fifQQDL Het enige kind dat kamp Bergen-Belsen overleefde 'Ik ben nergens echt thuis' F Uitwisseling redde leven van Mirjam Lewald ZATERDAG 4 ME11985 W6 Duimschroeven Lasser Geselecteerd Doodgeschoten Amsterdam Navelstreng Rampgebied Uitwisseling Nederzetting Monument adopteren Rekenmachientjes en computers 'iïiske en Wiske: Het ippie Happie en Stu Auschwitz- overlevende terug Door Gerard Kessets EEN onopvallend huis in het hart van Berlijn. Niets duidt er op dat hier de leiding van de Joodse Ge meente in West-Berlijn is gehuis vest. Ook de naamkaartjes bij de bel geven geen enkel uitsluitsel over de bewoners. Eenmaal binnen in het voorportaal wordt het pas echt beklemmend. Een portier en een bewaker monsteren het bezoek langdu rig vanachter een glazen wand. Vervolgens wordt de deur geopend en mogen we bin nen. Er volgt een grondige controle op wa pens. De inhoud van de zakken wordt op een stoel gedeponeerd. Fotograaf Anders Schoelzel moet zijn zware koffer helemaal leegmaken. Daags daarna zal hetzelfde ritueel zich herhalen. Dan mogen we omhoog naar de derde verdieping, waar Ruschin zijn bureau heeft. „Het is triest dat we ons zo moeten barricaderen," zegt Ruschin, „maar het is nodig. Een tijd geleden werd hier beneden een pakje afgegeven. De naam van de afzen der was bekend in de Joodse gemeenschap. Toen de portier uit begon te pakken kwam er in een keer een stuk draad tevoorschijn. Onmiddellijk werd de politie gewaar schuwd. Het bleek een zware bom te zijn. Mijn vrouw werkt hier bij een Joodse instel ling. Daar ontplofte tien jaar geleden in het weekeinde een bom, die grote schade aan richtte." Veertig jaar na de oorlog en de massa moord op hun volk moeten de ruim 6.000 Berüjnse joden voortdurend oppassen voor rechts-extreem geweld. Bij de synagoge in de stad staan altijd politie-mensen met het geweer bij de hand. Het Joodse kerkhof wordt extra in de gaten gehouden om te voorkomen dat agressieve grafschenners een kans krijgen. De angst zit er nog zo in dat Ruschin niet gefotografeerd wil worden. Hij zou herkend kunnen worden. Mijn opmerking dat de kans dat hij problemen krijgt door een pu blicatie in een Nederlandse krant toch wel minimaal is, wuift hij weg met de opmer king: „Je kunt nooit weten." Ook tijdens het tweede gesprek, de volgende dag, is hij niet te vermurwen. Als Hitler in januari 1933 aan de macht komt is Günter Ruschin acht jaar. Ruschins ouders onderschatten het gevaar. „Ik weet nog dat mijn vader zei: Dat duurt maar een half jaar. Maar ze wisten al snel beter. De duimschroeven werden steeds vaster ge draaid. Vooral mijn moeder wilde weg, maar ze stierf in 1939. Daarna wilde mijn vader graag naar de Verenigde Staten, maar dat land hield, zoals veel andere, de deur dicht. Mijn zus kon wel weg. Ze kon bij een arts in Cambridge als ziekenzuster gaan werken. Maar na een periode van twijfel be sloot ze toch in BerUjn te büjven. Ze wilde mijn vader en mij niet in de steek laten. Dat was haar doodvonnis. Mijn vader en mijn De synagoge van de Joodse Gemeente in Berlijn. „Hier kan men leven. zuster zijn in Auschwitz om het leven geko men." „Ik had een éénjarige opleiding als lasser ge had en dat heeft later mijn leven gered. In april 1941 moesten wij in de bewapeningsin dustrie gaan werken. Van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds en de week daarop van 's avonds zes tot 's morgens zes. Ik moest laswerk doen, mijn vader projectielen poet sen. Dat duurde tot februari 1943, toen