Het 'schaakspel' op leven en dood
IuöbbBIISW
'BEDRIJF
TE GROOT
GEWORDEN
VOOR
FAMILIE
REGERING'
It
7&TERPAG 15 DECEMBER 1984
W3
Cf isteren heeft ir. Daniël Johannes van
der Have (65) uit Kapelle genomen als
president-directeur van het zaadkweek-
ert zaadhandelbedrijf Vanderhave. Onder
het ruim veertig jaar durende 'regime'
van de scheidende functionaris is
Vanderhave uitgegroeid van een Zeeuws
familiebedrijf tot een onderneming van
internationale allure, gespecialiseerd in
het veredelen en kweken van gras-,
graan-, bieten-, mais- en uienzaad.
1 Familieregering
Bieten dunnen
Altijd al mais
Bijbel
Keihard spel
Overproductie
Alternatieven
Sweet Corn
PAGINA
IWVERVOLG VORIGE PAGINA
Aannemelijkheid
W2
(kaart uit 1981,
I Breda (kaart uit
1 zich in deze stad
I elementen geslopen,
ld tussen de Nieuwe
|et Havenplein en de
ven wordt binnen de
structuur verbeterd.
el gehoord verwijt te-
sbeschermers' is dat
Jdoende waardering
ebben voor verande-
de oorspronkelijkesi-
éen nieuw stedelijk
ïook distantieert zich
wat dit verwijt zou
rdigen. Veel nieuw-
rouwens zó de moeite
Jt er van een duidelij
lering sprake is.
Ier geval behoeft niet
randering met een ze
el van weemoed te
geaccepteerd", zegt
[e hiervoor twee voor-
lanhaalt. Zo kan de
larin de Jordaan in
im al voor de 19e
dichtgebouwd, moei-
;n voorbeeld van ver-
ie stadsbebouwing
gesteld. In tegenstel-
•mee wijst hij op het
van Haussmann in
lat veel bepalender
;tad is geworden dan
spronkelijke' stede-
dige structuur.
„Door de eeuwen
ïen in staat gebleken
ippelijke ontwikke-
boeiende stedebouw-
structuren vast te leg-
lijkt daarom niet lo-
aan te nemen dat wij
ze tijd niet meer zou-
ïen".
Door Jan van Zuilen
KAPELLE - De kamer
waarin de president-di
recteur zetelt is klein en
sober ingericht. Een
recht-toe-recht-aan bu
reau, drie gewone stoe
len en langs de muur een
paar kasten van onbe
stendige stijl.
Tevergeefs zoekt men er
naar een lederen zithoek. Een
koelkastje, kenmerkend voor
de kantoren van dit soort hoge
pieten, ontbreekt. Kortom, het
is niet direct de ambiance die
je verwacht had in het domici
lie van de hoogste baas van
een bedrijf waar, inclusief zijn
buitenlandse filialen 350 men
sen werken.
Is dit nu de Zeeuwse zuunig-
heid
Van der Have lacht breed,
begrijpt de toespeling. „Als je
dit zuinigheid wilt noemen;
Graag zelfs. Vanderhave (de
naam van het bedrijf wordt
aan elkaar geschreven. Tegen
woordig ook vaak afgekort tot
vdh, red.) is een bedrijf dat lie
ver een paar miljoen uitgeeft
aan een nieuw magazijn dan
investeert in de bouw van een
luxueus kantoor. Dit kantoor
is trouwens vroeger magazijn
geweest. Toen het te klein
werd, hebben we een nieuw
magazijn gezet en dit ver
bouwd tot kantoor. Prima vind
ik".
Met het vertrek van de hui
dige meneer D. J. (op z'n En
gels uitgesproken) zoals het
personeel de baas onder elkaar
noemt, verdwijnt de naam Van
der Have na 105 jaar uit de di
rectie. Als president-directeur
wordt Van der Have opge
volgd door ir. K. B. Gelling, de
huidige directeur van het
kweekbedrijf van Vanderhave
in Rilland-Bath. Overigens
werkt er straks nog wel een
Van der Have bij Vanderhave.
Dat is Adriaan van der Have,
een zoon van D. J. Die is 'nog
maar' afdelingsdirecteur.
