Zwerfkinderen in 1984: hun
bestaan wordt nauwelijks erkend
'KINDEREN ZONDER VASTE WOON- OF VERBLIJFPLAATS'
Wi
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1984
IE DENKT dat zwerfkinderen uitsluitend een
plaats hebben in het verleden of in de Derde Wereld
heeft het mis. Ook in Nederland zijn er duizenden, al
is dat moeilijk te bewijzen. 'Kinderen zonder vaste
woon- of verblijf plaats' heten ze hier. Ze zijn in alle
grote steden te vinden en hun aantal neemt toe.
prinsjesdag
en
miljoenennota
Suske en Wiske: De
'Dot dm
Appie Happie en de
'M'n moeder denkt dat
ik gek ben, omdat ik
boeren laat aan tafel'
Yvonne woont nu in een op
vanghuis. Ze heeft er een ka
mer voor zich alleen, waar ze
ook voor haar konijn, hamster
en woestijnrat kan zorgen.
Niet dat ze van plan is er lang te
blijven. Ze zou het liefst altijd in het
wegloophuis wonen. Daar gaat ze zo
vaak mogelijk naar toe. Maar omdat
dat nu eenmaal niet kan, vindt ze
zichzelf het meest geschikt voor het
wonen in een woongroep. Daar zou
den best een paar oudere mensen in
mogen zitten, van een jaar of twintig
ofzo.
'Dat je dan samen eet, lijkt me wel
leuk. En ze kunnen dan ook een beetje
op je letten. Eigenlijk vind ik mezelf
oud genoeg om te doen en te laten wat
ik wil. Maar dat vinden de anderen
meestal niet.
Ik ben nu ruim twee maanden van
huis weg. Het zat er al een tijd in,
want mijn moeder en ik hebben al
twee jaar ruzie. Het is begonnen toen
ik in de puberteit kwam. Opeens pik
te ik niet alles meer. Mijn broer, die
nu achttien is, heeft dat lang zo erg
niet als ik. Die pikt veel meer. Maar
ik ben zo niet.
Met mijn broer kan ik trouwens
best goed opschieten. Jammer genoeg
is hij naar een andere stad verhuisd.
Nu zal ik hem wel niet meer zo vaak
zien. Mijn vader heb ik al acht jaar
niet meer gezien, sinds mijn ouders
gescheiden zijn niet meer.
Toen ik een jaar of dertien was,
werd mijn moeder ziek. Ze kon op
eens nergens meer tegen. Toen ze la
ter een vriend kreeg, ging het hele
maal slecht thuis.
Ik had een keer voor mijn verjaar
dag een hamster gekregen. Van een
vriendin. Mijn moeder vond dat beest
niet leuk. Toen ze hem op een keer
wilde doodknijpen, ben ik weggelo
pen.
En dan loop je opeens weg en dan is
het behoorlijk klote dat je niet weet
waar je naar toe moet. Ik ben naar
mijn vriendin gegaan en met zijn
tweeën zijn we naar het AID gegaan.
Daar stuurden ze me naar het weg
loophuis, waar ik het nog steeds hart
stikke gezellig vind. Er is altijd wel
iemand.
Je bent er ook veel vrijer. Je mag
zelf weten hoe laat je naar bed gaat.
Door de week moet je om twaalf uur
binnen zijn en in het weekend om
twee uur. Als je opbelt, mag je best
een nacht wegblijven.
Ik woon nu dus in dit opvanghuis,
maar ik ga nog iedere dag naar het
wegloophuis. Daar zou ik altijd wel
willen wonen. Het opvanghuis is veel
te streng. Je moet naar school, je moet
dit, je moet dat, daar word ik niet
goed van. Maar niet alle weekends
kan je er blijven. Dan moet je maar
zien waar je slaapt. Dus ga ik maar
weer een nachtje in het wegloophuis
slapen en een nachtje bij mijn vrien
din.
Misschien kan ik over een tijd in
een woongroep die een jongen van het
wegloophuis, John Groessen, aan het
oprichten is. Ik ga nooit meer thuis
wonen. Mijn moeder denkt dat ik gek
ben omdat ik boeren laat aan tafel.
