Ons beeld van de geschiedenis vaak vals
iGefrustreerde liefdes
in koloniaal verleden
Het Westen: ramp
voor de Indianen
Gedichten uit het
Caribisch Gebied
Albert Helman over
Robinson Crusoë en
Aphra Behn Oroenoko
Het Westen: weinig
opwekkende levens'
NEDERLANDSE GESCHIEDSSCHRUVING OP HELLING
In memoriam
Chin a Foeng
WOENSDAG 14 SEPTEMBER 1983
EXTRA
Aphra Behn
OROENOKO of de
Koninklijke Slaaf
Robinson
LOENSDAG 14 SEPTEI
Licht
)ucky Luke: De Dc
Rpie Happie En D
Allesbehalve romantisch..
Door Henk Egbers
Indianen hebben in het
verleden meer gesproken
tot een Europese Karl May-
achtige verbeelding dan
vanuit de werkelijkheid.
Daar is de laatste tijd wat
verandering in gekomen.
Niet omdat ook ons land nu
talrijke Indianen-afstam
melingen herbergt, maar
meer door de alarmerende
berichten over de uitroei
ing van Indianen in Ame
rika. Toch had BUFFALO
CHILD LONG LANCE in
1928 al een erg informatief
boek, vanuit eigen erva
ring, over deze vorm van
mens-zijn geschreven:
NOOIT MEER ZWERVEN
(oorspr. Long-Lance-
Idiaanse Bibliotheek van
uitg. In de Knipscheer -
f26,50).
De Indianen van dit
boek kwamen het laatst
van allen met de blanken
in aanraking. Hun stamge
bied lag ver weg in het
noordwesten van de Vere
nigde Staten en Canada.
Een rusteloos nomaden
volk. Maar „ons bestaan
als vrije zwervers over
open prairies was voorbij.
Een paar jaar later zaten
we op missiescholen het
ABC te leren en hoe we on
kruid moesten wieden.
Wat schaamden we ons dat
we het werk van vrouwen
moesten doen, terwijl we
altijd gedacht hadden krij
gers en jagers te worden,
zoals onze voorvaders... We
moeten het aan onze
ouders overlaten om stoi-
cijns te zitten dromen over
de glorie van het verleden.
Onze taak is het om ons te
schikken in de nieuwe ma
nier van leven die de Grote
Geest voor Amerika heeft
voorbestemd", zo besluit
Buffalo zijn boek.
Verwacht van dit boek
niet een analyse van de in
vloed van de westerse- en
christelij ke „beschaving".
Voor zover ik dat zelf heb
kunnen constateren heeft
die nogal schizofreen ge
werkt; de hoogmoedigheid
waarmee die aangeboden
en opgedrongen is lijkt nu
niet zo erg zegenrijk ge
weest. Integendeel. Mis
schien biedt dit boek toch
wat duidelijkheid, omdat
daarin de „glorie van het
verleden" goed getekend
wordt. Ook al vind ik dat
verleden niet altijd glorie,
hij staat wel haaks op de
oerkrachten die nog altijd
aanwezig zijn in het India-
nenbloed.
Buffalo vertelt hoe ze als
kinderen gehard werden
met bijvoorbeeld geselen
in de sneeuw! Opvallend is
ook de opvoeding in typi
sche mannelijke- en vrou
welijke rolpatronen bij de
ze „natuurvolken". De eer
bied voor het ouderdom.
Het zinvolle van namen
geven. Het functioneren
van de medicijnman. Het
jagen op bizons, maar
vooral van stammen op el
kaar. Strijd, die niet mis is.
De komst van de blanken.
Funest. Bloed. Tegenstel
lingen in mentaliteit.
Een sprekende anecdote.
De blanke wil land kopen
van de Indiaan. Het stam
hoofd pakt een buideltje
zand. „Geef mij je geld
maar. Ik zal het tellen en
dan tel jij de zandkorrels.
Wat het snelst geteld is, is
het minste waard". De
blanke liet het zand in de
palm van zijn hand lopen
en terwijl hij ernaar keek,
zei hij: „Ik leef niet lang
genoeg om alle korrels te
tellen, maar het geld is zo
geteld". Het stamhoofd
antwoordde: „Dan is ons
land veel meer waard dan
jullie geld. Het bestaat
eeuwig.... We zijn bereid je
alles te schenken wat je
mee zou kunnen dragen,
maar het land nooit". De
blanken hebben het dan
ook genomen..! Met misda
dige gevolgen..
