De hemel tegemoet': verhaal vol geheimen Indrukwekkende roman van Tadeusz Konwicki FERRON STAART ZICH DOOD OP LITURGIE VAN FASCISME Giechelen om niets met A. Moonen Kathy Acker: nerveus en emotioneel Eerste roman van dichter John Fuller HET POOLSE COMPLEX' Een Pool Status Proces Diversen Door Wim van Leest Dichters, die boeken schrijven, willen nog wel eens in een meer symbolische taal schrij ven dan 'gewone' auteurs doorgaans doen. De Engelse dichter John Fuller is in zijn eerste roman 'De hemel tege moet' zeer onalledaags bezig en al valt zijn verhaal met ge wone ogen te lezen, toch staat er veel meer dan je in eerste instantie kunt bevatten. Fuller spreekt in soms mystieke taal. Ijij houdt zich met bewustzijn bezig, dat intenser is dan dat van een oppervlakkig vertel seltje en ik heb het idee dat ■De hemel tegemoet' pas na een (link aantal keren lezen lijn geheimen prijs zal gaan geven. 'De hemel tegemoet' is het bizarre relaas van een samen leving op een eiland voor de kust van Wales. Op dat eiland bevindt zich een door de heili ge Lleuddad geschapen bron, die door een aantal monniken onderhouden wordt. Verder is er een boerderij, waarop een boerin en een aantal meisjes verblijven. Machtigste figuur op het eiland is de abt van het monnikenklooster, die verant woordelijk is voor het beheer van de bron en die het grootste deel van tijd besteedt aan het ontleden van lijken met het doel de zetel van de ziel te vin den. Het eiland met zijn heilige bron is een toevluchtsoord voor pelgrims, die bij de bron genezing hopen te vinden. Omdat er nimmer een pelgrim van het eiland terugkeert, be sluit de bisschop een soort in quisiteur naar het eiland te sturen om eens precies na te gaan wat er aan de hand is. Die onderzoeker is Vane, die vergezeld van zijn knechtje Geoffrey en zijn paard Hei land op het eiland aan land gaat. Het paard moet al met een opgegeven worden, want de rotsachtige kust maakt het onmogelijk viervoeters aan land te brengen. Een eigenwij ze poging dat toch te doen moet het paard met de dood bekopen. Vanaf het moment waarop Vane op het eiland is, begint zich een geschiedenis te vol trekken, die op zijn zachtst ge zegd surrealistisch is. Dood, liefde, inwijding, meditatie, ij- delheid (Vane klinkt fonetisch hetzelfde als het Engelse vain, dat ij del, tevergeefs betekent) en waanzin zijn belangrijke elementen in het verhaal. Fuller schrijft enerzijds met oog voor detail, anderzijds laat hij in zijn vertelling grote ga ten vallen, waar je als lezer van alles bij kunt denken. Tussen de regels door staat een veel rijker verhaal dan dat wat letterlijk 92 bladzijden lang geschreven is. „Ik ben het slachtoffer van wat ik zie, voel en hoor. Maar hoe komt dat?", laat Fuller een van zijn ver haal figuren zeggen. Het ant woord op die vraag zou wel eens de sleutel tot het op juiste wijze lezen van dit merkwaar dige boekje kunnen zijn. Zoals gezegd krijg je het boekje niet in één keer lezen onder de knie, maar dat is geen nadeel. Schrijven is im mers een zorgvuldig rang schikken van woorden en le Nimmer keerde een pelgrim terug- foto archief de stem zen behoort met eenzelfde zorgvuldigheid te gebeuren. Doe je dat niet dan is John Fullers 'De hemel tegemoet' waarschijnlijk niet aan je be steed. John Fuller: 'De hemel tege moet'. Uitgeverij Bert Bakker, prijs 14,90. Door Gerard van Herpen „Bij jullie loopt de winter ten einde. De sneeuw smelt, de westenwind voert een geur van vernieuwing aan. Ik pro beer me dat vroege voorjaar vol verwachting, vol voorge voelens, vol hoop bij ons weer voor de geest te halen. In ge dachte herhaal ik dat korte woord 'Polen' en dan voel ik een soort plechtige ontroering, een licht, vrij troostend ge voel: Polen broedplaats van tolerantie, Polen grote tuin van welig tierend individua lisme, waar de mensen elkaar groeten met een glimlach, waar de politieagent een roos draagt in plaats van een wa penstok, waar de lucht bestaat uit zuurstof en waarheid. Po len: de grote witte engel in het midden van Europa". Het is