WjieierSpOrtfïET 3 %Voor sommige renners zal het geen vetpot worden' 'Ik blaas niet hoog van de toren' Tk ben fietser, geen prater' Teun van Vliet, kopman in ploeg van Swerts: Coördinator Peter Bonthuis: Gert-Jan Theunisse houdt zich op de achtergrond PAGINA Vaandeldrager Mentor Duurwerk Zelfonderzoek Afgunst Subtopper Constant Schema Kwaliteit Rancune Brood Praktijk Prijsbeleid Spoeling ZATERDAG 23 FEBRUARI 1985 Door Jacques Eestermans BEERSE - Eigenlijk in niets doet Teun van Vliet denken aan een wielerprof, die pas aan het begin staat van zijn loopbaan. Zelfverze kerd en met een routine, waarop menig collega jaloers kan zijn. vol deed hij de afgelopen weken aan talloze publicitaire verplichtingen. Ook zijn staat van dienst is opmer kelijk voor een renner, die nog niet langer dan zes maanden zijn brood verdient met het zich zo snel moge lijk voortbewegen op een fiets. De 23-jarige Maaslcmder, die sinds 1 mei van het vorig jaar voor een Belgische baas, Hoger Swerts, werkt, won al etappes in de ronden van Nederland en België en reed zich ook in hooggewaardeerde eendagswedstrijden al enkele ke ren dik in de prijzen. Zoals in de ronden van Lombardije en Pië- mont, waarin hij als derde over de finishlijn gleed. Teun van Vliet wordt dan ook alom beschouwd als één van de toekomstige vaandeldragers van de Nederlandse wielersport. Niet in het minst door zijn ploegleider, die hem tot kopman van zijn forma tie heeft benoemd. Een razendsnel le promotie, die de jonge coureur echter liever niet vergezeld ziet gaan van tromge roffel. „Ik blijf gewoon met beide benen op de grond staan. Men kan er op rekenen dat ik mijn uiterste best zal doen, maar men moet niet vergeten dat ik nog heel veel wedstrijdervaring mis". Roger Swerts was zich dat be wust. De oud-renner zocht daarom een mentor voor zijn oogappel en vond die in de persoon van Hennie Kuiper. Tot tevredenheid van de Maaslander. „Hennie is een vak man, die de wedstrijden van haver tot gort kent. We begrijpen elkaar ook erg goed. Als we op dezelfde voet doorgaan, dan moet dat haast wel tot aardige resultaten leiden". Teun van Vliet: «Ik zal ÉlHfeBK dit seizoen een hoop zelf onderzoek moeten ver richten". - FOTO DE STEM/BEN STEFFEN nig stilgezeten de afgelopen maan den, terwijl ik voorheen nooit veel deed in de winter. Bovendien kwam Van Mol tot de ontdekking, dat ik niet goed op mijn fiets zat. Te ver naar achteren. Daardoor be lastte ik mijn kuiten te zwaar. Ik zit nu iets meer naar voren, zodat mijn bovenbenen een hoop werk over nemen. Het is al goed merkbaar, dat ik meer kracht kan zetten zon der op de pedalen te hoeven gaan staan. Pure noodzaak, bijvoor beeld voor de Vlaamse klassie kers. Je moet daarin zittend hard de heuveltjes op kunnen rijden". De basis voor zijn poging aan de verwachtingen te voldoen, heeft Teun van Vliet gelegd door deze Klilïllïl©ll winter een strak trainingsschema aan te houden. Op de moderne manier, dus met laboratorium proeven en al. De Leuvense dokter Ivan van Mol, die ook Eric Vande- raerden en Guy Nulens begeleidt, nam hem onder zijn hoede. „Hij heeft een speciaal op mij afge stemde trainingsmethode ontwik keld. Allerlei testen wezen uit, dat ik vooral aandacht moest schenken aan duurwerk. Ik heb daarom wei- Teun van Vliet is niettemin van mening, dat hij dit jaar nog kracht te kort zal komen om in die wed strijden een rol van betekenis te kunnen spelen. Hij heeft het voorlo pig staan op de Tirreno - Adriatico, aansluitend Milaan - San Remo, om dan gas terug te nemen en weer te pieken in de Waalse klas siekers. „In die koersen komt het meer op klimmers-capaciteiten aan. Maar ik moet toegeven, dat ik eigenlijk ook niet weet of