Doet het geen pijn dat Van
der Have niet door een Van der
Have wordt opgevolgd
„Nee", zegt meneer D. J. met
overtuiging en hij legt uit dat
de familie juist met het oog op
de vererving in 1977 besloten
heeft om het bedrijf onder te
brengen in de Suikerunie.
„Daar zijn we nu een volledige
dochteronderneming van. Als
we dat toen niet hadden ge
daan, zouden we de zaak nu
moeten verdelen tussen veer
tien neven en nichten. Dat is
vragen om problemen. Van
derhave is een te groot bedrijf
geworden om het te laten lei
den door een familieregering.
Er zijn in het land voorbeelden
genoeg aan te wijzen, waar
door het op die manier fout is
gegaan. Vanderhave kan nu
ongehinderd de beste man tot
president-directeur benoemen.
Welnu, dat is toevallig geen
Van der Have". Helemaal weg
gaat Van der Have trouwens
niet, want per 1 januari treedt
hij toe tot de Raad van Com
missarissen.
Gevraagd naar wat nu tij
dens zijn periode de belang
rijkste ontwikkelingen zijn ge
weest in de zaadkwekerij
noemt Van der Have de ont
dekking van het éénkiemig
bietenzaad en de introductie
van snijmais. „Beide zijn",
stelt Van der Have, „enorm be
langrijk geweest voor de groei
van de agrarische sector".
Met het éénkiemige bieten
zaad kwam een einde aan het
tijdrovende 'op één' zetten van
bieten, ook wel 'bieten dunnen'
genoemd. Dat was bij noodza
kelijk omdat uit meerkiemig
zaad meerdere plantjes ko
men, die, als er niets aan wordt
gedaan, elkaar proberen te
overwoekeren met als gevolg
Het moederbedrijf van Vanderhave is nog
steeds gevestigd in Kapelle, op de plaats
waar het destijds is gesticht door de
grootvader van Van der Have - ook een
Daniël Johannes. De tweede belangrijke
peiler van Vanderhave is het kweekbedrijf
in Rilland. Buiten dat heeft Vanderhave in
binnen- en buitenland nog verschillende
proefstations- en productiebedrijven. Het
bietenzaad bijvoorbeeld, dat Vanderhave
in Nederland verkoopt, wordt geoogst op
kweekbedrijven in Frankrijk en Italië. Van
Vanderhave kan worden gezegd dat het
bedrijf goed wortel heeft geschoten in de
agrarische sector en dus haast
vanzelfsprekend ook goed boert in het
buitenland. Van de jaaromzet wordt zestig
procent geexporteerd naar veertig
verschillende landen. Van zijn kant is
Vanderhave in Nederland
vertegenwoordiger van gerenommeerde
buitenlandse zaadkwekers. De jaaromzet
in tonnage bedroeg in 1983 bijna 30.000
ton zaad. Dat lijkt weinig, maar men dient p'
zich wel te realiseren dat de producten die
Vanderhave kweekt en verkoopt, zaadjes
zijn; soms zo klein dat men er een
vergrootglas voor nodig heeft om ze te
kunnen zien. Sprekender zou zijn als eens
werd uitgerekend wat aan het eind van het
groeiseizoen de totale opbrengst aan
akkerbouwproducten is, maar eerlijk
gezegd heeft men dat bij Vanderhave nog
nooit na gerekend. Om toch een indicatie
tegeven: 30 kg maiszaad, dat zijn
ongeveer 100.000 zaadjes, voldoende
voor het inzaaien van één hectare, levert
in de herfst 50.000 tot 70.000 kg mais op.
Als het ai niet meer is, want in het
kweekbedrijf van Vanderhave in Rilland,
worden door plantenverdeling steeds
nieuwe rassen gekweekt, die nog weer
een hogere opbrengst per hectare
garanderen dan hun voorgangers.
Ir. D. .J. van der Have: Je
kunt als zaadkweker geen
moment verslappen want
dan lig je meteen jaren ach
ter op je concurrenten (foto
links). - foto willem mieras
In 1979 werd de heer Van
der Have de Koning Willem
I-prijs toegekend. Prins
Bernhard reikte hem deze
ondernemersprijs uit (foto
geheel links).
