ME
Ballons
inden I Avonturiers verlangen op oude dag weer naar het Nederland van toen
\i\mm
mm
UTËRDAG 13 AUGUSTUS 1983
W3
LLE emigranten zijn hetzelfde, zo is de
[buitenstaander geneigd te denken. Maar
er zijn grote verschillen tussen de
Migranten van dertig jaar geleden en de
mensen die nu de overstap wagen. De
ieuwe emigratie wordt door de pioniers
van toen, die met helemaal niets
begonnen, als een gewone verhuizing
gezien. Het wordt ze gemakkelijk
gemaakt. De generatiekloof in den
vreemde.
Dorpsmensen
Ervaring
Troubles
Onvermijdelijk
Voorlichting
Boeren
Jaren '50
Levenslang
Nederland
W3
Bert van Velzen
i Haag, je tikt er tegen en
ingt". Deze mooie regel
Gerrit Achterberg slaat opl
issage en als ik me door
lazen tunnels boor moet
altijd aan denken. Dat is
voor de stemming, die bij
ofvijver weer afkoelt,
t daarin ligt een van mijnI
enen, dankzij het wange
van een hond. In blinde
Ie en walging heb ik de
en van me afgeworpen en
ringt zich bij de Hofvijver]
Is de gedachte bij me op
tonden, die midden op het I
oir zitten uitte werpen
drechtelijk moeten kun-
worden doodgeschoten,
enschappelijk is vastge-
l dat het gemiddelde
ije zo'n 200 gram per dag
neerdalen op stoepen en
arken en plantsoenen,
al gauw een mud per
Over bouviers en dat
t krachtpatsers hebben we
hier niet. Mijn betrekkin
tot de oude metgezel, hel
en huisvriend van de mens|
grondig verpest door wat
i zorgeloos uitladen, vaak
de complimenten van ftuJ
katten weet ik weinig. Ze
»n hun nagels aan Chip-
dale en ze zijn lichtzinnig. I
imige exotische soorten ge-I
jen zich als waakhonden
penen met elegant gebaar
irovisiekast om, uit het
tje, een brokje kattebrood I
uttigen. Ze gaan hun eigen
i, terwijl honden zichzelf
ele dag lopen te verkopen.
ten dragen een aureool
rust en wandelen op donsI
den hebben een jolige, uii-l
dige blafze reiken je een
t in valse onderwerping; seI
alleen maar aardig omdat I
r iets voor krijgen - een aai
r de bol en misschien wel
om op te kluiven of snel
r binnen te schrokken,
iden, het valt niet te ont-
nen, zijn smeerlappen. Het
geen katten die overal
ir lust en aandrang zich
nifesteren door de achter
en zakken. Het zijn de hon-1
die de stadsbewoner
ngen met diep gebogen
fd door de straat te wande-1
als beladen met een zware,
welijks uit te boeten
uld.
hond is een viezerik en de
s of bazin die hem niet
r de stoeprand sleurt om
i visitekaartje te ontwer-
is dat natuurlijk ook. Het
l dat zij hebben veroor-
kt is niet te overzien. Een
oen in de Hofvijver is nog
daar aan toe, maar wat
et de stakker beginnen die
lens een sollicitatiegesprek I
terkt dat hij, in de warmte
de directiesuite, adembe-
nend zit te stinken door de j
traling van een kluit kak
i zijn hak
tragische slachtoffer van
ugubere verrassingen die
hondenpopulatie zo blij-
edig weet uit te zetten, zal
hond aansprakelijk stellen
trzijn lot en niet de baas
i het beest, die de prestaties
i zijn hond op het trottoir
gelijk wil opvijzelen tot
numentjes van legitiem
atschappelijk protest. Ook I
ir mij is de tijd van de fijne I
inces voorbij. Het is opmer-1
ijk hoeveel honden eigen-
z als fascisten beschouwd
eten worden. Befehl ist Be
ll
t zijn honden die op ont-
pte gevangenen willen ja-
i of op de schamele, oneet-
e vos. Katten zul je nooit
itreffen als bewakers van
icentratiekampen of als
uwe vrienden van kamp-
ilen. Voorbeeld: ik ken een j
hartig hondje dat iedere
j achter de gesloten deur op
postbode zit te wachten in
hoop dat die zijn vingers
jr de brievenbus steelt. Dan
mijnheer er zijn tanden in
ije het dier een grote mond j
>ft, vertrekt het kermend
ar een hoek. Als verzachten-
omstandigheid wordt aan-
soerd dat deze hond, volgens I
•klaringen van het asiel, op
igdige leeftijd samen met
n broer op het nippertje I
verdrinkingsdood kon wor-1
n gered. Maar als je in de
k staat denk je: was die ro-
md maar verzopen,
n andere fascist woont bi]
i ons bekende timmerman
t is een gluiperige Duitse
rder die je met waanzintaP
eulende groene ogen zit an"
staren en die menigeen in
rug heeft aangevallen.
