usuasSÉ^l
Tussen de Amsterdamse
jodenbuurt,
Oost-Berlijn en Israel
aTERDAG 3 MAART 1984
W5'
Danse
res
Als Rebecca
Brilleslijper is ze
opgegroeid op de hoek van
de Jodenhouttuinen en de
Maartensteeg. In een
volksbuurt, die voor de
oorlog bruiste van joods
leven. Als Lin Jaldati
heeft ze vlak voor en na de
Anne Frank
Uitnodigingen
Radio
Onbekend
N JALDATI LAAT
E JIDDISCHE
ULTUUR HERLEVEN
Jalda Rebling.
Eberhard Rebling.
Van onze correspondent
in Jeruzalem Rob Simons
Lin Jaldati is in 1912 in de
Amsterdamse jodenbuurt ge
boren. Al 32 jaar woont ze met
haar man Eberhard Rebling
en de in Nederland geboren
dochters Kathinka en Jalda in
Oost-Berlijn. Door haar ver
trek naar de DDR, een staat
die pas in 1971 officiëel door
Nederland werd erkend, is zij
in haar vaderland in de ver
getelheid geraakt. In 1968 tij
dens de Amsterdamse Kunst-
maand is Lin Jaldati in het
Concertgebouw met veel suc
ces met een programma van
Brecht en jiddische liederen
voor het laatst in Nederland
opgetreden.
Voor een joodse vrouw, wier ouders
en broer
Auschwitz niet
hebben over
leefd, en die
zelf via Wes-
terbork en
Auschwitz in
het Duitse
concentratie
kamp Bergen
Belsen beland
de, moet het
een bijzonder
moeilijke op
gave zijn ge
weest om zich
nog geen zeven
jaar na het
einde van de
oorlog in de
hoofdstad van
het voormalige
Derde Rijk te
vestigen. Ook
al was dat dan aan de oostelijke kant
van Berlijn in de nieuwe communis
tische staat.
Het besluit om na de oorlog naar de
DDR te verhuizen werd dan ook niet
van de ene dag op de andere geno
men. Lin's wederhelft, Eberhard
Rebling, was als communist in 1936
uit Berlijn naar Nederland geëmi
greerd. Wegens zijn verzetswerk was
hij één van de allereersten, die na de
oorlog tot Nederlander werd genatu
raliseerd. Een belangrijke rol bij hun
besluit heeft gespeeld, dat kameraden
uit de DDR een dringend beroep op
hen deden mee te werken aan de op
bouw van de nieuwe staat.
Evenals Eberhard Rebling, een pia
nist en musicoloog, hebben ook ande
re bekende kunstenaars-e migranten,
zoals Bertold Brecht, Paul Dessau,
Hans Eisler en Stefan Heim, zich na
de oorlog in Oost-Ber lijn gevestigd.
De DDR heeft die kunstenaars de
gunstige voorwaarden voor hun cul
tureel werk geboden, waardoor ze
hun idealen in de werkelijkheid kon
den omzetten. Brecht, die in 1948 uit
de Verenigde Staten is gekomen, wil
de bij voorbeeld graag een eigen thea
ter hebben, dat hij in Oost-Ber lijn
kon krijgen.
Lin Jaldati
is haar artis
tieke carrière
in 1934 begon
nen als danse
res bij 'De Na
tionale Revue'
van Bob Pe
ters en vervol
gens bij de
'Bouwmeester
Revue'. Na een
optreden als
vlam in de
Amsterdamse
Stadsschouw
burg leert zij
de Duitse emi
grant Eber
hard Rebling kennen, die na zijn Ber-
lijnse studie in de muziekweten
schappen in 1936 naar Nederland was
gekomen.
Op aandrang van haar nieuwe
vriend verlaat Lin in 1938 het revue
gezelschap om zich op joodse dansen
en jiddische liedjes toe te leggen. Na
twee jaar samen aan zo'n joods pro
gramma te hebben gewerkt, waarbij
Eberhard Rebling begeleidde en tus
sendoor pianomuziek speelde, oogstte
Lin Jaldati op 20 april 1940 in de
Haagse Kunstkring haar eerste grote
succes. Drie weken later vielen de
Duitse bommen en was de carrière
voorlopig ten einde. „Ik zou toen nog
aan een nieuw joods cabaret van Max
Ehrlich meedoen, maar ik werd
zwanger dus ik kon niet. Tot mijn ge
luk. Anders was ik met het hele caba
ret naar Westerbork gegaan".