ik die heb. Hoewel, in de ronde van Lom bardije kon ik redelijk mee om hoog". Het tekent ten voeten uit, dat de Maaslander, die overigens in het Belgische Beerse is gaan wonen, nog heel wat lessen en ervaringen nodig heeft om inzicht te krijgen in zijn eigen mogelijkheden. „Daar om blaas ik ook niet hoog van de toren. Het wordt voor mij immers in dubbel opzicht een zwaar jaar. Als kopman ben ik verplicht zo nu en dan voor een succesje te zorgen, terwijl ik daarnaast een hoop zelf onderzoek moet verrichten. Ben ik al dan niet een klimmer, ben ik een ronderenner of een man voor de klassiekers, op dat soort vragen moet ik een antwoord vinden dit Het ligt dan ook in de bedoe ling, dat Teun van Vliet debuteert in de Ronde van Frankrijk. Een klus, waar hij wel oren naar heeft, al willen sommigen hem doen ge loven, dat hij daarmee teveel hooi op zijn vork neemt. „Flauwekul. Hi- nault en Fignon reden de Tour toch ook al op mijn leeftijd. Ik ben de laatste, die me met hen wil verge lijken, maar waarom zou ik het niet kunnen? Bij mensen die zeggen, dat het niet goed voor mij is, speelt afgunst een rol, denk ik. Ze zijn misschien jaloers, omdat ik als jong piepeltje al de kans krijg". „Maar", vervolgt hij, „dat is het voordeel van het rijden voor een ploeg als de onze. Het is geen top- team, meer een subtopper. In deze ploeg krijg ik een kans. Was ik naar Post of De Gribaldy gegaan, die ook belangstelling hebben ge toond vorig jaar, dan had ik zon der meer een aantal jaren op mijn kans moeten wachten. Kijk maar naar een jongen als Gert-Jan Theunisse. Doodzonde toch, eigen lijk...". Door Jacques Eestermans BERGHEM - Hem af te schilderen als een buitenbeentje gaat mis schien iets te ver, maar dat Gert- Jan Theunisse met als doorsnee wielerprof aangemerkt kan wor den, is een waarheid als een koe. Waar de meeste van zijn collega's zich, bij wijze van voorbeeld, vlot op de voorgrond plaatsen omdat de waarde daarvan hen door be geleiders en geldschieters met de paplepel is ingegoten, houdt de net 22-jarige renner uit Berghem zich het liefst op achter de schennen. Het is geen verlegen heid of valse be scheidenheid. Hij geeft er gewoon niet om in de be langstelling te staan. „Ik ben een fietser, geen pra ter", verontschuldigt Gert-Jan Theunisse zich voor zijn gesloten aard. „Wielrennen is mijn leven. Dat doe ik graag en daar ben ik el ke dag heel serieus mee bezig. De rest is bijzaak. Natuurlijk kan ik me niet onttrekken aan allerlei ver plichtingen, die bij het vak horen. Ik kom die ook na, maar van harte gaat het meestal niet. En als het niet per se hoeft, ben ik niet van de partij. Een pilsje drinken met de anderen na een criterium, om iets te noemen, daaraan begin ik dus niet. Ik ga liever op tijd naar bed om de andere dag lekker fris een paar uur te gaan trainen. Zo zit ik in elkaar en niemand kan me dat kwalijk nemen". Herman Krott, zijn ploegleider bij de amateurs, kon het karakter van Gert-Jan Theunisse goed waarderen. Hij noemde zijn pupil destijds meer dan eens 'een rustige en aardige jongen, die bovendien altijd goed presteert'. Ook daarin onderscheidde en onderscheidt hij zich van menig collega. Zo reed hij in zijn laatste jaar als amateur, naast een hele reeks klassiekers, niet minder dan twaalf rittenkoer sen in het buitenland. Een klasse ring bij de eerste tien, in al die wedstrijden, was eerder regel dan uitzondering. Die constante presta tie-lijn werd vorig seizoen doorge trokken onder de hoede van Peter Post, zij het dat Gert-Jan Theunisse als waterdrager veelal met minder aansprekende uitslagen genoegen moest nemen. Dat zijn ritme werd verstoord door een zware val in de ronde van Romandië, juist op