1 DRS. LAMBERT OOMENS:
DMV-CAMPINA - met 8.500 leden
veehouders uit de provincies Noord-
Brabant, Limburg en Zeeland - is
uitgegroeid tot West-Europa's grootste
geïntegreerde zuivelindustrie op
coöperatieve grondslag. De man die vanaf
het begin een initiërende en dominante
rol heeft gespeeld bij deze spectaculaire
gedaanteverandering van de Zuid-
Nederlandse zuivelindustrie, gaat
komende maand met pensioen: Drs.
L.A.P.M. Oomens (61), voorzitter van de
directie van DMV-Campina. WimKock
keek met hem terug op een bewogen
zuiveltijdperk.
ZATERDAG 26 ME11984
Revolutie
Concentratie
Boeren
Uinsdag avond
supporterschare n
Stem trok metl
constateerde hoe s
brood tot problem
autoriteiten zi
gematigd tevredt
erger gekund'. Va
de NAC-schare c
pad. Dit keer
Graafschap. Ofh
'meevalt' hangt er
vanaf of er voor de
van f 18.75 bel
treinkaartje
toegang sbewij
overwinning woi
Door Wim Koek
BRASSCHAET - Hij heet
Lambert en de ironie van het
lot wil dat de enige Zuid-Ne
derlandse coöperatie die nog
niet tot het DMV-Campina-
concern behoort, „Sint Lam-
bertus" heet.
Lot of een vingerwijzing van de
Voorzienigheid dat een mens niet al
les moet willen hebben? Drs. Lam
bert Oomens, directie-voorzitter van
de zuivelreus DMV-Campina kan er
in elk geval om lachen. Het grapje
van de overeenkomst van namen is
ook nog erg vers want kort geleden
pas ging de op één na laatste 'losse'
coöperatie over naar Campina.
Lambert Oomens, geboren in 1922
te Breda, had graag arts willen wor
den, maar toeval of voorzienigheid
brachten hem in de collegebanken
van de Economische Hogeschool Til
burg waar hij bedrijfseconomie ging
studeren. In 1949 behaalde hij zijn
doctoraal. Nog geen jaar later, op 1
februari 1950, deed hij zijn intrede in
de zuivelwereld. Hij werd adjunct
directeur van de Zuivel Export Vere
niging (ZEV) te Breda.
„Er zaten daar toen twaalf mensen.
Ik was de dertiende. De ZEV was het
gemeenschappelijk verkoopkantoor
van 44 zuivelfabrieken uit een gebied
dat zich uitstrekte van Lith aan de
Maas tot op de Zeeuwse eilanden en
Zeeuwsch Vlaanderen. Dat was nog
in de tijd dat de ondermelk voor het
grootste deel na bewerking terug
naar de boer ging. We haalden er al
leen het vet voor de boter af. Over on
ze exportactiviteiten moet je je nu
niet meer al te veel voorstellen. Onze
boter ging voornamelijk naar België
en Noord-Frankrijk."
Terugziend kun je zeggen dat in de
jaren '50 de agrarische sector in het
zuiden begon aan een ontwikkeling
die tot een unieke revolutie zou lei
den. De ene ontwikkeling greep in de
andere en trok die mee: de opkomst
van de bio-industrie; de beschikbaar
heid van veel mest; verbetering van
de grond voor het verbouwen van
maïs (veevoeder) en het inzaaien van
sappige weilanden voor het melkvee
etc. etc. De boeren raakten gewend
aan veranderingen, zagen er de voor
delen van en werden rijp voor de gro
te stap voorwaarts: ruilverkaveling,
modernisering en intensivering van
de bedrijfsvoering, opvoering en con
trole van de kwaliteit, bundeling van
krachten, schaalvergroting, concen
tratie. Dit alles met behoud van de in
betekenis niet licht te overschatten
coöperatieve grondslag. Ook nu nog
zijn de boeren de eigenaars van een
zuivelgigant als DMV-Campina ge
worden is.
Maar het begon bescheiden. „Met 't
tasje onder de arm", zoals hij het zelf
uitdrukt toog in het begin van de ja
ren vijftig de jonge Oomens de we
reld in en hij ging steeds verder van
huis. „In 1953 nam de ZEV de zuivel
fabriek Zevenbergschen Hoek over.
