid nog
aan zat kookten we uit. Zo
kwamen we aan gratis
grondstoffen en we groeiden
uit tot een familiebedrijf]e."
Ondanks de hevige con
currentie vanuit Hong Kong
en Japan bleef de 'Rol
schaatsen Industrie Cuijk
bv' al die jaren overeind, als
enige in Europa. Van den
Elshout: „Ja, in de DDR zit
er ook nog een. Maar die
werkt met politieke prijzen,
dus die telt niet mee.".
In 1978 won het Cuijkse
bedrijf zelfs de prijs van het
'Speelgoed van het jaar' met
een nieuw type rollerskates.
Maar het echte succes kwam
pas met de uitvinding van
de lolobal, waar Van den
Elshout - voor deze gelegen
heid opererend onder de
naam handelsonderneming
Elson bv- wereldwijd pa
tent op heeft.
Een lolobal, hoe kom je er
op? Van den Elshout: „Nou
gewoon, je kantelt de schijf,
gaat er met één voet op
staan en dan...."
Nee, ik bedoel: hoe kwam
u op het idee
„Oh zo. Ach, hoe gaat dat.
Opeens, schiet er een flits
door je hoofd. Dan gaat er
iets broeden. Je praat met
een ontwerper en een verko
per. Die worden enthousiast
en dan komt de bal aan het
rollen. In het begin werd ik
uitgelachen door de winke
liers. Ze zagen er niéts in.
Maar ik geloofde heilig in
het produkt. We speelden
'alles of niets' en stopten
liefst driehonderdduizend
gulden aan reclamegelden in
de lolQhaJ.vWe zochten -con
tact niet een Brabants recla
mebureau en maakten sa
men tv-spotjes, helemaal
toegesneden op de fitness
en aerobic-trend van dit
moment. Nadat twee STER-
spotjes waren uitgezonden
liep het storm op de winkels.
Maar de meeste speelgoed
handelaren hadden toen nog
niet eens een lolobal in voor
raad. Een héle grote heeft
hier smekend op zijn knieën
gelegen met de vraag om een
voorkeursbehandeling op de
wachtlijst, want zijn reputa
tie dreigde eraan te gaan als
hij de ballen niet kon leve
ren terwijl zijn collega dat
wel kon.
Het fabriekje annex han
delskantoor is gevestigd op
het industrieterrein in
Cuijk. Een no-nonsense om
geving. Veel beton, weinig
groen. Een vrij klein pand,
waar slechts vijf mensen
emplooi vinden. De fabrica
ge van de ballen vindt elders
plaats bij 'bevriende' bedrij
ven. Van buiten uit doet
niets vermoeden dat het be
drijfje in Cuijk een turbu
lente wereldmarkt heeft
aangeboord. Binnenin wordt
dat echter al snel duidelijk.
Er heerst een onbeschrijflij
ke chaos. Archiefkasten en
bureauladen braken papier
uit. We zijn nog geen kwar
tier op kantoor of er zijn al
telefoontjes uit alle wereld
delen binnengekomen: van
Azië tot de Verenigde Sta
ten, van Australië tot het
Caribisch gebied toe.
Waarom geeft Van den
Elshout de vervaardiging
van de loloballen uit han
den Waarom niet zelf in
Cuyk een produktiestraat
opgestart
i Van den Elshout, hevig
gesticulerend: „Nèè, in gods
naam nèè. Kijk maar naar
die jongens van de zwaai-
handjes voor het autoraam.
