Ons beeld van de geschiedenis vaak vals iGefrustreerde liefdes in koloniaal verleden Het Westen: ramp voor de Indianen Gedichten uit het Caribisch Gebied Albert Helman over Robinson Crusoë en Aphra Behn Oroenoko Het Westen: weinig opwekkende levens' NEDERLANDSE GESCHIEDSSCHRUVING OP HELLING In memoriam Chin a Foeng WOENSDAG 14 SEPTEMBER 1983 EXTRA Aphra Behn OROENOKO of de Koninklijke Slaaf Robinson LOENSDAG 14 SEPTEI Licht )ucky Luke: De Dc Rpie Happie En D Allesbehalve romantisch.. Door Henk Egbers Indianen hebben in het verleden meer gesproken tot een Europese Karl May- achtige verbeelding dan vanuit de werkelijkheid. Daar is de laatste tijd wat verandering in gekomen. Niet omdat ook ons land nu talrijke Indianen-afstam melingen herbergt, maar meer door de alarmerende berichten over de uitroei ing van Indianen in Ame rika. Toch had BUFFALO CHILD LONG LANCE in 1928 al een erg informatief boek, vanuit eigen erva ring, over deze vorm van mens-zijn geschreven: NOOIT MEER ZWERVEN (oorspr. Long-Lance- Idiaanse Bibliotheek van uitg. In de Knipscheer - f26,50). De Indianen van dit boek kwamen het laatst van allen met de blanken in aanraking. Hun stamge bied lag ver weg in het noordwesten van de Vere nigde Staten en Canada. Een rusteloos nomaden volk. Maar „ons bestaan als vrije zwervers over open prairies was voorbij. Een paar jaar later zaten we op missiescholen het ABC te leren en hoe we on kruid moesten wieden. Wat schaamden we ons dat we het werk van vrouwen moesten doen, terwijl we altijd gedacht hadden krij gers en jagers te worden, zoals onze voorvaders... We moeten het aan onze ouders overlaten om stoi- cijns te zitten dromen over de glorie van het verleden. Onze taak is het om ons te schikken in de nieuwe ma nier van leven die de Grote Geest voor Amerika heeft voorbestemd", zo besluit Buffalo zijn boek. Verwacht van dit boek niet een analyse van de in vloed van de westerse- en christelij ke „beschaving". Voor zover ik dat zelf heb kunnen constateren heeft die nogal schizofreen ge werkt; de hoogmoedigheid waarmee die aangeboden en opgedrongen is lijkt nu niet zo erg zegenrijk ge weest. Integendeel. Mis schien biedt dit boek toch wat duidelijkheid, omdat daarin de „glorie van het verleden" goed getekend wordt. Ook al vind ik dat verleden niet altijd glorie, hij staat wel haaks op de oerkrachten die nog altijd aanwezig zijn in het India- nenbloed. Buffalo vertelt hoe ze als kinderen gehard werden met bijvoorbeeld geselen in de sneeuw! Opvallend is ook de opvoeding in typi sche mannelijke- en vrou welijke rolpatronen bij de ze „natuurvolken". De eer bied voor het ouderdom. Het zinvolle van namen geven. Het functioneren van de medicijnman. Het jagen op bizons, maar vooral van stammen op el kaar. Strijd, die niet mis is. De komst van de blanken. Funest. Bloed. Tegenstel lingen in mentaliteit. Een sprekende anecdote. De blanke wil land kopen van de Indiaan. Het stam hoofd pakt een buideltje zand. „Geef mij je geld maar. Ik zal het tellen en dan tel jij de zandkorrels. Wat het snelst geteld is, is het minste waard". De blanke liet het zand in de palm van zijn hand lopen en terwijl hij ernaar keek, zei hij: „Ik leef niet lang genoeg om alle korrels te tellen, maar het geld is zo geteld". Het stamhoofd antwoordde: „Dan is ons land veel meer waard dan jullie geld. Het bestaat eeuwig.... We zijn bereid je alles te schenken wat je mee zou kunnen dragen, maar het land nooit". De blanken hebben het dan ook genomen..! Met misda dige gevolgen.. Door Henk