ME Ballons inden I Avonturiers verlangen op oude dag weer naar het Nederland van toen \i\mm mm UTËRDAG 13 AUGUSTUS 1983 W3 LLE emigranten zijn hetzelfde, zo is de [buitenstaander geneigd te denken. Maar er zijn grote verschillen tussen de Migranten van dertig jaar geleden en de mensen die nu de overstap wagen. De ieuwe emigratie wordt door de pioniers van toen, die met helemaal niets begonnen, als een gewone verhuizing gezien. Het wordt ze gemakkelijk gemaakt. De generatiekloof in den vreemde. Dorpsmensen Ervaring Troubles Onvermijdelijk Voorlichting Boeren Jaren '50 Levenslang Nederland W3 Bert van Velzen i Haag, je tikt er tegen en ingt". Deze mooie regel Gerrit Achterberg slaat opl issage en als ik me door lazen tunnels boor moet altijd aan denken. Dat is voor de stemming, die bij ofvijver weer afkoelt, t daarin ligt een van mijnI enen, dankzij het wange van een hond. In blinde Ie en walging heb ik de en van me afgeworpen en ringt zich bij de Hofvijver] Is de gedachte bij me op tonden, die midden op het I oir zitten uitte werpen drechtelijk moeten kun- worden doodgeschoten, enschappelijk is vastge- l dat het gemiddelde ije zo'n 200 gram per dag neerdalen op stoepen en arken en plantsoenen, al gauw een mud per Over bouviers en dat t krachtpatsers hebben we hier niet. Mijn betrekkin tot de oude metgezel, hel en huisvriend van de mens| grondig verpest door wat i zorgeloos uitladen, vaak de complimenten van ftuJ katten weet ik weinig. Ze »n hun nagels aan Chip- dale en ze zijn lichtzinnig. I imige exotische soorten ge-I jen zich als waakhonden penen met elegant gebaar irovisiekast om, uit het tje, een brokje kattebrood I uttigen. Ze gaan hun eigen i, terwijl honden zichzelf ele dag lopen te verkopen. ten dragen een aureool rust en wandelen op donsI den hebben een jolige, uii-l dige blafze reiken je een t in valse onderwerping; seI alleen maar aardig omdat I r iets voor krijgen - een aai r de bol en misschien wel om op te kluiven of snel r binnen te schrokken, iden, het valt niet te ont- nen, zijn smeerlappen. Het geen katten die overal ir lust en aandrang zich nifesteren door de achter en zakken. Het zijn de hon-1 die de stadsbewoner ngen met diep gebogen fd door de straat te wande-1 als beladen met een zware, welijks uit te boeten uld. hond is een viezerik en de s of bazin die hem niet r de stoeprand sleurt om i visitekaartje te ontwer- is dat natuurlijk ook. Het l dat zij hebben veroor- kt is niet te overzien. Een oen in de Hofvijver is nog daar aan toe, maar wat et de stakker beginnen die lens een sollicitatiegesprek I terkt dat hij, in de warmte de directiesuite, adembe- nend zit te stinken door de j traling van een kluit kak i zijn hak tragische slachtoffer van ugubere verrassingen die hondenpopulatie zo blij- edig weet uit te zetten, zal hond aansprakelijk stellen trzijn lot en niet de baas i het beest, die de prestaties i zijn hond op het trottoir gelijk wil opvijzelen tot numentjes van legitiem atschappelijk protest. Ook I ir mij is de tijd van de fijne I inces voorbij. Het is opmer-1 ijk hoeveel honden eigen- z als fascisten beschouwd eten worden. Befehl ist Be ll t zijn honden die op ont- pte gevangenen willen ja- i of op de schamele, oneet- e vos. Katten zul je nooit itreffen als bewakers van icentratiekampen of als uwe vrienden van kamp- ilen. Voorbeeld: ik ken een j hartig hondje dat iedere j achter de gesloten deur op postbode zit te wachten in hoop dat die zijn vingers jr de brievenbus