■nsen die het beest kennen
rlaten het vertrek achter-
,arts en danken God wan-
er ze eenmaal veilig de
■aat hebben bereikt. Het is
a echte nazi. Het wordt tijd
t ze bij Crufts in Londen,
iar de hoogste adel van de
ndenrassen wordt getoond,
n prijs uitloven voor de
nd die net zo netjes is also
t.
Pioniers bekijken nieuwe
emigranten met argusogen
Door Jo Wijnen
De verschillen tussen de
avonturiers van vroeger en de
nieuwe emigranten zijn groot.
De pioniers van de jaren vijf
tig stonden moederziel alleen
in een land dat geen vorm en
geen stijl had en waarin je,
als het om sociale Voorzienin
gen ging, aan de wolven was
overgeleverd. De taal moesten
ze meestal nog leren. De nieu-
we emigranten spreken
meestal al aardig Engels. Ze
hebben zich uitvoerig geïn
formeerd over wat hen te
wachten staat. Ze hebben een
huis verkocht of geld ge
spaard.
Sommigen van hen zijn tevoren
zelfs een kijkje gaan nemen in
Australië, iets wat de ouderen als een
ongerijmdheid voorkomt. Ze moeten
beschikken over een soort garantie
van een Australische werkgever die
zich schriftelijk bereid verklaard hen
in dienst te nemen.
Of zoals een oudere zegt: „De men
sen die nu komen zijn eigenlijk geen
emigranten. Die hebben geld. Die
kunnen teruggaan als ze willen. Die
komen in een samenleving die ze zelf
niet meer hoeven op te bouwen. Als
het hun niet lukt, pakken ze het
vliegtuig en gaan ze naar huis. Punt
uit. En ze laten goed merken dat ze
ons eigenlijk niet nodig hebben".
Ergens aan de rand van Melbourne,
pal langs de Highway die naar het
noorden voert, wonen Chrit van Enc-
kevort en zijn vrouw José. Ze zijn
twee jaar in Australië en zijn vast
van plan het daar te redden. Chrit
heeft zich dan ook in het maatschap
pelijke leven gestort, komt regelma
tig in de Nederlandse club en maakt
deel uit van de Nederlandse carna
valsvereniging.
José zegt: „In feite zijn wij altijd
echte Noordlimburgse dorpsmensen
geweest en ik denk dat we dat nog
zijn. Thuis in Holland zaten we over
al in. Hier hebben we ook meteen
contact gezocht. Als je vooruit wil ko
men, kun je die contacten trouwens
heel goed gebruiken. Het loopt nu al
lemaal goed, maar ik wil toch niet
verzwijgen dat we in het begin moei
lijk op gang zijn gekomen".
Chrit werkt in de wegenbouw waar
hij machines bedient. Hij zegt: „Nu
pas kun je zeggen dat we een beetje
onze draai beginnen te krijgen. De
eerste tijd blijft altijd moeilijk. Je
moet het niet meteen opgeven. Er is
heel vee! dat tegenvalt, dat niet loopt
zoals je het graag had. Het is geen
sprookje hier. Toch denk ik dat we
het hier op de duur beter gaan krij
gen. Je merkt dat dit land in ontwik
keling is. Er is ruimte. Er zijn moge
lijkheden. Er moet nog enorm veel
gebeuren".