Eigenlijk heeft ze me weggestuurd,
want anders had ze mijn sleutels niet
afgepakt. Als ik weer naar huis ga, is
dat alleen om te kletsen."
Hoe het op school gaat? Best goed.
Ik ben dit jaar wél door alle toestan
den blijven zitten, dus drie mavo
moet ik nog een keer doen.
Echt bijzonder voel ik me niet om
dat ik niet meer thuis woon. Maar
soms is mijn vriendin jaloers. Dan wil
ze óók naar het wegloophuis, omdat
het daar zo gezellig is."'
Tijdens het, gesprek met Yvonne
wordt er op de deur geklopt. Nox
steekt zijn hoofd om de deur en
vraagt of hij erbij mag komen zitten.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat je dan wel even wat moet weg
slikken, gezien de indrukwekkende
verschijning die binnenkomt. Nox is
punk en dat is duidelij k te zien aan de
kettingen, riemen en sloten die hij
draagt. Van zijn haar is een perfecte
'hanekam' geplakt, er zitten wel drie
Magere jongetjes, dwalend in de
sneeuw. Met gaten in hun kleren.
Bedelend om een korst brood en
steevast slecht behandeld door de
'rijken'. Wie kent ze niet; de
zwervertjes uit de boeken van
Dickens.
Of Rémydie zo alleen op de wereld
was. Die was pas écht zielig. Altijd in
zijn eentje op pad en zijn enige vriend
was een hondje. Tranen in je ogen
kreeg je ervan. Maar wat kon je je in
leven in de belevenissen van die ver
schoppelingen. Zo 'echt' ais het leven
zelf en verschrikkelijk romantisch.
Er zijn tegenwoordig miljoenen Re-
my's. In de sloppenwijken van Brazi
liaanse, Indiase en Mexicaanse ste
den leveren ze aan de zelfkant van
het leven een keihard gevecht om het
bestaan.
Over hen worden geen films gemaakt
of boeken geschreven. Ze mogen af en
toe in een actualiteitenrubriek op de
televisie hun ellende laten zien. Hun
motto is: ieder voor zich, maar God
beslist niet voor ons allen. Ook In Ne
derland bestaat het probleem van de
zwerfkinderen.
„Alleen in een stad als Amsterdam
zijn er minstens 3000", zegt Puck
Pruis uit Haarlem, die met kennissen
een onderzoek heeft gedaan. Zij be
gon op eigen houtje informatie te ver
zamelen in haar woonplaats Haar
lem, waar alleen al in de wijk Schalk
wijk minstens zestig kinderen ('dat is
een momentopname') rondzwerven.
„Dit probleem is zo nieuw dat geen
gemeente er een oplossing voor heeft.
Men erkent het bestaan ervan dood
eenvoudig niet," zegt ze. „Dan kun je
dus beter zelf het initiatief nemen."
De Haarlemse werd vijf jaar geleden
voor het eerst met het fenomeen
zwerfkinderen geconfronteerd, toen
een pater haar vertelde dat die kinde
ren niet alleen in de Derde Wereld,
maar ook in alle geïndustrialiseerde
(Westerse) landen voorkomen. Hij
had ze met eigen ogen gezien.
Later ontstonden er problemen in
haar eigen woonwijk Schalkwijk. Er
liepen steeds meer kinderen van huis
weg die zich 'overdag in winkelcentra
en 's avonds zo'n beetje overal ophiel
den'.
„Toen kwam ik er achter, dat het zo
dicht in mijn eigen omgeving óók ge
beurde. Maar navraag bij gemeente,
politie en hulpverlenende instanties
van Haarlem leverde niets op. Er zijn
nog nooit officiële onderzoeken ge
daan, ook niet in andere steden. Het is
dus heel moeilijk aan cijfers te ko
men. Ook de scholen doen alsof hun
neus bloedt, terwijl het zeker van in
vloed is op het spijbelen."
„Ik heb zelfs meegemaakt dat een ge
meente-ambtenaar tegen me zei:
'Mevrouw, die kinderen bestaan niet,
want ik heb er nog nooit een gezien'.
Alsof ze een bordje zouden moeten
omhangen."