misschien wel onge bruikelijk om een bespreking van een nieuw boek met een zo uitvoerig citaat te beginnen, maar het is dan ook een ka rakteristiek citaat. Het boek ran Tadeusz Konwicki han delt over het Poolse Complex en wat is karakterstieker voor dat complex als 'het eeuwig ringende verlangen naar een voorjaar, waarin Polen weer vreedzaam, vrij en gerespec teerd zal zijn'. ik heb dit citaat misschien °°k wel uit machteloosheid en gemakzucht gekozen. Uit machteloosheid omdat het voor een buitenstaander bijna onmogelijk is om te omschrij ven waar de mythe bij de Po len tot een complex wordt en waar het complex de mythe versterkt. Uit gemakzucht omdat ik zo gauw geen betere omschrijving weet te vinden als Tadeusz Konwicki in deze bespiegeling zelf geeft. Tadeusz Konwicki is een ty pische Pool. „Een Pool is een Pool, is een Pool, is een Pool. Complexer dan die reeks al zo raadselachtig aangeeft kan het in Polen altijd nog. De schrijver is bij wijze van voor beeld van geboorte een Litou wer. Hij is in 1926 in Wilna ge boren. Vele oudere Polen von den na de eerste wereldoorlog dat Litouwen bij Polen had moeten blijven. Of het dan in 1945 met even groot gemak bij de Sovjet Unie zou zijn ge voegd, is een andere en zeker niet te beantwoorden vraag. Een Pool filosofeert niettemin graag over zulke onmogelijke „mogelijkheden". Tadeusz Konwicki behoort in het huidige Polen tot de op positionele schrijvers, tot wat genoemd wordt 'de interne emigranten'. Die term ge bruikt de vertaalster Esselien 't Hart in haar nawoord, als tegenhanger van de grote schare Poolse schrijvers die definitief in het buitenland wonen en publiceren. De roman 'Het Poolse Com plex' is niet in Polen versche nen. Nadat zijn vorige boeken door de censuur waren inge kort, besloot hij de roman 'Het Poolse Complex' in 1976 in Londen te laten verschijnen. Esselien 't Hart wijst er op dat Konwicki niettemin in Polen als romanschrijver, maar ook als scenarioschrijver grote be kendheid geniet, jazelfs zijn status als vooraanstaand schrijver heeft kunnen behou den. Het verhaal in 'Het Poolse Complex' begint en eindigt in de file voor een staatswinkel van een juwelier en het speelt zich af op de vooravond van Kerstmis. De plek is hervind baar. Die is onbewust of met opzet bepaald aan de voet van het monstrueuze Cultuurpa leis, in de buurt van twee be- Tadeusz Konwicki: De historie als obsessie. langrijke verbindingswegen in de Poolse hoofdstad, waar staatswinkels zijn, broodjes winkels ook al en waar grote hotels de rooilijn van de armoe markeren. In die Poolse wir war staan Polen van allerlei slag te wachten op het mo ment waarop de juwelier een nieuwe partij Russisch goud aan krijgt. Dat beloofde en al zo lang in het vooruitzicht ge stelde goud blijft natuurlijk weg, zoals al het beloofde goud uit het oosten alleen maar wordt beloofd. Inmiddels hebben de wach tenden alle tijd om zich te er geren aan Poolse wantoestan den en aan Poolse corruptie en om zich te warmen aan Poolse vaderlandsliefde, aan Poolse wodka, aan Poolse vrouwen en aan andere grijpbare en on grijpbare Poolse items. In dat toch wel droevige verhaal over Polen, die op de vooravond van Kerstmis wachten op het gouden wonder, voegt Kon wicki zijn historische terug blik op een andere episode van de Poolse geschiedenis. Die van 1863, het jaar waarin de Polen in opstand komen tegen de Kozakken. Wat voor aanleiding is er voor Konwicki om zo nadruk kelijk de Poolse vrijheidsstrij ders van 1863 door zijn Poolse verhaal van nu te weven? Konwicki laat zien hoe van zelfsprekend dat proces toe gaat in Polen. De Pool is een Pool, is een Pool. Zijn levensa der wordt bepaald door wat de politieke realiteit toestaat, als mede door het historische lot, dat Polen buren heeft gegund, die de bestaanbaarheid van de Poolse staat al eeuwen lang op scherp zetten. Het verlangen naar vrijheid en zijn op de his torie gestoelde besef dat die vrijheid altijd betrekkelijk zal zijn, brengen Konwicki er toe om verleden en heden in één onontkoombaar Pools Com plex samen te brengen. De vraag of de lichtende ster bo ven Warschau een vrede belo vende Kerstster dan wel een prozaische satelliet is, bepaalt mede de ongrijpbaarheid van dit complex. Konwicki schaart zich met dit boek onder de grote Poolse vertellers, die in en buiten Po len zo gretig worden gelezen. Hij is behalve een goed vertel ler, ook een gepassioneerd taalkunstenaar en een verlief de en vertwijfelde dichter, die inspiratie vindt in het clow neske en tragische van de Poolse ontgoocheling. 