ÜTÜ Het feitelijke probleem is overbemesting MESTOVERSCHOT, EN WAT ZEGGEN DE BOEREN: lerweer In deze Gids- Weekend: ilNA ZEELAND»; ZATERDAG 10 NOVEMBER 1984 ichtvorst' it een 'leden Grootboeken der Nationale Schuld worden goed bewaakt r m Pieter Lakeman: luis in de pels van ondernemers Plastic geld rolt ook in Nederland SlBB!®ö|E Grootste container haven ter wereld breidt verder uit op de Maasvlakte Alle radio en tv-programma's van het weekend INEENS was het menens. Nadat het probleem van de mestoverschotten jarenlang niet meer dan een provinciaal item is geweest, ook al werd er alarmerend over gedaan, is eindelijk door Den Haag ingegrepen. Van de ene op de andere dag overrompelden de ministers Braks en Winsemius de intensieve veehouderij met een soort noodwet die onmiddelijk een einde maakt aan de groei van de producent van dat mestoverschot: de bio- industrie. De betrokken boeren reageren zoals zovaak in dit soort situaties: Ik had het allang aanzien komen, alleen m'n buurman, die bleef maar uitbreiden. Ij Progressieve pastoors Noodwet Geen wonderen mm Snijmais een uitkomst Mesttransporten 'Tekortgebieden' llllllllllllllllllllllllllin graden Celsius in Zee- ember dan op novem- 1 danken aan een lage- rokko tot IJsland. uren, een nogal wisse- naast ook zonnige pe- Jt regen uit Frankrijk, cansen op droog weer fer zonnetje hand over propa bekijkt en daar- Satelliet Meteosat (ge- fevenaar) legt, ziet een gorden een smalle zone van Duitstland al een It zich boven Rusland ]tegen elkaar en Duits- 1 met een temperatuur bereiken, zodat een |voor volgende week te neer kans op regen. In het op Kreta gister- kaanse Malaga regende en had gisterochtend ffijl noordelijk Rusland met 35 tot 37 graden doorwegen en Rusland bied van 1032 millibar, en worden met zonnig eergoden beslisten an- leuker vinden: het hui- I koud. Onze energiere- |at bij het weer van dit gt enige opmerkzaam- Sreas (vandaag) school, mu CARNAVALS- 4SEN en nachtvorsten leen puike conditie moe- peschikken is algemeen Ze hollen van de ene |)Gom naar de andere, zich naar legio fes- eiten en 2orgen dat het 1 in hun plaats op Itjes verloopt, parnaast trommelen ze 11 tempo hun Raad van pp, heffen met vaart de pot na de andere pint en j-agen zich ook anderzins un functie als snelle jon- an 't hoofd van al deze ^winden staat echter nog ds onbetwist nachtvorst het I van Aardenburg, leutprins die het toch [tr presteerde om in de dat hij nog onder de ner 'slanke dennen' viel, Zeeuws record op de 25 neter hardlopen te ver- •en. lat gebeurde overigens al 1 heel tijdje geleden - in I om precies te zij n - toen lé van Ballegeer (want leet Ahmet I als het geen naval is) op de Amster- hse Bosbaan een tijd van xr, 56 minuten en 47,6 se- Jen over die afstand liet rukken. Dat leverde een Iplaats op in een veld van pr dan 100 atleten, maar toch goed voor een luws record. En dat on- |ks een voetblessure, ar de Aardenburger, toen romend voor de plaatse- vereniging 'De Gazelle', kampte. pit al lang vergeten feit rd vorige week nog eens eehaald toen Van Balle- fr werd gefêteerd wegens 40-jarig dienstverband het aannemingsbedrijf Hoorickx Zoon. Een Ij aar oud kranteknipsel leg de jubilaris als bewijs br zijn vergeelde daad ngeboden. ieuw-Namen - H. Jozef. zat. 17 u >nd. 10.30 u. 1 ssenisse - H. Willibrordus. zat. 19 u. zond. 10.30 u. Stoppeldijk - H. Gerulphes. zat. u. zond. 8 en 10 u. Sluiskil - St. An toni us. zat. 19 a zond. 11 u. t Terhole - H. Gerardus Majella. 