Door Henk Egbers
Mensen met een afgewogen
historisch inzicht blijken
vaak een bemoedigend rela
tiverende kijk te hebben op
de actualiteit. Dat is ivat an
ders dan defaitisme. Maar de
kijk op de historie is ook re
latief, omdat de bril waar
door naar de geschiedenis
gekeken wordt vaak van
kleur verschiet. Dat wordt
duidelijk in de interessante
bundel opstellen: KANTE
LEND GESCHIEDBEELD
(uitg. Het Spectrum - Aula
paperback 86 - f39,50). On
der redactie van W. Mijn-
hardt beschrijven daarin ne
gen historici hoe de ge
schiedschrijving in Neder
land sedert de Tweede We
reldoorlog, nogal verande
ringen heeft ondergaan.
P. Blaas van de Erasmus
universiteit vat in zijn bij
drage „Nederlandse ge
schiedschrijving na 1945"
samen om welke verande
ringen het gaat: een
groeiende belangstelling
voor de sociale geschiedenis;
een toenemende internatio
nalisering van de in het ver
leden enkel nationaal over
dachte thema's en de omvor
ming van een sterk natio
naal gekleurde oude kolo
niale geschiedenis naar een
meer internationaal geo
riënteerde en thematisch
opgezette Europese expan
siegeschiedenis". Dat klinkt
mogelijk wat vaktechnisch.
Toch is het boek niet in
overdreven wetenschappe
lijke bewoordingen geschre
ven en zullen de meeste ge-
schiedenis-fans het kunnen
volgen. Het interessante is
dat de geschiedenis in deze
jaren geschiedenis maakt.
Ontzuiling, secularisatie, de
„roaring sixty" etc. lieten
anders reageren op het ver
leden. Ook al wordt her-
haaldelij k geconstateerd dat
Nederland bij geschiedenis-
onderzoek op veel terreinen
internationaal achteraan
komt hinken, het beeld over
het verleden wordt grondig
gewijzigd. Concreet betreft
het hier de Nederlandse ge
schiedenis na 1500. De hele
bundel geeft een goed in
zicht wat er zoal aan litera
tuur is verschenen in de
laatste veertig jaar.
G. de Bruin van de uni
versiteit Utrecht begint met
duidelijk te maken hoe rela
tief „nationaal" de zogehe
ten Opstand van „Neder
land" tegen de Spanjaarden
in de 16e eeuw geweest is. In
deze strijd, waarmee Neder
land zijn eigen identiteit op
eiste zijn zoveel zaken bij de
geschiedbeschrijving ten
dentieus ingekleurd terwille
van een vermeend nationa
lisme, dat de actuele herzie
ningen alleen maar ont
nuchterend zijn. Deze ont
nuchtering is echter van be
lang bij - om een voorbeeld
te noemen - onze actuele be
oordeling van soortgelijke
strijdtaferelen op dit mo
ment (neem bv Suriname;
De Bruin noemt Vietnam).
Dezelfde auteur trekt zijn
betoog in dit verband door
naar de Gouden Eeuw om te
concluderen, dat de Neder
landse geschiedschrijving,
wat betreft de politieke, in
stitutionele, sociaal-politie
ke en mentaliteitsgeschiede
nis van de 16e en 17e eeuw,
zich in een dal bevindt.
D. Roorda (Leiden)
schrijft over de winst die ge
boekt werd bij het onder
zoek naar het stedelijk pa
triciaat in Nederland en PC
Jansen (GU Amsterdam)
constateert in De economi
sche en sociale geschied
schrijving van de Nieuwe
Tijd dat „het Hollandse
wonder" van de Gouden
Eeuw eigenlijk een illusie
was. „Het raadsel van de
Gouden Eeuw kan nu als
een samengaan van een
unieke internationale situa
tie, de ligging van het land
en de natuurlijke hulpbron
nen worden verklaard". On
ze geschiedenisboekjes op
school zitten vol valse idool
vorming.... Een sleutel om
dat verschijnsel te ontrege
len geeft W. ten Have (VU
Amsterdam) in de geschied
schrijving over crisis en ver
zuiling. Evenals door de ver
andering in De koloniale ge
schiedschrijving (G. Schutte,
VU Amsterdam), wordt hier
duidelijk hoe wensdromen,
overtuigingen van het gelijk
in de actuele politiek of so
ciaal-economische verande
ringen het beeld van de ge
schiedenis kunnen aantas
ten. Hoe het past bescheiden
te zijn bij het beoordelen
van geschiedkundige feiten.