Puck Pruis nam vervolgens het heft
in eigen handen en hield in Schalk
wijk een mini-onderzoek. Ze ging dag
en nacht de straat op om zoveel mo
gelijk over de zwervende kinderen te
weten te komen.
„Het gaat om kinderen van tien tot
zeventien jaar. De meesten zijn tus
sen de vijftien en de zeventien. Ik
kwam er achter dat de oorzaak van
de problemen vaak thuis ligt. Door
werkloosheid ontstaan in veel gezin
nen spanningen, die niet altijd wor
den opgelost. Een kind, dat het niet
meer aankan, loopt soms weg. Het ge
beurt ook dat het door de ouders
wordt weggestuurd."
v
a
„Het gaat ook vaak om buitenlandse
kinderen, de zogenaamde tweede ge
neratie. Hun ouders willen terug naar
hun vaderland. Dan kan het gebeuren
dat een dochter bang is om uitgehu-
welijkt te worden en de benen
neemt."
Volgens Puck Pruis is er duidelijk
een gat in de markt van de hulpverie.
ning. Ondanks het feit dat er al zoveel
verschillende soorten van hulpverie.
ning zijn. „Door al die instanties kun.
nen de mensen door de bomen het bos
niet meer zien. Maar wij in Haarlem
weten één ding zeker; vaak hebben
officiële instanties niet de mogelijk,
heid kinderen onder dak te brengen."
Om die reden hebben Puck Pruis en
een aantal andere Haarlemse vrijwij.
ligers het plan opgevat een opvang
huis voor zwerfkinderen te beginnen.
Een huis met bed-, brood- en bad-
voorziening, dat 24 uur per dag be
mand moet zijn.
„Soms hoeft een kind alleen maar
even tot rust te komen. Die mogelijk,
heid moet er zijn. Zijn de problemen
ernstiger, dan kan het kind langer
blijven, maar we gaan wei kijken bij
welke instantie het 't best geholpen
kan worden. De officiële hulpverle
nende instanties, waarvan de drem
pel voor een kind in eerste instantie
vaak erg hoog is, kun je natuurlijk
niet het gras voor de voeten weg
maaien."
In het opvanghuis is dan wel ai beke
ken tot welke 'categorie' het zwerf
kind behoort. Wil het kind nog naar
huis of juist niet, of mag het niet
meer naar huis. Misschien is het kind
rijp genoeg om onder begeleiding op
een kamer te gaan wonen, dan kan
daar een eerste aanzet voor worden
gegeven. Contact leggen met de
ouders zal in ieder geval worden ge
probeerd.
In dit verhaal vertellen twee zwerf
kinderen uit Nijmegen hun geschie
denis. Yvonne van vijftien is sinds
een paar maanden van huis weg. No*
ook van vijftien, zwerft al vijf jaar.
Volgens hem zijn er in Nijmegen 'h«
veel, minstens een paar honderd' kin
deren, die op dezelfde manier als hij
leven. Ze wonen afwisselend in weg
loop- en opvanghuizen, bij vrienden
of in kraakpanden. Soms hebben ze
een uitkering, soms niet. Vaak weten
ze de ene dag niet hoe ze de volgende
dag aan geld of eten moeten komen.
Een woordvoerder van de Nijmeegse
politie kan zich niet voorstellen dat
dat aantal klopt. „Het aantal opspo
ringen van minderjarigen was in
1983 58. Die kinderen zijn in alle ge
vallen boven water gekomen. Er zijn
ongetwijfeld kinderen naar wie geen
verzoek tot opsporing uitgaat. Als je
dat zwervers wil noemen, dan zijner
in Nijmegen misschien een paar. Een
paar honderd zouden wij zeker signa
leren. Die kinderen moeten toch in
hun onderhoud voorzien. Het begrip
zwerfkinderen is bij ons op de afde
lingen niet bekend."
Zijn collega uit Arnhem zegt: „Weg
lopers hebben we natuurlijk wèl. Ik
kan me best voorstellen, dat er ook
zwerfkinderen bestaan. Zo nu en dan
gaat een rapport van een van onze af
delingen over zo'n kind. Maar hoeveel
er in Arnhem zijn, dat zou ik niet
kunnen vertellen. Het woord zwerf
kinderen slaat trouwens bepaald niet
aan bij de afdeling jeugdzaken."
