Een stad in 't nauv maakt ra Weg SLIPPEN IS MAKKELIJK ZAT, MAAR. ZATERDAG 4 FEBRUAR11984 lilLJa SBBfflüHffl Basisregeltjes Gekste dingen Jij bent de baas Daarna komt de klap Geen garantie Hl■in 7ATERDAG 4 FEBRUAR Alcohol I Zeedijk Wat moet je doen als de De auto zet z'n kont dwars glijdt door. er is geen houden meer aan dus 180o rond. auto z'n kont dwars zet? O LIPSCHOOL, slipcursus. Het zijn instituten met een aureool van snelle jongens en mooie mei den in dito Alfa's en BMW's, van snerpende uitlaten en haaks de bocht om. Klopt aardig voor zover het een slipschool betreft als die van Rob Slotemaker zaliger bij het race-circuit in Zandvoort. Maar dat is dan wel een typische coureurs-opleiding. Daartegen over staan de antislipscholen, met de nadruk op het woord anti, van de KNAC (Koninklijke Ne derlandse Automobiel Club). Op de dagcursus die KNAC geeft, wordt je niet geleerd hoe je een slip kunt oproepen om in één be weging 180° te keren, maar pro beert men je juist bij te brengen, hoe je een slip kunt voorkomen, wat je moet doen om een slippen de auto weer in het goede spoor te brengen en hoe je het beste een noodstop kunt maken. De KNAC spreekt daarom eigenlijk nog lie ver van een cursus 'verhoogde stuurvaardigheid' waarbij het as pect verkeersveiligheid voorop staat. Jaarlijks volgen zo'n 6500 automobilisten, waarvan een kwart vrouwen, een cursus bij de KNAC. Het gros daarvan doet dat beroepsmatig. Jammer, vindt men bij de KNAC, want het kan iedere automobilst overkomen. Het liefst zou de KNAC zien, dat net als in Zweden, het volgen van een anti slipcursus verplicht wordt gesteld als eis voor het behalen van een rijbewijs. Door Jan van Zuilen WAT LIJKT het simpel zoals instructeur Jaap Hulstein van de KNAC.-antislipschool Ypenburg het uitlegt. Hoe corrigeer je een achterwiels lip Om het heel eenvoudig te zeggen: Wat doe je als de auto z'n kont dwars op de weg zet Tegensturen opper ik wei felend. „Vergeet dat", doceert Hulsteun, „mee- of tegensturen; veel te moeilijk uit te leggen aan een gewone automo bilist. Je moet maar één kant op stu ren. Dat is de kant waar je heen wilt. En meteen de koppeling intrappen. Vergeet alsjeblieft ook die verhalen over corrigeren met het gas. Dat kun nen alleen heel ervaren rijders. Rem in elk geval nooit. Onthou dat: rem men en sturen kan NOOIT tegelijk". Ik knik begrijpend, misschien wel iets te begrijpend, want Hulstein waarschuwt meteen; „We hebben hier op de baan nog nooit iemand ge had die de eerste keer niet achterste voren ging". Ergens in je kleine teen hoop je dan dat jij de eerste zult zijn, maar die il lusie druk ik meteen de kop in. Maar goed ook, want als we met een vaartje van 25 km per uur de spekgladde baan oprijden, gaat - voor mijn ge voel - alles mis. Ik weet dat het gaat gebeuren. Hulstein heeft met een ap paraatje dat hij in zijn hand houdt, een impuls gegeven aan een hydrau lisch pompje waardoor de achterwie len blokkeren, de achterkant van de auto glijdt opzij, ik draai als een gek aan het stuur, maar de auto tolt ge woon door en voor ik het weet staan we achterstevoren op baan. De motor is afgeslagen. Een pontificale slip van 180°. Alleen was dat niet de bedoeling. „Zei ik toch al", troost Hulstein naast me, „er is nog geen mens geweest die het wel in één keer goed deed. Als je maar weet wat je fout hebt gedaan Je vergat de koppeling, je stuurde te laat en ver keerd. Doen we een keer over". Bij de tweede poging denk ik: denk nu om de koppeling. Ik hou m'n voet alvast boven het pedaal. Als we gaan glijden trap ik in, maar weer staan we ach terstevoren. Alleen is nu de motor niet meer afgeslagen. „Sturen, je ver gat te sturen", roept Hulstein. Het is me wel duidelijk dat Hul stein in zijn inleidend praatje tot de veertien cursisten die deze dag deel nemen aan de anti-slipcursus, geen woord teveel heeft