maar"uit VAKBONDSMAN FRANS DRABBE W2 ■7ATERDAQ 17 SEPTEMBER 1983 W3 neisje rans Drabbe, tweede vice- voorzitter van de FNV en loondeskundige van de vakbeweging, legt er de nadruk op dat hij graag in een spanningsveld werkt. Over twee jaar valt dat \spanningsveld weg. „Als we zestig zijn geworden, dat weten we d'r uit. We hebben geen keus. Dat doetje \natuurlijk wel wat maar ik accepteer het, ik ben er overheen. Emotioneel en psychisch. Ja, het is mijn [tijd." Een gesprek met deze Zeeuwse vechtersbaas. Frans Drabbe. Klein en fel. Een terrier. Maar een terrier met zelfspot. Zegt hard la chend: „Ik heb meer slechte dan goeie karaktereigenschap pen, vrees ik Gegriefd Beperken Vijftien uur Dwars Discussie Vuilnisblik Macht waarvan zestig pro- n. einschalig is, met ge- wartwerkers bestaan ie branche wordt re- weten wat het GAK line achthonderd gul- s dan vaak wordt ge ars de voorkeur aan jan er niet meer dan a ons land rijk is. Frans Drabbe is een man met een jonker uiterlijk. Dat en de om standigheid dat hij uit Zeeuws- baanderen komt, waar de Tachtigjarige Oorlog echt tach tig jaar geduurd heeft, wekt jet vermoeden dat hij mis schien Spaans bloed in de ideren heeft. Frans Drabbe (een wat schelmse blik): „Met mijn voorouders zit dat heel in gewikkeld. Ik stam uit een [etellappersfamilie uit Brabant. Die mannen aren trekkers. Mijn tamboom is ver uitge- ■ocht. Die laat heel moeders zien en ieinig vaders. (Scha terlachend:) Ze moe- zich rot zoeken aar de vaders. Ja, ik denk wel dat ik <at vreemd bloed eb, dat zit er dik lostkantoor geld ging ha ve hem niet meer terug- Dlitie heeft hem tenslotte Een man uit Hilversum te gebeuren stond. Die mensen waren sterk socialistisch georiënteerd. Zij hadden twee kinderen. Er waren nog drie andere kostgangers in huis. In dat gezelschap heb ik de discussie le ren voeren over maatschappij en sa menleving en politiek. Dat heeft een enorme invloed gehad om m'n latere leven." In dat 'latere leven' werd Frans Drabbe vakbondsbestuurder. Het ge beurde zonder dat hij er zelf invloed op uitoefende. „Ik heb zelf nooit ergens om ge vraagd. Het is altijd allemaal op mij afgekomen. Ik had er indertijd hele maal geen benul van wat dat nou precies wilde zeggen, vakbondsbe stuurder. Mijn vader was lid van de bond en meteen na afloop van de Tweede We reldoorlog ben ik dat ook geworden. Ik zal hooguit een jaar bij de NSM ge werkt hebben toen ze van de kant van de bond (metaalbond NVV) vonden dat ik meer moest doen dan alleen maar lid zijn en toen boden ze me aan om cursussen te gaan volgen. Ik heb heel veel zelfstudie gedaan. Maar waarom ze juist mij moesten hebben weet ik niet. Ik was nog maar een snotneus." U zult wel opgevallen zijn. Had u een grote mond? „Ja, misschien had ik een grote bek op die fabriek. Ik liet me in elk geval niet door anderen zeggen wat ik wel en wat ik niet moest doen. Dat be paalde ik zelf. Als er iets me niet aan stond liep ik naar de fabriekscom- missie. Of rechtstreeks naar de bajs want zo brutaal was ik wel. Er zal wel iets van me zijn uitgegaan. Ik kan me niet voorstellen dat ik anders op deze stoel terechtgekomen zou zijn." Het karwei op die stoel heeft taaie Frans niet gesloopt, ondanks de vele inspannende werkuren, ook in de weekends. „Zomaar niks doen ligt me niet. Ik werk graag. Ook thuis." Frans Drabbe: „De feitelijke afstand tussen de arbeidende klasse en alles wat er boven zweeft, is nog groot". FOTO MARCO SWEERING landse horeca verschilt n die in veel andere lan- lerlander gaat zelden 'zo daar moet een duidelijke voor zijn. En dat is er ijk de oorzaak van dat gelegenheid dat men el- ldig aantreft - tussen de het chique restaurant in g voorkomt. ;r: „Dat klopt - we zijn maal weinig bourgonisch ig. En we willen het alle- escheiden houden. Neem ik. Ziet er prachtig uit, en veel mensen af, hoewel niet duur zijn. Maar zou