FOTO ONDER: Yvonne met haar konijn: Je moet dit, je moet dat, daar word ik niet goed van. FOTO BOVEN: Punk-prins Nox: Eten
doe ik ongeveer één keer per week. - foto s do visser
soorten zeep in om het overeind te
houden. Dat is ook wel nodig tijdens
een warme dag, anders zakt zijn kap
sel in elkaar.
Al is het uiterlijke verschil tussen
Yvonne en Nox groot, ze hebben één
ding gemeen: de wens op heel jonge
leeftijd zelfstandig en betrekkelijk
onafhankelijk te leven. Dat is de band
tussen die twee, want ze kennen el
kaar nog maar pas.
Naast de tengere Yvonne is Nox
een beer van een vent van vijftien
jaar, al zegt hij tegen iedereen dat hij
achttien is. Hij is in Rotterdam gebo
ren, maar daar woont hij al jaren niet
meer. Rondzwerven door binnen- en
buitenland, dat heeft hij de afgelopen
jaren gedaan, maar nu wil hij voorlo
pig in Nijmegen blijven. Dat is pas
een onwijs gave stad, vindt hij.
Een sterke maag moet je hebben
als Nox zich opmaakt om uit te gaan.
Hij steekt doodgemoedereerd een vei
ligheidsspeld door zijn wang. Geluk
kig zat er al een gat. 'Je hebt nog ge
luk dat mijn neus zweert, anders ging
er daar óók een in', zegt hij grijnzend.
Punk zijn is de levensstijl van Nox.
Al sinds zijn tiende jaar. Hij wil best
•vertellen waarom. En als hij zijn on
gelooflijke levensgeschiedenis verteld
heeft, zegt Yvonne ernstig: „Ik denk
wel dat het allemaal waar is."
'Als jongetje van tien jaar was ik al
punk, al heette het toen geloof ik nog
niet zo. Ik woonde in Rotterdam en
daar had ik vrienden van een jaar of
achttien. Ik was al heel vroeg volwas
sen.
Punk zijn, dat wilde ik. Dat je er
heel mooi uitziet en dat je daar dan
ook echt trots op bent. Maar mijn
ouders vonden dat helemaal niet
leuk, Toen ze een week lang niet te
gen me gepraat hebben, ben ik van
huis weggelopen.
Via het JAC kwam ik in een gast
gezin terecht. Maar ik wilde wat van
de wereld zien en liep weer weg. Ik
sliep gewoon buiten en vond altijd
wel een manier om aan eten te ko
men. Bij een boer werken ofzo. Om
dat ik zo jong was, ben ik heel wat
keren door de politie opgepakt, maar
ik liep net zo vaak weer weg.
Wat ik nou allemaal vertel, vertel
ik niet'zo vaak. Wie gelooft dat nou
van een jongetje van tien jaar. Voor
mezelf verklaar ik het zo: het is net
alsof ik mijn jeugd heb overgeslagen.
In ieder geval kwam ik na een tijd
in het buitenland terecht. Steeds zon
der paspoort. Frankrijk, Spanje, Ma
rokko, noem maar op. Ik heb zelfs een
tijdje in Egypte gezeten en bij een ka
melendrijver gewerkt, maar daac
werd ik opgepakt en naar Nederland;
teruggestuurd, waar ze me in een in
ternaat stopten; een soort jeugdge
vangenis.
Nou, daar was ik ook zo weg. Sinds
die tijd zwerf ik van opvanghuisnaar
kennissen en van kennissen naai
kraakpanden. Zwerven hoort niet
persé bij punks, alleen worden ze er
toe gedwongen omdat ze steeds overal
worden weggejaagd.
Nijmegen begon ik tof te vinden
toen de paraplufabriek gekraakt
werd. De mentaliteit van de mensen
is gaaf. Het maakt niet zoveel uit te
je erbij loopt. En als ze willen weten
waarom ik er zo bijloop, wil ik Pi
best uitleggen.
Ik ben punk om te protesteren#
gen de maatschappij. Ik ben p®
omdat ik het ontzettend mooi vind.]»
ben punk omdatv ik de muziek
vind.