steelt. Dan mijnheer er zijn tanden in ije het dier een grote mond j >ft, vertrekt het kermend ar een hoek. Als verzachten- omstandigheid wordt aan- soerd dat deze hond, volgens I •klaringen van het asiel, op igdige leeftijd samen met n broer op het nippertje I verdrinkingsdood kon wor-1 n gered. Maar als je in de k staat denk je: was die ro- md maar verzopen, n andere fascist woont bi] i ons bekende timmerman t is een gluiperige Duitse rder die je met waanzintaP eulende groene ogen zit an" staren en die menigeen in rug heeft aangevallen. ■nsen die het beest kennen rlaten het vertrek achter- ,arts en danken God wan- er ze eenmaal veilig de ■aat hebben bereikt. Het is a echte nazi. Het wordt tijd t ze bij Crufts in Londen, iar de hoogste adel van de ndenrassen wordt getoond, n prijs uitloven voor de nd die net zo netjes is also t. Pioniers bekijken nieuwe emigranten met argusogen Door Jo Wijnen De verschillen tussen de avonturiers van vroeger en de nieuwe emigranten zijn groot. De pioniers van de jaren vijf tig stonden moederziel alleen in een land dat geen vorm en geen stijl had en waarin je, als het om sociale Voorzienin gen ging, aan de wolven was overgeleverd. De taal moesten ze meestal nog leren. De nieu- we emigranten spreken meestal al aardig Engels. Ze hebben zich uitvoerig geïn formeerd over wat hen te wachten staat. Ze hebben een huis verkocht of geld ge spaard. Sommigen van hen zijn tevoren zelfs een kijkje gaan nemen in Australië, iets wat de ouderen als een ongerijmdheid voorkomt. Ze moeten beschikken over een soort garantie van een Australische werkgever die zich schriftelijk bereid verklaard hen in dienst te nemen. Of zoals een oudere zegt: „De men sen die nu komen zijn eigenlijk geen emigranten. Die hebben geld. Die kunnen teruggaan als ze willen. Die komen in een samenleving die ze zelf niet meer hoeven op te bouwen. Als het hun niet lukt, pakken ze het vliegtuig en gaan ze naar huis. Punt uit. En ze laten goed merken dat ze ons eigenlijk niet nodig hebben". Ergens aan de rand van Melbourne, pal langs de Highway die naar het noorden voert, wonen Chrit van Enc- kevort en zijn vrouw José. Ze zijn twee jaar in Australië en zijn vast van plan het daar te redden. Chrit heeft zich dan ook in het maatschap pelijke leven gestort, komt regelma tig in de Nederlandse club en maakt deel uit van de Nederlandse carna valsvereniging. José zegt: „In feite zijn wij altijd echte Noordlimburgse dorpsmensen geweest en ik denk dat we dat nog zijn. Thuis in Holland zaten we over al in. Hier hebben we ook meteen contact gezocht. Als je vooruit wil ko men, kun je die contacten trouwens heel goed gebruiken. Het loopt nu al lemaal goed, maar ik wil toch niet verzwijgen dat we in het begin moei lijk op gang zijn gekomen". Chrit werkt in de wegenbouw waar hij machines bedient. Hij zegt: „Nu pas kun je zeggen dat we een beetje onze draai beginnen te krijgen. De eerste tijd blijft altijd moeilijk. Je moet het niet meteen opgeven. Er is heel vee! dat tegenvalt, dat niet loopt zoals je het graag had. Het is geen sprookje hier. Toch denk ik dat we het hier op de duur beter gaan krij gen. Je merkt dat dit land in ontwik keling is. Er is ruimte. Er zijn moge lijkheden. Er moet nog enorm veel gebeuren". Chrits vrouw José: „Als je vraagt waarom we hier naar toe zijn geko men, dan is het toch omdat je de kin deren een betere toekomst wil geven. Ben en Miet Verhaegen, Fien en Grad Verschaeren en Frans Siegers: „Nu je ouder