Urinoirs
Klompen
Nachtmerrie
van een
sauwelaar.
PAPIER
VOOR UW PEN
PAPIER'
VOOR UW PEN
TTTIITTITIITTIYYXYYYTTX Xn x xiXIIXIlIIIIIIIimlIIIHlimXIIIIXIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIHIXXI
denhuis 'De Kraayert'
n zijn die avond wel
uis.
(Door Jeugdprins Re-
nigingsgebouw m.m.i
ngen.
de Verwachting' m.v.t
urg. Van de Heuvel om
,ein door majorettenpe
te wagens, diverse kiel
v. duo's en trio's verdet
id en majorettenpeletoi
'Advendo' (Wolphaarls-
apelle), majorettenpelé
ind).
)e Goede Verwachting
gevolg.
Hupmarjannekes'.
:holen
en Sas van Gent
'laggetjes bij La Bourse
ng onderscheidingen
'de Royal
id wijf
king beneden 16 jaar
reiking boven 16 jaar
oei voor kroegentocht
igentocht met uitreikt
cing Leutigste Leurder
nstad
tnstad
king toeters en versnape
ier-disco met prijsuiW
ht
rdenmiddag
n voor laatste rondgang
984
op de Markt
U ZEG altijd tillefonisch wel
steeds dat de stukken onder
het hoofd 'Papier voor uw
pen' zo kort moeten zijn en
daarom zal ik het nie lang
meer maken. Mat ik geloof
d'r allemaal niks meer van.
Trouwens hoe komen jullie
d'r bij? Is me dat nou in de
krant schrijven? Jullie zeg
gen (schrijven) dat ze blij
ven staan maar niks d'rvan.
Zoals ik las. Ze moeten weg,
allemaal zeggen (schrijven) ze. Maar wie is er nou eigenlijk
de baas? Jullie of niet? Ik denk van nie. Da's één, daar wou
ik 't over hebben. Straks meer. En over de dure bierprijzen
met carnaval twee bonnekes die ge aan zo'n hokske kunt ko
pen. Dat heeft er indirect niks mee te maken, maar daar wou
ik 't ook over hebben. Da's twee. Straks meer.
Eerst dus over nummer één, waar ik ook al niks van snap en
mijn jongste zoon, die woont rechtsaf en dan tweede straat
links met van die bloemenvitraasje. Ook niet zegt 'ie. Maar
voor hem is 't nie zo erg dan voor mijn, zoals u wel snapt.
Want mijn buurman met die twee grote rothonden slikt ook
al jaren plaspillen en die beesten moeten op tijd en stond ook
uitgelaten worde. En zo gaat ik dikkels met mijn vrouw
wandelen die komt anders ook bijna niet buiten behalve
voor de was op te hangen. En af te halen ook weer maar an
ders niet. Bij slecht weer niet want dan hangt ze (de was) in
't trapgat. Die rothonden wel natuurlijk, want die kunde
moeilijk binnen in 't trapgat laten pissen. Maar daar gaat 't
ook niet om da's zijn zaak. Want die hebben aan unnen boom
genoeg, zeg ik altijd mar. Daar hebben jullie ook al eens over
geschreven, maar daar gaat 't dus nie om.
Dus dan gaat ik soms affetoe as ze op zijn plaspillen lenen
bij de buurman met die twee grote rothonden al blaffen ze
altijd tegen oe broekspijpen op. Maar voor een zieke dag
doede alles, zeg ik altijd en mijn vrouw ook. Dan kunnen ze
bi) mij ook tillefoneren zelfs voor niks as 't maar nie voor de
flauwekul is of voor de kleinkinderen. Want da durven ze
ook nog tegeswoordig maar dat ga mooi niet door. As ik 't
betijds weet tenminste. De rotzakken. Dan kos 't mooi mijne
zak, want ons soort mensen vraag toch nie om een dubbeltje
ot een kwartje zeg nou zelf. En dan breng ik ze later trug as
ik nieuwe heb gehaald, want ik wil nie op zijn centen (van de
buurman met die grote rothonden) leven of op zijn ziekefons
ook niet. Drie halen drie trug zeg ik altijd mar want as ik d'r
gin meer heb mot ik er drie hebben per dag van d'n dokter.