Of naar de uitvinders van de
clickets, die magnetische
knikkers. Twee gouden
vondsten. Maar ze zijn alle
bei failliet gegaan, juist om
dat ze de produktie zo nodig
in eigen hand wilden hou
den. Dat vereist enorm hoge
investeringen en slokt gi
gantisch veel energie en or
ganisatievermogen op. Ik
wil flexibel blijven en de
handen vrijhouden. Als ik
géén orders heb, hoef ik ook
geen produktiestraat. Als ik
wél orders heb, gun ik ze
graag aan één van mijn vele
Brabantse vrienden in de
produktiefabrieken. Pas als
zij niet aan mijn voorwaar
den kunnen voldoen, plaats
ik orders buiten Brabant. Zo
chauvinistich ben ik wel. We
zijn de fabricage van de lo
lobal ook begonnen in één
bedrijfje hier in Brabant,
met een oplage van 20.000
stuks per week. Dat bleek
direct al veel te weinig om
aan de vraag te voldoen. Er
ontstond meteen een enorme
wachtlijst. Nu zijn er enkele
tientallen produktielijnen
mee bezet, tot twee in het
Verre Oosten toe."
Een nieuw produkt als de
lolobal krijgt al gauw met
namaak te maken.Een inko
per van speelgoed tipt de lo-
lobal-koning dat er kapers
op de kust zijn: er is zojuist
een plagiator bij hem aan de
deur geweest die namaak-
loloballen aanbood. Ver on
der de geldende prijs. En
zónder de wachttijd die voor
de echte ballen geldt, als ge
volg van de grote vraag. En
eh...wat die tip waard is voor
de fabrikant. Misschien dat
de volgende levering lolo
ballen toch een weekje eer
der en ietsje goedkoper
kan
Van den Elshout reageert
scherpzinnig op de verkapte
chantage, reageert zó dat de
tipgever tevreden is en komt
bovendien naam en adres
van de plagiator te weten,
zodat hij als patent-bezitter
prompt bij de autoriteiten
kan verzoeken om de nep-
matrijs te laten vernietigen.
Van den Elshout: „De
helft van mijn werktijd zit
ik politie-agent te spelen om
parasieten de pas af te snij
den. En ik betaal me scheel
aan beschermrechten. Als
een naaper zich aandient,
moet je direct van je afslaan.
Je kunt het je niet permitte
ren om niets te onderne
men."
U kunt eventueel gaan
procederen.
Van den Elshout: „Jawel,
maar voordat de rechter uit
spraak heeft gedaan zijn we
een of twee maanden verder
en tegen die tijd is de markt
ingezakt. Lolobal is een rage
en dat vereist op alle fronten
snel en accuraat handelen.
Maar leer mij de ambtelijke
mallemolen kennen
Gelukkig is speelgoedland
een hecht en hulpvaardig
wereldje, zo doceert de ko
ning van de lolobal. „Groot
handelaren, inkopers en de
taillisten gaan liever met
vertrouwde relaties in zee
dan met onbekende sjoeme
laars. De meesten zijn ook
niet te beroerd om meteen
alarm te slaan als er een pi
raat opduikt. In ruil daar
voor doen wij alles om de
detailhandel tevreden te
stellen. Zo proberen we el
kaar te beschermen. Maar
dat verloopt niet altijd rim
pelloos. Er zijn wel eens
wrijvingen."
Hij ijsbeert door het kan
toor en zwenkt plotseling
naar een hoek, waar drie lo
loballen liggen. Nep-artike-
len, die hij dankzij tips heeft
weten te onderscheppen.
„Moet je zien wat een tinnef.
Hier, een houten schijf rond
de bal. Dat hout breekt en de
splinters dringen de enkels
van de kinderen binnen. En
in die verf zit nog giftig spul
ook. Nee, plagiaat moet on
middellijk onderschept wor
den. Dat bederft de handel.
Dat bezorgt de echte lolobal
een slechte reputatie. Het is
overhaastig prutswerk. De
fabrikanten van die nep-ar-
tikelen hebben ook niet
doorgedacht. Wij wel. We
hebben heel bewust voor be
paald materialen gekozen.
Dummy's gemaakt en die
proefexemplaren aan kinde
ren van kennissen en rela
ties hier in het Land van
Cuijk gegeven. Toen konden
we er de kinderziektes uit
halen en de bal meteen per
fectioneren."