19 u. zond. 8 en 10 u. Axel - H. Gregorius de Grote. zat 19 u. zond. 11 u. t 'hilippine - O. L. Vr. Hemelvaar at. 17 u. zond. 9.30 u. t iias van Gent - Maria Hemelvaar :at. 19 u. zond. 9 en 11 u. Zandstraat - H. Pastoor van Ars zond. 10 u. -.v. neuzen - H. Willibrordus(Trj" liteitskerk). zat. 19 u. zond. 9.1a 10.30 u. Verrezen Christus: Maan t.m. zat. 19 u. zond. 9.30 en 11 uur- Hoek - H. Kruiskerk, zond. 10.30 u- Zuiddorpe - H. Maria Hemelvaa zat. 17 u. zond. 9.45 u. Door Jan van Zuilen Lang hoef je in Oost-Brabant niet te zoeken naar de inten sieve veehouderij-bedrijven. Je volgt je neus maar en je komt er vanzelf. i Als we bij Heesch de snelweg Den Bosch - Nijmegen verlaten, waar schuwt al gauw een penetrante stank i van verse drijf mest dat we op het goede spoor zijn: dit is een streek j waar bepaald geen tekort is aan dier- lijke uitwerpselen. De mais is net van het land en dat is voor de boeren de kans om de stop- i pels eens heel dik onder de overtollige stront te rijden. Dik onder de stront, zo heet dat in agrarisch jargon, want maisland kan veel mest hebben. Om dat het miezerig, dichtbewolkt weer j is, blijft de stank lang hangen. Desondanks ademt deze streek een j knusse sfeer van kleinschaligheid en herkenbare, Brabantse gemoedelijk heid. Een verre horizon met lange i rechte akkers en dito sloten, populie- j ren in het gelid en slecht hier en daar j een grote boerenhofstede zoals we die in het Westbrabantse polderland schap kennen, ontbreekt. Hier zijn de j boerderijtjes talrijk en is de schaarse cultuurgrond opgesplitst in kleine perceeltjes weiland en bouwland, om zoomd door houtwalllen. Het herin- nert aan de tijd (nog niet eens zo lang I geleden) dat de keuterboertjes de hei de en afgestoken turfvelden stukje bij beetje ontgonnen. Dat deden ze door in de herfst plaggen af te steken. Die werden dan in de stal gelegd en in de lente, verzadigd van mest, weer te ruggebracht. Snel ging de ontginning j niet, want daarvoor poepten de an derhalve koe en varken, die de keu ters hadden, te weinig mest bij el- kaar. Later leerden voor die tijd progres- sieve pastoors de boeren het nut van i kunstmest inzien, waardoor de ont- Hier hebben de Oostbrabantse mesters deze natte herfst lang op moeten wachten. Na de verlate maisoogst halen ze nu de schade in. De stoppels worden dik 'onder de stront' gereden. De bio-industrie, zoals die in Oost-Brabant floreert, wordt nog altijd meer geassocieerd met stankhinder of dier-onwaardige huisvesting van varkens, kalveren en kippen, dan met het probleem van het mestoverschot. Toch is dat laatste voor het milieu een veel ernstiger probleem dan het luchtje dat wij op snuiven als boeren hun mest uitrijden. En ook een heel wat precairder vraag stuk dan de discussie over de eentonigheid van het kippe-bestaan in een leg batterij. Goed beschouwd is de term mestoverschot zelfs misleidend. Mestoverschot duidt erop dat er, net als bij de zuiveloverschotten in pakhuizen, ergens mest is opgeslagen die de boeren niet kwijt kunnen. De praktijk is echter dat, zodra de mestkelder vol zit, de boeren die toch leegrijden op het land. En daar begint het feitelijke probleem: dat van de overbemesting. De gevolgen daarvan zijn volgens Wim Haalboom van de Brabantse Milieufederatie (BMF) nu al merk baar. „In het Montferland in de Gelderse Achterhoek, waar je net als in Oost- Brabant een concentratie van mesterijen hebt, heeft de drinkwaterleidingmaat schappij al een pompstation moeten sluiten omdat het water, dat daar werd opgepompt, een te hoog gehalte nitriet bevatte. Als we niet oppassen is binnen een paar jaar al ons grondwater ongeschikt voor de drinkwatervoorziening". De milieu-verontreiniging door overbemesting is in vier categoriën te onder scheiden: 1. Uitspoeling van nitraten. In de drijfmest die over het land wordt uitgereden, zitten verschillende nitraatverbindingen. Als er teveel nitraten in de grond ko men, worden die niet meer op natuurlijke wijze afgebroken. In plaats daarvan worden ze opgenomen in het grondwater en daar omgezet in het kanker verwekkende nitriet. 