de weg groot met je prij- ren, dan stoot dat weer dat hoort óók weer niet inkt men direct aan het nheden waar het over an- at schetsen van 'dé' horeca id is een onmogelijke op- alleen vanwege de ver- isen die vele duizenden nten, maar ook vanwege nstrijdige getuigenissen, éne hotelier verhalen over >ende die gasten aanricn- et land der fabelen ver een kamermeisje dat z k kan vullen met haar er- Het lijkt soms of men op- weel rotzooi maakt a lijk is. Drankflessen in ai- ïalf opgegeten snacks, om- rankjes. En dan zwijg ergere dingen. Maar t het niet te voorspellen is. mensen naar de kam :van ik denk: nou, dat e morgen. En dan tre J jn zwijnenstal aan. j), keerde komt eveng ielk geval duidelijk dat de horeca-man of -vrou* likken over minstens ortie geduld en inca klant is niet alleen klant, gast, en heeft dus dubt*' weet dat beter dan de ie, zeker als het uur 8e |t promillage van de bez igen is, de eigenschap^ fdevolle verpleegster met die van de begrijp lag ik, is het allermoeilijk i beroep. ikt lang na. ,,Sma^' -ïen lachen om de c1 grap die je al *wl" oord hebt. En die nog is óók Door Hans Sternsdorff Dan, ernstig: „Maar ik denk dat ik in ieder geval altijd voor mijn mening sta en dat iemand van goeie huize zal moeten komen om me d'r van af te brengen. Een andere eigenschap.maar ik vind het zo arrogant om dat te zeg gen. dat is.ik vind dat ik altijd eerlijk ben. Men praat zo gemakke lijk over een leugentje-om-bestwil maar ik bedenk me een paar keer eer ik dat toepas. Ik denk dat ik daardoor bij veel mensen een groot vertrouwen heb weten te winnen. Als ik het gevoel heb dat ik door iemand belazerd wordt dan is dat niet best. Dat kan ik niet hebben. Ja, en dandat is een slechte eigen schap. ik word vrij snel boos, kan zeer emotioneel zijn, minder zakelijk misschien ook wel. Ook wel 'ns min der vergeetachtig dan nodig is als ik ruzie heb gehad." Haatdragend? „Niet haatdragend. Niet in de zin van: ik zal jou óók een kool stoven. Maar ik heb er wel moeite mee. Als men mij bewust iets aandoet, kan ik niet de andere dag doen alsof ik het vergeten ben, zo eenvoudig ligt dat niet. Ze mogen met mij de vloer aan vegen als dat op een open wijze ge- beurt en als ik het dan met hun ook maar mag, bij wijze van spreken." Twee voorbeelden graag. - Die vraag levert een diep nadenken op. Wot in /-IA4- „Wat is dat moeilijk.soms denk je wel eens wat problematischer over jezelf dan nodig is.hoe zal ik dat zeggen.Ik heb er grote moeite mee wanneer men mijn integriteit in twij fel trekt. En het zal duidelijk zijn dat ik daar nogal eens tegen aanloop in het werk dat ik doe. Als je in leden vergaderingen komt eri zegt: het zit zus-en-zo in elkaar, en als men zich dan opstelt in de zin van: nou, dat lieg je, dan voel ik me gegriefd tot in het diepst van m'n ziel." Hoe reageert u dan? „Zeer emotioneel, té emotioneel vaak. In de zakelijke maar ook in de privésfeer. Dan zeg ik.dingen waar ik later spijt van heb." Wat voor dingen? Schelden? „Nee, ik zal niet gauw in scheldpar tijen vervallen." Stilte. - Vraag: reageert u bijvoor beeld met „vuile hufter"? „Ja. En nog wel grover. Maar niet echte scheldpartijen. Wel zéér emtio- neel ergens op ingaan." Ook in besprekingen met werkge vers? „Ja, al gebeurt het daar misschien wat meer gecultiveerd. Een scheld partij in die kringen is mij nog niet overkomen. Als je tijdens onderhan delingen echt kwaad wordt en je niet meer kunt beheersen, ben je verloren. Je moet dus altijd proberen de ander zo ver te brengen en dat gebeurt re gelmatig. Het gaat er in besprekingen met de overheid en met werkgevers niet om of het voor mij leuk is of niet. Ik zit daar om de belangen van anderen te dienen en je dient hun belangen niet door vanuitje emoties verkeerde din gen te doen. Dat is voor mij dus een enorme rem, hoe vaak ik ook boos zou kunnen zijn om wat ze willen en