De Kurassiers van
de Klokkenberg
HONGERWINTER
CEMBER f 9fiJ>aaina KERST 4
DE STEM VAN ZATERDAG22DECEMBER 1984
'Hulp'
nge
al
de
an.
ing
het
>ui-
ige
ka-
ik
ltje
pnet
iren
op
niet
te
na$
E EETZAAL-
tafeltjes waren
aaneengesloten
opgesteld in een
hoefijzervorm, zij
het dan een vierkant hoefijzer en
je mocht gaan zitten waar je wou.
Ik wou genieten van het verge
zicht en koos daarom een stoel
aan de binnenzijde van het hoef
ijzer, daar waar het links de hoek
om ging. Op deze plaats had ik
geen buurman in het zwaaibereik
van mijn elboog. Ik had alleen dis
genoten rechts van mij en tegen
over mij, met hun rug naar het
raam en de balkondeuren.
DOOR JOHN O'MILL
Die rechts van mij hadden ook kunnen ge
nieten van het uitzicht maar ze deden het
niet. Ze genoten van de aanblik der mand
jes, één gevuld met sneedjes brood, het an
dere met een assortiment miniblikjes boter,
jam, smeerkaas, notenpasta, confituren etc.
Over de smaak valt geen zinnig woord te
zeggen en Friedrich der Grosze zei al: Jeder
wird selig nach seiner Faqon.
Tussen de twee Basken en de Fin pal te
genover mij door kon ik mijn oog laten
feestvieren over frisgroen weilanden, die
zich uitstrekten als een horizonbreed bio-ta-
pijt van bosrand tot bosrand aan den ein
der. Deze riante vloerbedekking werd door
sneden door de rivier De Mark nog kabbe
lend met een zwak Vlaams accent. Eén en
kele oeroude boerderij, compleet met klok-
kestoel op dak, accentueerde de landelijk
heid van het panorama. Boven de bosrand,
schuin Oost, ergens in België rees plechtig
en majesteitelijk een bloedrode ballon die
de weilanden deed dampen en De Mark
omtoverde in een stroom vloeibaar goud.
De Deense dames, links aan de zijkant had
den dit kleurenfeest ook kunnen zien door
opzij te kijken, maar ook zij hadden slechts
oog voor de mandjes.
Mijn overburen uit Baskenland bespra
ken iels dat,heil opwond, iets vaii politieke
aard, want de woorden politiek en opebach
vielen herhaaldelijk en af en toe in eens een
Duits woord. Ze verstonden wel Neder
lands want toen een van onze verzorgsters
in smetteloos wit in de deuropening ver
scheen en vroeg of er iemand nog brood
wenste hieven beide Basken de arm hoog.
De Fin reageerde niet. Hij had het te druk
met een verslag aan de man naast mij over:
opbbe chong taupe. Achter mijn rug
weerklonken de oergeluiden van Brabant en
daar had ik geen moeite mee. Ik verstond
hele volzinnen, zoals: Kikkum unne dikke
kop krijge. Gin wonder ok! IJ frit elteke mor-
ge un eejl maandje broad allejn op.
Effendi Bey Ilik sprak op gedempte toon
met zijn zoon over dingen waar Turken aan
het ontbijt over praten. De zoon was niet in
kamerjas. Hij mankeerde ook niets. Hij zat
daar omdat de Islam verwacht van de oud
ste zoon dat hij niet meer wijkt van zijn va
ders zijde als deze de wiekslag heeft ge
hoord van de Engels des Doods.
De kleine man, naast hen, wel in kamer
jas en met een badhanddoek om als een
sjaaltje, sprak maar één woord en wel:
augotferdomme! Ik wist waarom hij zijn
schepper verzocht hem te verdoemen tot in-
der eeuwigheid. Hij probeerde de volle, nik
kelen koffiepot op te tillen aan het eind van
zijn uitgestrekte arm en dat had de cardio
loog verboden.
Wij allen wisten waarom hij godlasterde
want, al hadden wij dan geen taal gemeen,
wij hadden wel degelijk iets gemeen dat
lotsverbondenheid schiep. Wij droegen al
len een botergeel plastic borstkuras, strak
gespannen over bebloed gaas en stevig vast
gekleefd op onze onthaarde borstkas. Men
had ons namelijk enkele dagen eerder met
een cirkelzaagje het borstbeen in de lengte
doorgezaagd vanaf de Adamsappel tot aan
het eindpunt. Er moesten maar liefst 2 tot 7
omleidinkjes worden aangebracht rondom
ons hart door de chirurg, maar hij kon er
pas bij en flink aan het werk als zijn kolle
ga's ons eerst hadden opengeklapt. Voor de
omleidinkjes - door leken meestal vakkun
dig baaipaasiz genoemd - leverden wij zelf.