gezegd. „Slippen is makkelijk zat. Dat kunt u allemaal. Maar een slip voorkomen of een wa gen uit een slip halen, da's andere koek. Daar willen we u vandaag wat basisregeltjes over bijbrengen". De KNAC heeft drie anti-slipscho- len: één in Drachten, één bij de vlieg basis Deelen in Arnhem en die waar wij te gast zijn, bij het vliegveld Ypenburg in Rijswijk. Dit is ook de grootste van de drie. Behalve de cur sus voor personenauto's (er wordt zo wel in voorwiel- als achterwiel-aan gedreven auto's gelest*) kan op Ypenburg ook worden geslipt met ca ravan, vrachtwagen en autobus. 'On ze' slipbaan is een overgebleven stuk wegdek van de voormalige rijks straatweg tussen Den Haag en Rot terdam. De ANWB-borden staan er nog, zie ik in een flits als we met Hul stein achter het stuur voor het eerst de baan opgaan. Het wegdek is letterlijk zo glad als zeep gemaakt, je kunt er amper op lo pen. Waar vroeger de witte midden- streep was getrokken, staan nu oran je kegels. Hulstein slalomt er met een gangetje van 70, 80 km om heen. Met korte rukjes aan het stuur, corrigeert De slipbaan is spekglad. Wel moet steeds opnieuw water worden gesproeid om dat zo te houden hij de steeds opkomende slips. Zonder gas te minderen stuift Hulstein naar het eind van de baan. Ik let op de handrem, want ik weet, als Hulstein daar aan trekt zal hij de wagen in één beweging op de plaats keren, het ech te coureurswerk dus. Daarom vertrek ik ook geen spier als het zo gebeurt. Voor ik aan de cursus begon, had ik nauwelijks slipervaring. Laat ik het afkloppen, maar ik ben in de twaalf jaar dat ik mijn rijbewijs heb, nog nooit zo geslipt dat ik de macht over het stuur kwijtraakte. Ik heb het met 10 km per uur wel eens uitgeprobeerd op ij zei of sneeuw en daarvan heb ik geleerd dat er onder die omstandig heden helemaal niets met een auto is te beginnen. „Omdat je", zegt Hulstein, „niet weet wat je bij die omstandigheden moet doen. En eigenlijk zijn sneeuw en ij zei niet eens zo gevaarlijk. Haast iedereen rijdt dan uit zichzelf al heel voorzichtig. Veel gevaarlijker zijn gladde toestanden waar en wanneer je het niet verwacht. Toch zijn er die meer dan je denkt: een olievlek of modder op de weg wat je bij jullie1 vaak zult tegen komen tijdens de bie tencampagne. Of herfstbladeren op een iets nat wegdek. Reken er op dat dat glad kan zijn. Je kunt er de gekste dingen beleven". Nu had ik niet de pretentie om in een cursus van één dag mijn angst voor het slippen kwijt te raken, nog afgezien van het feit dat dat niet de bedoeling is. Eerder leer je van zo'n dag nog voorzichtiger te zijn in om standigheden dat het glad kan zijn, maar dat ik er helemaal niets van te recht breng frustreert me toch mate loos. Bij de zesde poging om de auto uit een slip te halen - ik tol nog steeds heel gemakkelijk rond - bekruipt me een gevoel van machteloosheid. In de achteruitkijk-spiegel zie ik een vuur-' rood, verwilderd gezicht, het zweet staat op m'n voorhoofd. Collega Dick de Boer ligt slap van het lachen op de achterbank. Kan hij makkelijk, want hem lukt het wel de leswagen uit de slip te halen. Akkoord, hij heeft jaren geleden al weieens geoefend, maar ik begin toch te vrezen, dat ik tot de (kleine) categorie cursisten zal gaan behoren aan wie aan het eind van de dag niet het anti-slipcertificaat wordt uitgereikt omdat ze er werke lijk niets van terecht brengen. Niet dat dat papiertje nu zoveel praktische waarde heeft, het idee dat ik het wei eens niet zou kunnen halen, geeft m'n ego een optater van jewelste. Alleen Hulstein houdt de moed er in. „Ik heb hier hele grote jongens, zo klein zien worden. Gasten die dachten dat ze het al wel konden, zo van: ik rij beter dan wie anders". En warempel: net voor de koffie pauze lukt het me voor het eerst een keer de wagen weer recht te krijgen. Maar vooral belangrijk vind ik, dat ik begin