Hoeveel gezinnen momen
teel him brood verdienen
met 'zijn' lolobal, dat durft
Van den Elshout niet te zeg
gen. Hij schat het op twee
tot driehonderd. „Maar dan
praat ik alléén over de fa
bricage, die nu dag en nacht
doorgaat, in ploegendiensten
in diverse produktiebedrij-
ven. De indirecte werkgele
genheid, zoals het transport,
de tussenhandel en de ver
koop door winkeliers, dat tel
ik niet mee."
Hoe lang zal de rage aan
houden
Van den Elshout: „Lang.
In de Benelux is de vraag
naar lolobal nu op zijn top
punt. Buiten de Benelux es
caleert de zaak nu ook
enorm. Frankrijk, West-
Duitsland, Engeland, Scan
dinavië, Portugal, Spanje,
Turkije, Canada, de Ver
enigde Staten, Saoedie-Ara-
bië, Mexico, Australië en
Nieuw Zeeland, noem maar
op. Maar de bestellingen
vanuit die twee laatste lan
den kunnen nog wel even
blijven liggen. Daar is het
nu winter, en lolobal ver
koopt het best in de zomer."
Wat gebeurt er als de rage
overgewaaid is Van den
Elshout: „Haha, hier zitten
(tikt tegen zijn voorhoofd)
alweer vijf nieuwe ideeën.
Alle vijf beregoed. Maar die
ga ik nu nog niet aan de gro
te klok hangen. Want zoals
ik al zei: er liggen voortdu
rend piraten op de loer. Als
alle voorbereidende werk en
alle patenten waterdicht ge
regeld zijn, wil ik wel ver
klappen wat mijn volgende
zet is. Eerder niet, anders
gaat iemand anders er met
mijn idee vandoor. Maar ik
wil wel alvast kwijt dat die
nieuwe ideeën stuk voor
stuk in de sfeer van het be
wegen liggen. Tenslotte le
ven in het fitness-tijdperk.
Als je oog hebt voor de tijds
geest, voor de trend van het
moment, weet je hoe je een
rage kunt aanzwengelen."
r
J OLANG je nog aan
J jde voorbereidingen
M—A bezig bent, lijken
twee weken vakantie heel erg
lang. Wat moet een mens wel
niet allemaal meenemen voor
zo'n veertien dagen dat je ver
van huis en van eigen kasten en
winkels verwijderd zult zijn.
Hoeveel boeken, hoeveel scho
ne slipjes, zakdoeken en tand
pasta. Een jurk voor netjes en
een jurk voor bloot, verder
kreukvrije kleding voor reisom-
standigheden waar je gekreu
keld uit komt en ook nog ware
verpakking voor als het koud
wordt, want je weet maar
nooit.
De vakantieweken zelf duren
ook werkelijk heel lang. Van
het moment af dat je na een
laatste inspectie - 'gas uit?
kraan dicht? sleutel bij buren?'
- de huisdeur in het slot trekt,
is alles anders. Zelfs de trein
reis naar het vliegveld. De me
depassagiers - stakkers! - to
nen de conducteur hun zaken-
abonnement of een retourtje
verjaardag-tante-Mies, maar jij
overhandigt met zwier een en
kele reis Schiphol, en dè's even
tjes andere koek!
Je vakantie-ogen kijken met
verbazing en bewondering naar
de lange smalle stroken volks
tuinderij langs de spoorbaan.
In een mensenleeftijd-lange er
varing met het openbaar ver
voer was dat nog nooit opge
vallen. Kijk toch eens, hoe die
onvoordelig gelegen lappen zijn
opgedeeld in vierkante en
rechthoekige couponnetjes sla,
aardappelen, stokboontjes,
peulen, uien. Vele tinten groen
groeien daar uitdagend tussen
de ijzeren banen en het gras
land met de boterbergprodu
centen.
Schiphol, zelfs Schiphol,
waar je thuis nog op schold
omdat alle romantiek van het
vliegen af is en mensen zo bela-
chehjk lang voor de vertrektijd
aanwezig moeten zijn, wordt
een feest. Niks hoeft meer, alles
is geregeld, computerletters en
cijfers melden wanneer je naar
welk vertrekpunt moet gaan en
het laatste bekertje koffie in
eigen land smaakt fantasieloos
naar automaat zoals het hoort.