Na de Duitse inval gaan Lin en
oorlog in Nederland en
sinds haar verhuizing naar
de Duitse Democratische
Republiek (DDR) in een
groot deel van de wereld
als vertolkster van het
jiddische lied naam
gemaakt. Een gesprek met
haar en haar familie.
Eberhard in het verzet. Ze versprei
den illegale pamfletten en kranten,
vervalsen persoonsbewijzen en hel
pen joodse en communistische vluch
telingen. In augustus 1941 wordt
dochter Kathinka in Den Haag gebo
ren. De joodse fotografe Emmy An-
driesse maakte in de bezettingstijd
reclamefoto's van de baby Kathinka.
Brilleslijper, ondermeer voor Liga
koeken en ander kindervoedsel. Ka
thinka was de Ligababy, en haar por
tret diende ter illustratie van de pak
kende patriottische leuze: „Hollandse
kinderen eten Hollandse tomaten".
In januari 1942 wordt Eberhard
voor de Wehrmacht opgeroepen. Lin
en Eberhard verkeren beide in ge
vaar als communisten, zij bovendien
als jodin en hij als deserteur en Duits
emigrant met een joodse vriendin, die
zich volgens de Naziwetten aan ras
senschande schuldig maakt. Samen
met de zus en de ouders van Lin dui
ken ze in Huizen onder door onder
een valse naam een groot huis te hu
ren. Als doorgangshuis biedt het
'Hooge Nest' ook andere onderduikers
een tijdelijk heenkomen.
In 1944 worden ze verraden en het
'Hooge Nest' wordt leeg gehaald.
Achttien personen worden gearres
teerd. Eberhard weet de doodstraf te
ontlopen door in de buurt van het po
litiebureau in de Amsterdamse Mar-
nixstraat uit de politiewagen te
springen. Kathinka wordt door
vrienden uit het verzet ontvoerd en is
gered. Lin en de anderen worden
naar Westerbork gedeporteerd en in
september 1944 op transport naar
Auschwitz gezet.
In november worden Lin en haar
zus Jannie verder naar Bergen Bel
sen vervoerd, waar ze tot het bittere
eind Anne Frank en haar zus Margot
verzorgen. „We hebben Kerstmis ge
vierd. Ieder van ons heeft een stukje
brood voor Anne gespaard en dat als
geschenk voor Anne neergelegd. En
we hebben veel Nederlandse liedjes
gezongen om ons heimwee te verdrij
ven. Anne zat weggedoken boven in
een hoek van de barak. We hebben
ook vrolijke liedjes gezongen, zoals
bijvoorbeeld een Hollands kinderlied,
waarbij we verschrikkelijk moesten
lachen. Zo gek als het klinkt, op zo'n
moment dat wij bij elkaar hoorden en
voor de kleinere kinderen iets hadden
voorbereid, waren wij gelukkig en te
vreden. Maar dat was heel zeldzaam.
Het werd kouder. We kregen steeds
minder te eten. Er kwam minder wa
ter. De vlektyfus breidde zich uit. An
ne en Margot Frank waren onder de
eersten, die vlektyfus kregen en er
aan gestorven zijn. Een 15-jarig meis
je Sonja van Amstel stierf. We heb
ben ze zo goed mogelijk in dekens ge
wikkeld en in een groot graf gelegd.
Daar konden ze niet geschonden wor
den. We hadden allemaal koorts. Het
was waanzinnig koud. Niemand wist
meer hoe hij de anderen kon troosten.
Er werd alleen heel zachtjes dood ge
gaan". Toen Lin in april 1945 door
geallieerde troepen in Bergen Belsen
werd bevrijd, woog ze nog maar 28
kilo en was ze buiten bewustzij n.
Na de bevrijding, de hereniging
met Eberhard en Kathinka, en een
periode van herstel is Lin weer gaan
optreden. „Mijn eerste avond na de
oorlog heb ik in oktober 1945 in de
Amsterdamse sjoel in de Lekstraat
gegeven. Het was propvol. Daar heb
ik voor de eerste keer het Partisanen-
lied gezongen. Ik ben een heel gek
mens. Als het moet, ben ik net een
duikelaartje. Dan sta ik plotseling".