te begrijpen wat voor foefjes ik daarbij uithaal. Ik krijg weer wat zelfvertrouwen, ik voel me niet meer zo machteloos. Hulstein haakt er gretig op in: „Machteloos, zeg je. Dat is ook eigen lijk het hele eieren eten van wat wij hier doen. We willen de cursist duide lijk proberen te maken dat hij niet machteloos is. Onze basisregel is dat jij, de chauffeur de baas bent, niet de auto. Het moet zo zijn dat jij bepaalt welke kant de auto uitgaat en niet dat de auto met jou op de loop gaat". Later op de dag - ik heb het corri geren van een slip dan al aardig on der de knie, mits van tevoren aange kondigd - komt dat gevoel van mach teloosheid nog even terug. Dat is bij het remmen op een nat wegdek, zelf vind ik dat het nuttigste onderdeel van de anti-slipcursus. Hulstein doet het met opzet niet voor om me eerst te laten zien wat ik fout doe. Ik begrijp dat het mogelijk moet zijn de wagen binnen de aangegeven afstand stil te zetten, maar ik weet ook haast wel zeker dat het mij niet zal lukken. We rijden aan met 40 km. Glijdend en slippend schuift de wagen onbestuur baar door. Het valt me zelfs nog mee. Ik schuif maar een meter of drie te ver door. Niet slecht, bedenk ik, maar de tweede keer gaat het niks beter en de derde keer tol ik rond en kom ach terste voren naast de baan terecht. „Total-loss tegen de vangrail", zegt Hulstein laconiek. Pompend remmen, zorgen dat de wielen niet blokkeren. Ik probeer het, maar stoppen is er niet bij. Wat dan wel „Docerend remmen", lacht Hul stein als hij zelf de auto royaal voor de een kettingbotsing verbeeldende pion tot stilstand heeft gebracht. Dat wil zeggen, zo hard, of liever zo zachtjes remmen dat de wielen net niet blokkeren. „Dat is onder alle om standigheden de beste vertraging, ook op een kurkdroog wegdek. Bij blok- Machteloos ben je. - FOTO'S DE STEM DICK DE BOER keren wielen gaan je banden glijden, daardoor vermindert de wrijving met het wegdek, maar nog wel zo erg is dat je de auto onbestuurbaar maakt. Och, eigenlijk wist je dat al toen je nog een klein kind was. Piepende banden.juist, daarna komt de klap". Klinkt in theorie allemaal prachtig en in de praktijk van de slipbaan met een instructeur naast je, geen ander verkeer om op te letten en geen vang rail of bomen langs de kant van de weg, lukt het ook nog wel om het ge leerde toe te passen. Maar wat doe je nu als je op de snelweg in de stromen de regen vlak voor je twee auto's op elkaar ziet botsen Hulstein: „Dan geef je een hengst op de rem. Dat doe jij en dat doe ik zelf ook, ondanks al mijn ervaring. Dat is de eerste reflex. Waar het om gaat is - en dat geldt ook bij een slip - dat je na die schrikreactie, onderkent wat er gebeurt. Beseft dat als je zo blijft remmen, je wagen als een pro jectiel op je voorgangers zal knallen en dat je daarom beter kunt proberen te redden wat er te redden valt. Die tijd heb je, mits je maar bliksemsnel reageert". In zijn afrondend praatje zal Hul stein het aan het eind van de dag de cursisten ook nog een keer duidelijk voorhouden. Het anti-slipcertificaat is geen garantie dat je nooit meer zult slippen. „Maar je hebt wel een betere kans dat je van een groot ongeluk een klein ongeluk maakt of van een klein ongeluk helemaal geen ongeluk". Ik zelf wist al voor ik aan de cursus begon dat het geen aanvullende auto verzekering zou zijn. Twee van mijn schoonbroers volgden de anti-slip cursus en drie dagen later ging een van hen met zij n eigen wagen over de kop. Gelukkig bracht hij het er zelf goed vanaf. Hulstein wil van me aannemen dat die schoonbroer in kwestie nu niet het type bravourmaker is die het geleer de weieens even in de praktijk zal brengen. „Maar toch is dat vaak wel de oorzaak. Ik hoorde laatst nog van iemand die hier de cursus had ge daan, Die zou in de sneeuw van vori ge week op de parkeerplaats van de zaak waar hij werkt, even