de nazi's ernst gingen maken met de Endlö sung. De SS omsingelde alle fabrieken in Berlijn waar nog joden werkten. Ik werd op straat opgepakt. Mijn geld, mijn horloge, werd meteen ingepikt. Ik weet nog dat een SS-er mijn handschoenen erg mooi vond en ze bij zich stak." „De 60.000 Joden van Berüjn werden per trein afgevoerd. Dat beeld van het perron vergeet ik nooit meer. Daar stond Alois Brunner, een medewerker van Eichmann, die nu waarschijnlijk in Syrië leeft. Hij was zeer elegant gekleed, hij droeg een mooi zwart streepjespak. In zijn hand had hij een rijzweep en deze keurig uitziende man sloeg er keihard, maar heel gediscipplineerd op los. Het was een hels geschreeuw van vrou wen en kinderen. Hij probeerde er zoveel mogehjk letterlijk de wagons in te slaan." „Ik zat in Auschwitz Drie, het kamp Mo- nowitz, waar IG Farben synthetische benzi ne probeerde te maken. Vooral de eerste tijd was afschuwelijk. Een leerling-slager, een bonk van een kerel, die een kop groter was dan ik, was na een maand in het kamp zo kapot dat hij naar de gaskamer werd ge stuurd. Het was mijn geluk dat ze in het kamp vakmensen nodig hadden. Ik weet nog dat ik buiten stond te lassen, tot mijn enkels in het water. Dat was levensgevaar- Toen ik mijn vrienden in Amerika vertelde dat ik terug ging naar Duitsland, klapten ze helemaal dicht Dat werd me erg kwalijk ge nomen. Ik werd overal met een ijzig zwijgen onthaald. Het heeft lang geduurd voor ze weer wat ontdooiden. De zestigjarige jood Günter Ruschin, over levende van de he! van Auschwitz, heeft een stap gezet, die velen in de joodse gemeen schap nooit zullen kunnen begrijpen Hij is te ruggekeerd naar het tand van de moorde naars, naar Duitsland. „Hier in Berlijn", zegt hij zacht, „kan men leven Hier is het graf ig,| mijn moeder. naar het land van de moordenaars Het joodse kerkhof in de stad. In West-Berlijn wonen anno 1985 nog slechts 6.000joden. lijk. Ik vroeg de opzichter Weber van IG Farben om gummi-laarzen, maar hij weiger de. Een SS-er had dat gehoord en hij zei heel koel tegen de opzichter: 'Wij vermoor den hier de joden, jullie niet'. Ik kreeg mijn laarzen. Na de oorlog kwam ik Weber in Berlijn op straat tegen. Hij kende mij niet meer. Toen ik mijn naam noemde werd hij lijkbleek. Ik zei: „Ga opzij, ik wil U nooit meer zien, want een volgende keer kan ik niet voor de gevolgen instaan." „Mijn vader heb ik in Auschwitz nog één keer gezien. Hij werd al na vier weken 'gese- - FOTO'S ARCHIEF DE STEM lecteerd', zoals ze dat noemden. Hij was 45 jaar. Mijn zus heb ik na de scheiding van mannen en vrouwen bij aankomst nooit meer gezien. Al mijn instincten in het kamp waren er op gericht van dag tot dag te over leven. Dat was vooral in de laatste dagen voor het einde van de oorlog de grote angst, dat er toch nog iets zou gebeuren." „Ik heb tachtig ophangingen gezien in het kamp. Er was een jongen van veertien jaar, die een paar aardappels had gestolen. Hij zei dat hij er spijt van had en het nooit meer zou doen, maar hij werd opgehangen. Hij spartelde nog met zijn benen en een SS-er trok er aan, zoals iemand aan een harlekijn trekt, om de strop verder vast te snoeren." De laatste maanden van de oorlog brengen nieuwe verschrikkingen. Omdat de Russen in aantocht zijn wordt Auschwitz geëva cueerd. Te voet gaat het naar het concentra tie-kamp Buchenwald en van daaruit na korte tijd weer verder. Wie niet meer mee- kan, wordt doodgeschoten. Van Ruschins' 1400 man sterke groep