Daarmee kregen we de mogelijkheid
in eigen handen om melkpoeder te
gaan produceren. We hadden in de
gaten dat daarvoor een wereldwijde
markt moest zijn. En inderdaad: al
gauw reisde ik naar sub-tropische en
tropische gebieden."
We zochten samenwerking met
een groot Amerikaans concern met
veel know how op dat gebied. Zij
kwamen hier met onze grondstoffen
hun blikmelk maken en het duurde
niet lang of we hadden de kunst afge
keken. We gingen het zelf doen. Het
begon met een paar honderd dozen
gevitaminiseerd melkpoeder, nog
door een ander ingeblikt. Het afgelo
pen jaar stuurden we 20 miljoen kilo
gram melk in blik de hele wereld
over!"
De jaren zestig breken aan en dan
worden de ontwikkelingen zichtbaar.
De plaatselijke melkinrichtingen in
de grotere plaatsen kunnen meer van
hun melk maken dan de plattelands-
»n
Drs. Oomens: We zullen ons moeten aanpassen aan de produktiebeperking.
Nederland is qua oppervlakte een zeer klein land. Na Bangla-
desj en Taiwan is het bovendien het dichtst bevolkte land in
de wereld. Desondanks is Nederland na de Verenigde Staten
de grootste exporteur van agrarische produkten. De jaarlijkse
Nederlandse export heeft een waarde van 40 miljard gulden.
Daarvan neemt de zuivel 7,3 miljard voor zijn rekening. Om
streeks 1950 was dat nog 500 miljoen.
Deze laatste cijfers wijzen op een geweldige ontwikkeling,
die vooral in het zuiden - Brabant, Limburg, Zeeland; in dié
volgorde - zonder overdrijving revolutionair mag worden ge
noemd. Zuid-Nederland, op Zeeland, West-Brabant en de
Maasvallei na, ooit een gebied van voornamelijk keuterboeren
op gemengde bedrijfjes, kent nu de hoogste vee-concentratie
ter wereld (inclusief uiteraard de varkens en kalveren van de
mesterij-sector).
Op zuivelgebied heeft het zuiden Friesland al lang overvleu
geld. In 1977 bleef in het zuiden (Campina) de melkprijs per
kg nog vier cent achter bij die van de grote Friese coöpera
ties. Vorig jaar kregen de zuiveiboeren in het zuiden de beste
prijs voor hun melk, 1,5 cent per kg meer dan de leden van de
in „Noord-Nederland" (Frico, Friesche Vlag) gefuseerde Frie
se coöperaties. (De Boerderij, 2 mei 1984).
coöperaties met hun boterproduktie
en naar de boeren geretourneerde on
dermelk. De eerste concentraties
worden zichtbaar. Rond de melkin
richtingen. „Elk dorp zijn eigen
schoorsteen", heette het ooit. Dat was
afgelopen. De ene schoorsteen na de
andere hield op met roken. Het aantal
bedrijven dat de ZEV van grondstof
voorzag liep terug van 44 naar rond
20. Een van de concentraties rond de
ZEV werd Martinus/ZM.
In Limburg en Oost-Brabant wa
ren de concentraties al wat eerder op
gang gekomen. In Midden-Brabant
ontstond de concentratie 'Centraal-
Brabant' en in Roosendaal 'Brabant-
Zeeland'
In 1968 werd een poging gedaan de
krachten van de zuivelexport lande
lijk te bundelen. Die poging mislukte,
maar de twee zuidelijke verkoopor
ganisaties ZEV en CZNZ Roermond
bleven met elkaar in gesprek. In 1969
vormden zij samen de 'Zuid-Neder
landse Melkindustrie DMV BV'. Drs.
Lambert Oomens werd hoofddirec
teur. Op het platteland had toen de
sanering al flink huisgehouden. In
twintig jaar was het aantal zuivei
boeren teruggelopen van ca. 40.000
naar 17.000.
Om een lang verhaal kort te ma
ken: DMV groeide in de jaren zeven
tig uit tot een conglomeraat. De on
derneming beschikte in Breda over
Nederlands grootste vrieshuis. In 1973
nam DMV Hollandse Blikmelk over
van de Melkunie/Wessanen. Daarna
volgden de Botermijn den Bosch,
Creamex Beesd (wegwerpverpak
king!) en Figuur's Exportslagerijen
Den Bosch.