het moment, dat Post serieus overwoog hem op te nemen in zijn team voor de Tour de France, deerde hem niet. Na een herstelperiode van zes weken nam hij de draad gewoon weer op. Verwonderlijk is het dan ook niet, dat de Panasonic-ploeg- leider rtiet treuzelde om hem een Gert-Jan Theunisse: «Ik rijd het liefst etappewed strijden. Alle dagen verlo pen dan volgens een vast schema". - FOTO DE STEM/BEN STEFFEN nieuw, tweejarig contract aan te bieden. „Het hele jaar door presteren, dat is mijn kracht", bevestigt de jonge prof uit Berghem. „Ik denk dat het alles te maken heeft met mijn manier van leven. Ik houd van regelmaat. Daarom rijd ik ook het liefst etappewedstrijden. Alle da gen verlopen dan volgens een vast schema. Op tijd eten, op tijd mas sage, op tijd rust, heerlijk is dat. Bij klassiekers is het altijd zo'n ner veus gedoe. Er moet steeds heen en weer worden gereisd, het is voortdurend jagen. Bovendien krijg je bijna nooit de kans een foutje te herstellen.. Ik vind dat eigenlijk maar niks. Gelukkig is ook Post van mening, dat hij het meest aan me heeft in rittenkoer sen. Dat geeft me de rust, die ik zo hard nodig heb". Het eerste grote doel van Gert- Jan Theunisse dit seizoen is de ron de van Spanje. Zijn voorbereiding, enkele weken onderbroken door een operatie aan zijn enkel, na weeën van zijn buiteling in de ron de van Romandië, is ook helemaal gericht op de Vuelta. Het betekent onder meer dat hij de Vlaamse klassiekers zal mijden. „In Spanje is mijn voornaamste taak goed werk te leveren in dienst van de ploeg. Lukt dat, dan kom ik moge lijk in aanmerking voor het rijden van de Tour. Het zal wel vechten worden voor een plaatsje, maar het is voor mijn ontwikkeling van het grootste belang er bij te zijn. Stel dat ik dit jaar weer buiten de boot zou vallen, wat dan? In Ne derland is niets te doen, behalve een paar criteriums. Maar daar word je niets wijzer van. De Tour, daar draait het in feite allemaal om. Ik mag die niet missen". Die leergierigheid past Gert- Jan Theunisse als maatwerk. Hij bouwt zijn loopbaan bewust lang zaam op om niet voor verrassingen te komen staan. Dat hij daarvoor een aantal jaren op het tweede plan moet acteren, ziet hij niet als een belemmering. „Ik ben blij dat ik niet in de schoenen sta van een jongen als Teun van Vliet. Hij mag niet falen. Faalt hij wel, dan moet hij ontzettend oppassen niet dezelf de weg te gaan als bijvoorbeeld Fons de Wolf of Daniël Willems. Het is zijn keuze, niet de mijne. Ik begin liever rustig aan, tot ik pre cies weet wat ik in mijn mars heb. Men kan je dan later in elk geval niet verwijten, dat je te hoog gegre pen hebt maar na, de bond heeft tot nu toe ruim zeventig proflicenties, het exacte aantal is me niet eens be kend, verstrekt. Per koers kan ik ongeveer vijftig renners onder brengen, onder wie pakweg tien buitenlanders. Je hoeft dan ook niet over veel Tekenvaardigheid te be schikken om tot de uitkomst te ko men dat het voor een bepaalde ca tegorie geen vetpot zal worden. Dat klinkt misschien hard uit de mond van een belangenbeharti ger, maar zo voel ik dat toch niet". „Als belangenbehartiger ben ik ook verantwoordelijk voor een stuk kwaliteitsbewaking. Juist dat on derdeel van mijn taak noopt mij een aantal proflicentiehouders be wust buiten de deur te houden. Het hebben van zo'n licentie is immers geen garantie voor het krijgen van werk. Ik kan niet akkoord gaan met de trend, dat iemand prof wordt, die dertig rondjes rond^ de kerktoren kan rijden of ter afslui ting van zijn loopbaan nog een jaartje koersen met de grote jon gens wil meepikken. Daar doe ik niet aan mee". „Dat heeft niets te maken met persoonlijke rancune jegens hen, al