büjven er uiteindeüjk 180 over. Op 8 mei 1945 ondertekent de Duitse generaal Wilhelm Keitel in Berüjn de capitulatie-oorkonde. De oorlog is afgelo pen. Ergens bij de Tsjechoslowaakse grens laat de SS Ruschin en zijn medegevangenen vrij. „Ik Uep ongeveer drie kilometer en toen zag ik een Amerikaanse jeep. Ik moest hui len als een klein kind." Na een kort verbüjf in Berüjn, verhuist Ruschin naar Chih, waar hij als koopman actief is in de handel met grondstoffen. Hij trouwt er, krijgt twee kinderen. In 1970 ver trekt hij naar de Verenigde Staten, maar hij krijgt, net als zijn vader indertijd, geen vi sum. De voorzitter van de Joodse Gemeente in Berüjn vraagt hem dan om terug te keren naar de vroegere hoofdstad om te helpen bij de opbouw van kleine joodse gemeenschap. Ruschin doet het. „Hier kan men leven", zegt hij opnieuw. Maar voelt hij er zich ook echt thuis? „Bespaar me dat", antwoordt hij. „Wat is thuis? Ik ben nergens thuis. Ik kan nergens echt büj om zijn, me nergens echter over verheugen. Dat kan ik sinds die tijd niet meer." „Als ik hier lees dat er in Auschwitz geen joden zijn vergast of dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing van de gealüeer- den is, dan word ik gek. Dan zou ik zo naar buiten kunnen lopen en oorvijgen gaan uit delen." Ook de maandenlange discussies in de bondsrepubüek of en hoe de achtste mei 1945 herdacht moet worden, zijn een voort durende ergernis voor de overlevende van Auschwitz. „Het is toch de dag van de be vrijding? Voor mij is de achtste mei 1945 mijn tweede verjaardag. Toen werd ik voor de tweede keer geboren." Door onze correspondent Rob Simons JERUZALEM - „Er was midden in de ellende een kind geboren, ergens in de ziekenbarak, bij het licht van een stompje kaars. Verwonder u niet, er is wel eens meer een joodse jongen in een stal geboren. Zijn moeder verstond het dat kind zo te verzorgen, dat het er uit zag als een door zijn grootouders verwend kleinkind van miljonairs." Dat kind Mirjam Irene Lewald over wie Abel Herzberg schrijft in 'Amor Fati', zijn herinneringen aan Bergen-Belsen, werd op 1 maart 1944 in het Duitse concentratie kamp geboren. Voorzover bekend is zij de enige in Bergen-Belsen geboren baby die het concentratiekamp heeft overleefd. De ande re baby's zijn waarschijnlijk door ondervoe ding om het leven gekomen. Met haar ouders en oudere zusje werd ze tien maanden oud door de Duitsers uitge wisseld. Nu, 41 jaar later, woont Mirjam Turgeman-Lewald met haar in Marokko ge boren man en drie zoons in Alfe Menashe, een joodse nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever. Haar in Bergen- Belsen uitgeschreven geboortebewijs, dat door de Nederlands-joodse arts en mede-ge vangene Julius Elzas is ondertekend, koes tert ze als een kostbare herinnering aan haar kampverleden. „Ik had veel tijd nodig om het in mij op te nemen, wat het betekende dat ik in Ber gen-Belsen werd geboren. Ik wist altijd dat Bergen-Belsen iets verschrikkeüjks was. Ook nu vind ik het nog moeiüjk te vatten dat er zoiets was. Als moeder begrijp ik vandaag de geweldige betekenis. Mijn kinderen en ook op scholen vertel ik alles wat ik weet over de jodenvervolging en de kampen." In Bergen-Belsen is Mirjam nog nooit terugge weest. Als haar in Israël, het land van immi granten, gevraagd wordt waar ze vandaan komt, zegt Mirjam meestal dat ze in Duits land is geboren. Als ze antwoordt dat ze in Bergen-Belsen het eerste levensücht heeft aanschouwd wordt er ontsteld en