Even goeie vrinden. Ik ken er nog ene die ze slikt en nog ene
ook drie en dat is nie jan de werkman dus 't kom in de beste
kringen voor. Wat hebben we gelachen zeg. Mar evengoed
erg zeg ik dan op mijn beurt.
Dus dan moet ik dus naar de dokter as ze op zijn. En toch wel
'ns naar de stad, afijn. Twintig minuten eigelijk un minuut
of twaalf. Mar as pastiënt mee plaspillen een stukske om
langs de singel omdatter daar ene waterbak staat. Anders
haalde 't nie mee droog onderegoed (broek). En twintig trug
weer langs de singel. Bij de dokter mag ik ook altijd effekes
als 't mot. Die glazen deur door en links, ons kent ons.
Nou schreven jullie lest (ondertoon) dat ze in Breda zouwen
blijven staan. 29 de meesten ken ik van binnen en van bui
ten. Mar nou schreven jullie dasse weg motte. Wanneer? da
zou ik nou wel 'ns willen weten. WIE IS ER NOU D'N BAAS
IN BREDA??? En hoezo? De dames/heren van de gemeente
raad zeker as ik 't niet dacht. Die hebben zekers ene p
achter in zullie auto (grote). Ja kunst, dan ken ik 't ook. Ik ga
hier nou nie legge schellen, maar die dames/ heren van de
gem. Nou ben ik weer effekes tussedoor gemotten. Mar die
dames/heren van de gem. behoeven zekers NOOIT plaspil
len te slikken as ik mag vragen. Houe zo dames/heren, mar
ge zult nog welles wa meemaken wacht mar. En dan ginnen
waterbak in de buurt. As er maar groen genoeg is stond 'r in
de krant. Ja pas maar op dat oe ondergoed (broek) nie groen
uitslaat. Dan kenne wij (jan de werkman) lachen. Ge kunt
toch nie altijd un verschoontje (broek) bij oe hebbe. En waar
aandoen? En die natte in un plastieke zakske of zo gaat stin
ken zeker mee de zon d'r op. Nee dames/heren van de gem.
wij zijn ook NETTE mensen mee die plaspillen. Welke pol.
partij gaat vechten voor MEER WATERBAKKEN??? Dan
weet ik tenminste waar ik op kan stemmen. Mee m'n plas
pillen. Gegroet
BREDA
JA-NUSKE
P.s. Dat van die duren bierprijzen op de bon schrijf ik in mijne vol
gende brief omdat ik d'r zo dikkels af mot. Nou ook weer.
(Van redact!ewege ingekort)
MAG IK langs deze mij on
sympathieke weg mijn kri
tische verwondering en
VERONTWAARDIGING
uitspreken, lees: uitschrij
ven, over enkele berichten in
uw overigens zeer gewaar
deerd en veelgelezen blad?
Sorry op voorhand voor
mijn vrijmoedigheid, maar
ook afgezien van het gege
ven dat ik mijn hart zo eens
een keertje in het openbaar
kan luchten, hetgeen meest-
al niet mijn gewoonte en doorgaans zeker ook geen directe
behoefte mijnentwege is, meen ik in alle bescheidenheid, zo
als ik die al in mijn prille jeugd van huis-uit heb ingeprent
g regen, dat ik met dit mijn schrijven uw -mij over het al
gemeen sympathieke- dagbladredactie, waarvoor tussen
twee haakjes mijn grote waardering, kan behoeden tegen
het geleidelijk afglijden naar een niveau van nieuwsvoor
ziening waarop uw vele trouwe abonnees, waartoe onderge
tekende de eer heeft zich te mogen rekenen, haar, uw dag
bladredactie, tot mijn en vermoedelijk veler spijt niet geheel
meer zullen kunnen blijven volgen. Ik zal het kort houden.