- foto archief de stem
Het moederbedrijf van
Vanderhave in Kapelle (foto
onder). - foto archief de stem
Van der Have
baas af bij
Vanderhave
dat ze geen van alle goed
groeien. Sinds éénkiemig bie
tenzaad in zwang is geraakt, is
het areaal bieten gestegen van
50.000 tot 125.000 hectare. Van
der Have; „Stel je voor: 125.000
hectare bieten met de hand
dunnen. Dat zou vandaag de
dag niet meer kunnen".
De eer van de ontdekking
van éénkiemig bietenzaad is
bijgeschreven op het conto van
de Russische plantenveredeler
Stavinsky. Bij Vanderhave
heeft men eerst nog gepro
beerd om bietenzaad technisch
éénkiemig te maken door het
te polijsten en te splitsen. Na
deel hiervan was dat de kiem-
kracht van dit zogenaamde
precisie-zaad daalde tot 70%.
Dat wil zeggen, dat van de tien
uitgelegde zaadjes, er maar ze
ven opkwamen. Genetisch
éénkiemig bietenzaad heeft
een kiemkracht van negentig
procent of meer. En dat wordt
nog steeds verbeterd door on
derzoeksarbeid in het
kweeklaboratrium.
Minstens zo belangrijk is ge
weest de introductie van snij
mais als veevoeder. Daar heeft
Van der Have een groot aan
deel in gehad. Helemaal toe
vallig is dat niet, verklapt hij.
„Hier in Zeeland is altijd al
mais verbouwd. Ik herinner
me nog uit de tijd dat ik een
kind was, dat elke boer een
klein hoekje mais had; groen-
voermais heette dat. Ze voer
den het aan hun paarden. Het
zaad haalden ze bij m'n groot
vader en later ook nog bij m'n
vader. Daarom zijn wij er toch
altijd al wel mee bezig ge
weest". Het idee om op grote
schaal werk van mais te ma
ken, ontstond in het begin van
de jaren vijftig toen een kwe
ker van het bedrijf en Van der
Have zelf, kort na elkaar naar
Amerika waren geweest. „Al
lebei waren we onder de in
druk geraakt van de immense
maisvelden, die we daar zagen.
We hebben toen tegen elkaar
gezegd: dat zou bij ons ook
moeten kunnen. Zo is het ge
komen".
Maar zo eenvoudig als Van
der Have het nu vertelt, is het
toch niet gegaan. Het heeft na
melijk nog bijna twintig jaar
geduurd voor, in het kweekbe
drijf in Rilland, uit bestaande
rassen een nieuw ras was ont
wikkeld, dat precies geschikt
was voor het Nederlandse kli
maat. De beloning voor die re
search is dat de oppervlakte
snijmais vanaf begin '70 van
bijna niets tot ruim 150.000
hectare anno 1984 is toegeno
men en dat Vanderhave daar
ongeveer vijftig procent van in
handen heeft.
Éénkiemig bietenzaad en
snijmais mogen dan aanspre
kende voorbeelden zijn van
het kweekwerk, daarmee is
niet gezegd dat in de andere
sectoren, waarin Vanderhave
actief is de ontwikkeling stil
staat. Op het kweekbedrijf in
Rilland zijn zo'n honderd men
sen - een derde van het perso
neelsbestand - in laboratoria
of op één van de 60.000! proef -
veldjes bezig om van bestaan
de rassen nog betere rassen te
maken. Eens in de zoveel tijd
klinkt een bescheiden Eureka.
Dan heeft men na eindeloos
kruisen en splitsen van, laten
we zeggen, graanzaden een ras
gekweekt dat op het proef-
veldje een hogere opbrengst te
zien geeft, niet vorstgevoelig
is, resistent is tegen ziekten en
dat een stevige stengel heeft,
zodat het gewas niet bij het
eerste het beste zuchtje wind
tegen de vlakte gaat. Zoals ge
zegd, een bescheiden Eureka,
want dan nog heeft dat nieuwe
ras een lange weg te gaan al
vorens het een plaatsje krijgt
in de Internationale Rassen-
lijst. „Want dat", zegt Van der
Have, „is het doel waar iedere
kweker naar streeft: met je
producten in de rassenlijst ko
men en uiteraard liefst zo hoog
mogelijk. Pas dan heb je pro
fijt van je research".