Weer andere kollega's van de oppersnijheer
hadden een meter ader geknipt uit een on
zer benen en stonden daar mee klaar toen
hij aan het werk toog.
De man met het droeve gelaat en de weg
geschoren snor en baard, naast de Fin, her
innerde zich hardop dat zijn oude hart, lang
voor de revisie, hem in staat gesteld had
zich zas en dartig keer'n op te trak'n aan de
rakstok. „Kennisauweer, jö", troostte hem
de Fin uit 's wereld grootste havenstad.
Weemoed en borstkuras konden de eetlust
niet nadelig beïnvloeden, zo te horen en
zien. Ook de Deense Dames, die Jot en
Neije zeiden voor Ja en Nee, buffelden er
op los dat het een lieve lust was. De Heer
der Heerscharen was met zijn kurassiers,
want nooit eerder deze eeuw was het op Al
lerheiligen 19.2° Celsius en windstil ge
weest. Ik dankte Hem daarvoor want nu
kon onze eerste wandeling in de tuin, na 5
dagen 'taupe ob de chong' doorgang vinden.
Kou of wolkbreuk of najaarsstormen zou
den ons hebben beroofd van het wandel-
feest in het park.
Na het ontbijt, geheel gekleed en met re
genjas ondanks de Indian Summer buiten
mochten we gaan wandelen, zij het behoed
zaam en geklankeerd door herders met wal-
ky-talkies. Die wandeling overtrof mijn
hoogste verwachting. Het park onder strak
Italiaans-blauwe hemel geurde kruidig naar
het jaargetijdat Keats in zijn Ode to
Autumn bezingt als The Season of Mists and
Mellow Fruitfulness. Van mist geen sprake
maar die rijpe vruchtdragerij snoven we op
uit de geur van zwammen, paddestoelen,
tamme kastanjes eikels en vochtig mos.
Die nacht zou er geslapen worden bedacht
ik in plaats van taupe in kamerjas ob de
chong.
Helaas, de hele berg klokken waar het
hotel zijn naam aan ontleent, wekte mij uit
mijn chemisch verdiepte slaap. En was er
een bij met de klank van Oma's pendule. Er
waren ook doffe slagen te beluisteren als
van vooroorlogse wachtkamerklokken op
het station, plus nog een koekoek die nooit
zweeg en keukenwekkers die ratelden en
reutelden tegen een achtergrond van piepjes
en bliepjes.
Veel van deze Kleine Nachtmusik veroor
zaakten wij zelf, als we de telecommunica-
tie-apparatuur in onze pyjama's in werking
te stellen door wild gewoel of gewentel in
onze slaap. Zo iets werd prompt doorgege
ven in bliepjes aan de centrale naast mijn
kamer, waar intensief wakende nachtbroe
ders en zusters zich dan haastten naar het
bed van de blieper om te zien of er iets mis
was met het pas herstelde hart.
De eerste keer dat mijn nieuwe hart even
een proefrondje pompte schrok ik er van.
Boemslagen als op een Chinese tempelgong
deden mijn hele bovenlichaam, bed en boek
(ik las te lezen) schudden. „Wat wou U?'\
zei de deskundige „als je de twee vermoeide
paarden van een Deux Chevaux vervangt
door een 100 PK Rolls Royce motor, dan
trilt de carosserie heus wel mee".
Gerustgesteld wachtte ik met spanning
op de volgende demonstratie van mijn op
gevoerd pompvermogen. Die kwam de vol
gende ochtend, vrij laat toen de Droge Dot-
lydots met de stofzuiger en de poetsdoeken
al baan hadden gemaakt voor de Natte Dol-
lydots die emmers desinfecterend water uit
stortten over de vloer van de slaapkamers.
Ik was het plassend water ontvlucht en
stond in de gang te genieten van de parade
der karren toen de Chinese tempelgong
weer wat dreunslagen gaf. Het nieuwtje was
er af en bovendien had ik meer belangstel
ling voor de naderbijkomende cardiologen.