Ik doel eerstens op een bericht in uw geëerde dagbladuitga-
ve d.d. 16 dezer, waarin zijdens een niet nader genoemde
vereniging c.q. organisatie of enig instituut anderszins me
dedeling werd gedaan omtrent een carnavalsbal, voorzien
voor de inmiddels ruimschoots verstreken datum vrijdag 17
dezer, in het gebouw De Eendracht, aanvangende te 20.30
uur plaatselijke tijd, in het voor mij naburige dorp Nieuw
Vossemeer. Een discriminerend gebeuren, eilacie. Immers,
met een ongekende verwatenheid hebben de anonieme orga
nisatoren het zichzelve gepermitteerd een soortement toe
gangsreglement te hanteren dat het mij en mijns inziens een
aanmerkelijk deel onzer bevolking, en voorwaar niet het
slechtste deel als u mij toestaat, onmogelijk heeft gemaakt te
participeren in het eenvoudige, volkse, maar daarom niet
minder aantrekkelijke genoegen dat gebeurlijkheden als
een carnavalsbal zoals hier bedoeld gewoonlijk plegen mee
te brengen. Verbeeldt U, mijn waarde dames en heren, de
entree tot bedoeld festijn werd slechts verleend onder de ab
surde, maar tevens uitsluitende voorwaarde, dat de feest
ganger klompen droeg! Klompen, nu vraag ik U...! Ik kan U,
mijne dames en heren ter redactie en eenieder die dit leest,
in alle oprechtheid verzekeren, dat ik de gepaste hoge eer
bied koester voor ons houten schoeisel, een nationaal pro-
dukt, waarvan ik mij bewust ben dat het, behalve doeltref
fend voor bepaalde beroepsbeoefenaren, ook van nauwelijks
te bevatten macro-economische betekenis is vanwege zijn
indringend aandeel in de omzetten van de vermaaksindus
trie en het zozeer toe te juichen vreemdelingenverkeer. Wer
kelijk, menig maal raakte mijn patriottisch hart in het ver
leden geroerd wanneer ik de voeten van Amerikaanse
vrienden, de vrienden van alle weidenkenden onder ons der
halve, geschoeid zag met bedoelde produkten onzer nijver
heid, klompen, of -het zij mij vergund- 'klumpkens' of 'hol
leblokken' zoals ze eertijds in de kring mijner famielje met
vertedering werden genoemd.
Met de hand op mijn hart, dat voorwaar uit het goede hout
gesneden is (maar eerder uit edelhout dan uit klompenhout,
zoals ik me in besloten kring wel eens guitig permitteer),
kan ik u verzekeren, dat ik, bij wijze van spreken uiteraard,
tussen de 'holleblokken' ben verwekt, geboren en getogen.
Vrijwel alle tuinlieden en paardenknechten van wijlen mijn
goede vader plachten dergelijk schoeisel 's-werkendaags
buitenshuis te dragen. Nog wordt mijn hart week als ik in
gedachten het rijtje klompen zie staan naast de dienstingang
van de 'kleine keuken' tijdens de ochtendlijke schaft. In ons
jeugdig elan vonden wij, kinderen, er een sport in tijdens de
drie minuten schaftpauze zoveel mogelij k klompen te vullen
uit den regenput -geen geringe prestatie voorwaar- zodat
ons dienstpersoneel nadien 'zompeklompend', zoals wij
plachten te schertsen, en opgewerkt weder aan den arbeid
toog.
Maar laat ik me niet gaan vermeien in idyllische jeugdhe
rinneringen. Ik beloofde U het kort te houden. Mijn aange
boren vertrouwdheid met het verschijnsel klomp, zo meen
ik, kan voor niemand, hoegenaamd, het paspoort zijn tot het
land der vermetenheid waar mij -of wie dan ook, hoege
naamd- het dragen van klompen verplichtend zou kunnen
worden voorgeschreven. Zowel mijn voeten, met permissie,
als afkomst en mijn geest verzetten zich daartegen. Ik ben
geen jurist (Leien, phil.), maar naar mijn beperkt inzicht
verzetten zich ook daartegen het Handvest van de Verenigde
Naties en de plaatselijke politieverordening (P.V.) van
Nieuw Vossemeer e.o. Mijn raadsman studeert daar nog op.