De vakantie is echt begonnen.
Het zootje ongeregeld, dat
het reisgezelschap voor de ko
mende twee weken blijkt te
zijn, neem je op de koop toe.
Een ervaren groepsreiziger weet
immers, dat uit de verzamel
naam gezelschap gaandeweg
boeiende, warmlevende mensen
tevoorschijn zullen komen. Te
voren niet weten hóe interes
sant, hoe geestig, hoe hartelijk
- soms ook: hoe vervelend - is
onderdeel van die verfrissende
duik in het ongewisse.
Vijf dagen lang voerden
tweeendertig mensen aftasten
de beleefdheidsgesprekjes bij
de maaltijden, deelden eikaars
POK"<ï
zorgen om de kwaliteit van de
hotelbedden en het vetgehalte
van de warme hap. Flauwtjes
en aarzelend begon er enige te.
kening te komen in de grot
Toen - plotseling - bij het i.
nietend bekijken wat uit vorige
culturen bewaard was gebleven,
werd een onzer in een flits ge.
confronteerd met de dood
Hartmassage, mond-op-mond-
beademing, een huilende zie.'
kenauto dwars door de nta
seumzalen heen, tien minuter,
die uren leken. Reisgenoot af.
gevoerd, echtgenote en reislei-
der mee. De dertig anderen ble
ven overrompeld en verdwaasd
achter, terwijl toeristen alweer
langs zuilen en wandtapijten
begonnen te schuifelen.
Het leven gaat door. Nie
mand sprak dat uit, maar het
leven zelf greep ons in de kraag
en duwde ons voort. Kom op
hier blijven helpt niet, de inge
huurde gids moet terug naar z'n
uitgangspunt en voor jullie
staat over een uur in het hotel
het eten klaar. Doorlopen
maar. Niets horend en niets
ziend kwamen we buiten te-
recht. Toen in een stil straatje
was er opeens het initiatief, ge
boren uit een behoefte van al
len: hier blijven we een paar
minuten bij elkaar staan, stil,
ieder met eigen gebed, inkeer,
kracht, aandacht, noem het hoe
je wilt. Van toen af waren wij
echt een groep die bij elkaar
hoorde.
Vijf dagen na terugkomst
lijkt dit alles heel lang geleden,
terwijl toch die vijf dagen thuis
omgevlogen zijn, zonder greep
erop in het niets verdwenen. Ik
heb moeite de draad weer op te
pakken, voel tegenzin bij alles
wat uit kranten en gesprekken,
post en telefoontjes op me af-'
komt. Alle geharrewar en gekis
sebis, gewroet en gewriemel, in
het groot en in het klein. Ik kan
niet aan de kant blijven staan,
ik weet het, ik zal er weer in
moeten duiken, in de samenle
ving.
Met weemoed denk ik terug
aan die paar minuten stilte ir.
dat kleine straatje in Spanje
Toen, in die heterogene groep,
zo heel verschillend naar kerke
lijke en onkerkelijke levens
overtuiging, was er een eensge
zindheid die niets zo eenvoudig
leek te maken als samen-leven.
SjlllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllililillllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllH
AL zeer dikwijls heb ik op
gemerkt - en zeker vele an
deren met mij - dat alle offi
ciële hoge bezoekers, die in
ons land om een of andere
reden op bezoek komen, al
tijd in hun eigen landstaal
spreken. Niet dat ik iets te
gen hun taal heb, maar wel
tegen het spreken van die
taal als zij in Nederland zijn,
omdat ook Nederland zijn
EIGEN taal heeft. Hierbij
wil ik een uitzondering ma
ken voor de paus die bij zijn
bezoek aan Nederland wel
de Nederlandse taal sprak
en op een zeer uitstekende
wijze. Als de paus dat kan,
waarom dan anderen ook
niet? Daarbij komt dan nog
dat de ontvangende Neder
landse hoge dames en/of he
ren, dan ook zonodig de taal
spreken die de bezoekers
spreken. Kunnen die dan in
eens geen Nederlands meer?