In de rassenlijst staat al het
beschikbare zaaigoed gerubri
ceerd. Van elk ras wordt de
verwachte opbrengst genoemd
en een aantal relevante eigen
schappen opgesomd, die eerst
jarenlang op proefvelden van
onafhankelijke instituten zijn
getest. Daarom is de rassen
lijst voor de boer een soort
door-de-weekse bijbel gewor
den. Hij kan aan de hand van
de gegevens in de rassenlijst
precies vaststellen welk zaad
het meest geschikt is voor zijn
land. Dat is lang niet altijd het
ras dat de hoogste opbrengst
geeft. Een boer heeft ook reke
ning te houden met bijvoor
beeld de grondsoort en de
streek waar hij woont.
Een boer van de Zeeuwse
zeeklei zal bij voorkeur koren
zaaien dat het goed doet in de
klei. Het mag gerust vorstge
voelig zijn want de kans op
strenge vorst is in Zeeland niet
zo groot. Vanzelfsprekend
neemt een akkerbouwer die in
Drente op zandgrond boert,
een graansoort dat ook op lich
tere grond nog een hoge op
brengst garandeert. Maar voor
hem is ook de vorstgevoelig-
heid een belangrijk element
want in Drente kan het knap
hard vriezen.
„Je kunt", zegt Van der Ha
ve, „de rassenlijst wel een
beetje vergelijken met de ere-
devisie. Wat wij kwekers doen
is een competitie. Het houdt
nooit op. je kunt geen moment
verslappen, want dan lig je
meteen jaren achterop. Maar
persoonlijk geniet ik wel van
dat spel. En gelukkig de mees
te mensen in ons kweekbedrijf
ook. Het houdt de zaak leven
dig en dat is belangrijk voor de
werklust en de inzet".
Maar economisch gezien is
het wel een keihard spel, gril
lig bovendien doordat de fac
tor geluk ook een rol speelt.
Vanderhave heeft dat ervaren
met de ontwikkeling van één
kiemig bietenzaad. Een
Zweedse concurrent kwam
met zaad dat een iets hogere
opbrengst te zien gaf en pikte
70% van de Nederlandse markt
in. Daar staat tegenover dat
Vanderhave momenteel koplo
per is met een tarwe-ras.
Van der Have is er van
overtuigd dat het einde van de
productie-stijging nog lang
niet in zicht is. Wel tekent hij
aan dat dat bepaald niet alleen
de verdienste is van de zaad
kweker. „Ook door verbete
ring van de grondbewerking,
vruchtwisseling en de ontwik
keling in de bestrijdingsmid
delen spelen een rol in de pro
ductiestijging".
Staat die ontwikkeling niet
haaks op het probleem van dt
overproductie
„Niet per se", vindt Van der
Have. „Natuurlijk heeft het
een wel met het ander te ma
ken, maar eigenlijk zou je het
los van elkaar moeten zien.
Want ook al wordt er te veel
geproduceerd, dan nog blijft
voor de boeren, uit oogpunt
van kostenbeheersing, de
noozaak bestaan om een zo
hoog mogelijke opbrengst per
hectare te bereiken. Zestig ton
bieten van één hectare is beter
dan twee keer dertig ton bie
ten van twee hectare. Als je
overproductie wilt tegengaan
moet je minder inzaaien. In
plaats daarvan zul je andere
producten moeten gaan ver
bouwen. Mais bijvoorbeeld, of
schoon dat indirect ook weer
tot overproductie heeft geleid"
(in de veehouderij-sector, red.).
Toch ziet Van der Have de
maiscultuur als een goed al
ternatief om het vertrouwde
bouwplan van aardappels, bie
ten en koren te doorbreken. Op
bescheiden schaal wordt in
Oost-Nederland al Corn Cob-
mais verbouwd, dat gebruikt
wordt als varkensvoer. Bij
Corn Cobmais wordt alleen de
kolf geoogst, terwijl bij snij
mais kolf en stengel tot één
pulp worden gehakseld. De
kolven van Corn Cobmais
worden vermalen tot wat dan
heet Corn Cob Mix (maiskol-
venmeel). Een ander, belang
rijk, verschil met gehakselde
snijmais is, dat deze Corn Cob
Mix een volwaardige vervan
ger voor krachtvoer (meel) is,
terwijl snijmais in feite een al
ternatief ruwvoeder is (voor
hooi en ingekuild gras). Van
der Have: „Nu komen veel
grondstoffen voor de veevoer
der-industrie nog uit Amerika.