2. Ophoping van fosfaten. Normaal gesproken kan de grond fosfaten goed vast houden. Echter bij overbemesting kunnen fosfaten doordringen tot het grond water, maar wat nog erger is, ze spoelen van het land af en komen in het op pervlaktewater terecht. Veel fosfaat betekent aigengroei (we spreken dan van groen water). Door aigengroei onstaat zuurstoftekort en dat leidt weer tot vis sterfte. We hebben dat verschijnsel al eerder gekend toen het rioolafvalwater nog niet werd gezuiverd. Sinds een jaar of tien echter wordt vrijwel al het rioolwater eerst gezuiverd, voor het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Nu dat probleem is opgelost, dreigt het via overbemesting weer terug te keren. 3. Opname van amoniak. Dat veroorzaakt bodemverzuring. 4. Afzetting van koper. Dat zit vooral in mest van fokzeuegen. Koperafzetting op het land, leidt tot stagnatie van de groei, op den duur zelfs tot onvrucht baarheid. Dat is ook de reden dat akkerbouwers geen mest van fokzeugen op hun land willen hebben. De 'noodwet' van de ministers Braks en Winsemius doet aan de omvang van het probleem niets af. Dat er geen nieuwe mesterijen meer mogen worden gebouwd of bestaande uitgebreid, betekent alleen maar dat het mestoverschot niet nog groter wordt. Wel is soelaas te verwachten van de op handen zijnde wet Bodembescherming en de Meststoffenwet. In die twee wetten wordt onder meer een limiet gesteld aan de hoeveelheid mest per hectare. Pas dan kan worden vastgesteld hoe groot het mestoverschot werkelijk is. Ook per bedrijf, dat dan zal worden verplicht zijn mestoverschot aan de mestbank te leveren. Maar ook van die wetten mogen volgens Wim Haalboom van de BMF geen wonderen worden verwacht. „Ik neem namelijk aan dat die wetten de land bouwkundige normen zullen worden gehanteerd en die zijn eigenlijk veel te soepel. Beter is de milieukundige normen te gebruiken. Maar het is in elk geval beter dan niks". De milieubeschermers zouden het liefst zien dat werd opgetreden tegen de niet-grondgebonden bedrijven. Haalboom: „We moeten naar een situatie toe dat het aantal dieren per boerderij gerelateerd is aan de oppervlakte grond, zo danig dat er voldoende land is om genoeg voedsel voor de dieren te kunnen verbouwen. Behalve dat je daarmee het probleem van het mestoverschot kwijt raakt, los je ook vraagstukken op als overproduktie en de huisvesting van de dieren". Buurmans beesten poepen teveel Biggen drie hoog in een varkensmesterij. Als de dieren zo dicht opeen gepakt zijn, zit de mestkelder gauw vol - fotoanp WKMmm ginning in een stroomversnelling kwam. Het pionierswerk van die landbouw-voorlichtende pastoors, is de aanzet geweest van een ontwikke ling die zijn weerga in agrarisch Ne derland niet kent. Momenteel is Oost- Brabant de produktiefste veehoude rijstreek van heel Nederland. Met als uiterst vervelende bijkomstigheid een gigantisch mestoverschot. Het lijkt tegenstrijdig, toch ligt de oorsprong van het probleem in de kleinschaligheid van vroeger. Er zijn door de ontwikkelingen van vroeger nu teveel boeren voor te weinig grond. Om toch aan de kost te komen, hebben de boeren hun heil gezocht in intensievering, die in zijn meest opti male vorm geleid heeft tot, wat wij nu noemen, de bio-industrie. Sommi ge boeren hebben zich daar geheel op toegelegd. Dat zijn boeren die alleen maar schuren hebben voor het mes ten van slachtkuikens, varkens en kalveren, het fokken van varkens of een legbatterij en verder geen grond hebben (ook wel niet-grondgebonden bedrijven genoemd). Anderen (dat zijn de meesten) hebben een gemengd bedrijf, akkerbouw of melkkoeien en hebben daarnaast één of meerdere schuren voor de mesterij. Feit is dat in Oost-Brabant bij vrijwel elke boerderij wel een varkens-, kalver- of kippenschuur staat. Een factor die deze ontwikkeling sterk heeft bevorderd, is de introduc tie van snijmais in Nederland. Snij mais is voor de intensieve veehoude rij een uitkomst omdat dit gewas de hoogste produktie per hectare ople vert. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten, want mais is een pro- dukt dat enorm veel drijfmest kan verdragen. Althans, zonder dat de boeren er zelf directe schade van on dervinden. Zouden ze bijvoorbeeld hun grasland net zo dik bemesten als het maisland, dan vreten de koeien het gras niet meer, met als gevolg dat de melkproduktie daalt. Voor alle duidelijkheid: we hebben het hier even niet over de schadelijke gevol gen voor het milieu. Omdat op maisland zoveel mest wordt uitgereden, valt voor de boeren zelf het probleem van het mestover schot nog wel mee. De varkensmester uit Nistelrode, bij wie we het erf op rijden, bijvoorbeeld, beweert dat hij al zijn mest kwijt kan op zijn eigen land. Hij is overigens voor Oostbra bantse begrippen maar een beschei den mestertje met één schuur var kens. Dat is voor hem een neveninko men naast zijn akkerbouwbedrijf van elf hectare.- Daarop verbouwt hij mais en suikerbieten. „Ik heb goed de kost", zegt hij „„daarom prakkiseer ik er niet over uit te breiden. Er zijn er zat die dat in mijn situatie wel zou den doen, maar ik pas er voor. Ik werk toch al hard genoeg". Daarom ook vindt deze Nistelrode- se varkensmester het verstandig dat de ministers Braks en Winsemius nu bij wijze van noodmaatregel een ver bod hebben uitgevaardigd tegen ver dere uitbreiding van de mesterij-sec tor. „Ik vind alleen wel dat er uitzon- deingen moeten worden gemaakt voor beginnende boerenzoons. In plaats daarvan moet Braks de grotere mesters maar wat harder aanpakken, want die hebben het voor ons bedor ven". Een varkenshandelaar uit het dorp, die zaken hoopt te doen, geeft de mes ter groot gelijk. „Het werd hoogtijd dat er iets gebeurde", beaamt hij, „maar zet alsjeblieft mijn naam niet in de krant, want dan kan ik mijn handel wel vergeten". Volgens de varkenshandelaar be derven de boeren hun eigen markt door teveel vlees te produceren. „Eén procent teveel varkens, betekent dat de markt compleet instort. Daarom zouden de boeren beter wat minder varkens kunnen houden. Dan krijgen ze een hogere kiloprijs, hoeven ze niet zo hard te werken en hoeven ze zich ook niet zo dik in de schulden te ste ken". Hij weet overigens best waar de schoen wringt. Het is buurmans schuld. „Och, je kent dat wel, in de melkveehouderij is het net zo gegaan. Als buurman honderd koeien gaat melken, moet jij er minstens 110 heb ben. In de mesterij tellen de boeren eikaars stallen. Nondeju, wordt dan geredeneerd, Piet bouwt er voort al weer een stal bij. Eigenlijk moesten wij dat ook maar eens doen. Vaak wordt het dan nog net een iets grotere stal dan die van Piet. Maar of het rendement oplevert, daar wordt niet naar gekeken. Vaak is het zelfs zo dat op die paar extra kilo's vlees niks wordt verdiend. Het gaat alleen om het prestige". Ook bij Harrie Coppens in Boekei treffen we een mester die minder problemen zegt te hebben dan zijn MM Bij vrijwel elke boerderij in Oost-Brabant staan één of meerde re schuren waarin kippen, kalve ren of varkens worden gemest. - FOTO'S DE STEM DICK DE BOER buren. Coppens heeft zes schuren ('kooien' op z'n Oostbrabants) met kippen, mestvarkens en fokzeugen. De mest daarvan kan hij kwijt op zijn eigen land, 25 hectare, waarop hij al leen maar mais teelt. „Ik moet zelfs mest bijkopen", snoeft Coppens. Om dat het hem niet persoonlijk raakt, vindt hij zelfs