In 1972 was de omzet aan derden
van DMV nog 600 miljoen. In 1978 was
dat al 1625 miljoen. DMV verwerkte
en verkocht toen 80% van alle in
Zuid-Nederland geproduceerde melk.
Inmiddels waren in 1976 de andere
zuivelbedrijven, zelf ontstaan door de
concentratiegolf van de jaren '60, tot
het inzicht gekomen dat alleen fusie
hen nog overeind kon houden. 'Bra
bant-Zeeland' te Roosendaal, ZM/
Martinus Breda, Centraal-Brabant in
Tilburg, De Maasvallei in Roermond
en Campina in Eindhoven vormden
samen de nieuwe Campina. De ver
wevenheid van belangen en de
marktontwikkelingen die Campina
onder druk zetten, moesten wel spoe
dig leiden tot een samensmelting van
alle zuivelactiviteiten in Zuid-Neder
land. Op 1 januari 1979 kwam DMV-
Campina tot stand. Voorzitter van de
concern-directie werd Drs. Lambert
Oomens.
De omzet aan derden in 1983 be
droeg 2.877 miljoen.
„Mijn vader zei altijd: het geluk
komt bij iedereen een keer aan de
deur. Het is zaak thuis te zijn als het
aanklopt." Een bijna bijbelse manier
van zeggen dat de zakenman altijd op
zijn qui vive moet zijn, alert, ogen en
oren open, klaar om de kans te grij
pen. Is dat geen vermoeiend leven?
Drs. Oomens blijft daarop het ant
woord schuldig. Hij lacht maar wat.
„Het is een leven van vergaderen en
reizen. In de eerste jaren uitsluitend
reizen, de laatste jaren voornamelijk
vergaderen. Ik denk dat ik wel vijf
entwintig keer de wereld rond ge
weest ben, maar het kan ook wel vijf
tig keer zijn hoor. Ik ben de tel jaren
geleden al kwijt geraakt. Tegenwoor
dig hebben we vijftig man die de we
reld afreizen. We hebben vertegen
woordigingen in 136 landen op alle
continenten en fabrieken in Uruguay,
Thailand en op de Filippijnen."
Was hij, terugkijkend, toch liever
arts geworden?
„Nee, ik zou dit weer opnieuw wil
len doen. Het zuivelvak is mooi. Het
geeft je alle kans creatief te zijn. Het
heeft ook z'n gezellige kanten. Vooral
de periode tot halverwege de jaren
zestig heb ik ervaren als een gezellige
tijd. De ontwikkelingen waren toen
nog geleidelijk. Daarna begon de re
volutie. Fusies, afvloeiingsregelingen
- gelukkig meer afvloeïng dan ge
dwongen ontslagen - de soms pijnlij
ke verzelfstandiging van de slijters,
uiteindelijk toch een sukses, sanerin
gen, rationalisatie, noem maar op.
Een hectische tijd met veel moeilijke
beslissingen, maar daar staat tegen
over dat het onvoorstelbaar veel vol
doening geeft mensen met wie je
werkt tot welstand te zien komen."
Drs Omens staat erom bekend dat
hij er altijd werk van maakte de boe
ren persoonlijk in te lichten over de
veranderingen. Was dat geen moeilij
ke taak?
„De boerener waren er in het
zuiden 40.000 toen ik begon. Nu zijn er
nog 8.500. Zuiveiboeren dan. Dat zijn
dan wel de modernste zuiveiboeren
ter wereld. Dat wijst erop dat ze in de
afgelopen dertig jaar geweldige ont
wikkelingen hebben meegemaakt,
maar dat ze die tenslotte hebben we
ten te beheersen. En dat is ook zo.
Binnen één generatie werden keuter
boeren moderne ondernemers. Het
was niet alleen hun eigen branche die
veranderde, de hele agrarische sector
werd na de oorlog overhoop gehaald.
De boeren stonden wagenwijd open
voor verandering. En dan: ze hadden
en hebben natuurlijk die krachtige
coöperatievorm en hun hechte orga
nisaties. Ook op dat gebied is Neder
land uniek."
Hoe moet het nu met die boeren, nu
de EG hun produktie aan banden
heeft gelegd?