Chrits vrouw José: „Als je vraagt
waarom we hier naar toe zijn geko
men, dan is het toch omdat je de kin
deren een betere toekomst wil geven.
Ben en Miet Verhaegen, Fien en Grad Verschaeren en Frans Siegers: „Nu je ouder wordt krijg je toch troubles"
Ik weet het wel: dat zeggen ze alle
maal en dat zul je intussen wel dui
zend keer hebben gehoord. Als we de
kinderen die toekomst kunnen geven,
dan is onze emigratie geslaagd. Wij
zijn hier niet gekomen om rijk te
worden of zo. Maar je wil je kinderen
op gang helpen in een land waar nog
echte mogelij kheden zij n".
Piet Maes en zijn vrouw Truus, zijn
nog pas vijf maanden in Australië.
Piet had zich voorgesteld vrachtwa
genchauffeur te worden, maar dat is
tot nu nog niet gelukt. Hij werkt in
een tuindersbedrijf en zit op dit ogen
blik in de moeilijke periode die iedere
beginnende emigrant doormaakt. Hij
weet nog niet of hij in Australië zal
blijven. Zegt Piet: „Tja, ook ik ben
natuurlijk voor de kinderen geko
men. Maar ook omdat ik er eens uit
wilde. Misschien zelfs wel voor het
avontuur. Dat soort dingen zijn niet
zo precies te verklaren. Als het niet
lukt, dan zijn we voor ons hele leven
in ieder geval een geweldige ervaring
rijker".
Truus zegt: „Het eerste begin valt
niet mee. Je moet, omdat je man
werkt, als vrouw ontzettend veel re
gelen. Daar sta je dan met je netjes
aangeleerde Engelse woorden. Ik ben
er wel eens wanhopig van geworden
als iemand opbelde en in vloeiend En
gels van wal stak. Dan zei ik: begin in
godsnaam opnieuw, praat wat lang
zamer, ik ben hier pas. Veel begin
nende emigranten zullen het ook wel
moeilijk hebben omdat de voorlich
ting in Nederland nergens op lijkt.
Het zijn beste mensen, die emigratie
ambtenaren. Maar de man die onze
zaak in Venlo behandelde, was nog
nooit in Australië geweest. Ze weten
niks over de cultuur en de leefwijze.
Ze werken met verouderde boekjes.
En ze laten je nog steeds dia's zien
van een overvol Nederland met flats
en veel verkeer. Vervolgens krijg je
Australië te zien: allemaal bergen en
vlaktes en bossen met hier en daar
een kangoeroe. Maar in feite tref je
hier ook een haastige, drukke samen
leving aan. Je moet geld hebben om
vooruit te komen. Je moet terugval
len op dezelfde beroepen als in Hol
land. Ik vind dat de voorlichters in
Nederland dat moesten weten".
Jacqueline Hoeymakers uit Seve-
num is weer een ander soort emi
grant, als ze zo al mag worden ge
noemd. Ze is anderhalf jaar in
Australië, ze heeft voor en tijdens dat
verblijf gereisd. „Ik heb geen bijzon
dere verwachtingen", zegt ze. „Ik
werk nu in een champignonbedrijf en
ik woon in een caravan. Australië is
voor mij aantrekkelijk omdat ik mij
er vrij voel. Of ik hier blijf? Ik zou
het echt niet weten".
Dan Ben en Miet Verhaegen, af
komstig uit Sint Oederode, respectie
velijk 79 en 77 jaar oud en al meer dan
20 jaar in Australië. Zij stapten in de
grote leegte met het vaste voornemen
keihard te werken en er iets van te
maken. Miet: „Tel maar uit, ik was
bijna 55 toen ik hier kwam. We had
den een groot gezin en we moesten
helemaal opnieuw beginnen. We heb
ben het moeilijk, erg moeilijk gehad,
dat zeg ik meteen. Je begon met niks.
Je kende de taal niet. Je moest het
maar uitzoeken. En je kon eenvoudig
niet terug naar Nederland. De kinde
ren zijn goed terecht gekomen. We
hebben een prachtig huis en we kun
nen ons erg goed redden. Wat wil je
nog meer".