zal dat mogelijk zo worden uit gelegd. Maar net zo min als ik iets tegen iemand heb, kan men mij een bepaalde voorkeur in de schoenen schuiven. Dat geluid vang je wel eens op. Ik zou bijvoor beeld afhankelijk zijn van percen tages. Een groot misverstand. Ik heb gewoon een salaris. Voor mij is het echt van geen enkel belang of Jan Raas, om de absolute topper te noemen, al dan niet een crite rium rijdt". „Mijn zorg is het de goede ren ners aan voldoende startgelegen heid te helpen. Zij bieden waar voor hun geld, want ze beseffen als geen ander, dat het publiek slechts naar een wedstrijd komt als er wat te genieten valt. Niemand hoeft daar lyrisch over te doen, want het is hun brood. En ik voorzie wat dat betreft geen problemen. De cate gorie, waarover ik het heb, zal bij de huidige stand van zaken voor alsnog aan zijn trekken komen". „Maar ik sluit mijn ogen niet voor de praktijk. Als mocht blijken, dat er coureurs, die het waard zijn een goede boterham te verdienen, tussen de wal en het schip dreigen te raken, dan zal ik oplossingen trachten aan te dragen. Je kan daarbij denken aan een meer evenredige verdeling van het werk door de startgelden zodanig aan te passen, dat organisatoren meer renners kunnen aantrekken, zon der boven hun budget te hoeven gaan. Een andere mogelijkheid is Nederlandse renners onder te brengen in het buitenland, met na me België. Een soort koppeling van Nederlanders aan Belgen, die voor dezelfde firma rijden. Voor profs uit de twee grote ploegen moet dat haalbaar zijn. Dat schept wat ruim te voor de jongens uit de twee an dere formaties. Want daar ligt het nu eenmaal een stuk moeilijker". „Tenslotte zou een kritischer prijsbeleid met betrekking tot het contracteren van buitenlandse coureurs enige soelaas kunnen bieden, zo dat nodig mocht zijn. Ik ben namelijk van mening dat die renners verhoudingsgewijs veel te duur zijn. Als het echt te gek wordt, zal ik mijn stem zeker laten horen, want het blijft in eerste instantie mijn taak om zoveel mogelijk Ne derlandse wielerprofs aan werk te helpen...". Tot die laatste categorie be hoort Peter Bonthuis. Al zeven jaar regelt hij voor de wielerprofs de contracten met de comités, die koersen organiseren. Het gaat daarbij per jaar om een slordige drieduizend contracten, ofwel zo'n zestig wedstrijden, waarin gemid deld vijftig coureurs - inclusief de buitenlandse - aan het vertrek staan. Bonthuis: „De spoeling wordt dunner, dat is een feit. Ga Peter Bonthuié: „Als be langenbehartiger ben ik ook verantwoordelijk voor een stuk kwaliteitsbewa king". - FOTO COR VOS Door Jacques Eestermans ROTTERDAM - Het aantal prof wielrenners in ons land neemt elk jaar toe. Ook het aantal wedstrij den, in hoofdzaak criteriums, dat in Nederland voor de bovenlaag van beoefenaren van de wielersport wordt georganiseerd stijgt nog jaarlijks. Niettemin wordt steeds duidelijker een tendens waar neembaar, die aangeeft dat de verhouding tussen vraag en aan bod scheef trekt. Simpel gezegd voldoende werkgelegenheid voor alle wielerprofs staat op de tocht. Met name de renners, die niet onder contract staan bij een ploeg of rijden voor een privé-sponsor dreigen het kind van de rekening te worden. Maar ook een deel van de coureurs van de zogenaamde kleine teams lijkt hoe langer hoe meer buiten de boot te gaan val len. Sommigen vinden dat een zor gelijke ontwikkeling. Zij huldigen het standpunt, dat een grote diver siteit aan renners de aantrekkelijk heid van de wedstrijden alleen maar ten goede komt. Anderen daarentegen spreken over een na tuurlijke ontwikkeling, die het kaf van het koren zal scheiden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1985 | | pagina 7