Ik wil aan de hele quaestie overigens niet veel woorden vuil
maken. Voor een dergelijke attitude, fan een anonymus nota
bene, heb ik maar één woord: bah! Of, indien U mij de ruim
te in de kolommen van uw geëerd dagblad vergunt: driewerf
bah! En daarmee basta!
Voorts wil ik er, nu ik toch eenmaal de pen ter hand heb ge
nomen, nog even met gepaste ingehoudenheid op wijzen, dat,
blijkens een ander bericht in een volgende uitgave van uw
hoog gewaardeerd blad, in de 'bejaardensoos' (mind you!)
aan de Kloosterstraat in hetzelfde Nieuw Vossemeer op
zondag 19 februari, aanvangende te 14.00 uur, een 'groot kin
dercarnaval' is belegd. Moest hier, zo vraag ik mij in gemoe-
de af, op deze navrante wijze de zogeheten 'generatiekloof'
worden overbrugd? Of worden de jeugdige Nieuw Vosse-
meerders op een dergelijke, slinkse manier gedwongen in de
KLOMPEN van hun grootouders te stappen? Wat zal er,
mijn hemel, zodoende overblijven van de vooruitgang? Ik
denk er, met uw permissie, het mijne van. Mijnentwege -ik
houd het kort-: bah! Of zo U wilt: driewerf bah! Meer woor
den heb ik er niet voor.
STEENBERGEN
JAN-HEIN Q.U. LAGUIT, drs. phil. dend. gr.
niNSPAG 28 FEBRUARI 1984
Door Peerke
van Kaaiendonk
BADEND in het angstzweet schrok hij
wakker. En vond zichzelf terug in de veilige
beslotenheid van zijn slaapkamer. Het was
godzijdank een nachtmerrie. Het was dus
niet echt gebeurd.
Dat was een hele opluch
ting. Daarjuist nog stond hij
in de sauwclton, in een zaal
vol honderden asgrauwe
smoelen. Gezichten die maar
niet lachen wilden. Hij hak
kelde. Stikte bijna in zijn
grappen. Wilde het liefst
maar meteen in de ton weg
zakken.
Zou hij een ander type
moeten kiezen? Hij zocht in
spiratie op het plafond, tus
sen de Franse lelies op het
behang, in de ijsbloemen die
de winterse kou van tussen
Kerst en Nieuwjaar op zijn
raam had geschilderd. Nog
acht weken, en dan was het
zo ver. Hij kon zich natuur
lijk ziek melden. Of liever
nog: door zijn vrouw ziek ló
ten melden. Maar dat alter
natief verwierp hij weer
meteen. Ze zouden hem na
wijzen, uitlachen, beweren
dat hij een lafaard was.
Toch besefte hij maar al
te goed, dat de nachtmerries
te maken hadden met zijn
twijfels. Terechte twijfels.
Want 'Joske d'n duivemel-
ker' wós natuurlijk ook een
platgetrapt onderwerp. In
elk dorp werd elk jaar wel
weer een duivemelker in de
ton gezet. Hij moest snel iets
anders verzinnen.
Travestie? Wel gewaagd
natuurlijk. Het kon zo ge
makkelijk ordinair worden.
Hij zag zichzelf al staan in
een bloemekesjurk van 'ons
vrouw', nylons met flinke
gaten, wankelend op haar
hoge hakken, haar zondagse
tas over zijn behaarde ar
men. De vulling in de bee-
haa was van later zorg. Hij
had de keus tussen sinaas
appelen, grapefruits of co-
cosnoten. Hij moest even on
derzoeken wat de 'cross-
your-heart' van zijn vrouw
hebben kon.
Hij begon over de types te
prakkezeren. 'Pieternel de
pastoorsmeid'? Dat liep niet
lekker. Zat ook te weinig
ruimte in voor ontmoetingen
met bekende dorpsgenoten.
