Bescheiden maar tóch aanwezig' R, THEO WIJNEN AL MEER DAN 25 JAAR PIANIST IN HET AMSTELHOTEL ÉN KERST staat vast in zijn geheugen gegrift. „25 december 1976", spontaan flapt hij de datum eruit. Het is de dag waarop er bijna een einde kwam aan de pianisten-loopbaan van Theo Wijnen, 's Avonds zou hij het galadiner in het Hotel mu zikaal opluisteren en daarom zat de familie Wijnen rond het mid daguur in huiselijke kring aan voor de kerstmaaltijd. Een feeste lijke en geanimeerde dis, totdat Theo's schoonzusje verschrikt op merkte, dat er in de keuken 'iets aanbrandde'. DOOR WIL KESTER Dat iets bleek een pan met aardappelkro- ketjes te zijn waar de vlam was in geslagen. Onvervaard repte Theo zich naar de brand haard, hij zou de pan wel even buiten zet ten. Maar helaas, met de vlammende pan in zijn handen gleed de ongelukkige uit, kwam languit ten val en liep ernstige brandwon den op zijn armen en in zijn gezicht op. De avond van eerste kerstdag 1976 vermaakte Theo Wijnen niet de gasten van het Amstel- hotel met zijn pianospel, maar lag hij van de pijn te krimpen in een Amsterdams zie kenhuis. Zeven lange, en vooral bange maanden was de pianist uit de roulatie. Het zag er naar uit, dat hij nooit meer achter de piano terecht zou komen. Vooral zijn rechter hand had het moeten ontgelden. Niet zozeer door de val, er was niets gebroken, maar omdat hij het genezende weefsel op de arm zoveel mogelijk wilde ontzien kwam Wijnens hand in een zeker voor een pianist onmogelijke stand te staan. Dankzij een enorme dosis wilskracht, veel oefenen met een knijpbal- letje en een grote 'liefde voor het vak' raak te Theo Wijnen weer uit het dal. Om zijn pols weer helemaal 'los' te krijgen heeft hij toen ook maar zijn hele huis geschilderd. Al kan hij de pink van zijn rechterhand nog al tijd niet naar behoren gebruiken. Maar na zeven maanden bevond hij zich weer op de plaats waar hij zich het beste thuisvoelt: de pianokruk. De twijfels waren overwonnen, de noten rolden weer in fraaie klanken verpakt onder zijn vingers van daan. Van Gershwin tot Beatles-deuntjes, van Tsjaikovsky tot liedjes van Billy Joel. „Ik geloof, dat ik me nooit zo gelukkig heb gevoeld als die avond waarop ik weer voor het eerst na mijn ongeluk achter de vleugel zat. Of het zou die keer moeten zijn toen ik dat compliment van Arthur Rubinstein kreeg." Arthur Rubinstein is voor een pianist iemand als Johan Cruijff is voor een voet baller. Van de grote oude man van de piano kreeg Theo Wijnen een loftuiting, die hem bijna 26 jaar na dato nóg doet blozen. „Het was de avond vóór sinterklaas en ik was net als pianist in het Hotel begonnen, toen ik Arthur Rubinstein het restaurant zag binnenstappen. Nou, dat was iemand, daar keek je als pianist huizenhoog tegen op. Hij kwam net terug uit het Concertge bouw waar hij een recital had gegeven en wilde nog een hapje gebruiken. Wat moet ik doen, dacht ik. Die man stuurt me onmid dellijk weg. De zenuwen gierden door mijn keel. Ik heb nog eventjes gespeeld om kort daarna stilletjes de afmars te blazen. Onder het mom van me niet lekker voelen. En het was toch al laat. Maar ja, de volgende dag kwam Rubin stein al om acht uur het restaurant binnen en vluchten kon toen natuurüjk niet meer. Ik moest spelen. Ach wat, dacht ik bij me zelf, Rubinstein is ook maar een mens. Zachtjes zette ik een Slavisch üedje in - Ru binstein was een Pool, hè - en ging daarna verder met een paar chansons van Piaf. Die was toen erg in de mode. Voordat ik het wist was ik mijn nervositeit kwijt, dat heb je dan. En op een gegeven moment kwam een kelner naar me toe met Rubinsteins menu kaart. Of ik die maar even wilde lezen. Vous jouez trés bien. Bravo. Arthur Rubin stein", stond er op geschreven. Het is het mooiste sinterklaas-cadeau dat ik ooit heb gekregen. Kijk, hier heb ik die kaart." En Theo Wijnen tovert de bewuste spijskaart tevoorschijn. Tussen haakjes, voor de liefhebbers, Ar thur Rubinstein nuttigde op 5 december 1958 in het Amstelhotel de volgende ge rechten: Paté Maison; Salade d'Estrée; Crè me de Flageolets; Suprème de Turbot aux Crevettes en tot slot een Coupe