Een van de kernhoofdstuk
ken van het boek is van
Mijnhardt (universiteit
Utrecht), waarin hij de ge-
chiedschrijving over de
ideeengeschiedenis van de
17e en 18e eeuwse republiek
Geschiedenis en geschiedenis is twee!
aan de orde stelt. Thema's
als tolerantie, boekenmarkt,
universiteitsgeschiedenis,
humanisme en politieke
theorie zijn van groot belang
bij het verkrijgen van in
zicht in de evoluties. Hoewel
vaak nogal somber gedaan
wordt over de stand" van za
ken in de Nederlandse ge
schiedwetenschap, worden
er nog - afgezien van inter
nationaal erkende figuren I
als Kossmann - toch ook I
lichtpunten geconstateerd I
Over die stand van zaken I
geeft dit boek boeiende in-1
formatie.
Door Henk Egbers
Het voormalige Nederlands
Indië blijft inspireren tot het
schrijven van boeken. Aan
de lopende band. De frustra
ties liggen opgehoopt in ons
koloniale verleden! Zelf heb
ik meer behoefte aan actuele
Indonesische literatuur. Die
begint pas schoorvoetend
naar hier door te dringen,
omdat het kolonelsregiem in
Idonesië dat blokkeert.
HELENE WESKI weet in
haar nieuwe boek DE MEN
SEN NOEMEN HET LIEF
DE (uitg. Moesson - ƒ24,50)
uitstekend de sfeer op te
roepen van de tijd waarin
wij dachten „iets groots te
verrichten" in dat gebied
waarin we ons verrijkten.
Het klungelachtige wereldje
van de kolonialen, die het
vaderlandse gewin en niet
hun gezin daar dienden. Op
vallend in de vijf verhalen
van deze bundel over Neder
landers in Nederlands-Indië
(wat een idiote combinatie
eigenlijk) is, dat ze in hun
persoonlijke leven allesbe
halve gelukkig zijn. Hélène
Weski kan dat raak be
schrijven. Soms laat ze zich,
om een verhaal op gang te
brengen, leiden door gelite-
ratuur om daarna veel di
recter te worden. Bijvoor
beeld: „Contouren van kant
werk, steeds inspringend,
omhoog reikend, terugwij
kend, grijpend naar sterren
en maan in een lang, verlan
gend gebaar". Een zin waar
mee ze start in het verhaal
„Toen de berg naar beneden
kwam". In deze geschiedenis
komt heel die abjecte kolo
niale sfeer naar boven. Een
nietszeggende gebondenheid
tussen man en vrouw ge
bonden aan de belangen van
de „onderneming" (suiker
fabriek). De spanning van
een vulkaanuitbarsting
wordt getekend tegen de
vulkaan van een huwelijk.
En dat gebeurt pijnlijk goed.
In het verhaal „De Njai"
vertelt ze raak over een Ne
derlandse man met een njai
(bijvrouw) in de kampong.
Hij trouwt met een Neder
landse vrouw, die op bijbelse
gronden aardig gefrustreerd
is. Een beklemmend verhaal
waarin moord gesuggereerd
wordt en de bijbel door let
terlijk het kind van de reke
ning aan stukken gescheurd
wordt. Al in het eerste ver
haal (Mevrouw Mien en Me
neer Max) word je gecon
fronteerd met die verwerpe
lijke koloniala sfeer, waarin
niet enkel het discrimine
rende klimaat bij de blan
da's, maar ook onderling bij
de bewoners de toon aan
geeft. De tropenkolder en de
liefde kenmerken het ver
haal Berceuse. Eerder kun je
zeggen dat de afwezigheid
van liefde het kenmerk is
van deze verhalen; of het
hanteren van een liefde die
dat niet blijkt te zijn. De
meeste mensen gaan kapot
aan wat liefde heet te zijn.
Het verhaal over de Zen-
tuin tekent dan wel een
idealistische vorm van lief
de, maar het onvermogen tot
liefde die mensen bevestigt
en met elkaar verbindt lijkt
het sterkst. Het tropische-,
koloniale klimaat versterkt
dit nog eens.