verbaasd gevraagd hoe ze in hemelsnaam in leven is gebleven. In Nederland en West-Duitsland wordt officieel nog steeds niet erkend dat Mirjam als slachtoffer van de Duitse joden vervolging in Bergen-Belsen is geboren. De ondervoeding, vitaminegebrek en an dere ontberingen die Mirjam in haar eerste levensmaanden moest ondergaan, hebben haar niet ongemoeid gelaten. Op medische gronden komt zij zonder meer voor een uit kering in aanmerking. Haar aanvragen bij de Nederlandse en de Duitse regering zijn echter afgewezen. De Nederlandse uitke- ringsraad heeft haar ijskoud laten weten, dat zij - hoewel in Nederland verwekt door ouders die uit Nederland zijn gedepor- Amerikanen bevrijden concentratiekampgevangenenen. Hier de intocht in kamp Mauthausen. FOTO'S ARCHIEF DE STEM teerd - niet in Nederland is vervolgd en niet in Nederland heeft gewoond en dus niet voor een Nederlandse uitkering op grond van de Wet Uitkering Vervolgingsslachtof fers in aanmerking komt. Lotte Lewald-Lesser werd in 1943, dertig jaar oud, met haar man en oudste dochter uit Amsterdam naar het doorgangskamp Westerbork gedeporteerd. Kort na aan komst merkte ze dat ze in verwachting was. Haar ouders die nog in Amsterdam zaten, konden haar nog luiers sturen. Op 11 ja nuari 1944 werd zij, zeven maanden zwan ger, met het eerste transport naar Bergen- Belsen gestuurd. De familie Lewald verkeer de, vergeleken met hun mede-gevangenen die vanuit Westerbork naar de vernieti gingskampen werden gedeporteerd, in een bevoorrechte positie daar zij in Amsterdam nog Paraguayaanse paspoorten hadden ge kregen die familieleden in Zwitserland voor hen hadden gekocht. Met de nationaüteit van Paraguay kwamen zij in aanmerking voor een uitwisseüng die de Duitsers op het oog hadden tussen joodse gevangenen in het bezit van paspoorten van Honduras, El Sal vador, Equador, Paraguauy en Uruguay en Duitse burgers die in die Latijns-Ameri kaanse landen waren geïnterneerd. Bergen-Belsen was een verzameling van verschuilende kampen. De familie Ewald kwam in het zogenaamde 'Aufenthaltslager', het verbüjfskamp, terecht dat voor joden bestemd was die eventueel konden worden uitgewisseld. In het begin was dit speciale kamp volgens de joodse kamparts relatief leefbaar. Naderhand vertoonde het meer overeenkomsten met andere concentratie kampen. In Bergen-Belsen werd je niet op gehangen, gefussileerd of in gaskamers ver moord. Overdag was contact met famiüele- den mogeüjk. Objectief gezien was het een verschrikking. Mirjam werd op 1 maart 1943 's avonds om tien uur bij kaarsücht in de ziekenhuis barak van Bergen-Belsen geboren. „Het was heel natuurüjk. Zoals Maria die van Jezus is bevallen. Ik heb het misschien nog eenvou diger gehad. De dokter hoefde niet veel te doen. Hij heeft alleen de navelstreng door geknipt." Dokter Elzas heeft bij de bevalling gehol pen. Als dorpsarts in Kamerik had hij wel vaker onder primitieve omstandigheden ge werkt. Elzas was met het eerste transport uit Westerbork naar Bergen-Belsen gekomen waar hij van het begin af aan als chef-arts werd aangesteld en een barak ter beschik king kreeg om als polikliniek en als zieken zaal in te richten. Hij kreeg een jonge SS'er als verpleger en opzichter toegewezen. Elzas heeft in Bergen-Belsen operaties uitgevoerd en enkele kinderen ter wereld ge holpen. „In het kamp was het erg primitief. Ik had bij voorbeeld alleen papieren zwach tels. De hygiène leek natuurüjk nergens op. Het was een vuile boel. Er heerste