Na Amsterdam en andere plaatsen
in Nederland kwamen de uitnodigin
gen uit het buitenland, in 1946 een
toernee door Scandinavië, 1947 Zwit
serland en in 1948 Praag, Warschau
en Berlijn. De laatste jaren voor hun
definitieve vertrek naar de DDR
werden Lin en Eberhard vanaf 1949
na de communistische machtsoverna
me in Tsjecho-Slowakije en het begin
van de Koude Oorlog steeds meer ge
boycot wegens hun communistische
overtuiging. Ook in joodse kringen
werden ze niet meer gevraagd.
Naast zijn muzikale en musicologi
sche loopbaan heeft Eberhard Reb
ling onder zijn eigen naam en onder
schuilnaam z'n sporen in de journa
listiek verdiend.
Eberhard Rebling werd redacteur
van 'De Waarheid' en schreef tevens
voor de 'Vrije Katheder'. In 1947 werd
hij bovendien hoofdredacteur van het
tijdschrift NU, Nederland-US SR, en
in 1949 werd hij tot algemeen secreta
ris van de vereniging Nederland-
USSR gekozen.
„Iedereen wist, dat ik communist
was. Ik heb regelmatig voor de radio
gespeeld en schoolconcerten gegeven.
Bij de radio zeiden ze toen plotseling
nee, we kunnen u niet inzetten. De
enige, die het me gezegd heeft, was de
chef van de schoolconcerten, Al-
brecht, een Duitse emigrant, die
schoolconcerten in heel Nederland
heeft georganiseerd. Voor een concert
hebben we 25 gulden gekregen. Als je
twee, drie concerten op een dag had,
was dat veel geld. Daar kon je aardig
mee rondkomen. Die Albrecht heeft
me op een dag in '48 of '49 geroepen en
zei tegen me: Het spijt me ontzettend,
maar ik heb een seintje gekregen, dat
ik u niet meer mag engageren omdat
u communist bent".
Voor de viering van de Oktober-re-
volutie in 1950 ging de eerste na-oor-
logse Nederlandse delegatie naar de
Sovjet-U nie, waarvan behalve Eber
hard Rebling, de beeldhouwer Leo
Braat, de schrijver Theun de Vries en
Annie Romein-Verschoor als enige
vrouw deel uitmaakten. „Toen ik vol
van indrukken terugkwam, lag er een
brief van 'De Waarheid', dat ik ont
slagen was. Dat was mijn laatste
bron van inkomsten. Gewoon binnen
14 dagen ontslagen. Toen begon de af
braak al in de Nederlandse partij. Het
is in 1949 begonnen. Eva Tas, die re
dactrice van 'De Waarheid' was, is er
in 1949 uitgegaan. Vervolgens gingen
Jaap Blom, de culturele redacteur en
chefredacteur Koejemans eruit. Toen
begon zo langzamerhand het proces,
dat iedereen eruit werd gegooid. Het
begon met intellectuelen en verzets
strijders. Dat was het begin van een
tijdperk, waarin de partij hoe langer
hoe meer gedecimeerd werd. Paul de
Groot is de verantwoordelijke ge
weest. Wie of wat erachter zat, weet
ik tot vandaag niet".
De tegenstellingen in de CPN wa
ren persoonlijk, maar ideologische
verschillen speelden ook een belang
rijke rol. „Ik zat toen werkelijk zon
der inkomsten. Lin had toen ook geen
optredens meer, omdat wij samen
waren. Dus we zaten absoluut zonder
geld. Ik ben in april 1950 weer naar de
DDR gegaan. In 1947 was er al een
aanvraag via Notowicz of ik weer
naar Berlijn wilde terugkeren. En
toen heeft de Nederlandse partij ge
zegd: Nee, die man is zo belangrijk
voor ons, die laten we niet gaan. Toen
heb ik gezegd: Goed, dan blijf ik in
Nederland. Maar toen de Nederlandse
partij mij liet vallen, was er geen re
den meer om in Nederland te blij
ven."
Na aankomst in de DDR was het
voor Lin niet eenvoudig haar artistie
ke carrière voort te zetten. Chanson
zangeressen waren er in de DDR nog
niet.In 1949 was Lin de eerste sinds
1933, die weer in Oost-Ber lijn met
jiddische liederen is opgetreden. De
Oostduitse radio had destijds opna
men van zo'n 30 jiddische liederen ge
maakt, die vaak werden uitgezonden,
waardoor ze al een zekere bekend-
heid had gekregen. Het programma
werd uitgebreid met volksliederen uit
Duitsland en tal van andere landen.