„Ik denk dat de boeren dat wel
overleven, zeker degenen die al enke
le jaren bezig zijn. Degenen die er, na
lang aarzelen, vorig jaar pas zijn in
gestapt, die zullen het moeilijk heb
ben. Hun lasten zijn wel erg zwaar.
Verder is de produktiebeperking ook
een nuttig signaal dat de bomen niet
tot in de hemel groeien. Die groei wa
ren we wat te zeer als vanzelfspre
kend gaan beschouwen."
Hoe ziet de toekomst voor de Ne-
- FOTO HANS CHAB0T
derlandse zuivelproduktie en -export
eruit?
„We zullen ons moeten aanpassen
aan de produktiebeperking. Er ont
staat wellicht tijdelijk gevaar voor
onderdekking van de industrie. Maar
we moeten ons niet laten leiden door
pessimisme. Boterberg en melkplas
moeten weer worden weggewerkt. Bij
een aantrekkende wereldconjunctuur
moet dat kunnen. Het is niet mijn be
doeling om te zeggen dat de Europese
Commissie die surplusvoorraden ex
pres heeft laten oplopen, maar het is
natuurlijk wel zo dat de boterberg de
Commissie zeer van pas kwam als
drukmiddel om de al lang noodzake
lijke produktiebeperking er eindelijk
door te krijgen. Wat dat betreft heb
ben boterberg en melkplas hun werk
gedaan. Er zullen nu wel wegen wor
den gevonden om het surplus te com
mercialiseren en weg te werken. Met
de melk is dat niet zo'n probleem. Met
de boter wel. Daarvoor is de markt
beperkt tot Noord-Europa, de Vere
nigde Staten en..de Sovjet-Unie en
Oost-Europa. Boter verkopen aan de
Russen ligt politiek moeilijk, maar
per slot van rekening verkopen we ze
ook brood; Amerikaans graan
„Meer toegespitst op Nederland:
qua know how, nieuwe produkten en
koopmanschap zijn we zuivelland
nummer 1 in de wereld. Trouwens
ook op andere agrarische gebieden.
Met een export van 40 miljard in een
zo klein en dichtbevolkt land kun je
de agrarische industrie wel als een
basis-industrie beschouwen. Gas is er
nog voor 50 jaar, maar gras zal wel
langer duren. We hebben de capaci
teiten om onze leidende positie voor
de afzienbare tijd te handhaven.
Aanpassing echter is het parool. Er
zal nog heel wat water door de zee
stromen eer de EG de produktiebe
perking weer ongedaan maakt. Daar
mee moeten we rekening houden. Dat
betekent streven naar nog hoogwaar
diger vee en dezelfde of betere kwali
teit met minder inspanning realise
ren. Het is jammer dat er een eind is
gekomen aan de grote, bijna automa
tische groei, maar er is genoeg vraag
in de wereld en er ligt nog volop ter
rein braak."
In 1950 maakte Zuid-Nederland
8000 ton boter in 80 a 90 fabriekjes.
Vorig jaar produceerden vijf produk-
tiebedrijven 80.000 ton boter. Daar
steekt hoogwaardig vakmanschap
achter, hooggekwalificeerde arbeid
en ook toekomst voor jonge mensen.
HAS-ers bijvoorbeeld. Operators,
zuiveltechnologen, boter- en kaasma
kers. Drs. Oomens: „Het wordt zoet-
jesaan tijd bewust meer jonge men-
sen op te nemen want er is sprake van
vergrijzing, vooral onder de zuivel-
vakmensen.
Het is maar goed dat we een
telefoon in huis hebben. Me.
nige verwerpelijke gedachte
wordt in de kiem gesmoord
dankzij dit spongat op de p». I
che. Ik zat allerhande gruwe
lijks te bedenken (patersdie
reïncarneren als harde femi-
nisten, hondjes die in een eer
der bestaan kampbeul zijn ge. I
weest, Marcel van Dam die
zich in een vroeger en lager
bestaan manifesteerde als de
baard van King Lear in een
Parijs theater) toen de telefy., I
ging.
Het was een middelbaar en
streng klinkend wijfje. Ze be- I
val me mevrouw Van der Vel
den naar het toestel te bren
gen. Ze klonk een tikje bits.