'Typisch Pools' durf ik dit boek dus nauwelijks meer te noemen. Of ik moet er het complex mee willen aandui den, dat Konwicki inspireerde tot deze werkelijk grootse Poolse roman. Tadeusz Konwicki: 'Het Pool se Complex'. Uitgave: Meulen- hoff, Amsterdam. Uitgeverij Van Gennep in Amsterdam (die de bijbehorende boekwin kel heeft moeten slui ten) heeft een nieuwe serie Bibeb-interviews uit Vrij Nederland ge bundeld. De bundel heet 'Bibeb en de kunst' en aan het woord komen o.a. Kitty Courbois, Ma- ja van Hall, John Kraaykamp, Leo en Ti neke Vroman en Barba ra Sukowa. Bij dezelfde uitgever verscheen ook "t Is niks gedaan' met tekeningen van Peter van Straaten, die eerder verschenen in Het Parool en Partner. Eind vorig jaar concen treerde Van Straaten zich op prikkelende prenten, in 'Aanstoot', nu lijkt het the ma 'gezelligheid', of liever een soort gezelligheid die eigenlijk verveling is. 'Stroman en trawanten' is de titel van de show van Freek de Jonge, waarvan de VPRO het tweede deel onlangs op de tv bracht. De tekst van de show van De Jonge en het Willem Breu- ker Kollektief is nu in boekvorm verschenen, met foto's van de komiek in ac tie. De Harmonie, die al eerder vijf boeken met teksten van Freek uit bracht, is ook nu weer de uitgever. Van Janwillem van de Wetering verschijnen niet alleen boeken bij Bruna. Ook Loeb brengt regelma tig werk van de produktie- ve schrijver uit. Nu is 'Een aflopende geschiedenis en andere verhalen' door Loeb op de markt ge bracht. Hoofdpersonen in de korte verhalen zijn be halve Grijpstra en De Gier ook de Japanse inspecteur Saito en Van de Wetering zelf. Door Henk Egbers Oorlogen zijn niet enkel het tegendeel van vrede, zegt Norbert Elias in zijn stan daardwerk Über den Prozes der Zivilisation. En hij knoopt deze constatering vast aan een beschouwing over de angst en dwang door de mens zelf geschapen, zo els historische verbanden laten zien. Louis Ferron voert al jaren in zijn boeken de schone schijn op, die het fascisme rond deze wezen lijke angst bouwde. Ook de vier verhalen in zijn nieuwe bundel 'Alpengloeien' zijn weer variaties op hetzelfde thema. De verhalen zijn min of "leer afgeronde karakteris tieken van gebeurtenissen die de sfeer tekenen van het fin de siècle in Oostenrijk en de overgang naar Het Grote ™jk, geboren uit een naïeve bourgeoisie en bierkelders. Er liggen weliswaar onder linge dwarsverbindingen en ze contacten hier en daar Jjtet zijn vorige boeken die hetzelfde deden. Ferron gaat vrij om met historische gebeurtenissen. Maar dat is geen verwijt, "et gaat hen - als Elias - veel meer om de historie van de geest, van de psyche. Hier en daar komt hij dan ook in conflict met zichzelf: hij wil uitleggen en 'romantiseren'. Hij zou zijn instrumenten eens wat moeten slijpen. Zijn bron is namelijk einde loos, zoals - binnen dit kader - bijvoorbeeld een histo risch/theologisch boekwerk van dr. Hans Jansen (Theo logie na Auschwitz), waar van deze week het tweede deel verschijnt, laat lezen. De paus zou ervan in paniek raken, maar die leest dit soort boeken van Nederlan ders niet. Ferron start in zijn eerste verhaal met Sissi; het model van alle meisjesdromen uit de vijftiger jaren!... Het is dan wel ontluisterend als dit jonge meisjesbeeld in frou frou, vervalst door Romy Schneider, letterlijk naar de noordpool wordt gezonden, waar enkel een naam en af gekloven botten herinneren aan een werkelijk histori sche expeditie. De inmiddels midden-veertigjarige meis jes (behalve de gymnasias ten) zullen waarschijnlijk geen boodschap hebben aan Grillparzer, Mommsen en een beetje Kühn, die door Ferron heel handig zijn meegenomen in dit daardoor toch wat intellectualistische verhaal. Uiteraard wil de auteur laten voelen in welk klimaat de verwording van 5e veertiger jaren in deze eeuw ontstond. Voor intel lectuelen slaagt hij er ten dele in; voor anderen bouw de hij een nieuw sprookje. De tijd van de vermoorde Dollfuss, die in Nederland hoogstens na zijn dood bij val kreeg door het versprei den van r.