Fien en Grad Verschaeren uit As
ten, respectievelijk 74 en 78 jaar oud,
zijn al vanaf 1953 in Australië. Zegt
Grad: „Onze kinderen moesten toen
tertijd vanuit Asten naar de mijn om
aan de kost te komen. Toen heb ik op
zeker ogenblik gezegd: kom op, we
gaan. Het is maar goed dat we het
toen hebben gedaan. Vijf jaar later
was de aardigheid er al af, waren er
veel minder kansen. Met de kinderen
gaat het prima. We hebben er met het
hele gezin voor gewerkt. Ik zei altijd:
eerst moeten we goed onderdak en ze
kerheid hebben. Zolang doen we het
samen. Als het dan zover is, dan kun
nen de kinderen hun eigen weg gaan.
Zo hebben we het gedaan en het is al
lemaal erg goed terecht gekomen".
Frans Siegers (77) uit Heusden: „Nu
je ouder wordt, krijg je toch troubles.
Ik ben intussen weduwnaar. Ik ben
nog goed ter been, maar ik zie wel
eens op tegen het moment dat ik op
anderen ben aangewezen, want de
kinderen zijn de deur uit." Dat is ook
de mening van Grad Verschaeren. Hij
zegt: „Als we onszelf niet meer kun
nen redden, dan wordt het toch moei
lijk."
Tussen de pioniers van toen en de
emigranten van nu zitten dertig jaar.
De pioniers blijven met argusogen
naar de nieuwelingen kijken. En de
nieuwelingen zijn al na een paar keer
de verhalen over de moeilijke start
van de ouderen moe. Ook de emi
granten kennen hun generatiekloof.
De ouderen realiseren zich nu pas de
omvang en de inzet van het avontuur
waarin ze zichzelf destijds vrijwel bl
indelings hebben gestort. De jongeren
eisen daarentegen al meteen hun deel
van de welvaart op.
Zegt José van Enckevort: „Maar
wij jongeren moet ook redelijk zijn.
Voor ons is de emigratie al moeilijk.
Maar ik denk dat die ouderen het on
eindig veel moeilijker hebben gehad.
Het is de meest opwindende tijd van
hun leven geweest. Daar praten ze
dus over. Ga ik op mijn eigen gevoe
lens af, dan heb ik alleen maar res
pect voor die mensen. Ik denk dat on
ze generatie nooit zou kunnen op
brengen, wat de ouderen hebben op
gebracht. Hoe moeilijk het ook is je te
verplaatsen in wat hier twintig, der
tig jaar geleden is gebeurd, je kunt er
toch wel wat van leren. Je kunt er
van leren dat je niet meteen bij de
pakken moet neerzitten, en dat het
jaren duurt voordat je maatschappe
lijk en financieel je draai hebt gevon
den".
Wim Blome, emigratie-attaché van
de Nederlandse ambassade, een oude
rot in het vak, kent de problemen van
de emigratie als geen ander. Hij zegt:
„De vraag die je je als verantwoorde
lijk Nederlandse functionaris moet
stellen is of de datgene wat Neder
land zich van de emigratie voorstelde,
is uitgekomen. Ik zeg dan onomwon
den j a. Daarmee ontken ik de proble
men niet, zeker niet van de ouderen.
Ik denk dat veel van die problemen
onvermijdelijk zijn. Stel je voor: dui
zenden gezinnen pakken hun koffers
en gaan naar een land om een nieuwe
toekomst op te bouwen. Dat is een
zeer ingrijpend proces dat nooit zon
der problemen afgewikkeld kan wor
den."
De Nederlandse emigratiediensten
in Australië geven formeel vijf jaar
hulp en steun aan de Nederlanders.