Er reden dag en nacht allerhande karren
door de gang: de drankenkar, de medica
menten- en medicijnenkar, de linnenkar,
maar de mooiste was en bleef de kar om
ringd door het cardiologen- en chirurgen
team, gestoken in zomers Bahama Beach
Blue en witte schoenen. Deze Chariot oj
Health and Hope hield nu stil voor mijn
deur. De leider van het team vroeg of ik die
meneer was wiens naam stond te lezen op
de deurstijl en na mijn bevestiging hiervan
of ik een luchtje stond te scheppen op de
gang. Nee, zei ik, mijn kamer wordt geïnun
deerd en ik ben gevlucht voor het wassende
water. „O Jee", zei hij, kwasi onthutst en
deed een stap naar voren mijn kamer in.
„Geen direct gevaar van verdrinksdood",
constateerde hij en vroeg of ze hun contro
lebezoek aan mij op de gang mochten afleg
gen.
Ze sloegen grote boeken open en rappor
teerden in rappe doctorspeak. Het restant
van mijn Gymnasium-Latijn en -Grieks
schoot te kort. Ik meende te horen dat de
subcoronaire inductie palpitaties weer volop
aanwezig waren en (uit de mond van de
tweede cardioloog) dat de deviatie in het
omphaloscopisch beeld van de biopthalmische
bloedspiegel zich ook hersteld had. of
woorden van die strekking. Al met al be
greep ik hen even weinig als de Basken uit
Ubach over Worms.
Doctorspeak is ook bedacht om patiënten
niet ongerust te maken. Het is beter dat hij
niet begrijpt wat er gaat gebeuren als de pa
tholoog-anatoom hem eens nader wil bekij
ken. Verbaasd was ik dan ook toen de spo
kesman van het team mij vroeg of ik er nog
iets aan toe te voegen had. Wat kan ik toe
voegen aan een verslag waar ik geen woord
van begrepen had?, dacht ik hardop. Min
zaam beaamde hij dit en - every inch a gent
leman - bood zelfs zijnverontschuldiging
aan. „Ik formulier niet goed", zei hij. „Ik
had moeten vragen of u nog iets te zeggen
of vragen had?"
Ik had wat te vragen maar het was in ge
heel niet relevant omdat de vraag voort
kwam uit mijn hobby: etymologie. Ik wou
iets vragen over de eerste van zijn twee na
men. De tweede duidde ik als volgt: Ufford
was of is een plaatsje in Engeland, de naam
is afgeleid van Upford en betekent 'up
stream of the ford' oftewel van Opfoort,
maar What about the quarrels? Waren die
voortdurende twisten 'the everlasting quar
rels of the Uffords' een begrip geworden en
uiteindelijk door hen verheven tot erenaam,
zoals bij ons de Geuzen hadden gedaan met
het scheldwoord geus (schooier). Jonkheer
dr. M. Quarles van Ufford stelde mij ge
rust: Quarles was net zo'n stukje oud Enge
land als Ufford, maar hij was geïnteresseerd
in mijn etymologische verklaring van dat
Ufford en wilde er meer over weten, maar
helaas begon opeens de vulpen in zijn
borstzak driftig te bliepen. „Oh Dear!", zei
hij: „Never a dull moment", wuifde en
haastte zich naar de telefoon op mijn kamer
dwars door de inundaties van de Natte Dol-
lydots.
Nu ook gerustgesteld in zake the quarrels
of the Uffords sliep ik die nacht wel door al
le toeters en bellen heen. Dat ik desondanks
toch om vijf uur 's ochtends 'auve de chong
aan 't laupe' was hield geen verband met
slapeloosheid. Mijn dag begint al heel mijn
matineuze leven lang om 5 uur, alsook mijn
trek in een kop koffie en daarheen was ik
op weg. In het dagverblijf kon je ook 's
nachts terecht. De automaat aan de muur
werkte round the clock en leverde in ruil
voor twee kwartjes een bekertje warme kof
fie met zoveel melk en suiker als je hebben
wou.
Aan letterlijk alles is daar gedacht ten ge
rieve en tot heil van de Kurassiers van de
Klokkenberg. Er is daar zoveel interessants
en heilzaams te beleven dat ik een ieder kan
aanraden daar eens een week of twee door
te brengen. U bent er dan echt eens hele
maal uit.
Mocht u, aangelokt door mijn verslag,
besluiten een tijdje dienst te nemen bij de
Kurassiers, haast u dan. Er is een lange lijst
wachtenden voor u en men lijft maar 5 re-
cruten per dag in.' De tijd vliegt er om en
voor u het weet zijn de tien dagen voorbij.