wordt krijg je toch troubles" Ik weet het wel: dat zeggen ze alle maal en dat zul je intussen wel dui zend keer hebben gehoord. Als we de kinderen die toekomst kunnen geven, dan is onze emigratie geslaagd. Wij zijn hier niet gekomen om rijk te worden of zo. Maar je wil je kinderen op gang helpen in een land waar nog echte mogelij kheden zij n". Piet Maes en zijn vrouw Truus, zijn nog pas vijf maanden in Australië. Piet had zich voorgesteld vrachtwa genchauffeur te worden, maar dat is tot nu nog niet gelukt. Hij werkt in een tuindersbedrijf en zit op dit ogen blik in de moeilijke periode die iedere beginnende emigrant doormaakt. Hij weet nog niet of hij in Australië zal blijven. Zegt Piet: „Tja, ook ik ben natuurlijk voor de kinderen geko men. Maar ook omdat ik er eens uit wilde. Misschien zelfs wel voor het avontuur. Dat soort dingen zijn niet zo precies te verklaren. Als het niet lukt, dan zijn we voor ons hele leven in ieder geval een geweldige ervaring rijker". Truus zegt: „Het eerste begin valt niet mee. Je moet, omdat je man werkt, als vrouw ontzettend veel re gelen. Daar sta je dan met je netjes aangeleerde Engelse woorden. Ik ben er wel eens wanhopig van geworden als iemand opbelde en in vloeiend En gels van wal stak. Dan zei ik: begin in godsnaam opnieuw, praat wat lang zamer, ik ben hier pas. Veel begin nende emigranten zullen het ook wel moeilijk hebben omdat de voorlich ting in Nederland nergens op lijkt. Het zijn beste mensen, die emigratie ambtenaren. Maar de man die onze zaak in Venlo behandelde, was nog nooit in Australië geweest. Ze weten niks over de cultuur en de leefwijze. Ze werken met verouderde boekjes. En ze laten je nog steeds dia's zien van een overvol Nederland met flats en veel verkeer. Vervolgens krijg je Australië te zien: allemaal bergen en vlaktes en bossen met hier en daar een kangoeroe. Maar in feite tref je hier ook een haastige, drukke samen leving aan. Je moet geld hebben om vooruit te komen. Je moet terugval len op dezelfde beroepen als in Hol land. Ik vind dat de voorlichters in Nederland dat moesten weten". Jacqueline Hoeymakers uit Seve- num is weer een ander soort emi grant, als ze zo al mag worden ge noemd. Ze is anderhalf jaar in Australië, ze heeft voor en tijdens dat verblijf gereisd. „Ik heb geen bijzon dere verwachtingen", zegt ze. „Ik werk nu in een champignonbedrijf en ik woon in een caravan. Australië is voor mij aantrekkelijk omdat ik mij er vrij voel. Of ik hier blijf? Ik zou het echt niet weten". Dan Ben en Miet Verhaegen, af komstig uit Sint Oederode, respectie velijk 79 en 77 jaar oud en al meer dan 20 jaar in Australië. Zij stapten in de grote leegte met het vaste voornemen keihard te werken en er iets van te maken. Miet: „Tel maar uit, ik was bijna 55 toen ik hier kwam. We had den een groot gezin en we moesten helemaal opnieuw beginnen. We heb ben het moeilijk, erg moeilijk gehad, dat zeg ik meteen. Je begon met niks. Je kende de taal niet. Je moest het maar uitzoeken. En je kon eenvoudig niet terug naar Nederland. De kinde ren zijn goed terecht gekomen. We hebben een prachtig huis en we kun nen ons erg goed redden. Wat wil je nog meer". Fien en Grad Verschaeren uit As ten, respectievelijk 74 en 78 jaar oud, zijn al vanaf 1953 in Australië. Zegt Grad: „Onze kinderen moesten toen tertijd vanuit Asten naar de mijn om aan de kost te komen. Toen heb ik op zeker ogenblik gezegd: kom op, we gaan. Het is maar goed dat we het toen hebben gedaan. Vijf