Naast haar optreden met jiddische
liederen gaf Lin bovendien veel
avonden met liederen van Bertold
Brecht, Hans Eisler, Paul Dessau en
Louis Fürnberg.
In de loop der j aren werden concer
ten gegeven in Moskou, Londen, Pa
rijs, Scandinavië, de Bondsrepubliek,
de Oosteuropese landen, China, Indo
nesië en andere Oostaziatische lan
den en Canada. De laatste toernee
met beide dochters, violiste Kathinka
en actrice Jalda, voerde onlangs naar
Israël.
Lin heeft zelf wel een verklaring
voor het feit, dat zij ook internatio
naal veel successen heeft geoogst. „Ik
probeer in de concerten iets te leggen
om de mensen een beetje meer tole
rantie bij te brengen. We moeten met
elkaar spreken. We moeten alles in
het werk stellen, opdat zoiets als de
oorlog nooit meer kan gebeuren. Mis
schien is het een illusie van mij. Ik
hoop toch, dat we iets bijdragen om
de vrede te bewaren. In India stond in
een krant een heel mooie kritiek op
ons optreden en daar stond als kop
boven: 'Boodschap voor Vrede'. Dat
probeer ik ook in mijn werk te bren
gen, doordat ik bewust internationale
liederen zing, die spreken voor men
selijke verhoudingen".
In 1979 zou Anne Frank 50 jaar zijn
geworden. Die verjaardag wilde Lin
niet zonder meer voorbij laten gaan.
Het idee voor een Anne Frank-pr
ogramma met stukken uit het dag
boek en jiddische liederen was gebo
ren. Als toneelspeelster werd dochter
Jalda erbij gehaald om uit het dag
boek voor te lezen.
„Nou, zei moeder, dan moet je ook
jiddische liederen zingen. Toen heb ik
gezegd: Nee moeder, dat doe ik niet.
Ik houd heel erg van die liederen. Ik
heb ze vaak zo voor me zelf gezongen,
maar ik was nooit op het idee geko
men daarmee op het toneel te gaan
staan, want ik heb niet het leven van
mijn moeder. Het is al vaak genoeg
mis gegaan, wanneer kinderen het
zelfde artistieke werk van hun ouders
voortzetten. Moeder heeft gelijk ge
kregen. Ik heb het dus maar gepro
beerd. Het ging. Ik was voor die jiddi
sche liederen eigenlijk veel meer op
gewonden dan voor die dagboektek
sten. Het was nog heel wat werk uit
te zoeken wat je uit het dagboek
voorleest. Het is vrij veel en het spijt
je om iedere zin, die je eruit moet
gooien".
Na een serie voorstellingen in Karl
Marx-sta dt vond de officiële premiè
re van het Anne Frank-pr ogramma
in 1979 plaats tijdens de 'Berliner
Festtage', het jaarlijkse theaterfesti
val in Oost-Berlijn. Hoewel het oor
spronkelijk als een eenmalige serie
voorstellingen was bedoeld, werden
ze sindsdien zowel uit Oost- als West-
Dui tsland voortdurend gevraagd om
met het Anne Frank-pr ogramma op
te treden. Jalda is zich in de jiddische
taal en de joodse cultuur en geschie
denis gaan verdiepen. Samen met
haar moeder bracht ze een jiddisch
programma 'Twischen schmeichel un
treren', tussen glimlach en tranen, op
de planken.
„Voor Lin was die samenwerking
ook een verlichting, want een hele
avond alleen op het toneel kost erg
veel energie. En toen had ik plotseling
het punt bereikt, dat ik dacht, nu
moet je alleen met jiddische liederen
het toneel op. Van buiten Berlijn
kwamen plotseling ook zoveel aan
vragen, dat moeder zei: Ga jij het
maar doen. Ik heb geen zin meer de
dorpen langs te trekken. Er ontstond
voor mij een wereld, die heel erg ver
weg is, wel leuk, maar het is toch een
beetje nostalgie. En dat is niet wat
mij in die jiddische liederen boeit.
Voor mij zijn deze liederen de manier
om met m'n tijd om te gaan en te pro
beren de mensen ook wat mee te ge
ven, en de band met de tijden, waarin
ik leef. Die liederen zijn plotseling
- FOTO'S DE STEM
liederer van vandaag en niet van
lang geleden".