U moet dan onverbiddelijk weg en naar
huis. Daar kunt u de overbodig geworden
capsules, ampullen, pillen en tabletten in
een plastic zak doen en naar de apotheek
brengen ter vernietiging. Het hoeft niet
meer. Het gaat voortaan ook zonder chemi-
calieën, zomaar spontaan van harte.
De schrijver van dit verhaal, John O'Mill,
voorziet De Stem elke zaterdag van de speelse
rubriek Losse Flodders. Zijn fans zullen in dit
ongewone verslag van een genezende hartpa
tiënt zijn onnavolgbare stijl herkennen.
Vervolg van vorige pagina
Bovendien waren die Kerstdagen tamelijk
in mineur door Hitiers Ardennen-offensief.
Dat was de tweede teleurstelling na Arn
hem. Achteraf, als je de verslagen en de stu
dies leest, dringt het pas tot je door wat an
deren in die dagen hebben uitgestaan. Je
zult maar Amerikaan zijn en voor de twee
de keer in vijfentwintig jaar naar een slag
veld in Europa worden gezonden om het
karwei te klaren, vuil werk dat bij een beetje
meer inzicht en durf van Westeuropese
staatslieden nooit nodig zou zijn geweest.
Die Kerstdagen van 1944 waren in zover
re een verkwikking dat er een vrijwel abso
lute stilte heerste. De Duitsers mogen niet
voor een oorlogsmisdaad meer of minder
zijn teruggedeinsd, Weihnachten blijft ge
heiligd, zo sentimenteel zijn ze wel. Dus
bleef ons de zenuwslopende spanning be
waard als gevolg van het afschieten van de
V-2's richting Londen. Sinds de zomer be
vonden zich twee of drie lanceerplaatsen
van Hitiers 'geheime wapen' in de omgeving
van Den Haag.
In het begin stegen uitsluitend V-I's op.
Als je je niet bevond op de plek waar het
projectiel neerkwam, maakte het ding een
goeiige indruk, zo tevreden knorrend trok
het een gezapig spoor door het zwerk. De
V-2 was veel zwaarder en kennelijk minder
bedrijfszeker. Dat zouden de leerlingen van
een Haags internaat ervaren waarop een ra
ket neerkwam. Veertien jongens konden het
voorval niet meer navertellen. Voortaan
hielden we altijd de adem in wanneer er
weer zo'n V-2 de lucht in ging. Eerst hoorde
je het sissen en fluiten van het opstijgen,
dan bleef het en paar tellen stil en daarna
haalde je opgelucht - niet aardig tegenover
de Londenaren - adem als je hoorde hoe hij
grommend koers zette naar Engeland.
In de oudejaarsnacht stuurden de Duit
sers precies om twaalf uur een vliegende
bom bij wijze van nieuwjaarsgroet richting
Londen. Ook dat ging mis. De raket kwam
met een daverende klap in een woonwijk te
recht: veertig doden. En op 25 januari werd
de Riouwstraat het onbedoelde mikpunt
met een tiental doden tot resultaat.
Angst
Angst genoeg dus in de hongerwinter. En
wat mij betreft minder de angst om van
honger en kou om te komen dan het slacht
offer te worden van een luchtaanval. Mijn
ervaringen in 1943 met twee bombardemen
ten op Wuppertal waren genoeg geweest om
me daarvoor een panische schrik te bezor
gen. Nog één keer moest ik zo'n hel door
staan. Dat was tijdens het beruchte bom
bardement op het Haagse Bezuidenkwar-
tier. Die zaterdagochtend 3 maart zal ik niet
gauw vergeten. Een onafgebroken stroom
bommenwerpers - zo leek 't, in werkelijk
heid waren het er ruim zestig - stortte gie
rend en fluitend z'n dood en verderf zaaien
de last uit, op tien minuten afstand van de
winkel waar ik werkte. Resultaat: vijfhon
derd doden en drieduizend verwoeste hui
zen.
Allemaal 't gevolg van een van die stupi
de vergissingen - deze keer was er iets met
de kaarten mis gegaan - die het krijgsbe
drijf blijkbaar kenmerken. Een paar weken
later kwam er ook zonder bombardement
een einde aan de V-activiteit. De brandstof
raakte op en door het afsnijden van de ver
bindingen met Duitsland konden er geen
nieuwe vliegende bommen meer worden
aangevoerd.