Egbers Mensen met een afgewogen historisch inzicht blijken vaak een bemoedigend rela tiverende kijk te hebben op de actualiteit. Dat is ivat an ders dan defaitisme. Maar de kijk op de historie is ook re latief, omdat de bril waar door naar de geschiedenis gekeken wordt vaak van kleur verschiet. Dat wordt duidelijk in de interessante bundel opstellen: KANTE LEND GESCHIEDBEELD (uitg. Het Spectrum - Aula paperback 86 - f39,50). On der redactie van W. Mijn- hardt beschrijven daarin ne gen historici hoe de ge schiedschrijving in Neder land sedert de Tweede We reldoorlog, nogal verande ringen heeft ondergaan. P. Blaas van de Erasmus universiteit vat in zijn bij drage „Nederlandse ge schiedschrijving na 1945" samen om welke verande ringen het gaat: een groeiende belangstelling voor de sociale geschiedenis; een toenemende internatio nalisering van de in het ver leden enkel nationaal over dachte thema's en de omvor ming van een sterk natio naal gekleurde oude kolo niale geschiedenis naar een meer internationaal geo riënteerde en thematisch opgezette Europese expan siegeschiedenis". Dat klinkt mogelijk wat vaktechnisch. Toch is het boek niet in overdreven wetenschappe lijke bewoordingen geschre ven en zullen de meeste ge- schiedenis-fans het kunnen volgen. Het interessante is dat de geschiedenis in deze jaren geschiedenis maakt. Ontzuiling, secularisatie, de „roaring sixty" etc. lieten anders reageren op het ver leden. Ook al wordt her- haaldelij k geconstateerd dat Nederland bij geschiedenis- onderzoek op veel terreinen internationaal achteraan komt hinken, het beeld over het verleden wordt grondig gewijzigd. Concreet betreft het hier de Nederlandse ge schiedenis na 1500. De hele bundel geeft een goed in zicht wat er zoal aan litera tuur is verschenen in de laatste veertig jaar. G. de Bruin van de uni versiteit Utrecht begint met duidelijk te maken hoe rela tief „nationaal" de zogehe ten Opstand van „Neder land" tegen de Spanjaarden in de 16e eeuw geweest is. In deze strijd, waarmee Neder land zijn eigen identiteit op eiste zijn zoveel zaken bij de geschiedbeschrijving ten dentieus ingekleurd terwille van een vermeend nationa lisme, dat de actuele herzie ningen alleen maar ont nuchterend zijn. Deze ont nuchtering is echter van be lang bij - om een voorbeeld te noemen - onze actuele be oordeling van soortgelijke strijdtaferelen op dit mo ment (neem bv Suriname; De Bruin noemt Vietnam). Dezelfde auteur trekt zijn betoog in dit verband door naar de Gouden Eeuw om te concluderen, dat de Neder landse geschiedschrijving, wat betreft de politieke, in stitutionele, sociaal-politie ke en mentaliteitsgeschiede nis van de 16e en 17e eeuw, zich in een dal bevindt. D. Roorda (Leiden) schrijft over de winst die ge boekt werd bij het onder zoek naar het stedelijk pa triciaat in Nederland en PC Jansen (GU Amsterdam) constateert in De economi sche en sociale geschied schrijving van de Nieuwe Tijd dat „het Hollandse wonder" van de Gouden Eeuw eigenlijk een illusie was. „Het raadsel van de Gouden Eeuw kan nu als een samengaan van een unieke internationale situa tie, de ligging van het land en de natuurlijke hulpbron nen worden verklaard". On ze geschiedenisboekjes op school zitten vol valse idool vorming.... Een sleutel om dat verschijnsel te ontrege len geeft W. ten Have (VU Amsterdam) in de geschied schrijving over crisis en ver zuiling. Evenals door de ver andering in De koloniale ge schiedschrijving (G. Schutte, VU Amsterdam), wordt hier duidelijk hoe wensdromen, overtuigingen