Jalda probeert de ziel van de lied
jes op hc ar jong Duits publiek over te
brengen, dat ze met de harmonie van
de verdwenen jiddische wereld wil
confronteren. „Deze jiddische, Oost-
joo dse cultuur van de straat, van het
Shtetl, heeft zoveel kracht, warmte,
liefde, humor. Het is gewoon verba
zingwekkend hoe dat steeds, weer
verder heeft geleefd. Als je leest, wat
er in 1648 met Chmelnitsky is ge
beurd, dan denk je, het gaat nooit
verder, en dan krijg je de Chassidiem.
We zitten momenteel in een wereld,
waarin een heleboel mensen een
beetje hopeloos worden. En dan heb je
daar een cultuurleven....Da t is het,
wat ik zelf heel erg nodig heb, en wat
blijkbaar ook overkomt".
Voor haar Duitse, niet-jood se pu
bliek is het jiddisch een vreemd en
onbekend cultuurgoed. „Het is wel
een vreemde cultuur, maar het ligt
niet zover weg als het Zen-Boedhis-
me, of de oude Japanners of Chine
zen, omdat de oorsprong, het midden-
hoo g Duits, hetzelfde is. Je moet het
publiek de eerste keer altijd verkla
ren, wat er in de liederen staat. Ik
vertel ze altijd een heleboel over de
joodse geschiedenis en de historische
achtergronden van de joodse feestda
gen. Voor mij zijn de gesprekken ach
teraf met het publiek ook altijd erg
belangrijk. Eerst komen vragen over
jodendom, de geschiedenis, het jid
disch, chassidiem enzovoorts. Dan
komen theologische vragen, waar ik
vaak het antwoord schuldig op moet
blijven. Verder vragen over Israel.
Vervolgens beginnen ze altijd te ver
tellen over de zorgen van hun dage
lijks leven, van hun werk, de omgang
met anderen".
Wat beweegt DDR-jon geren, die
opgroeiende en zoekende generatie
tussen 16 en 35 jaar, om naar een one-
woman show van jiddische liederen
te gaan?
„Bij velen is het gewoon nieuws
gierigheid. Ze weten wel iets van jid
dische cultuur. Er is in de DDR veel
vertaalde jiddische literatuur ver
schenen, zoals boeken van Bashevis
Singer en Malamud. Het is erg alge
meen. Een beetje valse romantiek en
exotisme speelt daarbij een rol. Ze
komen vaak met heel andere ver
wachtingen. Ze verwachten vaak
folkmusic. Dat is de generatie, die so
wieso folklore opnieuw ontdekt. Die
haar eigen folklore opnieuw ontdekt.
Die weer begint te folkdansen, dat we
op z'n Engels als 'folk' schrijven om
het niet te verwarren met al die
volksdansgroepen, die iets van een
ansichtkaart hebben".
Jalda, 33, kent het jiddische leven
en de sfeer van het Shtetl, het joodse
dorp in Oost-Europa, natuurlijk ook
niet uit eigen ervaring. Met de zes
miljoen vermoorde joden is ook de
jiddische cultuur in Europa praktisch
verdwenen. „Ik heb het zelf nooit echt
helemaal meegemaakt, maar mijn
moeder in haar manier van leven,
heeft een heleboel van de Amster
damse jodenbuurt ingebracht, waar
ze is opgegroeid. Als ik met Oostjoden
te maken heb, ben ik nou toch wel een
beetje bij ze thuis. Ik heb het eigenlijk
bij mezelf ontdekt, teruggevonden, zo
ver lag het nooit weg. Het was ergens.
Het verlangen naar warmte, hoop,
liefde, humor, dus wat die cultuur
uitmaakt, dat zal eeuwig blijven be
staan. In elk mens. Er zijn bij ons een
aantal mensen, jongeren, leken, die
nu ook op de jiddische cultuur geko
men zijn. Heel normaal in de trend
van het in-zijn. Ik heb onlangs met
zo'n groepje jongeren gewerkt, die
ontdekt hebben, dat het liedjes zijn,
die je niet zo eenvoudig uit je mouw
kunt schudden, want elk lied is 'twi
schen schmeichel un treren', tussen
glimlach en tranen. Er is geen vrolijk
lied zonder een traantje en haast geen
treurig lied zonder een brok hoop".
Familie Rebling na afloop van een optreden, v.l.n.r. Kathinka, Lin
Jaldati, Eberhard Rebling en Jalda.