dat Braks al veel eer der en ingrijpendere maatregelen had moeten nemen. „Want vergeet niet, in feite lost dit niets op. Het mestoverschot wordt er niet minder door, het wordt alleen niet groter". Coppens vindt dat Braks tegelij kertijd maatregelen had moeten tref fen om oudere mesters te saneren. „Een soort VUT voor boeren. Want nu treft hij vooral de jongere boeren. Mijn oudste dochter bijvoorbeeld, heeft verkering met een jongen die net een hinderwet voor een mesterij heeft aangevraagd. Dat kan hij nu wel vergeten. Wat betekent dat Juist, dat hij ook de steun in kan". Loonwerker Gerrit Peters uit Odi- liapeel weet wel beter. Vanaf half ju li, als het eerste koren van het land is, tot en met half december, wanneer de laatste bieten het veld hebben ge ruimd, rijdt hij vrijwel dagelijks met vier tankwagencombinaties drijfmest naar de akkerbouwgebieden in West- Brabant, Zeeland en de Zuidholland se eilanden. Veel transport komt tot stand via de Brabantse mestbank (die de transporten subsidieert naar rato van de afstand), maar Peters zelf is ook steeds bezig om nieuwe klanten te vinden in de akkerbouwstreken. Peters kan aan de akkerbouwers al leen kippen- en varkensmest kwijt. Mest van rundvee, kalveren en fok zeugen is niet te verkopen. Ofschoon hij er best aan verdient, durft hij hardop te zeggen dat het mestoverschot een verschrikkelijk probleem is. „Ik denk dat iedereen hier in Oost-Brabant erg blij moet zijn, als daar wat aan wordt gedaan". Peters vindt het een goed plan plan van de Brabantse mestbank om in Zeeland opslagputten te bouwen. „Daardoor worden we minder afhan kelijk van het weer. Wij kunnen rij den wanneer we willen en ook de ak kerbouwers kunnen het juiste mo ment van bemesten afwachten". Vooral in deze natte herfst heeft het gebrek aan opslagcapaciteit zich ge wroken. „We konden nergens terecht. En als het weer droog wordt, kunnen we het niet aangereden komen", al dus Peters, die van mening is dat de akkerbouwers veel meer mest kun nen gebruiken dan ze totnutoe doen. „Zonder dat dat schadelijk is voor het milieu. Nu donderen ze er toch ook tonnen kunstmest op. Je maakt mij niet wijs dat dat zoveel beter is als dierlijke mest". Want dat is het waar de agrarische sector zelf haar hoop op heeft geves tigd: Uitbreiding van de mesttrans porten naar akkerbouwers. Tekort- gebieden, maar volgens Wim Haal boom van de Brabantse Milieufede ratie (BMF) moet dat tekort wel tus sen aanhalingstekens worden gezet. „Dat is geen oplossing van het pro bleem, hooguit een verschuiving. Ik durf zelfs te zeggen dat er in die 'te kortgebieden' nu ook al sprake is van overbemesting". Hij bestrijdt dat or ganische mest een volwaardig alter natief is van kunstmest. „Om te be ginnen zit je al met het praktische probleem dat organische mest die uit Oost-Brabant moet komen, duurder is dan kunstmest. Maar buiten dat is organische mest schadelijker voor het milieu. Kunstmest kun je aanpassen aan de behoefte. Een gewas als mais bijvoorbeeld, absorbeert inderdaad veel stikstof, maar in organische mest zitten nog zoveel andere stoffen, die niet worden opgenomen: fosfaten, ko per, amoniak. Bij kunstmest kun je die er uit laten". Haalboom erkent dat de maatrege len die de intensieve veehouderij nu staan te wachten, pijnlijk zullen zijn. „Maar er staat wel tegenover dat ze al jarenlang zijn gewaarschuwd dat het een keer moest gebeuren, ook door de landbouwvoorlichting zelf. In plaats van daarnaar te luisteren, hebben ze juist extra uitgebreid onder het motto 'voor de bui binnen zijn'. Daarom vind ik het terecht als ze straks zelf moeten gaan betalen voor het weg werken van de mestoverschotten".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1984 | | pagina 13