van het gelijk in de actuele politiek of so ciaal-economische verande ringen het beeld van de ge schiedenis kunnen aantas ten. Hoe het past bescheiden te zijn bij het beoordelen van geschiedkundige feiten. Een van de kernhoofdstuk ken van het boek is van Mijnhardt (universiteit Utrecht), waarin hij de ge- chiedschrijving over de ideeengeschiedenis van de 17e en 18e eeuwse republiek Geschiedenis en geschiedenis is twee! aan de orde stelt. Thema's als tolerantie, boekenmarkt, universiteitsgeschiedenis, humanisme en politieke theorie zijn van groot belang bij het verkrijgen van in zicht in de evoluties. Hoewel vaak nogal somber gedaan wordt over de stand" van za ken in de Nederlandse ge schiedwetenschap, worden er nog - afgezien van inter nationaal erkende figuren I als Kossmann - toch ook I lichtpunten geconstateerd I Over die stand van zaken I geeft dit boek boeiende in-1 formatie. Door Henk Egbers Het voormalige Nederlands Indië blijft inspireren tot het schrijven van boeken. Aan de lopende band. De frustra ties liggen opgehoopt in ons koloniale verleden! Zelf heb ik meer behoefte aan actuele Indonesische literatuur. Die begint pas schoorvoetend naar hier door te dringen, omdat het kolonelsregiem in Idonesië dat blokkeert. HELENE WESKI weet in haar nieuwe boek DE MEN SEN NOEMEN HET LIEF DE (uitg. Moesson - ƒ24,50) uitstekend de sfeer op te roepen van de tijd waarin wij dachten „iets groots te verrichten" in dat gebied waarin we ons verrijkten. Het klungelachtige wereldje van de kolonialen, die het vaderlandse gewin en niet hun gezin daar dienden. Op vallend in de vijf verhalen van deze bundel over Neder landers in Nederlands-Indië (wat een idiote combinatie eigenlijk) is, dat ze in hun persoonlijke leven allesbe halve gelukkig zijn. Hélène Weski kan dat raak be schrijven. Soms laat ze zich, om een verhaal op gang te brengen, leiden door gelite- ratuur om daarna veel di recter te worden. Bijvoor beeld: „Contouren van kant werk, steeds inspringend, omhoog reikend, terugwij kend, grijpend naar sterren en maan in een lang, verlan gend gebaar". Een zin waar mee ze start in het verhaal „Toen de berg naar beneden kwam". In deze geschiedenis komt heel die abjecte kolo niale sfeer naar boven. Een nietszeggende gebondenheid tussen man en vrouw ge bonden aan de belangen van de „onderneming" (suiker fabriek). De spanning van een vulkaanuitbarsting wordt getekend tegen de vulkaan van een huwelijk. En dat gebeurt pijnlijk goed. In het verhaal „De Njai" vertelt ze raak over een Ne derlandse man met een njai (bijvrouw) in de kampong. Hij trouwt met een Neder landse vrouw, die op bijbelse gronden aardig gefrustreerd is. Een beklemmend verhaal waarin moord gesuggereerd wordt en de bijbel door let terlijk het kind van de reke ning aan stukken gescheurd wordt. Al in het eerste ver haal (Mevrouw Mien en Me neer Max) word je gecon fronteerd met die verwerpe lijke koloniala sfeer, waarin niet enkel het discrimine rende klimaat bij de blan da's, maar ook onderling bij de bewoners de toon aan geeft. De tropenkolder en de liefde kenmerken het ver haal Berceuse. Eerder kun je zeggen dat de afwezigheid van liefde het kenmerk is van deze verhalen; of het hanteren van een liefde die dat niet blijkt te zijn. De meeste mensen gaan kapot aan wat liefde heet te zijn. Het verhaal over de Zen- tuin tekent dan wel een idealistische vorm van lief de, maar het onvermogen tot liefde die mensen bevestigt en met elkaar verbindt lijkt het sterkst. Het tropische-, koloniale