Dan worden de mensen geacht op
eigen benen te kunnen staan. Zegt
Blome: „De mensen staan dan ook op
eigen benen. In de praktijk zijn we
minder formeel. Als er iets misgaat
met mensen die bijvoorbeeld al twin
tig jaar hier zijn en intussen Austra
liër zijn geworden, dan gooien we de
deur echt niet dicht. Het overgrote
deel van de emigranten dat zich hier
gevestigde, heeft evenwel nooit een
beroep op ons gedaan. Ze vonden hun
Emigratie in de jaren vijftig
is afgerond.
een emotioneel proces dat nog steeds niet
- FOTO ARCHIEF DE STEM
weg en hadden geen hulp nodig. Al
leen al uit dat oogpunt kun je de hele
emigratieonderneming geslaagd noe
men."
Toch vertellen veel emigranten dat
Australië niet was wat ze er zich van
hadden voorgesteld. En ze wijten dat
aan de voorlichting die ze in Neder
land kregen.
Blome ontkent dat niet en ver
zucht: „Je kunt geen complete voor
lichting geven. De mensen vormen
zich nu eenmaal een beeld. In feite
hebben ze op dat moment al beslist
dat ze gaan emigreren. En die beslis
sing geeft hen dan aanleiding datgene
uit het voorlichtingsmateriaal te ha
len wat hun al genomen beslissing
sanctioneert. Zelfs de meest complete
voorlichting is toch nog een verteke
ning van de werkelijkheid. We heb
ben twee come-and-see-reizen geor
ganiseerd. Kandidaat-emigranten
konden dan zelf komen kij ken hoe het
hier was. Maar zelfs dan is de voor
lichting niet compleet, al waren de
resultaten van die reizen wel bevre
digend."
Het is de Nederlandse ambassade
allerminst ontgaan dat de behoefte
aan gemeenschapsvorming bij de Ne
derlanders de laatste jaren sterk is
gegroeid. Er ontstaan nog steeds Ne
derlandse clubs, Nederlandse bejaar
dentehuizen en bibliotheken. De Ne
derlandse verenigingen zijn nog
steeds actief. Moeten die initatieven
van Nederlandse kant niet wat ster
ker worden ondersteund?
Blome twijfelt. „Je hebt het in feite
te doen met Australische mensen.
Natuurlijk, de nieuwe gerichtheid,
vooral van de ouderen, op de Neder
landse cultuur, is er. Maar de mensen
zijn een deel van Australië. Het zijn
geen Nederlandse belastingbetalers
meer. Op de keper beschouwd vallen
al die mensen, vooral het geen Neder
landers meer zijn, buiten het bereik
en de verantwoordelijkheid van de
ambassade".
Ambassaderaad mr. E. Roberts
voegt er aan toe: „Maar je zit al met
een met het probleem van wat ik dan
maar even noem de culturele tijds-
capsule. De ouderen willen wel weer
contact maken met de Nederlandse
cultuur, maar haken aan waar ze in
de jaren vijftig hebben afgehaakt. De
muziek uit die tijd leeft hier bijvoor
beeld nog sterk. De mensen lezen
graag weer eens Anton Coolen en
Marie Coenen. De cultuur in Neder
land is intussen al lang met iets an
ders bezig. Tegelijkertijd ontstaat er
bij de jongeren opeens belangstelling
voor Nederland. Die jongeren zijn
nooit in Nederland geweest en spre
ken vaak niet eens de taal. In veel ge
vallen trekken de kinderen zelfs hun
ouders weer in het Nederlandse
spoor. Kinderen volgen Nederlandse
taallessen. Ze willen als het ware dui
delijkheid over hun verleden. De be
hoeften zijn dus zeer verschillend."
Roberts wijst ook op een nieuw,
maar in feite heel verklaarbare feno
meen. Veel mensen hebben namelijk
de neiging alles op te schrijven. „Dat
valt onderdaad sterk op. Heel veel
mensen hebben de intuïtieve behoefte
zich rekenschap te geven van hun le
ven en daarbij af te wegen in hoever
re hun emigratie al hun emotionele
offers waard is geweest. Veel mensen
doen dat al schrijvende. Ze stellen
hun ervaringen te boek en zo onstaat
een heel eigenaardige, onvermoede
cultuur die best eens grondig onder
zocht zou moeten worden."
vervolg van voorpagina
Gids/ Weekend
„Als je het ruwweg uitrekent, korri
je aan zo'n 430 manuren die je kwijt
bent bij de voorbereiding van leerlin
gen op het examen. Laat je je dan be
talen zoals een instructeur sportvlie-
gen - die rekenen al snel honderd gul
den per uur - dan zie je zo dat het les
geven op commerciële basis ondoen
lijk is", aldus de ballonvaarder, die
zijn lessen 'om niet' aan vrienden en
bekenden geeft. „Maar ik moet na
tuurlijk wel zeker weten dat die men
sen super-enthousiast zijn. Anders
zouden ze halverwege de cursus kun
nen ophouden en dat zou zonde van
de tijd en de arbeid zijn".