een de monstratie weggeven. Maakt een pi- routte en rijdt zo bij een wagen van een collega binnen. Twee auto's in de prak". *Vrij algemeen wordt verondersteld dat een achterwiel-aangedreven auto sneller slipt dan een voorwielaandrijver. En dat daarom een voorwielaandrijver veiliger is. Volgens Hulstein hoeft dat niet per defini tie het geval te zijn. Het verschil is, zegt hij, dat een achterwielaandrijver eerder waar schuwt. Als het glad is gaat een achter wiel-aangedreven auto dweilen. Een voor wielaandrijver doet dat niet. Vandaar dat men het gevoel heeft dat een voorwiel- aangedreven auto veiliger rijdt. Maar hij slipt wel degelijk, alleen merk je dat pas als je remt of plotseling van richting ver andert. Dan heet het dat je de macht over het stuur bent kwijtgeraakt, maar het is exact hetzelfde als in een slip raken. Door Bert van Velzen, DE KERK is weg. Er kotntj,, bejaardenhuis. Het was geer, mooie kerk, maar de inkep,'ri. gen in onze knieschijven^,' daar ontstaan. We hebben et als schreeuwende borelin9ct het eeuwigdurend merktef, gehaald, het magische pas. poort van het doopsel. Dat,,,, te verwijderen kenmerk stojj in de ziel als het geschroeid' brandmerk van de OK-ranei in de huid van een rund. Vergis u niet. Op zesjarige leeftijd kenden wij reeds hei zilverklingelende antwoord op de verpletterende vraag Waartoe zijn wij op aarde? Wij wisten het, maar vsaar^ dat merkteken? Ik probeerd; het me toen vaak te uerbeel. den, als een wasserijmerkje. rood. of goud geborduurd in; kraag van de ziel. Volgens tr, zijn er heel wat katholieken die uit de oude erfenis alleen maar dat onzichtbare tekentji hebben overgehouden. Zelfs met de knoet zijn dezen niet meer terug te drijven inde kerken die nog overeind stag De kerk is weg. We hebbent in het halfduister leren biech ten, eerst moeizaam, want u- konden nog geen kwaad don en moesten voor een behoor lijke biecht eerst iets pikken of een beetje vloeken. Later, dankzij voornamelijk desnei le klierontwikkeling in de pj bertijd, konden we ten hemd. schreiende vergrijpen aanin. gen, wraakroepende zonden doodzonden genaamd, in grot boetvaardigheid gaan beken nen. Het was een gevaarlijke tijd, je moest bijzonder uitltij ken bij het oversteken, tenzij je net had gebiecht, want «oor je het wist lag je te kermen ii de hel. Eerder, als vrome kh ters, probeerden de nonnen Perpetua en Symphorosa ot kleine werkjes van barmhar tigheid te leren, zoals bijvoor beeld het wegschenken tian een nauwelijks aangevreten krentenbol aan een misdeeld kind. Wij werden daarvoor beloond met vaalrose suiker beesten onder een lichte schimmel en wit uitgeslagen chocoladekameeltjes, die jam eerder door hen in beslag ti ren genomen en alreeds de geur van heiligheid bezaten. Ik denk dat de nonnen daar mee een versterving deden, totdat de lust was verdoofde de versnapering geen uerlei dingskracht meer bezat. In die nu afgebroken kerk hebben we Basje uitgezongen in een hartverscheurende re quiem. Hij was onder een ao» hangwagen gekomen enind hemel zat hij rijst met een gouden lepel te bikken tusse de engelen, maar we benijd den hem niet, want de hemel leek toch saai. In de afgebro ken kerk zong mijn oom Wil lem Asperges Me met een klontje roomboter in zijn stem. Als hij het „Aan UOK ning der Eeuwen aanhief dreigden de knopen uanzijr, jas te catapulteren in de km gewelven en als pater Hem- trompetterend tremolo uit riep: „En zie, dan huppelt M hart in vreugdendans", dan trok zijn kromme gestalte recht. In die tijd zong je behalve Schooiertje Klein ook TanW Ergo onder de douche en, inl passietijd, het uiterst weemf- dige, sombere, klagende: „0 Jezu zoet, Gekleurd met Moe van kroon- en geselwonden De kerk is weg. Voor zovers: niet zijn geroyeerd liggende heiligen in het puin. O Eul«- lia, waar is Sint Foy greblener, waar schuilt Pelagia de Boet vaardige? Wie