Ik denk dat Corn Cob Mix daar
heel goed mee kan concurre
ren".
Jammer vindt Van der Have
het, dat in Nederland zo wei
nig Sweet Corn (suikermais)
wordt gegeten. In Amerika is
Sweet Corn, kortweg Corn, een
nationaal gerecht, dat bij vrij
wel elke maaltijd wordt gege
ten. Van der Have: „Een zoon
van mij boert in Amerika. Een
derde van zijn bouwplan is
consumptiemais. Dat is daar
wat bij ons de suikerbieten
zijn". Dat Sweet Corn in Ne
derland een nationaal gerecht
wordt ziet Van der Have niet
gebeuren, maar toch meent hij
dat met wat meer inzet de con
sumptie kan worden opge
voerd. „Met name de conser-
ven-industrie zou er meer re
clame voor kunnen maken.
Want lekker is het zeker.
Iedereen die weieens in Ame
rika is geweest, eet in Neder
land ook regelmatig suiker
mais".
De akkerbouwers zouden,
vindt Van der Have, ook wat
meer aan grove groenteteelt
moeten gaan doen, erwten en
spruiten bijvoorbeeld, maar
dat het ooit zover komt dat
graan en suikerbieten van on
dergeschikt belang worden in
het bouwplan van de Neder
landse boer, zover ziet Van der
Have het toch niet komen.
aal. Die van twee be-
jk jonge, zeer intell'*
n arrogante mannen
de wapenbeheersing
soonlijke terrein heb'
aakt.
rd Perle, ondermin15'
Defensie onder Weid"
het prototype van o
lie geen centimeter w
n, onder geen bediw
helemaal niet wil on
leien tenzij on®1
arden die zo hard rij
S dat de Russen ze nooit zullen
slikken. Huldigt de opvatting
dat het uiteindelijk alleen
jg maar draait om de verdedi-
g ging van de Verenigde Staten,
en niet om bijvoorbeeld die
=5 van de Europese bondgenoten.
De intriges en listige manoeu-
S vres die Richard Perle steeds
5 weer uitdacht om zijn onver-
5 zettelijke standpunten door te
=3 drijven hadden hem zijn bij-
jS naam 'Prins of Darkness' ge-
5= geven (Prins der Duisternis).
Op het State Department ze-
telde Perle's tegenpool: de nog
jongere Richard Burt (33 toen
5 hij aantrad): voormalig defen-
sie-specialist van de New York
Times, en beschermeling van
de toenmalige minister van
g buitenlandse zaken Alexander
Haig. Richard Burt vertegen-
woordigde de gematigde, meer
Europees gerichte defensie-
richting. Als onderminister
van Buitenlandse Zaken voor
g Politiek-Militaire Zaken (later
voor Europese Zaken) hield hij
nauwlettend rekening met de
mening van de Europese bond
genoten, in hoofdzaak Helmut
Schmidt.
Het openingsbod dat de
Amerikanen na eindeloos
overleg naar Genève brachten,
was voornamelijk bekokstoofd
door Richard Perle. Daarbij
was „het meer traditionele,
maar nu verlaten criterium
van 'onderhandelbaarheid'
vervangen door 'aannemelijk
heid'", schrijft Talbott. „Een
aannemelijk voorstel was een
voorstel dat onderhandelbaar
léék in de ogen van degenen
die naief genoeg waren om te
denken dat er een oplossing
mogelijk was".
De hele bedoeling was dus
de Russen een voorstel te doen
dat in Westeuropese ogen re
delijk leek, maar dat uiteinde
lijk de Russen alleen maar kon
dwingen de onderhandelings
tafel te verlaten (hetgeen ook
gebeurde). De Russen zouden
dan de schuld krijgen voor het
mislukken van het ontwape-
ningsoverleg en de Amerika
nen konden zonder verder ge
zeur doorgaan met het statio
neren van kruisvluchtwapens
en Pershing-II's.