Dat die bezoekers de Neder
landse taal niet verstaan, is
een goedkoop smoesje, daar
ik ook wel eens van tolken
heb gehoord. Verstaan de
Nederlanders dan toevallig
wel elke buitenlandse taal?
Dat lijkt mij zeer sterk. Als
wij in het buitenland komen,
trachten-wij toch ook de taal
van dat land te spreken, al is
het dan met horten en sto
ten. Als er geld mee gemoeid
is, wordt het vlug begrepen
In het buitenland wordt
geen moeite gedaan om een
Nederlander in het Neder
lands te antwoorden. Laat
ons fier zijn op onze eigen
taal en hem dan ook gebrui
ken. Waarom moeten wij
ons minder voelen dan een
andere nationaliteit? Is ons
land daar soms te klein
voor? Hopelijk worden wij
ons ook eens bewust van on
ze staat met onze eigen taal
en zullen die onder alle om
standigheden in ons land
spreken.
Kuitaart
L. Provoost
IN DE zomer van 1981 sloe
gen Amerikaanse ziekte-
peilstations groot alarm.
Homofiele mannen - zo
bleek ineens - werden in
toenemende mate bezocht
door een zeldzaam maar do
delijk verlopend kanker, het
Kaposi-sarcoom. Bovendien
ontpopten doorgaans hand
tamme bacteriën en virus
sen zich bij hen tot dodelijke
ziekteverwekkers.
Een golf van paniek sloeg
over Amerika. Verpleeg
kundigen weigerden AlDS-
patiënten te behandelen, do
minees riepen van de kansel
dat dit nu de straf van God
was voor het Nieuwe Sqdom.
Een handige type wist een
bank te beroven met de me
dedeling dat hij AIDS had.
Het personeel deinsde ontzet
achteruit waarna de rover
ongestoord met de kas ver
dween.
Intussen is AIDS met twee
jaar vertraging ook naar on
ze contreien overgewaaid.
Laatste telling: 52 AIDS-pa-
tiënten, van wie 37 zijn over
leden. Van paniek is voorlo
pig nog geen sprake, geluk
kig niet, al weigert hier en
daar een tandarts om man-
neljke homofielen te behan
delen. Toch heeft AIDS alle
eigenschappen om mensen
behoorlijk in de zenuwen te
gooien, want niets jaagt de
burgerij zo de stuipen op het
lijf als een ongrijpbare
moordenaar die anoniem
door onze straten sluipt. Re
den genoeg om heden en
verleden en toekomst van
AIDS eens op een rijtje te
zetten.
Toen in 1981 bleek dat bij
sommige zeer actieve man
nelijke homofielen plotse
ling alle weerstand tegen
doorgaans onschuldige ziek
tekiemen was weggevallen,
stond men voor een com
pleet raadsel. Wat kon de
oorzaak zijn? Aanvankelijk
dacht men dat hun tamelijk
inspannende levensstijl (500
sexuele contacten per jaar is
niet ongewoon) hun weer
standsvermogen had onder
mijnd. Die theorie kwam in
moeilijkheden toen ook an-
dere risicogroepen opdoken.
Dat drugsverslaafden AIDS
bleken te kunnen krijgen
viel nog wel met de oude
theorie te rijmen.
Toen ook hun kinderen, en
ook een groep volkomen
buitenstaanders zoals men
sen met bloederziekte door
de ziekte werden bezocht,
viel de theorie in duigen.
AIDS moest wel een besmet
telijke ziekte zijn. Vorig jaar
vonden twee onderzoekers
- Luc Montagnier in Frank
rijk en Richard Gallo in
Amerika - onafhankelijk
van elkaar de werkelijke
boosdoener, het HTLV virus
type 3.
Eendelijk een mikpunt.