Mensen die er geen verstand
hebben, denken wel eens dat ik te
nazi-punk ben. Maar ik ben géén fa!'
eist. Nazi-punks zijn vieze manned®
Gewone punks zijn meestal te
agressief. Er zijn gewoon bepaal®
regels waar je je als punker aan
houdt. Je probeert mensen in te
waarde te laten. Als iemand disco i»,
vind ik dat niet mooi. Maar ik ga
niet lopen schelden. i
Af en toe heb ik een uitkering-
eten doe ik ongeveer een keer
week. Als ik een tijdje in een opvate
huis zit, zoals nu, eet ik heel veel a®
dat ik er weer een tijdje tegen te-
Drinken doe ik wel, vooral bier, om-;
een bepaalde sfeer te raken. Aan te-
kun je vrij makkelijk komen.
Ik heb drie bison-ratten. Ik het)
omdat ze hetzelfde zijn als ik; ze won
den ook door de maatschappij 8e'
Maar in feite zijn ze heel lief.
Hoe mijn leven er in de toekoi®
uitziet, weet ik niet. Ik droom er
eens van dat ik heel rijk zou zijn-1
zou ik wel gewoon punk blijven, te
opa-punk, haha. Dan kan je
rondjes geven. En ik heb één g'^
wens; mijn rijbewijs halen als
achttien ben. Bijna geen een punlit;
"heeft dat. Als ik het wèl heb, ben
heel apart. i
Tegenwoordig ben ik al-blij als
een tijdje in een kraakpand kan"
v" i
Dinsdag was het Prinsjes
dag. Dan rijdt de koningin
in haar gouden koets naar
de Ridderzaal in Den Haag
om de Eerste en Tweede Ka
mer-leden te vertellen wat
de regering van plan is. Die
plannen staan in de troonre
de. 's Middags komt de mi
nister van Financiën met
een koffertje waar de mil
joenennota in zit. In die nota
staat precies wat al die
plannen kosten en waar het
geld vandaan moet komen.
De komende weken gaan de
kamerleden die voorstellen
bespreken. Een paar onder
werpen:
In 1985 worden de kleuter
en lagere school samen de
basisschool. Als je vier jaar
bent, kom je in de eerste
klas en wat nu zesde klas is,
heet dan achtste klas. Over
gaan en zittenblijven is er
niet meer bij. De kleuter
leidsters en onderwijzers
worden leraar aan het ba
sisonderwijs en de hoofdon
derwijzer de directeur.
In 1986 wordt Engels ver
plicht in de zevende en acht
ste klas.
Internaten voor schip
perskinderen en midden
scholen krijgen minder geld.
Op het VWO komt wis
kunde nieuwe stijl, wiskun
de A en B. Praktische en
theoretische wiskunde,
maar wat dat precies is we
ten een heleboel leraren nog
niet.
Voor kinderen vanaf 12
jaar moet schpolgeld be
taald worden. Vorig jaar
werd datzelfde plan afge
keurd, nu probeert de mi
nister het nog eens.
De kinderbijslag wordt
dit jaar niet verhoogd, maar
'bevroren'. Dus als je zak
geld niet verhoogd wordt,
weet je waarom.
Gas wordt duurder, lang
onder de douche staan kan
echt niet meer.
Bezuinigingen bij biblio
theken gaan niet door.
De zure regen wordt aan
gepakt. Er komen regels
voor fabrieken zodat er niet
van alles zomaar de lucht in
komt.
Er komt loodvrije benzine.
Nog niet verplicht want
lang niet alle auto's zijn er
geschikt voor.
Er is dit jaar meer geld
voor ontwikkelingshulp.
Dit waren maar een paar
punten. Het lijkt erop dat
mensen die moeten sappelen
om rond te komen, nog meer
moeten sappelen, en dat de
mensen die het iets beter
hebben het nog wat beter
zullen krijgen.
0* moot ra» nim oh-
oe omarm noert
HHUHLiCHTC VlkSTUieJC)
*5®®"ff TtHouoai.LnH-
hui nu nier, m«m-
WOU METTfTI Of TKS7TLU-
"""u&ttBuio paria
«ff~2rMiEN Hsmn.
tout/Hois.
jr i
ON