vel dysen terie, geelzucht en epidemiën van typhus en vlektyphus." Elzas voelde zich in het kampziekenhuis als een arts in een rampgebied. „Als arts pro beerde je het lijden te verzachten en het le ven te verlengen. Natuurüjk waren de le venskansen ook van de gezondste baby in Bergen-Belsen veel slechter. Onder die SS- vrouwen in de kampen waren ook honden, die baby's vermoordden. Als een SS-wijf een baby in de kachel gooit, of met een baby gaat voetballen, of zo'n baby in de lucht ka pot probeert te schieten is het afgelopen." Na Bergen-Belsen heeft Elzas tot de bevrij ding nog in enkele andere concentratiekam pen gezeten. Tot een jaar geleden wist hij niet of Mirjam de oorlog overleefd had. „Als je zo'n kind na meer dan veertig jaar terugziet, geeft je dat natuurüjk ergens vol doening." Met haar rode mondje, roze wangetjes en grote ogen werd de beeldschone baby ook de oogappel van de SS-bewaakster Irma. Buiten de magere kamprantsoenen gaf ze voor Mirjam verdunde melk, suiker, haver vlokken en een beetje margarine. Dat heeft niet aüeen Mirjam geholpen, maar ook de andere leden van het gezin Lewald mede op de been gehouden. „Ik heb speciale toestem ming gehad om luiers te wassen. De mensen die naar het werk gingen hebben de luiers meegenomen. Op het werk was een kachel en daar hebben ze de luiers gedroogd." Lotte: „Op een dag in januari 1945 werden een heleboel mensen opgeroepen. De meeste mannen konden niet meer lopen. Die kon- Mirjam Turgeman-Lewald is de enige in Bergen-Belsen geboren baby, die het concentratiekamp heeft overleefd Ze woont nu met haar man en drie zoons in de joodse nederzetting Alfe Menashe op de bezette westelijke Jordaanoever. den niet meegaan. Niemand wist of dit een uitwisseüng zou zijn of dat we naar andere concentratiekampen zouden worden overge bracht. Mirjam is toen erg ziek geweest. Ze had bronchitis. Daarna hebben ze ons naar het station van Celle bij Bergen-Belsen ge nomen. Daar stond een Rode Kruis-trein. Op dat moment wisten we dat het een uit wisseüng was." „In de trein hebben we van het Rode Kruis heerüjke pakjes gekregen. Ik zal het nooit vergeten. Die eerste avond hebben we kalfsvlees met rijst gegeten. We wisten niet wat ons overkwam. We zijn heel voorzichtig met het eten geweest. We konden nog haast niet eten, want je wist dat de mensen die in het kamp waren achtergebleven niet genoeg te eten hadden. Het was heel verschrikke- üjk. Met die trein zijn we dwars door Duits land naar het zuiden gereden. We zagen hoe de steden gebombardeerd waren." De trein reed vooral 's nachts om niet mikpunt van gealüeerde luchtbombarde menten te worden. Vlak voor de Duits- Zwitserse grens werden nog vijftig passa giers uit Bergen-Belsen uit de trein gehaald en voor de resterende drie maanden tot de bevrijding opnieuw in een kamp opgesloten om het aantal uitgewisselden geüjk aan dat van de Duitsers te maken. Uiteindeüjk zijn honderdtachtig joden uit Bergen-Belsen met deze uitwisseling in St. Gallen in het neutrale Zwitserland aan gekomen waar zij slechts drie dagen moch ten büjven om een beetje op krachten te ko men. Mitjam was intussen zo zwak dat ze niet meer kon zitten. Van een Zwitserse arts kreeg haar moeder te horen dat haar tien maanden oude dochtertje een groot gebrek aan vitaminen had. Vanuit St. Gallen ging het verder per trein naar Marseille waar de hele groep uit Bergen-Belsen naar Phiüppe- viüe in de toenmalige Franse kolonie Alge rije werd verscheept. In het het Jeanne