Men kon nu in recordtijd
een test ontwerpen om anti
stoffen tegen het virus aan
te tonen. Wie antistoffen
heeft is ooit tegen het virus
aangelopen. Wat blijkt nu
na een jaar onderzoek? Het
aantal mensen dat ooit met
het virus besmet is geweest,
is vele malen groter dan het
aantal AIDS-patiënten. In
Amerika zijn nu 10.000 pa
tiënten tegen naar schatting
2 miljoen antistof positieven.
Eigenlijk een enorme mee
valler: bij besmetting wordt
je dus bij uitzondering ziek.
Als je al besmet wordt,
want het virus springt
slechts zeer moeizaam van
de ene mens naar de andere
over. Buiten de echte risico
groepen zijn antistoffen te
gen het virus nauwelijks
aangetoond. Was het virus
uiterst besmettelijk geweest
dan was dat beslist anders
gegaan. Dan had het zich al
lang als een bosbrandje over
de hele bevolking verspreid.
Voor bloedbanken en he-
mofiliepatiënten (niet hó
maar hé: mensen met bloe
derziekte dus) was de test
een geschenk uit de hemel.
Het virus kan via bloed
worden overgedragen en he-
mofilie-patiënten krijgen
geregeld een bloedproduct,
het bloedstollende Factor
VIII, toegediend. Vijftien
procent van hen blijkt nu al
antistoffen te hebben. De
bloedbanken zijn daarom in
mei begonnen alle donoren
op antistoffen te controle
ren. Bloed niet goed, dan
bloed weg. Maar ja, elke
nieuwe medische mogelijk
heid schept zijn eigen moei
lijkheden, want wat moet er
gezegd worden tegen de do
nor die positief wordt be
vonden?
Men heeft nu het volgende
plan. Als het bloed positief
is, wordt dat eerst voor de
donoren verzwegen. Pas als
een tweede speciale test, de
Western Blot test, hetzelfde
resultaat geeft volgt een
slecht nieuws gesprek. Wie
het met deze procedure niet
eens is, zo hebben alle dono
ren in een brief kunnen le
zen, wordt gevraagd zich als
donor terug te trekken. Pas
over zes maanden zal men in
staat zijn om zo'n tweede
test op grote schaal uit te
voeren.
Minder duidelijk is wat
het nut van deze test is voor
de grootste risicogroep, die
van de actieve mannelijke
homofielen. Met de weten
schap dat je positief bent
valt weinig te doen. Genees
middelen die het virus kun
nen aanpakken zijn er niet.
In Amerika is er wel een le
vendige handel in antivirus
middelen als Ribavirin en
Suramin, maar hun werk
zaamheid is uiterst twijfel
achtig. Een vaccin wordt de
eerste vijf jaar niet ver
wacht.
Daar komt nog bij dat het
virus uiterst veranderlijk is
zodat elk vaccin - net als
dat tegen griep - binnen de
kortste keren is verouderd.
De woordvoerer van het
AIDS Coördinatie Team,
drs. Jan van Wijngaarden,
ziet weinig heil in de test:
„De voordelen wegen niet
tegen de nadelen op. Ben je
positief dan zit je vijf jaar in
doodsangst zonder er iets te
gen te kunnen ondernemen."
En wat men tegen een po
sitieve donor moet zeggen
weet men ook niet precies.
Zeker is dat hij met een aan
tal ingrijpende leefregels
naar huis wordt gestuurd.
Altijd condooms gebruiken
en nooit 'gevaarlijke' sex-
technieken als anale sex of
pijpen. Oppassen met an
dermans tandenborstel of
scheerapparaat. En daarbij
de knagende twijfel dat nie
mand weet hoeveel positie
ven alsnog AIDS krijgen
(men schat tussen de 1 en 10
procent) en hoe groot de
kans is dat je de ziekte door
geeft.
In Zaïre komt AIDS zowel
bij hetero-mannen als bi]
vrouwen voor. Haïtiaanse
gastarbeiders schijnen in de
jaren zeventig het virus mee
naar huis genomen te heb
ben. Dit eiland was als een
soort Caribisch Mikonos
zeer in trek bij New Yorkse
homofielen.