Angst, daar had ik 't over. Op een andere
manier voelde ik die ook op een donkere ja-
nuari-avond. Toen ik thuis kwam van m'n
werk werd ik aan de deur opgewacht door
mijn vrouw, die me zei dat we twee logees
hadden. Twee logees? Op de anderhalve ka
mer waarover we beschikten? En hoe moest
dat met het eten? Wat ik vermoedde bleek
juist. Het ging om een jong joods stel dat
een duikadres zocht omdat het vorige verra
den was.
De vrouw kende ik, ze was lid van dezelf
de politieke jeugdorganisatie als wij. Dat ze
een paar nachten konden blijven, dat was
geen punt. En het eten kwam ook in orde
dankzij de hervormde dominee. Die ver
wees me naar een loods: „Wel een emmer
meenemen!" Die werd gevuld met de lek
kerste soep die we ooit hebben gegeten. Na
een paar dagen had ik een nieuw en nu vei
lig duikadres voor mijn gasten; zo veilig
zelfs dat ik nooit heb geweten waar het pre
cies was. De mannelijke helft van het echt
paar ben ik jaren later weer tegengekomen.
Hij bleek chef van de redactie buitenland
van het ANP te zijn. Sindsdien zijn we dik
ke vrienden.
Soms had de hongerwinter ongedachte
verrassingen in petto. Zo arriveerde hele
maal uit Groningen een door een verre ken
nis gezonden baaltje tarwe. We moesten het
zelf tot meel vermalen in de toch onnut ge
worden koffiemolen. Brood bakken was er
natuurlijk niet bij, maar als pap heeft 't z'n
bestemming wel bereikt. Toen het moment
aanbrak dat zelfs de laatste stroom op was
- dat zal je met kernenergie niet zo gauw
gebeuren - had dat tot onverwachte conse
quentie dat de koelhuizen geruimd moesten
worden. Dus plotseling een - kleine - vlees
toewijzing en een vrij grote hoeveelheid
melk. Dat woog natuurlijk nauwelijks op te
gen de definitieve sluiting van de centrale
keukens. Zodat ook de driekwart liter soep
met erwtenmeel verviel.
Ze moeten mij niet aan boord komen met
aandoenlijke verhalen over de geallieerde
voedselhulp tijdens de hongerwinter. Die is
niet veel meer geweest dan een druppel op
een gloeiende plaat. Bovendien kwamen de
eerste voedselzendingen niet van de geal
lieerden, maar van neutrale landen als Zwe
den en Zwitserland. De eerste uitdelingsdag
viel pas op 27 februari. De aanvoer per
schip had een maand vertraging opgelopen
omdat Churchill op het laatste moment de
zaak tegenhield uit vrees dat de Duitsers
met de tarwe aan de haal zouden gaan.
Intussen was het officiële rantsoen in fe
bruari tot vijfhonderd caloriëen per dag ge
daald. In de daarop volgende maanden zou
daar nog eens honderd caloriëen van af
gaan, maar die werden toen ruimschoots ge
compenseerd door het Zweedse en Zwitser
se wittebrood - ze stuurden overigens voor
al aardappelen - dat bovendien nog gratis
was. Van dat ene sneetje per dag hebben we
natuurlijk wel gesmuld. En we hielden er
vooral het gevoel aan over dat we tenminste
niet helemaal door god en iedereen verlaten
waren.
In de herinnering van vele tijdgenoten
nemen de geallieerde voedseldroppings een
grote plaats in. De Jong wijdt er in zijn
boek een lyrische passage aan. En inder
daad: die zondag 29 april 1945 stond ieder
een op daken om naar de overkomende
bommenwerpers te zwaaien Iedereen, be
halve ik. Want ik bleef houtjes hakken voor
de majo. Die vliegers waren meer voorbo
den van de Bevrijding dan dat ze de blijven
de schade, materieel en moreel, door de
hongerwinter veroorzaakt, konden goedma
ken.
Zoals aan het begin van de honderwinter
de machteloze voorbede in de Engelse ker
ken stond, zo werd het einde geaccentueerd
door een schijnheilige publiciteitsstunt. Het
voedselbombardement kwam als mosterd
na een - in dit geval - niet genoten maal
tijd. Een week later waren we vrij. En naar
mate de jaren verstreken is de hongerwinter
een steeds groter gat in mijn herinnering ge
worden, een niemandsland bevolkt met
schimmige gestalten, schuifelend in de sche-