jaar later was de aardigheid er al af, waren er veel minder kansen. Met de kinderen gaat het prima. We hebben er met het hele gezin voor gewerkt. Ik zei altijd: eerst moeten we goed onderdak en ze kerheid hebben. Zolang doen we het samen. Als het dan zover is, dan kun nen de kinderen hun eigen weg gaan. Zo hebben we het gedaan en het is al lemaal erg goed terecht gekomen". Frans Siegers (77) uit Heusden: „Nu je ouder wordt, krijg je toch troubles. Ik ben intussen weduwnaar. Ik ben nog goed ter been, maar ik zie wel eens op tegen het moment dat ik op anderen ben aangewezen, want de kinderen zijn de deur uit." Dat is ook de mening van Grad Verschaeren. Hij zegt: „Als we onszelf niet meer kun nen redden, dan wordt het toch moei lijk." Tussen de pioniers van toen en de emigranten van nu zitten dertig jaar. De pioniers blijven met argusogen naar de nieuwelingen kijken. En de nieuwelingen zijn al na een paar keer de verhalen over de moeilijke start van de ouderen moe. Ook de emi granten kennen hun generatiekloof. De ouderen realiseren zich nu pas de omvang en de inzet van het avontuur waarin ze zichzelf destijds vrijwel bl indelings hebben gestort. De jongeren eisen daarentegen al meteen hun deel van de welvaart op. Zegt José van Enckevort: „Maar wij jongeren moet ook redelijk zijn. Voor ons is de emigratie al moeilijk. Maar ik denk dat die ouderen het on eindig veel moeilijker hebben gehad. Het is de meest opwindende tijd van hun leven geweest. Daar praten ze dus over. Ga ik op mijn eigen gevoe lens af, dan heb ik alleen maar res pect voor die mensen. Ik denk dat on ze generatie nooit zou kunnen op brengen, wat de ouderen hebben op gebracht. Hoe moeilijk het ook is je te verplaatsen in wat hier twintig, der tig jaar geleden is gebeurd, je kunt er toch wel wat van leren. Je kunt er van leren dat je niet meteen bij de pakken moet neerzitten, en dat het jaren duurt voordat je maatschappe lijk en financieel je draai hebt gevon den". Wim Blome, emigratie-attaché van de Nederlandse ambassade, een oude rot in het vak, kent de problemen van de emigratie als geen ander. Hij zegt: „De vraag die je je als verantwoorde lijk Nederlandse functionaris moet stellen is of de datgene wat Neder land zich van de emigratie voorstelde, is uitgekomen. Ik zeg dan onomwon den j a. Daarmee ontken ik de proble men niet, zeker niet van de ouderen. Ik denk dat veel van die problemen onvermijdelijk zijn. Stel je voor: dui zenden gezinnen pakken hun koffers en gaan naar een land om een nieuwe toekomst op te bouwen. Dat is een zeer ingrijpend proces dat nooit zon der problemen afgewikkeld kan wor den." De Nederlandse emigratiediensten in Australië geven formeel vijf jaar hulp en steun aan de Nederlanders. Dan worden de mensen geacht op eigen benen te kunnen staan. Zegt Blome: „De mensen staan dan ook op eigen benen. In de praktijk zijn we minder formeel. Als er iets misgaat met mensen die bijvoorbeeld al twin tig jaar hier zijn en intussen Austra liër zijn geworden, dan gooien we de deur echt niet dicht. Het overgrote deel van de emigranten dat zich hier gevestigde, heeft evenwel nooit een beroep op ons gedaan. Ze vonden hun Emigratie in de jaren vijftig is afgerond. een emotioneel proces dat nog steeds niet - FOTO ARCHIEF DE STEM weg en hadden geen hulp nodig. Al leen al uit dat oogpunt kun je de hele emigratieonderneming geslaagd noe men." Toch vertellen veel emigranten dat Australië niet was wat ze er zich van hadden voorgesteld. En ze