wat ze zeggen. Je moet niet zo boos worden dat je je tas pakt en wegloopt. Dat moet je tot het uiterste beperken. Natuurlijk, ik ben wel eens besprekingen uitgelo pen, maar dat moet je niet te vaak doen want dan is het effect ervan to taal nihil." U past het niet toe als truc? (Ik geef het voorbeeld van mr. Geertsema, de commissaris van de koningin in Gel derland, die mij tijdens een interview toevertrouwde dikwijls komedie te hebben gespeeld door enorme woede voor te wenden terwijl hij innerlijk geheel onbewogen was). Drabbe: „Ik kan die uitlating van hem heel goed plaatsen. Er wordt tijdens on derhandelingen een spel gespeeld, hard of minder hard maar het is het spelen van een spel. Van de partijen die aan tafel zitten zal er één altijd het gevoel hebben dat-ie winnaar of verliezer is. Op het moment echter dat de partijen van tafel gaan hebben ze allemaal de neiging zich naar de achterban te presenteren als de win naar en in dat spel zitten natuurlijk allerlei trucjes. Vele. Tas dichtdoen en weggaan, dat is iets wat ik uitsluitend gedaan heb als reactie op de werkelijke stand van zaken, vanuit een zakelijke overwe ging: hier praat ik niet meer over, voor mij is het afgedaan, ik ga naar huis. Maar niet als truc om druk op de ketel te zetten." Worden anderen wel eens boos op u? „Gelukkig heb ik dat in een aantal gevallen weten te bereiken, 't Is beter dan zélf boos worden. De meeste mensen worden dan zwakker in hun argumentatie en daardoor kwets baarder." Frans Drabbe wijst op het belang van wat hij noemt 'de uitputtings slag'. „Mijn langste onderhandeling heeft vijftien uur aan-één-stuk geduurd. Proberen door te gaan tot de ander duf is en verzwakt. Dat wordt ook toegepast in onderhandelingen." U bent taai, hè? „Ja, ik schrik er nooit voor terug om hele lange vergaderingen te hou- Proberen door te gaan tot de ander dut en verzwakt is' Drabbe, naast Wim Kok, aan de onderhandelingstafel. den. Ik draai nog gemakkelijk twaalf tot vijftien uur achter elkaar. Dat kan ik fysiek nog doorstaan al is het wel al wat geminderd op mijn leef tijd." Frans Drabbe wordt op 7 november acht en vijftig jaar. Zolang geleden is het dan dat hij geboren werd in de Catspolder van Zeeuws-Vlaanderen, „een kleigebied tussen de dijken waar je in het najaar en 's winters bijna tot je knieën in de modder zakte". Rondom boerderijen. Drabbe's va der werkte bij een boer, al vanaf z'n negende jaar. Later werd hij fa brieksarbeider, net als Frans Drabbe zelf die na de lagere school naar de ambachtsschool ging en een opleiding tot machinebankwerker volgde. Op die ambachtsschool had emotio nele Frans zijn eerste conflict. Dat was eind 1940 toen Nederland al door de Duitsers was bezet. Buiten mar cheerde de Jeugdstorm, de nationaal- socialistisch jeugdorganisatie voorbij en een van de leraren gaf de kinderen in de klas opdracht voor het raam te gaan staan kijken. Frans Drabbe: „Maar met m'n snotterige kop van veertien j aar voelde ik daar niet veel voor en ik zei dus dat ik dat NIET deed. En ik zei: ik ga naar huis en ik kom hier NOOIT meer terug. Wat kom je doen? vroeg mijn vader. Ik vertelde hem wat er was gebeurd. Hij zei alleen maar: je hebt gelijk." Thuis lag de kleine Frans overigens ook dwars. „De verhoudingen waren goed, hoor. Ik heb hele goeie ouders gehad. Maar ik kwam in conflict met hun denken over kerk en wereld en kerk en samenleving. Moeder was her vormd, vader deed er wat minder aan. Moeder vond dat ik naar de kerk moest en naar zondagsschool. Met alle vrolijkheid en ellende vandien. Je draagt er je hele leven dingen van mee waar je je moeilijk van kunt losmaken. Ik heb er altijd het gevoel aan overgehouden dat ze je een soort schuldgevoel wilden aan praten en om dat volledig kwijt te ra ken. dat klinkt misschien gek, maar dat is heel moeilijk.en ik ben nu toch bijna zestig." Zondebesef? vraag