d'Arc-centrum bij Phiüppeville, een voor- maüg Amerikaans miütair kamp dat door de UNRRA, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties voor hun koms was ingericht, werden ze opgevangen. Mirjam voelt zich erg met de 37-jarige jood se staat Israël verbonden. „Vandaag leven wij in een economisch moeiüjke tijd. Je hoort veel over emigratie praten. Maar dit is onze staat. Het zou beter kunnen zijn maar deze is van ons en die verlaten wij niet. Wie weet wat voor een golf van anti-semitisme er weer kan komen. Hier in Israël voelen we ons veiüg." Met een schouderophalen neemt ze voortdurende oorlogstoestand als een haast onvermijdeüjk gegeven waarmee je moet le ren leven. Vorig jaar is ze uit een kleine vier- kamerflat in Rishon le Zion naar een riant huis in de spiksplinter nieuwe joodse neder zetting Alfe Menashe op de bezette Weste- üjke Jordaanoever verhuisd. Mirjam en Da vid Turgeman voelen zich niet als de nieuwe ideaüstische generatie van joodse kolonisten die met de bijbel in de ene hand en een half automatisch geweer in de andere het 'land van Israël' in bezit neemt. „Onze neven, de Palestijnse arabieren, zeggen: dit land is van ons. In Tenach, het Oude Testament, staat geschreven dat dit land van ons, van het joodse volk is. Alfe Menashe is hetzelfde als Tel Aviv. Zolang de grenzen van het land van Israël niet zijn vastgesteld hebben we hetzelfde recht op het land als onze vaderen. In ruil voor vrede zijn we bereid uit Alfe Menashe weg te gaan." Er zijn scholen die een kind in de derde wereld adopte ren; er zijn scholen die een tramhuisje adopteren (in Botterdam) en het onder houden en schoonschrobben als er van alles opgekalkt is, maar er zijn ook scholen die een oorlogsmonument adop teren. Dat deed 't Staepelhof een openbare lagere school in Kenesse; op 4 mei is de of ficiële adoptie. Dat doen de leerlingen door een lege krans te versieren met bos jes bloemen. Jean-Paul van Bregt is één van die leerlingen en aan hem vroegen we waar om ze een monument adop teren. „Er zijn hier tien mensen opgehangen en dat moet niet vergeten worden. Het beeld staat naar de zee, ik vind het wel mooi maar ze houden het niet schoon. Er zit allemaal groen op." „En dat gaan jullie er nu af schrobben?" „Dat wil de beeldhouwer niet, het moet verweren. Maar ja, toen was er nog geen zure regen." Sascha Agema zit bij Jean-Paul in de klas. „Wat vind je van al dat herden ken", vroegen we aan haar. „Het is natuurlijk niet iets leuks waar de mensen aan terugdenken. Maar de be- kï doeling is dat je niet vergeet v« hoe erg oorlog is en dat vind ik wel nuttig, thuis praat je er niet zo vaak over. In de m klas lezen we nu 'Reis door de de nacht' van Anne de Vries. ee Voordat we het monument ki adopteerden, hebben we een vc diaserie gehad en iemand tn De Engelse minister van One vermenigvuldiging en staartdelii gedoe. Dat hoeven kinderen van kunnen beter leren omgaan n computers, vindt hij. Volgend jaa pad om de leerkrachten enthousia de leerlingen hebben daar vast ge< De fietsers-tegen-racisme op w Het gaat goed met de fiet sers tegen racisme; er ko men er steeds meer bij en tot nu toe (donderdag) zijn er geen ongelukken gebeurd. „In Groningen startte de grootste groep, 150 man, maar er fietsen dan ook twee hele klassen mee", ver telt één van de organisators. De Bredase groep was het kleinst, 25 fietsers, maar in Rotterdam kwamen er 100 bi de ar te m M ne is re

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 30