klimaat versterkt dit nog eens. Door Henk Egbers „Toen God de wereld schiep zo'n zeven dagen geleden/ kon hij niet bevroeden,/ dat het een puinhoop zou wor den/ waarin het goed ploete ren zou zijn/ en pas als de onderste lagen weerdoor Hem naar boven gekeerd zouden zijn,/ zou chaos orde worden". Zo begint het ge dicht „Csardas in overpein zingen" geschreven door de beeldend kunstenaar CLYDE ROËL LO-A-NJOE (1948), die stamt van Aruba. Hij schreef gedichten in het Nederlands, maar Louis H. Daal (1919), hoofd kultu- rele zaken van het kabinet van de gevolmachtigde mi nister van de Antillen, ver taalde ze in het Papiamen- toe. Deze dubbeltalige bun del: BALIAMENTU/DAN SEN werd, met hulp van Sti- cusa, uitgegeven door In de Knipscheer. Relatief goed koop 21.50) is de gehele opbrengst bestemd voor het Blindeninstituut Neder landse Antillen. De dichter is van huis uit beeldend kunstenaar. Als poëet met het woord is dit zijn debuut. Negen reprodukties van zijn veelkleurige tekeningen sie ren het boek. Hij denkt gra fisch en bijna uitsluitend in vierkanten. Maar de vormen en vlakken die hij daaruit opbouwt worden- gevangen in ritmische bewegingen. De sterke logica probeert hand in hand te gaan met de emo tie. Lo-a-njoe zwerft over de hele wereld: het Caribisch gebied en Europa ontmoeten in zijn werk elkander. Zo is het ook met zijn ge dichten; de Salsa en de Ga votte, de rumba en de valeta etc. zijn de basisgegevens voor zijn overdenkingen, die even somber als hoopvol zijn; die in Duitsland of Aruba, in de zoutpannen of de pyramiden menselijke vreugde en leed verwoorden. Ritme, licht en kleur als op zijn platen. Uit „Salsa in de zoutpannen"...: „Vandaag verpozen er vreemdelingen; de vrouwen overdadig ge ringd in/ robijnen en bril janten, als moeders,/ die even de wrange smaak van onvoorwaardelijke/ geld- jacht mogen wegslikken in de zilte wind,/ die zich nu hecht op hun lippen en hun tong./ In de zoutpannen, die zwijgend in hun/ geschiede nis verbrokkelen/ tot ver dorde koortsdromen"... En uit „Bolero in Licht en Beweging": „En als ik zie, hoe sommigen dood zijn/ voor ze stierven/ en hoe an deren bezield van hebben, willen krijgen/, vergaten te ademen/ en dat hun hart stilstond/ bij de eerste vorst van zelfvernietiging,/ die heel hun wezen bevroor./ Zou dit schepsel,/ subtiel dansend in het stille licht, I de bode zijn van koudge-1 worden normen,/ tere mvs-l teries, die je voelt,/ als je ziel hoe haar bestaan/ opgaat lil de vroege golf/ van de winil die trekt/ van nu naar ncci:| meer".. Louis H. Daal heeft zijil hele leven gewijd aan del emancipatie en consolidatie! van het Papiamentoe. ftl versta van deze taal te weiT nig om daarover een oordeel te hebben. Als ik beide tek-r sten naast elkaar zie, krijg| ik de indruk dat Clyde 1 mede uit de taal gedi heeft, of beter vanuit de cul-l tuur waarvan het Papia-| mentoe de uitdrukkings-l vorm is. „Entakansa di tantsl baliamentu,/ di tantu tikis l miki i areglo/ girando rel di globo, hardi bai/ moei tras ku den restui univeis» tin tantismo kos para warda/ su man ku lo binpo-| ne Orden Dat zegt over God: „Zou hij nietl moe zijn van het dansen.I het steeds weer passen esj meten,/ draaiend om aardbol heen,/ intussen t veel werk ligt te wachten/ill de rest van het universum, I dat vraagt om een hand c| ordent Door Henk Egbers Albert Helman(80) is zeer ac tief. In één maand kwamen er drie boeken van zijn hand uit. Aan zijn magistrale "tes tament" De foltering van El dorado besteedden we elders al aandacht. Daarbij