Glacé Su- chard. En dat alles raison van 12,50. Of het nu vanwege deze prijs was of om Theo Wijnens melodieuze pianospel, sinds die be wuste december keerde de naam Arthur Rubinstein twee keer per jaar terug in het gastenboek van het Amstelhotel. Ook de laatste maal, dat Theo Wijnen de grote Rubinstein onder zijn gehoor telde, maakte veel indruk op hem. Dat was op 22 april 1980, ook deze datum staat onuitwis baar in zijn geheugen gegrift. Rubinstein, inmiddels verlamd en zo goed als bünd, wenste voor zijn dood nog eenmaal alle plaatsen te bezoeken waar hij als pianist grote triomfen had gevierd. Dus deed hij ook Amsterdam aan. „Ik zie hem nog in zijn rolstoel door zijn secretaresse de bar binnengereden worden. Zo broos, zo oud geworden. Die avond heb ik heel mijn hart in mijn spel gelegd. En ik weet zeker, dat Rubinstein dat heeft gevoeld. Want toen zijn secretaresse hem naar zijn kamer wilde brengen, beduidde hij haar dat hij nog even langs de pianist wilde. Hij legde zijn hand op de mijne en zei: „Ik hoor dat je nog steeds dezelfde bent.Je begrijpt, dat er toen wel iets door me heen ging." Al op jonge leeftijd was Theo Wijnen voorbestemd om 'iets met de piano te gaan doen'. Zijn vader speelde een aardig stukje weg, maar moest daar mee stoppen, omdat hij er door zijn huwelijk en het werk in zijn café geen tijd meer voor kon vinden. Eén ding wist vader Wijnen echter zeker: een van zijn kinderen zou pianist worden. Dat werd uiteindelijk de in 1931 geboren Theo. „Ik was negen toen ik mijn eerste echte lessen kreeg. Mijn vader en en een oom hadden me wegwijs gemaakt, maar konden me verder niets meer leren. Er werd een pia noleraar voor me gevonden in Helmond. Wij woonden in Someren, dus moest ik da gelijks op mijn fietsje er op uit. Een hele op gave, want het was oorlog en de banden van mijn fiets waren al snel versleten. Dus ver der op die massieve dingen. Maar ja, hoe ging dat in die tijd, je wist niet beter. En bo vendien was elke les een feest voor me." Va der Wijnen kon gerust zijn, zijn zoon Theo bleek over aanleg te beschikken. Dat viel ook Jules Cuypers op, een ge kend componist van kerkelijke gezangen. Toen hij eens een keer in Someren vertoefde mocht Theo hem iets vóórspelen en Cuy pers was daar zo van onder de indruk, dat hij hem aanraadde een conservatoriumstii- die te gaan volgen. Om Wijnen jr. op weg te helpen gaf hij hedi het adres van Willem Andriessen, directeur van het vermaarde Stedelijk Conservatorium in Amsterdam. „De burgemeester van Someren heeft toen een brief aan Andriessen geschreven VIM 25 JAAR is hij al dè pianist in hè t hotel Vijf avonden en een middag per week. Theo Wijnen, 53 jaar, zag in die jaren ve le groten der aarde, die voor één of meer nachten in het Amsterdamse Amstelhotel logeerden, aan zijn vleugel voorbij trek ken. Arthur Rubinstein, Hubert Humphrey, Anna Moffo, de Beatles, Telly 'Kojak' Savalos, Barbra Streisand, John Denver en ga maar door. Zij allen genoten van zijn pianospel Pieter van Vollenhoven vroeg of hij les van hem kon krijgen, maar: „Ik vond de afstand een te groot bezwaar. De spijskaarten waarop zijn luisteraars hun waardering voor zijn spel kenbaar maakten worden door Theo Wijnen ge koesterd als een kostbare schat. Tijdens het diner in het restaurant, gedu rende een zakelijke bespreking in de bar- lounge, altijd wist en weet hij de aandacht te vangen. Zonder zich met krachtige ak koorden op de voorgrond te dringen. Want dat is, volgens Theo Wijnen het ge heim van de goede barpianist. „Bescheiden, maar tóch aanwezig. en een paar dagen later kreeg ik de uitnodi ging om naar Amsterdam te komen. Het hele dorp was er ondersteboven van, Theootje naar Amsterdam. De oorlog was net afgelopen en er waren in heel Someren drie auto's te vinden. Met één daarvan zijn we toen naar de hoofdstad gegaan, wat in die tijd nog een hele reis was. Ik heb An driessen een paar dingen voorgespeeld en hij toonde zich enthousiast. Ik zou het jaar daarop toelatingsexamen voor het conser vatorium mogen doen. In die tussentijd moest ik maar wat studeren aan de Leer gangen in Tilburg." Theo Wijnen slaagde