Door Henk Egbers
„Toen God de wereld schiep
zo'n zeven dagen geleden/
kon hij niet bevroeden,/ dat
het een puinhoop zou wor
den/ waarin het goed ploete
ren zou zijn/ en pas als de
onderste lagen weerdoor
Hem naar boven gekeerd
zouden zijn,/ zou chaos orde
worden". Zo begint het ge
dicht „Csardas in overpein
zingen" geschreven door de
beeldend kunstenaar CLYDE
ROËL LO-A-NJOE (1948),
die stamt van Aruba.
Hij schreef gedichten in
het Nederlands, maar Louis
H. Daal (1919), hoofd kultu-
rele zaken van het kabinet
van de gevolmachtigde mi
nister van de Antillen, ver
taalde ze in het Papiamen-
toe. Deze dubbeltalige bun
del: BALIAMENTU/DAN
SEN werd, met hulp van Sti-
cusa, uitgegeven door In de
Knipscheer. Relatief goed
koop 21.50) is de gehele
opbrengst bestemd voor het
Blindeninstituut Neder
landse Antillen. De dichter
is van huis uit beeldend
kunstenaar. Als poëet met
het woord is dit zijn debuut.
Negen reprodukties van zijn
veelkleurige tekeningen sie
ren het boek. Hij denkt gra
fisch en bijna uitsluitend in
vierkanten. Maar de vormen
en vlakken die hij daaruit
opbouwt worden- gevangen
in ritmische bewegingen. De
sterke logica probeert hand
in hand te gaan met de emo
tie. Lo-a-njoe zwerft over de
hele wereld: het Caribisch
gebied en Europa ontmoeten
in zijn werk elkander.
Zo is het ook met zijn ge
dichten; de Salsa en de Ga
votte, de rumba en de valeta
etc. zijn de basisgegevens
voor zijn overdenkingen, die
even somber als hoopvol
zijn; die in Duitsland of
Aruba, in de zoutpannen of
de pyramiden menselijke
vreugde en leed verwoorden.
Ritme, licht en kleur als op
zijn platen. Uit „Salsa in de
zoutpannen"...: „Vandaag
verpozen er vreemdelingen;
de vrouwen overdadig ge
ringd in/ robijnen en bril
janten, als moeders,/ die
even de wrange smaak van
onvoorwaardelijke/ geld-
jacht mogen wegslikken in
de zilte wind,/ die zich nu
hecht op hun lippen en hun
tong./ In de zoutpannen, die
zwijgend in hun/ geschiede
nis verbrokkelen/ tot ver
dorde koortsdromen"...
En uit „Bolero in Licht en
Beweging": „En als ik zie,
hoe sommigen dood zijn/
voor ze stierven/ en hoe an
deren bezield van hebben,
willen krijgen/, vergaten te
ademen/ en dat hun hart
stilstond/ bij de eerste vorst
van zelfvernietiging,/ die
heel hun wezen bevroor./
Zou dit schepsel,/ subtiel
dansend in het stille licht, I
de bode zijn van koudge-1
worden normen,/ tere mvs-l
teries, die je voelt,/ als je ziel
hoe haar bestaan/ opgaat lil
de vroege golf/ van de winil
die trekt/ van nu naar ncci:|
meer"..
Louis H. Daal heeft zijil
hele leven gewijd aan del
emancipatie en consolidatie!
van het Papiamentoe. ftl
versta van deze taal te weiT
nig om daarover een oordeel
te hebben. Als ik beide tek-r
sten naast elkaar zie, krijg|
ik de indruk dat Clyde 1
mede uit de taal gedi
heeft, of beter vanuit de cul-l
tuur waarvan het Papia-|
mentoe de uitdrukkings-l
vorm is. „Entakansa di tantsl
baliamentu,/ di tantu tikis l
miki i areglo/ girando rel
di globo, hardi bai/ moei
tras ku den restui univeis»
tin tantismo kos para
warda/ su man ku lo binpo-|
ne Orden Dat zegt
over God: „Zou hij nietl
moe zijn van het dansen.I
het steeds weer passen esj
meten,/ draaiend om
aardbol heen,/ intussen t
veel werk ligt te wachten/ill
de rest van het universum, I
dat vraagt om een hand c|
ordent
Door Henk Egbers
Albert Helman(80) is zeer ac
tief. In één maand kwamen
er drie boeken van zijn hand
uit. Aan zijn magistrale "tes
tament" De foltering van El
dorado besteedden we elders
al aandacht. Daarbij ver
schenen er nog twee opmer
kelijke boeken, die ook te
maken hebben met het Cari
bische gebied, waarvoor hij
zich opvallend inzet.