Richard Perle en de zijnen
waren dus helemaal niet uit op
een echte overeenkomst, maar
„op politiek voordeel in de
ogen van de belangrijkste toe
schouwers: de Westeuropea
nen". Dat gold overigens ook
voor de Russen.
De voornaamste Ameri
kaanse onderhandelaar, Paul
Nitze, stond echter wel dege
lijk een overeenkomst met de
'andere kant' voor ogen. Perle
noemde hem zelfs een „onver
beterlijke probleem-oplosser",
en dat was laatdunkend be
doeld.
De oude vos Paul Nitze (toen
73) had jarenlange ervaring als
onderhandelaar met Moskou,
en was er werkelijk op ge
brand in Genève tot een sub
stantiële vermindering van de
nucleaire wapenarsenalen te
komen, tégen zijn instructies
in. Die instructies (Richard
Perle) lapte hij aan zijn laars.
„Nitze beschouwde zichzelf als
een belangrijk staatsman in
een regering van overwegend
pygmeeën op hoge posten",
schrijft Talbott.
Toen dus Nitze, na maanden
en maanden moeizaam onder
handelen over talloze 'opties'
tot een overeenstemming voor
wederzijdse wapen verminde
ring kwam na een boswande
ling met zijn Sowjet-confrater
Joeli Kvitsinsky, was de boot
aan.
„Dit is een volslagen krank
zinnige manier van zaken
doen, een daad van intellectue
le en politieke lafheid", was de
te voorspellen reactie van de
halsstarrige Richard Perle op
het Pentagon. Maar ook Ri
chard Burt vond dat Nitze zich
door de Russen had laten over
donderen: „De boswandeling is
een rampzalige episode die
mogelijk meer schade zal aan
richten dan iets anders in der
tig jaar bondgenootschap, het
product van de hardnekkig
heid van een ij dele man om
zijn instructies te veronacht
zamen".
De 'boswandeling' werd
door Washington én door Mos
kou verworpen. Nitze en Kvit
sinsky waren terug bij af.
Na de gezamenlijke wande
ling van de beide heren in de
bossen van de Jura sleepte het
overleg zich nog moeizaam een
jaar verder, maar het werd
steeds duidelijker dat er aan
Paul Nitze
'onverbeter lijke
probleem-oplosser'
beide thuisfronten onwrikbare
standpunten bestonden. Hele
maal aan het eind liet de Sow-
jet-onderhandelaar in een bit
tere ontboezeming blijken dat
er ook van de kant van Mos
kou nooit een echte serieuze
wil tot vermindering van de
eigen wapensystemen was ge
weest.
„In een verklaring tijdens
een voltallige bijeenkomst van
beide delegaties zei Kvitsinsky
dat het werkelijke nucleaire
evenwicht in Europa 10.000 te
gen 0 was in het voordeel van
de Verenigde Staten. Hij be
doelde daarmee dat de VS en
hun bondgenoten dat aantal
wapens hadden (inclusief gra
naten met kernlading die de
Russische strijdkrachten in
Oost-Europa konden treffen),
terwijl de Sowjet-Unie geen
middellange afstandswapens
hadden die het grondgebied
van de Verenigde Staten kon
den bereiken. Dit was de re-
ductio ad absurdum van het
Sowj et-standpunt", aldus Tal
bott. Hieruit blijkt zonneklaar
dat de Sowjet-Unie iedere
plaatsing van middellange af
standsraketten gerechtvaar
digd acht.
Zo eindigde eindigde eind
1983 het Geneefse overleg in
een patstelling. De Ameri
kaanse delegatie die binnen
kort in die Zwitserse stad zal
aantreden is samengesteld uit
de dezelfde hoofdrolspelers:
Nitze, Perle en Burt. Al te opti
mistisch over werkelijke te
rugdringing van de kernwa
pens in Europa hoeven we dus
niet te zijn.
Strobe Talbott: Deadly
Gambits. The Reagan Admini
stration and the Stalemate in
Nuclear Arms Control. Uitg.
Alfred A. Knopf. New York,
1984. 380 biz. Nederlandse ver
koopprijs 70,55. (Importeur
Van Ditmar).