Bij het dunne stemmetje ver
beeldde ik me een tanig
vrouwtje. Ik vertelde haar dat
er bij ons geen mevrouw Var,
der Velden woonde; zij echter
meende van wel. Ze had het
tenslotte op papier, de straat,
het adres, het telefoonnum
mer. Mevrouw Van der Velden I
zou haar vrijdag ophalen voor
een reisje naar Beek.
„Echt mevrouw, we hebben
hier geen Van der Velden", I
ik. „Jammer, maar waar."
„Hoe heet U dan?", vroeg ze,
alsof ze me in een leugen urilii
verstrikken. Ik aarzelde even
en zei, naar waarheid: „Van
Velzen." „Juist", zei ze, „die is
het.
Er volgde een lang en weinig
vruchtbaar gesprek tussen het I
bitse wijfje en mijn vrouw, dit
mij later verweet dat ik het
vrouwtje had beloofd dat zij
haar vrijdag naar Beek zou
brengen. „Ze zegt dat ik lid
ben van de Unie van Vrouwe-
lijke Vrijwilligers."Het
vrouwtje belde die avond vier
keer. Zij weigerde te geloven
dat mijn vrouw na twintig
jaar studie van de Nederlandse
taal nog steeds gebroken En
gels spreekt. Het was een truc
om haar uit de bus naar Beek
te houden. Ze verklaarde bij
tijd en wijlen dat ze gehanii-1
capt was en ik vond daardoor
de moed niet meer om het ge
sprek bruut te beëindigen. We
gaven haar uitvoerige ad-
vieen, maar ze bleef vragen:
„Hoe moet dat nou?" alsof ik
de bus had besteld.
De volgende dag belde ze al
vroeg. We hadden klaarblijke-f
lijk voldoende bedenktijd ge
had. Met een slaperig hoofd
bezwoer ik haar 008 om hulp
vragen. Daarna pas kreeg ik
het benul om eens in het tele-1
foonboek of er in mijn straat
wellicht ook een Van der Vel
den woonde. Ik werd lyrisch
van vreugde toen ik het zag
staan: W. van der Velden. Eer,
eindje verderop in de straat. Ik
draaide het nummer en zo h
ik leren kennismaken met de
heer Van der Velden, wiens
vrouw vaak met gehandicap-
ten op pad gaat. „Ja", zei hij,
„het is een buitengewoon las- I
tig wijfje. Maar ja, er viel een
plaatsje open in de bus. Zo- I
doende. Als ze weer belt zegt V
dan maar dat ze vrijdag in
ieder geval wordt gehaald."
De telefoon ging opnieuw en
er meldde zich een dame van
de PTT. Ze hadden daar een
lastig vrouwtje aan de lijn se-1
had, dat beweerde dat er op
mijn adres een mevrouw
woonde die haar zou begelei
den naar Beek, vrijdag, voor
een uitje, dat die mevrouw
daar nu geen zin meer in bleek I
te hebben en net deed alsof ze T
geen Nederlands kon spreken. I
Niet zonder trots meldde ik ie I
telefoniste dat ik deze zaak tol I
op de bodem had uitgezocht eel
dat het lastige wijfje vrijdag
zou worden gehaald. „Zegt 1
maar dat ze rustig kan gaan
slapen", zei ik nogal gedragen I
hoewel de dag pas net wasbe-1
gonnen. Ik wilde iets aardigs
zeggen. De telefoniste was bly
Even later ging de telefoon.
Het wijfje. „Ik ben gehandi
capt", zei het stemmetje,
„maar ziet U nou dat ik toch
gelijk had? Ze hebben me op-
gebeld van de PTT en me vet; I
teld dat die mevrouw me WJ' I
dag komt halen. Had V mei" I
nou niet ineens eerder kunne'
npvtpll PT)
Xme^ouw", zei ik, „neemt
U me niet kwalijk."
Ik neem aan dat ze onderwes
naar Beek aan mevrouw Va
der Velden gevraagd heeftoi
ze dat mooie Engelse accent
nog eens wil nadoen f
Bij het fouilleren werdei
slag genomen. Er was geen
kend voorwerpen te vinder
Goede relatie tussen spooru
politie en NAC-supporters.
Voor ons land is de agrarische
1 sector een basis- industrie"
Door Bert van Velzen