De naam van ALBERT HEL
MAN wordt niet vermeld op
de omslag van het boek van
APHRA BEHN OROENOKO
OF DE KONINKLIJKE
SLAAF (uitg. De Arbeider
spers - f 29,50). Maar zijn in
leiding op de schrijfster in
het boek is even groot als de
ze door hem vertaalde Afri
kaans/Surinaamse roman.
Geschreven op het eind van
de 17e eeuw is dit de eerste
uitgave in het Nederlands in
boekvorm. Zo vertaald en
uitgegeven nog alleszins de
moeite waard. De dichter
Thomas Southerne werkte
het boek om tot een gelijk
namig treurspel (1696), dat
nogal succes had. Zuidelijk
Toneel Globe brengt daarvan
in december in Breda weer
een première.
Aphra Behn was waar
schijnlijk de eerste vrouwe
lijke beroepsschrijver in
West Europa. Ze was non-
conformistisch en zou in on
ze dagen feminist genoemd
worden Ze nam geen blad
voor de mond. Een onderne
mende-, avontuurlijke
vrouw, die de kritiek zo
wakker riep, dat ze in de li-
teratuurgschiedenis onder
gespit werd. Als jonge
vrouw ging ze met haar fa
milie naar de jonge Engelse
kolonie Suriname. Terug in
Engeland werd ze spionne in
Antwerpen tegen de Hollan
ders en opereerde er als een
Mata Hari avant la lettre.
Even is ze getrouwd ge
weest, maar heeft haar ver
dere leven een geweldige af
keer voor wettige huwelij
ken getoond. „Huwelijk is
een even secuur moordgif
voor de liefde als geld uitle
nen voor vriendschap". Om
zich in een leven vol finan
ciële schulden overeind te
houden schreef ze 17 toneel
stukken, 13 „novels"; ge
dichtenbundels en vertalin
gen. Oroenoko is haar beste
boek, al zegt Helman dat de
stilistische eigenschappen
van mevrouw Behn niet uit
zonderlijk zijn. Het zijn wel
de stilistische gaven van Al-
bert Helman die van deze
vertaling zó iets goeds ge
maakt heeft, dat Aphra toch
prima geschreven heeft.
Helman: „In literair op
zicht is het een van de beste
prozaverhalen die tot het
begin van I8e eeuw in het
Engels zijn uitgegeven. Het
is bruisend van verontwaar
diging over de wreedheid en
het onrecht van de slavernij
en over de verwatenheid en
hypocrisie van de christelij
ke moralisten. Oroenoko
heeft indirect bijgedragen
tot de late afschaffing van
het onmenselijke, wrede uit
buitingssysteem in haar ge- 1
liefde Suriname, waarmee
de lamlendige Nederlanders
pas in 1863 op de proppen
kwamen".
Het is een historische ro
man, omdat Aphra Behn put
uit haar eigen ervaringen en
verhalen die ze hoorde bij de
negerslaven en de indianen.
Ze heeft zeer kritisch gerea
geerd. Haar gevoel voor
theatrale effecten levert zo
wel pure ontroering als gro
teske beelden op. Oroenoko
is een Afrikaanse prins, die
verliefd wordt op de schone
Imoinda. Deze wordt hem
afgepikt door zijn koninklij
ke grootvader, die haar uit
eindelijk - om hem te wre
ken als contact toch lukt -
als slavin verkoopt.
Oeronoko wordt door een
blanke bedonderd en ook als
slaaf verkocht. Beide gelief
den ontmoeten elkaar op een
plantage in Suriname. Hij
leidt een slavenopstand, die
mislukt. Hij doodt dan de
zwangere Inmoinda om
haar uit handen van de sla
vendrijvers te houden en
wordt zelf barbaars om het
leven gebracht. Aphra
priemt met haar tekst in de
valse start die Engelsen en
Hollanders in het midden
van de 17e eeuw met Surina
me maakten. Als literair fe
nomeen en als pijnlijk histo
risch document een boek om
te lezen.