-k. bidprentjes 'in memoriam Dollfuss, wordt getekend in het tweede ver haal. Heel banaal. En dat was het eigenlijk ook! Een pension. Doctor (het kan niet missen) Straesser uit Mün- chen is daarbij de sleutelfi guur. „Die Oostenrijkers", dacht Straesser, „zijn welbe schouwd toch een vreemd volkje. Gelukkig zijn ze pas echt als ze onder de doem van het verbod kunnen le ven". Dat is scherp opge merkt. Nederland speelt binnenkort een cruciale voetbalpartij tegen Oosten rijk.... maar het ligt niet in de orde dat voetballers boe kenpagina's, laat staan boe ken van Ferron lezen. Jam mer toch! Wat beweerde Norbert Elias ook weer? Dat heeft meer met de komst van de paus dan met die van het Oostenrijkse elftal naar Nederland te maken! Straesser is in ieder geval de man, die in bierkelders in het Oostenrijkse operette- land de kiemen van het na- tionaal-socialisme wist te leggen. Haha, verleden tijd! Vergeet het maar. Al die Ne derlanders die momenteel in namaak lederhosen en bier- stiefeldrinkend door Tirol gaan zouden best goede fi guranten kunnen zijn in Ferrons boeken! Het alpengloeien komt letterlijk uit het derde ver haal, dat een bordpapieren decor in een wereld van kunstgenot en Schrammel- muziek paart aan het Anschluss-zoekende Oos tenrijkse nationaal-socialis- me. De titel 'De kus' doet denken aan Judas. De we reld van Schussnig, die ook de vijftigers van nu nog zal aanspreken, is het decor van het laatste verhaal: 'Adel- heid en de cohorten'.... als 'het weke gevoel in de on derbuik' gekarakteriseerd door Ferron. Sex, macht en geweld; niet vreemd ze sa men te vinden! Denk aan Norbert Elias en de angst! Ook Seyss-Inquart mar cheert op in dit verhaal. Een aan vele Nederlanders niet onbekende grootheid. En Ferron speelt het zelfs klaar het christendom (zoals dat door de paus wordt gediri geerd) onder te brengen in dit nationaal-socialistische verhaal via dat geweldige schilderij van Grünewald, de Kruisafname. Wie dat in drukwekkende geval in het museum van Colmar wel eens bekeken heeft zal in de war raken van de verban den tussen christendom-na- tionaal socialisme-maso- chisme-angst. Van die verwarring getui gen de verhalen van Ferron. Toch is het te hopen dat hij zijn dimensie in de toekomst wat weet te verruimen, want met zijn vierkante proza en zijn gevoel voor het groteske en Huysmaniaanse gevoel voor het decadente van de historie kan Ferron méér dan zich doodstaren op de liturgie van het fascisme! Louis Ferron: 'Alpengloeien, vertellingen uit een keizer rijk en later'. Uitg. De Bezi ge Bij, prijs 22,50). Door Dirk Vellenga 'Liever een Leven vol Sen saties dan vol Gedachten' is een kreet uit het boek 'Grote verwachtingen', waarmee Kathy Acker in Amerika grote indruk ge maakt heeft. Het boek be staat dan ook uit opwellin gen, emoties, sketches en losse gedachten. Kathy Ac ker schrijft nerveus, koortsig, vanuit 'het totale nihilisme van 1979' (hoewel in de flaptekst ten onrech te wordt beweerd dat het zou gaan over 'het vluchti ge leven van de jaren tach tig'). De verteller wisselt steeds van identiteit. Eerst is Peter aan het woord in een verhaal dat draait om seks, haat en oorlog, dan volgt Rosa, die hoer en ter- roriste is en verder is er Sarah, die geld erft van haar vader en op zoek gaat naar integere kunst. Uit de chaos wordt dui delijk dat op de achter grond een gebroken gezin speelt. Moeder pleegde na een leven vol drugs zelf moord op kerstavond, va der was een drinker, die zich afzijdig hield van al les. In het begin wordt haat jegens de moeder