kent de beer nog als vriend van Colombi nus en wie weet waarom Sim Agatha twee borsten op een schotel draagt? Ja, ze teerde» haar afgenomen door wreit Romeinse soldaten. Volgent' Britse hagiograaf Donald# water is Agatha later, donk een verkeerde interpretatie van de dis die zij torste, de f- trones van de klokkengieter geworden. Wie heeft er vrijdag nog tf aan Blashts gedacht en wie roept er bij gillende kiespij» om Appolonia, die vaak vX» afgebeeld met een tandarV- nijkundig breekijzer?Sin1' ta had een sleutelbos, Bardi'" lomeus droeg een slagersint1 en Isidorus met de sikkel k" worden aangeroepen door boerenknechten in nood O1 schoen was het symbool w» heilige schoenlapper Crisp1'1 en de leeuw vergezelde Ge"' mus en andere vrome woes- tijnheremieten. Menmagl'' cas met de gevleugelde ose» de vrome abdis Getrude va' Nivelles met een staf, -wW" een klimmende muis. Dat!" allemaal onder het puin- Straks zijn er alleen nog een paar sombere mannen1 Limburg. Fulgensius, Fm'-' tuosius van Tarragona en 9' Umberto, blinde kleermak" van Napels, bid voor ons- J\.MSTERDAM slingerde langs met waarschijnlijk veel bombarie een aantal m gelen de publiciteit in wal het drugsgebruik in de hoo. (bijna 10.000 verslaafden), t ook alle daarmee gepaard g randverschijnselen, terug ge gen moet worden. Het gemeentebestuur ste totaal vijftien uitgewerkte punten op, maar alleen var 11 sprongen Nederland en van de westerse wereld zo veer op tilt: „Het instellen vt proef met gereguleerde ver king van harddrugs aa\ zwaarverslaafden", iets gen lijker gezegd: een gesele groepje junks krijgt de dope taan voor niks. Burgemeester Ed van Thï zuchtte vorige week op de tr van het ministerie van W Volksgezondheid en Culti dat het voor de hoodstad schijnlijk een martelgar worden om het nieuwe dr leid in zijn geheel verwez te krijgen. Hij zei dat niet aanleiding, staatssecretari: der Reijden had juist „nee' tegen de gereguleerde ve king. Niet alleen in bestuurlij1 Haag, zeker ook in de pro had de presentatie van he sterdamse plan het effect vc sneeuwbui in augustus. Ma( ze in Amsterdam dan écht g worden? KUN JE spreken een stadsbeeld v< als GG GD-arl van het 'nieuwe' i „Over het algemee moment zeggen, dat aan drugs een spec naangelegenheid is e: dus ook iets van voor Het percentage zelfgc hoog. Dat kun je vri, gaan. Amsterdam kei eerste verslaafden. S sen toen 19 waren, da: 1 een grote groep 50-jai gezeten. Dat is dus n: die zijn heus niet alle hoor." „Ik vergelijk het wat Leger des Heils- E weieens zei. Zij stelde E 3000 hoertjes op de E gens haar ververst di de twee a drie jaar. brave huismoeders. met onze junks. De mensen volwassen w< veel verschillende wc waar." E Volgens Mulder wi E roïnegebruik alleen bleem gemaakt. „Er betrokken en dan g; eens heel moeilijk doi pisch mechanisme. M we over? We leven tc taking society'? Wa aan alcohol gebruikt vele malen groter. Je bij een slijter kope E zijn op recept verki S weieens het idee dat E ke ruzie meer beslee een handjevol valiurr De Amsterdamse periment van geregu k'ng graag willen op het willen proberen, i plezierig vind. Als mi E ver gewoon behand S meteen resultaat ziei nier van werken hel betreft uit ons hoofd E ten heel bescheiden E zoveel mogelijk socia E ke condities te sche E mensen zelf initiatie 5 om hun leven te ver; is dat heel zinnig ma; scheiden." De wil om een leve leiden, is naar de me E bij vrijwel iedere ju I wezig. „Er is geen vei 'Ha, ik ben verslaafd maal ingerold, ingev samen met een bep; E Ze moeten dus niet i inrichtingen, als he moeten ook niet in de langrijk is dat er o manier contact met blijft of tot stand ge denk dat je dat bin ment misschien tot - E gen. Een kleine groe E gelegenheid op een aan de vereiste doses Die visie wordt ge Wethouder Tineke v

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1984 | | pagina 20