ALBERT HELMAN heeft in
het boekje WAAR IS VRIJ
DAG GEBLEVEN?" (uitg. De
Walburg Pers - f 19,50) zich
zelf vertaald. Als directeur
van het Museum of Tobago
History heeft hij o.a. artike
len geschreven over het
eiland Tobago (Trinidad) en
Robinson Crusoë, in het En
gels. Drie bijdragen zijn nu
op 95 pagina's in het Neder
lands gebundeld tot een erg
aardig boekje. Helman pro
beert te bewijzen dat Tobago
het eiland is waarop Robin
son geschiedenis maakte. En
hij doet dat met smaak en
overtuiging.
Het eerste hoofdstuk be
schrijft de tumultueuze ge
schiedenis van het eiland,
ter grootte van Goeree-
Overflakkee; strijdtoneel
tussen de Indianen (ook on
derling) - de Arawak en de
Carib - en de blanken,
waaronder behalve Fransen,
Engelsen en Koerlanders
(Letlanders) uiteraard Hol
landers en Zeeuwen. Een
stukje grove koloniale pira
terij (met o.a. zeerover Piet
Heyn). Rond 1660 werd bv.
het zogeheten Nieuw Wal
cheren bewoond door 1000 a
1500 blanke kolonisten, be
diend door zo'n 7000 slaven.
Nu wonen er ongeveer 35000
mensen en is het eiland
„stralend van oude schoon
heid, maar krimpend van
nieuwe armoede en schreeu
wend van uitzichtloosheid".
Robinson is via allerlei
.jongensboeken" gemeen
goed geworden. Maar Hel
man heeft uiteraard alleen
boodschap aan Daniël De
foe, die - en dat weten wei
nig mensen - drie boeken
over deze held schreef.
Uiteraard een fictieve held
en een fictief eiland. Maar
Defoe heeft zich gebaseerd
op toendertijd populaire
reisverhalen en aanwezige
geografische gegevens. Hel
man legt Defoe's boeken
daarop en komt dan tot zijn
conclusie. Op een boeiende
manier.
Het derde hoofdstuk - het
„titelverhaal" -handelt over
„de nobele wilde" zijn die
naar, de indiaan Vrijdag.
Hij verdwijnt in het niet als
Robinson het eiland verlaat.
Maar hij duikt weer op in
het onbekende tweede deel.
Het lot wil dat hij als vre
destichter toch door drie pij -
len uit de boog van zijn ras
genoten gedood wordt. Maar
Helman maakt tevens dui
delijk dat Defoe niet van
rascistische vlekken zuiver
was. Anderzijds: „Zonder
zijn lieve metgezel bij zich,
wordt kapitein Crusoë nogal
een zeurpiet". Ik heb dit
boekje, waarin Helman de
smalle grens tussen de we
reld der verbeelding en die
der realiteit met opzet of uit
speelsheid probeerde uit te
wissen, met genoegen gele
zen.
Door Henk Egbers
Bij bepaalde indianen
stammen trekt een oude
man, die zijn einde voelt
naderen, zich eenzaam te
rug in het bos; neemt gifti
ge en verdovende kruiden
in om voorgoed in te sla
pen. Dit gegeven inspireer
de KEES SIMHOFFER tot
het schrijven van het ver
haal „De dood van een in
diaan". Naar mijn gevoel
het zuiverste verhaal in de
verhalenbundel met de mij
misleidende titel: DE
DOOD VAN EEN INDIAAN
(uitg. Corrie Zeelen
f 25.90), behalve dit ene
model komen in het boek
geen indianen voor.
Dat titelverhaal (eerder
verschenen in Bzzlletin)
gaat over een man, die de
dood van zijn vrouw als
een bevrijding ervaart,
maar zich daarna moet be
vrijden van zijn dochter.
Van de bedilzucht, van de
dreiging om naar een be
jaardentehuis gestuurd te
worden. Met hele eenvou
dige middelen tekent Sim-
hoffer een levensecht ver
haal, dat roerend is. Zijn
volgende verhaal „Naar
Friesland" is veel meer
zichtbaar geconstrueerd.
Oorlogsherinneringen aan
honger en dood worden
hierin gekoppeld met het
atoomtijdperk (op weg
naar Harrisburg). Daarbij
komt - en niet in dit ver- J
haal alleen - dat Simhoffe'J
nog steeds zit af te reken®
met een rooms verleder.
Dat schaadt de zuiverheid
zoals die in De dood vanJ
een indiaan te proeve»!