uitge sproken, de laatste zin is echter 'Lieve moeder'. Dat is de draad die loopt door de brokstukken van 'Grote verwachtingen'. Hier en daar klinkt pro test door tegen de econo mische verhoudingen in Amerika en de met een punk-kapsel getooide Ka thy Acker zet zich via ex perimenteel gebruik van de taal af tegen de geves- tigde literatuur. Toch lijkt niet protest haar grootste drijfveer, maar angst. Een citaat: „Ik denk niet dat ik gek ben. Er is alleen geen werkelijkheid in mijn hoofd en mijn emoties vlie gen alle kanten op: soms ben ik zo down dat ik al- leeen maar kan denken dat ik mezelf van kant moet maken. Bijna tegelijkertijd ben ik dol op alles: ik ben dol op de lucht, ik ben dol op de bomen die ik zie. Ik ben dol op ritmen. Ikikikik ben van mij mij mijn. Ik kan niet ik kan niet. Ik haat verantwoordelijk zijn o". Vechten voor vrijheid en eerlijkheid, grijpen naar de Waarheid achter de dingen, achtervolgd wor den door onzekerheid en angst. Het is allemaal eer der gedaan in de litera tuur, maar Kathy Acker brengt toch weer opnieuw die schok teweeg. Haar boek is slechts 100 pagina's lang en moet eigenlijk als een visitekaartje be schouwd worden. Haar echte werk moet nog ko men, maar ze wekt in ieder geval grote verwachtin gen. Kathy Acker: 'Grote ver wachtingen'. Uitg. Bert Bakker, Amsterdam, prijs 19,90 Peter van Straaten. foto archief de stem Moonen, fenomeen van de grote giechel, heeft zekere faam verworven met zijn vorige boeken: Stadsgerech ten, Openbaar leven, Zalf voor de dood en Open afde ling. Moonen is nu verhuisd van De Bij naar Veen. Geen verklaring. Laat zich raden. Ook dit poep- en kutboek laat vermoeden, dat Moonen zijn orale- en kleutertijd nooit te boven kwam. De identificatiegroep is welis waar groot genoeg voor uit gaven. Tweede drukken lij ken er niet in te zitten. Een deel van dit boek ver scheen eerder in het studen tenblad Propria Cures en een ander deel met de spre kende titel 'De anale va riant' kwam uit bij de ob scure uitgeverij Nova Zem- bla. Moonen hanteert een soort humor, die je met een beetje goede wil zo af en toe kunt schuiven in de richting van 'camp'. Tragedie en pa thos gaan daarbij hand in hand; theatraliteit die mo raliteit overspoelt. Wanneer oprechtheid niet meer werkt is camp een wapen. Maar het hanteren ervan is uiterst subtiel, al lijkt het tegendeel het geval. Die sub tiliteit met het grove ont breekt Moonen vaak. Het ef fect is dan averechts; zijn geschrijf wordt dan ver moeiend en vervelend. 'Het plebs dat hier veel te ver werken krijgt voor hun van Amerika cadeau gekregen Hitier zonder snorretje' (ci taat) zal de handen er niet voor op elkaar krijgen. De platitudes van het weder zijds sexuele misbruik met gastarbeiders of met kas teelromanachtige Bets, die in een psychiatrische inrich ting terecht komt, etcetera zijn ook al tamelijk af ge kauwd binnen 'het monisch- manisch gedrag' (citaat) van de auteur, die met woord grapjes als 'Bos en Ommer' althans zijn schrijftalent overeind probeert te houden. Als hij verder Reve, Van Kooten, Wolkers, Wouter Gortzak, Carmiggelt, Cre- mer etc. kielhaalt is er wei nig te lachen. Het is gieche len om niets. En je vraagt je af hoe Boudewijn Büch in zijn boekenrubriek in het kijkkastje kan zeggen: „Het boek waar ik deze week het meeste plezier om had was de laatste Moonen". Dan die Moonen in dit verband maar citeren als hij over Büch zegt: „Deze populaire koord danser annex beunhazende pissebed, met zijn antiqua risch kunstenaarsbestaan en geschnabbel via het beeld scherm...". Over zijn roman 'De blau we salon': „Flierefluiter Büch schrijft als iemand met futloze teelballen en een verloederde apebillage of op iemand met een in het aller laatste baarmoederkanker- stadium verblijvende femi niste...". Zou schelden dan toch leuk zijn In ieder ge val krijg je er geen staats prijs voor. Of je er veel le zers voor krijgt is een ande re vraag. A. Moonen: 'Omgelegde da gen'. Uitg. Veen, prijs 22,50. H.E.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 14