ver schenen er nog twee opmer kelijke boeken, die ook te maken hebben met het Cari bische gebied, waarvoor hij zich opvallend inzet. De naam van ALBERT HEL MAN wordt niet vermeld op de omslag van het boek van APHRA BEHN OROENOKO OF DE KONINKLIJKE SLAAF (uitg. De Arbeider spers - f 29,50). Maar zijn in leiding op de schrijfster in het boek is even groot als de ze door hem vertaalde Afri kaans/Surinaamse roman. Geschreven op het eind van de 17e eeuw is dit de eerste uitgave in het Nederlands in boekvorm. Zo vertaald en uitgegeven nog alleszins de moeite waard. De dichter Thomas Southerne werkte het boek om tot een gelijk namig treurspel (1696), dat nogal succes had. Zuidelijk Toneel Globe brengt daarvan in december in Breda weer een première. Aphra Behn was waar schijnlijk de eerste vrouwe lijke beroepsschrijver in West Europa. Ze was non- conformistisch en zou in on ze dagen feminist genoemd worden Ze nam geen blad voor de mond. Een onderne mende-, avontuurlijke vrouw, die de kritiek zo wakker riep, dat ze in de li- teratuurgschiedenis onder gespit werd. Als jonge vrouw ging ze met haar fa milie naar de jonge Engelse kolonie Suriname. Terug in Engeland werd ze spionne in Antwerpen tegen de Hollan ders en opereerde er als een Mata Hari avant la lettre. Even is ze getrouwd ge weest, maar heeft haar ver dere leven een geweldige af keer voor wettige huwelij ken getoond. „Huwelijk is een even secuur moordgif voor de liefde als geld uitle nen voor vriendschap". Om zich in een leven vol finan ciële schulden overeind te houden schreef ze 17 toneel stukken, 13 „novels"; ge dichtenbundels en vertalin gen. Oroenoko is haar beste boek, al zegt Helman dat de stilistische eigenschappen van mevrouw Behn niet uit zonderlijk zijn. Het zijn wel de stilistische gaven van Al- bert Helman die van deze vertaling zó iets goeds ge maakt heeft, dat Aphra toch prima geschreven heeft. Helman: „In literair op zicht is het een van de beste prozaverhalen die tot het begin van I8e eeuw in het Engels zijn uitgegeven. Het is bruisend van verontwaar diging over de wreedheid en het onrecht van de slavernij en over de verwatenheid en hypocrisie van de christelij ke moralisten. Oroenoko heeft indirect bijgedragen tot de late afschaffing van het onmenselijke, wrede uit buitingssysteem in haar ge- 1 liefde Suriname, waarmee de lamlendige Nederlanders pas in 1863 op de proppen kwamen". Het is een historische ro man, omdat Aphra Behn put uit haar eigen ervaringen en verhalen die ze hoorde bij de negerslaven en de indianen. Ze heeft zeer kritisch gerea geerd. Haar gevoel voor theatrale effecten levert zo wel pure ontroering als gro teske beelden op. Oroenoko is een Afrikaanse prins, die verliefd wordt op de schone Imoinda. Deze wordt hem afgepikt door zijn koninklij ke grootvader, die haar uit eindelijk - om hem te wre ken als contact toch lukt - als slavin verkoopt. Oeronoko wordt door een blanke bedonderd en ook als slaaf verkocht. Beide gelief den ontmoeten elkaar op een plantage in Suriname. Hij leidt een slavenopstand, die mislukt. Hij doodt dan de zwangere Inmoinda om haar uit handen van de sla vendrijvers te houden en wordt zelf barbaars om het leven gebracht. Aphra priemt met haar tekst in de valse start die Engelsen en Hollanders in het midden van de 17e eeuw met Surina me maakten. Als literair fe nomeen en als pijnlijk histo risch document een boek om te lezen. ALBERT HELMAN heeft in het boekje WAAR IS VRIJ DAG GEBLEVEN?" (uitg. De Walburg Pers - f 19,50) zich zelf