„Het schilderij" is 1*1
verhaal van een dictator j
een revolutionair land;®|
innerlijke strijd in de man
zelf ^n de tegenstrijdighe;1|
tussen de vechtende partij'J
en. Mij overtuigt dit ver-1
hail niet, omdat de e®
wel indringende element®
onvoldoende naar de diep-1
te zijn uitgewerkt. Veel®'|
recter is dan bijvoorde®
„Doorgedraaid", waan» I
tante Roos - opgegeven te I
rug uit het ziekenhuis'
van vrienden in de buu®|
een stuk in d'r kraag krw
om alleen naar huis "I
kunnen.
Ja, Kees Simhofj'
schrijft vaak over „het
ven en is dan op zijn b"*
In deze bundel kom je
niet altijd, maar wel I
vaak, zó tegen. Het zfl I
geen „indianen-verhak0, I
om deze discrimineren
titel te gebruiken,
beelden uit een ande
westerse cultuur. En
zijn niet opwekkend.
.Mirja Hiemstra-Bros. textiei-
eiiëfs, en Frans de Lint, bronss-
culpturen. In Galeriedee, Elft-
weg 2, Raamsdonksveer. Open
maandag tot en met vrijdag 9-17
uur, zaterdag en zondag 12-15
uur.t tot en met 30 oktober.)
De textielreliëfs van Mirjam
Hiemstra-Bros vragen om
een omgeving waar licht een
belangrijke factor is. De re
liëfs ontlenen hun uitdruk
kingskracht bijna uitslui
tend aan de verschillende
soorten lichtinval gedurende
de dag. Het zijn witte, door
gestikte, en opgevulde ob-
I jecten, met een stevige re-
l liëfwerking. De vormen zijn
abstract. Sommige lijken
een puur decoratief lijnen-
I spe]. Ze zijn meestal met
rechte en gebogen stiksellij-
nen fraai van opbouw en
vlakverdeling. Daar waar
het materiaal wat meer
wordt dan uitsluitend een
middel om reliëfs mee te
vormen, wint het werk aan
waarde.
Er is een serie van drie
waarbij Hiemstra gewerkt
heeft met vormcontrasten
van doorgestikte vlakken,
met in elkaar gedraaide
morsjes van katoen. De
spanning die hierdoor bin
nen het vlak ontstaat, is ver
rassend groot in vergelij
king met de andere, toch wat
brave licht-donker effecten
die uiteindelijk ieder reliëf
veroorzaakt.
De bronzen van Frans
Lint vertonen in technisch
opzicht een grote verschei
denheid. Zijn onderwerpen
niet, het zijn of vrouwen of
dieren. In deze serie zijn ge
sloten en open vormen te
vinden waarbij de vorm uit
gangspunt is geweest, maar
ook zijn er objecten die zo
emotioneel geladen zijn dat
daarbij de vorm als zelf
standig element veel minder
een rol speelt. Bollen, die ex
tra plasticiteit krijgen door
het er overheen gemodel
leerde vrouwenlichaam, en
grote ringen, gevormd door
een vrouwenlichaam, blij
ven cirkelvormen in de eer
ste plaats. Een bed, waarop
zeer theadraal een vrouw is
gedrapeerd met overigens
niet erg fraaie benen, heeft
een totaal andere zeggings
kracht. De confrontatie met
deze twee verschillende in
valshoeken schept wat ver
warring. Gaat het bij De
Lint om de vorm of de in
houd? In het eerste geval
drukt hij zich bepaald
krachtiger uit dan in het
tweede.
Lia Roose
Werken van Jules China a
Foeng. Galerie De Telloor, St.
Annastraat 27, Alkmaar. Open:
maandag tot en met vrijdag 10-
17.30 uur, zaterdag 10-17 uur;
dinsdag gesloten (tot en met 8
oktober).
In de zestiger jaren woonde
Jules Chin a Foeng in
Noord-Brabant. Hij studeert
aan de academie in Tilburg
en werkte hier als beeldend
Kunstenaar. Op 28 juli 1.1.
Stierf hij op 39-jarige leef
tijd in Paramaribo, waar hij
onder meer directeur was
van de mede door hem opge-
richtte, kunstacademie. De
schilder, beeldhouwer, gra
ficus, keramist, dichter,
ambtenaar, vakbondsleider
en dichter Jules Chin a
eng werd door tv-regis-
|SeUr Manus van de Kamp,
azef gevonden. zocnv
"e- n/et genoeg honden
SflPy W\ W4AE 0E0MNEM 1
WA«R
MOET UW \-
t>\ HKJJ?
- iMUSi