glansrijk voor zijn toelatingsexamen en begon in 1947 aan zijn conservatoriumstudie, die zeven jaar zou duren. Een moeilijke tijd, want hij moest zelf in zijn levensonderhoud voorzien. „Beurzen'bestonden toen nog niet, ik heb dus allerlei baantjes gehad. Het begeleiden van ritmische gymnastiek en balletten, les geven enz. Toen ik achttien was ben ik kerkorganist geworden, maar dat was Ietter- lijk en figuurlijk pro deo-werk. Toch een prachtige tijd, want toen zaten de kerken nog vol. En ik heb ik er tijdens mijn studie veel aan gehad." In 1954 slaagde hij voor zijn solisten-exa men en mocht hij in Someren, dat het 650- jarige bezit van stadsrechten vierde een op treden met het Brabants Orkest verzorgen. Bij die gelegenheid kwam Theo Wijnen er achter, dat een carrière als klassiek pianist bepaald geen vetpot was wanneer je geen Rubinstein of Horowitz heette. Zijn hono rarium bedroeg 60,- voor twee dagen mi nus reiskosten. Na het huren van een rok- kostuum bleef er precies ƒ6,59 over. „Toen heb ik bewust voor de wat minder zware muze gekozen." Ervaring in die rich ting had Theo Wijnen al opgedaan als werkstudent in het Apollo-paviljoen. Na het afbranden van de Apollo-bioscopen en een interim-periode in militaire dienst trok TheojWijnen („Ik was zo arm als een kerk rat") sde stoute schoenen aan en verzocht om een proefspel in het deftige Amstelho tel. In de trant van Toon Hermans beroem de sketch kreeg hij daarna de mededeling: „U hoort nog van ons", maar in dit geval kreeg de pianist inderdaad iets te horen. Dat hij was aangenomen. Het begin van een carrière die nog steeds voortduurt. Dagelijks zes uur pianospelen voor een niet altijd geïnteresseerd gehoor, wordt dat op de duur niet vervelend? „Nee hoor", zegt Theo Wijnen uit de grond van zijn hart. „Het is maar net wat je ervan maakt. Ik probeer altijd zoveel mogelijk in te haken op wie er aanwezig is. Voordat ik met mijn werk begin kijk ik altijd even in de VIP-üjst wie er in het hotel aanwezig is om niet voor verrassingen te komen staan. Uit alle wind streken ken ik wel een wijsje. Of het nu een Mexicaanse bruiloftsmars is, of een stukje Peer Gynt-suite, ik speel alles. Het is dè ma nier om het de mensen naar de zin te ma ken. En daarvoor ben ik per slot van reke ning ingehuurd." Hoe serieus Theo Wijnen zijn vak opvat kon bijvoorbeeld Hubert Humphrey con stateren. In het gezelschap van een aantal senatoren overnachtte de Amerikaanse vi ce-president eens op doorreis uit Moskou in het Amstelhotel en liet bij die gelegenheid de bar niet links liggen. Zodra de huispia nist de Amerikanen ontwaarde zette hij „Midnight in Moscow" in en ontstond er zo waar een spontaan feestje. Theo Wijnens uitgebreide repertoire leverde hem ook een platencontract op. Een curieus verhaal. „Er kwam eens een Engelse meneer met een verzoeklijstje zo lang, dat ik bij mezelf dacht: nou, nou. Die man dacht misschien, dat hij me daarmee in verlegenheid kon brengen. Mooi niet, ik heb de hele lijst afge werkt. Bleek die meneer achteraf een big shot van Philips-Engeland te zijn. Aan het einde van de avond kwam hij naar me toe en zei, dat hij een plaat met me wilde ma ken. Maar niet onder de naam Theo Wij nen. Die vond hij te moeilijk. Het werd dus Roy Dennis en de plaat werd goud. Ja, leuk." Spijt heeft Theo Wijnen nooit gekend, dat hij niet voor de concertzaal, maar voor de bar heeft gekozen. Hij vindt het trou wens jammer, dat niet méér conservato riumleerlingen dezelfde keuze maken. „Je hoort in bars en restaurants meestal van die instant-muziek, dat is toch doodzonde. Dat geeft nou net helemaal geen stemming. En voor de waardering hoef je het ook niet te laten. Dat heeft mijn ervaring met Arthur Rubinstein me wel geleerd." En wat speelt Theo Wijnen dit jaar tij dens het kerstdiner? „Dat hangt er van af. Er zullen ongetwijfeld wat vrolijke Ameri kaanse wijsjes tussen zitten. Jingle Bells en zo. Misschien wat kerkmuziek en de gebrui kelijke kerstliedjes. Maar in ieder geval zal mij spel zijn zoals altijd: bescheiden, maar toch aanwezig."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1984 | | pagina 29