vertaald. Als directeur van het Museum of Tobago History heeft hij o.a. artike len geschreven over het eiland Tobago (Trinidad) en Robinson Crusoë, in het En gels. Drie bijdragen zijn nu op 95 pagina's in het Neder lands gebundeld tot een erg aardig boekje. Helman pro beert te bewijzen dat Tobago het eiland is waarop Robin son geschiedenis maakte. En hij doet dat met smaak en overtuiging. Het eerste hoofdstuk be schrijft de tumultueuze ge schiedenis van het eiland, ter grootte van Goeree- Overflakkee; strijdtoneel tussen de Indianen (ook on derling) - de Arawak en de Carib - en de blanken, waaronder behalve Fransen, Engelsen en Koerlanders (Letlanders) uiteraard Hol landers en Zeeuwen. Een stukje grove koloniale pira terij (met o.a. zeerover Piet Heyn). Rond 1660 werd bv. het zogeheten Nieuw Wal cheren bewoond door 1000 a 1500 blanke kolonisten, be diend door zo'n 7000 slaven. Nu wonen er ongeveer 35000 mensen en is het eiland „stralend van oude schoon heid, maar krimpend van nieuwe armoede en schreeu wend van uitzichtloosheid". Robinson is via allerlei .jongensboeken" gemeen goed geworden. Maar Hel man heeft uiteraard alleen boodschap aan Daniël De foe, die - en dat weten wei nig mensen - drie boeken over deze held schreef. Uiteraard een fictieve held en een fictief eiland. Maar Defoe heeft zich gebaseerd op toendertijd populaire reisverhalen en aanwezige geografische gegevens. Hel man legt Defoe's boeken daarop en komt dan tot zijn conclusie. Op een boeiende manier. Het derde hoofdstuk - het „titelverhaal" -handelt over „de nobele wilde" zijn die naar, de indiaan Vrijdag. Hij verdwijnt in het niet als Robinson het eiland verlaat. Maar hij duikt weer op in het onbekende tweede deel. Het lot wil dat hij als vre destichter toch door drie pij - len uit de boog van zijn ras genoten gedood wordt. Maar Helman maakt tevens dui delijk dat Defoe niet van rascistische vlekken zuiver was. Anderzijds: „Zonder zijn lieve metgezel bij zich, wordt kapitein Crusoë nogal een zeurpiet". Ik heb dit boekje, waarin Helman de smalle grens tussen de we reld der verbeelding en die der realiteit met opzet of uit speelsheid probeerde uit te wissen, met genoegen gele zen. Door Henk Egbers Bij bepaalde indianen stammen trekt een oude man, die zijn einde voelt naderen, zich eenzaam te rug in het bos; neemt gifti ge en verdovende kruiden in om voorgoed in te sla pen. Dit gegeven inspireer de KEES SIMHOFFER tot het schrijven van het ver haal „De dood van een in diaan". Naar mijn gevoel het zuiverste verhaal in de verhalenbundel met de mij misleidende titel: DE DOOD VAN EEN INDIAAN (uitg. Corrie Zeelen f 25.90), behalve dit ene model komen in het boek geen indianen voor. Dat titelverhaal (eerder verschenen in Bzzlletin) gaat over een man, die de dood van zijn vrouw als een bevrijding ervaart, maar zich daarna moet be vrijden van zijn dochter. Van de bedilzucht, van de dreiging om naar een be jaardentehuis gestuurd te worden. Met hele eenvou dige middelen tekent Sim- hoffer een levensecht ver haal, dat roerend is. Zijn volgende verhaal „Naar Friesland" is veel meer zichtbaar geconstrueerd. Oorlogsherinneringen aan honger en dood worden hierin gekoppeld met het atoomtijdperk (op weg naar Harrisburg). Daarbij komt - en niet in dit ver- J haal alleen - dat Simhoffe'J nog steeds zit af te reken® met een rooms verleder. Dat schaadt de zuiverheid zoals die in De dood vanJ een indiaan te proeve»! „Het schilderij" is 1*1 verhaal van een dictator j een revolutionair land;®| innerlijke