wijten dat aan de voorlichting die ze in Neder land kregen. Blome ontkent dat niet en ver zucht: „Je kunt geen complete voor lichting geven. De mensen vormen zich nu eenmaal een beeld. In feite hebben ze op dat moment al beslist dat ze gaan emigreren. En die beslis sing geeft hen dan aanleiding datgene uit het voorlichtingsmateriaal te ha len wat hun al genomen beslissing sanctioneert. Zelfs de meest complete voorlichting is toch nog een verteke ning van de werkelijkheid. We heb ben twee come-and-see-reizen geor ganiseerd. Kandidaat-emigranten konden dan zelf komen kij ken hoe het hier was. Maar zelfs dan is de voor lichting niet compleet, al waren de resultaten van die reizen wel bevre digend." Het is de Nederlandse ambassade allerminst ontgaan dat de behoefte aan gemeenschapsvorming bij de Ne derlanders de laatste jaren sterk is gegroeid. Er ontstaan nog steeds Ne derlandse clubs, Nederlandse bejaar dentehuizen en bibliotheken. De Ne derlandse verenigingen zijn nog steeds actief. Moeten die initatieven van Nederlandse kant niet wat ster ker worden ondersteund? Blome twijfelt. „Je hebt het in feite te doen met Australische mensen. Natuurlijk, de nieuwe gerichtheid, vooral van de ouderen, op de Neder landse cultuur, is er. Maar de mensen zijn een deel van Australië. Het zijn geen Nederlandse belastingbetalers meer. Op de keper beschouwd vallen al die mensen, vooral het geen Neder landers meer zijn, buiten het bereik en de verantwoordelijkheid van de ambassade". Ambassaderaad mr. E. Roberts voegt er aan toe: „Maar je zit al met een met het probleem van wat ik dan maar even noem de culturele tijds- capsule. De ouderen willen wel weer contact maken met de Nederlandse cultuur, maar haken aan waar ze in de jaren vijftig hebben afgehaakt. De muziek uit die tijd leeft hier bijvoor beeld nog sterk. De mensen lezen graag weer eens Anton Coolen en Marie Coenen. De cultuur in Neder land is intussen al lang met iets an ders bezig. Tegelijkertijd ontstaat er bij de jongeren opeens belangstelling voor Nederland. Die jongeren zijn nooit in Nederland geweest en spre ken vaak niet eens de taal. In veel ge vallen trekken de kinderen zelfs hun ouders weer in het Nederlandse spoor. Kinderen volgen Nederlandse taallessen. Ze willen als het ware dui delijkheid over hun verleden. De be hoeften zijn dus zeer verschillend." Roberts wijst ook op een nieuw, maar in feite heel verklaarbare feno meen. Veel mensen hebben namelijk de neiging alles op te schrijven. „Dat valt onderdaad sterk op. Heel veel mensen hebben de intuïtieve behoefte zich rekenschap te geven van hun le ven en daarbij af te wegen in hoever re hun emigratie al hun emotionele offers waard is geweest. Veel mensen doen dat al schrijvende. Ze stellen hun ervaringen te boek en zo onstaat een heel eigenaardige, onvermoede cultuur die best eens grondig onder zocht zou moeten worden." vervolg van voorpagina Gids/ Weekend „Als je het ruwweg uitrekent, korri je aan zo'n 430 manuren die je kwijt bent bij de voorbereiding van leerlin gen op het examen. Laat je je dan be talen zoals een instructeur sportvlie- gen - die rekenen al snel honderd gul den per uur - dan zie je zo dat het les geven op commerciële basis ondoen lijk is", aldus de ballonvaarder, die zijn lessen 'om niet' aan vrienden en bekenden geeft. „Maar ik moet na tuurlijk wel zeker weten dat die men sen super-enthousiast zijn. Anders zouden ze halverwege de cursus kun nen ophouden en dat zou zonde van de tijd