'Buurvrouw Betje'? Kon
leuk zijn. Veel bakerpraat.
Wacht eens, bakerpraat? Ja
natuurlijk, bakerpraat!
Zijn besluit stond vast. Hij
zou voor het niveau waken.
Dat vertrouwde hij zichzelf
wel toe. Even een slaap
mutsje pakken beneden.
Misschien kon hij alvast wat
tekst op papier zetten. „Betje
de Baoker", schreef hij bo
venaan. Hij ging een sauwel
maken over de bekende ver
loskundige Albertina Stelt
loper, een hoogbejaarde
moeial die de totale dorps
bevolking ter wereld had
geholpen. Hij moest nog er
gens een verloskoffertje zien
te vinden.
Nu nog een begin verzin
nen. Als de start er maar
was, dan zou de rest vanzelf
gaan. Eerst maar naar de
dokter. Doktersgrappen
gaan er altijd in. En hij be
gon te schrijven.
„Ik heb de leste tijd zo'n
laast van suizende borsten.
Ut wier zo erreg, daddik er
mee naor d'n dokter ben ge
gaan. Doar moest ik muneige
uitkleje. Doe die beehaa óók
mar uit, zeej d'n dokter. Ik
zeg: mar meneer d'n dokter,
daddis nou sjuust ut pro
bleem. Assik dó doej, dan
suize ze noar beneje!"
Hij las de tekst nog een
paar maal over: En moest er
vreselijk om lachen. Héél
erg tevreden over zichzelf.
Hij probeerde zich de reac
ties in de zaal voor te stellen.
De notabelen op de eerste rij
zouden besmuikt grijnzen,
boeren met kiespijn. Eigen
lijk een beetje gegeneerd,
maar toch stiekum leut.
Achterin de zaal hoorde hij
het gewone manvolk onge
remd bulderen. Daar boven
uit het geluid van gillende
keukenmeiden. Kijk, dat
ging erin als koek. Even op
die toer verder.
„Dan vroeg d'n dokter óók
nog om un bietje urine en un
bietje ontlaasting. Toen zeg-
gik: och meneer d'n dokter,
daddis is gééf gauw veur me
tare, ik laot mun direkt-
waar hier wel achter.
Zou die niet te ver gaan?
Hij had de voorzitter van de
jury, de gemeentesecretaris,
tijdens de voorbespreking
iets horen zeggen over een
schreef. En over een beugel,
waar alle sauwels doorheen
zouden moeten kunnen. Hij
zou hem ergens kunnen noe
men, de secretaris. Want dat
wilden ze per slot van reke
ning allemaal. Daarom za
ten de ministers bij Wim
Kan ook altijd op de eerste
rij. En als ervaren entertai
ner wist hij, dat het publiek
de ambtenaar graag ziet
aangepakt en weggezet.
„In de wachtkaomer zaag
ik de gemintesecretarus on
geduldig op en neer löpe. Hij
trapte sjuust een slak dood.
'Nou lópte hiel d'n dag al
veur mun voete', zeetie
Hij zou ook nog iets moe
ten vertellen over de vrouw
van de burgemeester. En
over de burgemeester zelf
trouwens ook. Die kon altijd
zo kortaf zijn, als je bij de
gratie van zijn toevallige
goede humeur ooit al eens
twee minuten op audiëntie
mocht komen.
„Afijn, ik moest toevallig
effe bij d'n burger zijn om
mun rijbewijs te laote ver-
lenge. Hij haj zun ketting
nie om. Hij liep gewón los.
Mar ik kon wél merke, dettie
nie veul tijd veur mijn had.
Toen ie vond, det ut gesprek
lang genogt geduurd haj,
zeetie 'Nimt nog un sigaor
meej veur onderweg!"
Zo, die zat! En nu zijn
echtgenote nog. Hoe moest
hij dat afschuwelijke mens
aanpakken? Iemand had
hem laatst nog verteld dat
de burgemeesterse in het
dameskoor altijd alles en
iedereen overstemde. Ja, dót
was een goeie! Hij zou het op
haar vermeende zangtalent
gooien.