strijd in de man zelf ^n de tegenstrijdighe;1| tussen de vechtende partij'J en. Mij overtuigt dit ver-1 hail niet, omdat de e® wel indringende element® onvoldoende naar de diep-1 te zijn uitgewerkt. Veel®'| recter is dan bijvoorde® „Doorgedraaid", waan» I tante Roos - opgegeven te I rug uit het ziekenhuis' van vrienden in de buu®| een stuk in d'r kraag krw om alleen naar huis "I kunnen. Ja, Kees Simhofj' schrijft vaak over „het ven en is dan op zijn b"* In deze bundel kom je niet altijd, maar wel I vaak, zó tegen. Het zfl I geen „indianen-verhak0, I om deze discrimineren titel te gebruiken, beelden uit een ande westerse cultuur. En zijn niet opwekkend. .Mirja Hiemstra-Bros. textiei- eiiëfs, en Frans de Lint, bronss- culpturen. In Galeriedee, Elft- weg 2, Raamsdonksveer. Open maandag tot en met vrijdag 9-17 uur, zaterdag en zondag 12-15 uur.t tot en met 30 oktober.) De textielreliëfs van Mirjam Hiemstra-Bros vragen om een omgeving waar licht een belangrijke factor is. De re liëfs ontlenen hun uitdruk kingskracht bijna uitslui tend aan de verschillende soorten lichtinval gedurende de dag. Het zijn witte, door gestikte, en opgevulde ob- I jecten, met een stevige re- l liëfwerking. De vormen zijn abstract. Sommige lijken een puur decoratief lijnen- I spe]. Ze zijn meestal met rechte en gebogen stiksellij- nen fraai van opbouw en vlakverdeling. Daar waar het materiaal wat meer wordt dan uitsluitend een middel om reliëfs mee te vormen, wint het werk aan waarde. Er is een serie van drie waarbij Hiemstra gewerkt heeft met vormcontrasten van doorgestikte vlakken, met in elkaar gedraaide morsjes van katoen. De spanning die hierdoor bin nen het vlak ontstaat, is ver rassend groot in vergelij king met de andere, toch wat brave licht-donker effecten die uiteindelijk ieder reliëf veroorzaakt. De bronzen van Frans Lint vertonen in technisch opzicht een grote verschei denheid. Zijn onderwerpen niet, het zijn of vrouwen of dieren. In deze serie zijn ge sloten en open vormen te vinden waarbij de vorm uit gangspunt is geweest, maar ook zijn er objecten die zo emotioneel geladen zijn dat daarbij de vorm als zelf standig element veel minder een rol speelt. Bollen, die ex tra plasticiteit krijgen door het er overheen gemodel leerde vrouwenlichaam, en grote ringen, gevormd door een vrouwenlichaam, blij ven cirkelvormen in de eer ste plaats. Een bed, waarop zeer theadraal een vrouw is gedrapeerd met overigens niet erg fraaie benen, heeft een totaal andere zeggings kracht. De confrontatie met deze twee verschillende in valshoeken schept wat ver warring. Gaat het bij De Lint om de vorm of de in houd? In het eerste geval drukt hij zich bepaald krachtiger uit dan in het tweede. Lia Roose Werken van Jules China a Foeng. Galerie De Telloor, St. Annastraat 27, Alkmaar. Open: maandag tot en met vrijdag 10- 17.30 uur, zaterdag 10-17 uur; dinsdag gesloten (tot en met 8 oktober). In de zestiger jaren woonde Jules Chin a Foeng in Noord-Brabant. Hij studeert aan de academie in Tilburg en werkte hier als beeldend Kunstenaar. Op 28 juli 1.1. Stierf hij op 39-jarige leef tijd in Paramaribo, waar hij onder meer directeur was van de mede door hem opge- richtte, kunstacademie. De schilder, beeldhouwer, gra ficus, keramist, dichter, ambtenaar, vakbondsleider en dichter Jules Chin a eng werd door tv-regis- |SeUr Manus van de Kamp, azef gevonden. zocnv "e- n/et genoeg honden SflPy W\ W4AE 0E0MNEM 1 WA«R MOET UW \- t>\ HKJJ? - iMUSi

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 20