en de arbeid zijn". De meest kritische fase bij het bal lonvaren ligt volgens Henk Brink noch bij de vlucht zelf noch bij het landen of dalen. „De keuze van het start- en landingsterrein is het be langrijkste. Voor het opstijgen en het landen moet je een plaats uitzoeken waar je de ruimte hebt. Je moet bij voorbeeld geleidelijk kunnen dalen. In een gebied met hoge flatbebou wing is dat bijvoorbeeld onmogelijk: daar zou je je met ballon en al maar als een baksteen naar beneden moe ten laten vallen". Toch heeft de in het Utrechtse Tienhoven woonachtige piloot wel eens, door de omstandigheden daar toe gedwongen, zulke manoeuvres moeten uithalen: „Ik heb ooit voor een Indonesische bierbrouwerij vluchten boven Djakarta uitgevoerd. Nu waait er daar altijd een aflandige wind, wat inhoudt dat de ballon rich ting zee wordt geblazen. Als start plaats kies je dan een punt uit dat zover mogelijk van de zee verwijderd is. Vandaar vlieg je over de stad heen, waarbij het zaak is om zo spoedig mogelijk een landingsplaats te vin den, want voor je er erg in hebt zit je boven de Javazee". „Nu is het zoeken van een geschikte landingsplaats een bijna onmogelijke opgave. In die hele stad is er haast geen millimeter onbebouwd. Uitein delijk vonden we dan iedere keer een sportveldje of een plein waar je zou kunnen landen, maar wel steeds om geven door woningen. Dat houdt in dat je niet geleidelijk kunt dalen. Als je eenmaal boven die plaats bent aan geland, moet je zo snel mogelijk het dak van de ballon weghalen, waar door de lucht ontsnapt en de ballon naar beneden schiet". In Nederland zullen situaties als hierboven omschreven, niet zo vaak voorkomen. Ons land mag dan één van de dichtstbevolkte ter wereld zijn, er blijkt altijd nog ruimte ge noeg om een ballon te 'parkeren'. In bijna alle gevallen eindigt een ballon vaart hier op de akkers of weilanden van een agrariër. De schade die daar bij door de ballon wordt aangericht, wordt door de piloot contant vergoed. „Het is maar een guldenkwestie, die schadevergoeding", aldus Henk Brink. „Maïs kost bijvoorbeeld 17 cent per vierkante meter, terwijl het duurste gewas twee kwartjes kost. Je kan ervan uitgaan dat er zo'n 30 vier kante meter vernield wordt. Dan zie je wel dat die schadevergoeding nooit in de papieren kan lopen". Overigens blijft het niet bij die, toch niet al te hoge, schadevergoe ding. „Ik neem meestal een weekend tas gevuld met electrische scheerap- paraten en quartz-horloges mee. Daarvan deel ik dan een paar exem plaren uit aan de boer op wiens land ik terechtgekomen ben", aldus Henk Brink. „Op deze manier houden we de relatie tussen boer en ballonvaarder, die al net zou oud is als het ballonva ren zelf, op peil". De heteluchtballon is overigens te rug van, ruim anderhalve eeuw, weg geweest. Het was weliswaar een door hete lucht opgestuwde ballon die in 1783 als eerste het luchtruim koos, maar daarmee was de rol van de he teluchtballon in de luchtvaarthistorie voor lange tijd uitgespeeld. Het ge vaarte werd als te gevaarlijk be schouwd en pas in de j aren '50, onder impuls van onder meer het Ameri kaanse ruimtevaartinstituut NASA, keert de heteluchtballon weer terug. In de tussenliggende anderhalve eeuw is het ballonvaren gedomineerd door de gasballons. De papiermakers Montgolfière uit het stadje Annonay onder Lyon zijn de geschiedenis ingegaan als dé pio niers van de ballonvaart. De eerste ballonvaart met levende wezens wordt op 19 september 1783 gehouden. Een