ik. „Ja god, ik heb dat vrij snel gekre- FOTO GER DIJKSTRA. gen. Maar toen ik een jaar of twaalf was wou ik niet meer naar de kerk. Ik zei: ik doe dat niet meer, ik heb daar niks te zoeken. Nou, dat was natuur lijk denderende ruzie maar voor mij was het afgelopen. Ik ging voetballen. Op zondag. Mijn moeder vond dat natuurlijk maar niks. Met m'n vuile voetbalkleren hoefde ik thuis niet aan te komen want die wilde ze niet wassen." De jeugd van Frans Drabbe speelde zich voor een groot deel af in de fa briekshal. Hij kwam als 16-jarige bij de Ned. Stikstof Mij. in Sluiskil maar dat bedrijf werd al snel door de Duit se bezetter ontmanteld waarna Frans Drabbe als leerling-machinebank werker een baantje kreeg bij de scheepswerf De Schelde in Vlxssin- gen. Hij kwam daar in de kost bij een echtpaar en dat luidde een van de be langrijkste episodes van zijn leven in. „Die vrouw was een Duitse, ge trouwd met een Nederlander. Dit echtpaar had lang in Duitsland ge werkt en voorzag wat er in dat land Wat voor werk? „Ik mag graag lezen, dat is natuur lijk óók iets doen, maar ik kom er haast niet meer aan toe. Toen ik wat méér dingen thuis deed dan nu maakte ik bijna alles zelf. Om iets te kopen moest je geld hebben en dat had ik maar in heel beperkte mate tot m'n beschikking. Maar ik had en heb twee handen. Mijn vrouw gebruikt nog steeds een vuilnisblik van koper dat ik zelf met de hand heb gemaakt. Ik repa reer nog altijd een kapotte kraan. Het kan een tijd duren maar mijn vrouw is zo geduldig dat ze niet meteen naar een loodgieter loopt. Als de boel bin nen geschilderd moet worden doe ik dat graag, maar ze zijn er thuis niet altijd gelukkig mee want dan kan de boel maanden overhoop liggen." Overhoop liggen. Vooral buitens huis doet Frans Drabbe dat in toene mende mate met werkgevers en over heidsvertegenwoordigers. Ik veron derstel dat hij nu wel vaker kwaad zal worden dan pakweg tien jaar ge leden. Ietwat droevig kijkt hij me aan. „Het is gek dat ik nu misschien nee zeg. Ik ben alleen maar heel beduusd. Je kunt eigenlijk niet meer kwaad worden om de argumentatie die er door beleidsmakers wordt gehan teerd. Wel inwendig kwaad. Ik vind het absurd zoals bepaalde lieden be zuinigingen verdedigen en verbanden leggen die nergens op lij ken en dat er toch een grote groep is die bij na blin delings achter zo'n beleid aanloopt. Daar ben ik de laatste tijd vaak be duusd van. Beduusd is misschien een zwak woord. Je bent natuurlijk geweldig bezorgd door die ontwikkelingen als je ziet hoe groepen mensen volkomen de vernieling ingaan. Als je probeert dat op vergaderingen over te dragen aan de werkgevers en ervaart hoe op pervlakkig ze dan reageren, dan geeft dat je het gevoel hoe groot de feitelij ke afstand nog is in onze samenleving tussen een arbeidende klasse en alles wat daar nog boven zweeft." Grijpt het grote ledenverlies van de vakbeweging u erg aan? Ja, zéér! Ik heb er best begrip voor dat mensen, die helemaal aan de on derkant zitten, zeggen: het kan echt niet meer. Maar er is ook een aantal mensen dat blijkbaar heel gemakke lijk met idealen omgaat. Die vergeten dat je juist in een crisistijd daar het hardst voor moet vechten." De teruggang van het ledental heeft natuurlijk een negatieve in vloed op de macht van de vakbewe ging. Frans Drabbe knikt somber: „De arrogantie in het politieke beleid is groot. De arrogantie van de macht, zou je kunnen zeggen. Dat tekent de verzwakte positie die je als vakbewe ging hebt." Peinzend staart hij even voor zich uit. Zegt langzaam: „Kijk, de macht van het le dental is natuurlijk groot. Maar daar ligt niet de werke lijke macht van de vakbewe ging. Waar het naar mijn stellige overtuiging om gaat is of je als leden samen bereid bent om te knokken. Met meer of met minder. Daar ligt de macht."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 41