„Zeg burgemister, nou ik
hier toch ben, doei van mijn
de vriendelijke groete aon de
vrouw. Wa kan ze toch schön
zinge, hé. Mar vertel us, wao-
rum gaode toch altij opput
balkon staon, as ze d'r toon
ladders oefent? Oh, zeet de
burgemister, deddis nogal
wiedes. Dan kan iedereen
zien, dettikze nie un pak sla-
op aon ut geve ben".
Hij kreeg nu langzaam
écht de lol te pakken. Vorig
jaar had de jury nog gezegd,
dat er te veel ongein werd
verkocht. Dat er te veel af
getrapte moppen in de sau
wels zaten. Hij zou die man
nen deze keer eens een poep
laten ruiken. Waar haalden
ze het lef vandaan? De ge
meentesecretaris was voor
zitter zonder stemrecht.
Maar die andere vier zaten
allemaal in de gemeente
raad. Wacht eens even, ge
meenteraad? Natuurlijk!
„Ze vroege me lest, Betje,
wilde gij nie in de geminte-
raod kome? Ut wordt tijd,
det ök in de geminteraod on
dergaand de stem van ut
vrouwvolk wor gehoord. Ik
zeg, mar manne toch, daddis
niks veur Betje. Gullie ver-
gaodert zeker twaolf kere in-
nut jaor. Betje vind éne keer
sauwelen wel genogt!"
Zijn nachtmutsje begon te
werken. Alles was nu leuk.
Hij kon verzinnen wat hij
wilde. Hij zou de prins en de
raad van elf ook nog even
een beurt geven. En de nota
ris. De pastoor niet te verge
ten. En bovenmeester Jans-
sens misschien? Nee, boven
meester Janssens zou hij
overmeld laten. Want had
den ze als sauwelaars onder
elkaar niet afgesproken om
elkaar collegiaal te sparen?
Aanvankelijk had hij zich
tegen dat heren-akkoord
verzet, bang daarmee té veel
spreekstof kwijt te raken
voor zijn sauwel. Want die
moest altijd nog elf minuten
lang worden. Maar Janssens
had hem overtuigd. Die had
hem erop gewezen, dat ook
hij zelf op die manier gevrij
waard zou blijven van spot.
Dót had de doorslag gege
ven.
Het begin moest als een
bom Inslaan, maar de slot
passage mocht daar niet veel
voor onderdoen. Dat wist hij
als ervaren tonprater ver
domd goed. Hij zou nog een
forse dijenkletser moeten
verzinnen op de presentator,
Willem Kul, de voormalige
wethouder, die tegenwoor
dig zijn kost weer heel tri
viaal moest verdienen met
het schrijven van raadsver-
slagen in de dorpstoeter.
Vier jaar geleden nog de ge
vierde onderkoning van het
dorp en bij de verkiezingen
met een duizelingwekkende
vaart teruggeworpen naar
een normaal aards bestaan.
„Witte wie er vandemer-
gen nog bij ons innut kruis-
gebouw binne kwaam löpe?
Willem Kul. Of ikkem mis-
schient un kwartje kon lene,
want hij moest effe één van
z'n politieke vriende belle. Ik
zeg: och, Kulleke toch, hier
hedde twee kwartjes. Belt ze
mar gerust allemaol".
Hij schatte zijn drie vol
geschreven vellen nu op zo'n
slordige twaalf minuten.
Boven hoorde hfj zijn vrouw
in de echtelijke sponde de
eerste ochtendgeluiden ma
ken. Half zes al! Hij moest
maken dat hij achter de ge
breide broek kwam. Morgen
zou hij zijn sauwel in het net
schrijven.
Of weggooien.
n De Boekanier
huis
es
ein, na afloop Lirno-
jaarden
enkapel aan be jaar-
De Boekanier
or Prins Snuuf.
Kroon met medewet-
nhoudt, de boerenka-
n Raad van Elf.
ro on.
roon. Overhandiging