schaap, een eend en een haan worden in de mand van een 'Montgol fière' gezet en over een afstand van twee kilometer vanaf Versailles ver voerd. De drie beesten kwamen rede lijk ongeschonden aan: alleen de haan had een vleugel gebroken. In dat laatste zagen pessimisten een vin gerwijzing 'van boven' dat het met vleugellamme wezens die toch het luchtruim menen te moeten kiezen, slecht moet aflopen. Luchtvaarthisto rici zijn het erover eens dat de ver klaring dat tijdens de vlucht het schaap boven op de haan is gaan staan, de meest voor de hand liggende De eerste bemande vlucht vindt op 21 november van datzelfde jaar Plaats. Hierbij ontstonden nogal wat problemen omtrent de bemanning. Koning Lodewijk XVI wilde een tot levenslang veroordeelde misdadiger als eerste man het luchtruim in stu ren, die op deze manier gratie zou krij gen. De aristocraat Frangois Pila- tre de Rozier protesteerde hevig tegen de beslissing. Zijn argument dat je een crimineel moeilijk de eer kan gunnen om als eerste mens de lucht in te gaan, overtuigde de Franse koning. Uiteindelijk stapt De Rozier samen met markies D'Arlandes in Versailles in het mandje, om na 25 minuten ne gen kilometer verder te landen. De zelfde Pilatre de Rozier valt trouwens ook de twijfelachtige eer te beurt het eerste geregistreerde luchtvaart slachtoffer te zijn. Tijdens een poging in 1785 het Kanaal over te steken, vat zijn ballon vlam. In de tussentijd zijn de gasballons enorm in opmars gekomen. Op 1 de cember 1783 stijgt de Franse natuur kundige Jacques Charles op met een ballon met waterstofgas als vulling. Hij overtreft daarbij de Montgolfière op alle fronten: hij blijft twee uur in de lucht, legt veertig kilometer af en bereikt een hoogte van 3000 meter. De strijd die volgt tussen Charlières en Montgolfières wordt in het voordeel van de eerste categorie ballons, die toen veel veiliger waren, beslist. De eerste Nederlander die pogin gen doet om met een ballon de lucht in te komen, is de Amsterdammer Hopman. In 1804 wil hij met een zelf gemaakte ballon omhoog, maar het massaal toegestroomde publiek ziet zijn pogingen tot drie maal toe mis lukken, waardoor hij al snel de bij naam 'Fopman' krijgt opgeplakt. Na de derde mislukte poging dreigt het publiek de Amsterdammer te steni gen, waarna hij de wijk neemt naar Rotterdam. Wat hem in zijn vader stad niet gelukt is, lukt in de Maas stad wel. Op 26 augustus 1804 stijgt Hopman met zijn ballon 'Lust tot On derzoek' en landt op het landgoed 'Backershagen' in Wassenaar. In de daaropvolgende jaren breken gasballons het ene record na het an dere. In de eerste helft van deze eeuw komen de zeppelins, 'stuurbare' gas ballons, op het toneel. De ramp in 1936 met de Hindenburg - bij de landing in het Amerikaanse Lakehurst komen 72 mensen om - betekent het einde van de zeppelins. Bij deze ramp blijkt dat het vliegen met ballons gevuld met waterstofgas niet zonder gevaren is. In het kader van de United States Research ging onder meer het ruim tevaartinstituut NASA in de jaren '50 terug naar de basis. Het onderzocht de mogelijkheden tot het fabriceren van een heteluchtballon, die minder eenvoudig vlam vat dan de exempla ren uit de 18e eeuw. Uiteindelijk komt met tot een ballon die bestaat uit vlamdovend nylon met een polyure- thaan coating. Hiermee is het start sein gegeven voor de 'revival' van de heteluchtballon, die binnen korte tijd de gasballon voorbijsteekt.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 21