De meest kritische fase bij het bal
lonvaren ligt volgens Henk Brink
noch bij de vlucht zelf noch bij het
landen of dalen. „De keuze van het
start- en landingsterrein is het be
langrijkste. Voor het opstijgen en het
landen moet je een plaats uitzoeken
waar je de ruimte hebt. Je moet bij
voorbeeld geleidelijk kunnen dalen.
In een gebied met hoge flatbebou
wing is dat bijvoorbeeld onmogelijk:
daar zou je je met ballon en al maar
als een baksteen naar beneden moe
ten laten vallen".
Toch heeft de in het Utrechtse
Tienhoven woonachtige piloot wel
eens, door de omstandigheden daar
toe gedwongen, zulke manoeuvres
moeten uithalen: „Ik heb ooit voor
een Indonesische bierbrouwerij
vluchten boven Djakarta uitgevoerd.
Nu waait er daar altijd een aflandige
wind, wat inhoudt dat de ballon rich
ting zee wordt geblazen. Als start
plaats kies je dan een punt uit dat
zover mogelijk van de zee verwijderd
is. Vandaar vlieg je over de stad heen,
waarbij het zaak is om zo spoedig
mogelijk een landingsplaats te vin
den, want voor je er erg in hebt zit je
boven de Javazee".
„Nu is het zoeken van een geschikte
landingsplaats een bijna onmogelijke
opgave. In die hele stad is er haast
geen millimeter onbebouwd. Uitein
delijk vonden we dan iedere keer een
sportveldje of een plein waar je zou
kunnen landen, maar wel steeds om
geven door woningen. Dat houdt in
dat je niet geleidelijk kunt dalen. Als
je eenmaal boven die plaats bent aan
geland, moet je zo snel mogelijk het
dak van de ballon weghalen, waar
door de lucht ontsnapt en de ballon
naar beneden schiet".
In Nederland zullen situaties als
hierboven omschreven, niet zo vaak
voorkomen. Ons land mag dan één
van de dichtstbevolkte ter wereld
zijn, er blijkt altijd nog ruimte ge
noeg om een ballon te 'parkeren'. In
bijna alle gevallen eindigt een ballon
vaart hier op de akkers of weilanden
van een agrariër. De schade die daar
bij door de ballon wordt aangericht,
wordt door de piloot contant vergoed.
„Het is maar een guldenkwestie, die
schadevergoeding", aldus Henk
Brink. „Maïs kost bijvoorbeeld 17 cent
per vierkante meter, terwijl het
duurste gewas twee kwartjes kost. Je
kan ervan uitgaan dat er zo'n 30 vier
kante meter vernield wordt. Dan zie
je wel dat die schadevergoeding nooit
in de papieren kan lopen".
Overigens blijft het niet bij die,
toch niet al te hoge, schadevergoe
ding. „Ik neem meestal een weekend
tas gevuld met electrische scheerap-
paraten en quartz-horloges mee.
Daarvan deel ik dan een paar exem
plaren uit aan de boer op wiens land
ik terechtgekomen ben", aldus Henk
Brink. „Op deze manier houden we de
relatie tussen boer en ballonvaarder,
die al net zou oud is als het ballonva
ren zelf, op peil".
De heteluchtballon is overigens te
rug van, ruim anderhalve eeuw, weg
geweest. Het was weliswaar een door
hete lucht opgestuwde ballon die in
1783 als eerste het luchtruim koos,
maar daarmee was de rol van de he
teluchtballon in de luchtvaarthistorie
voor lange tijd uitgespeeld. Het ge
vaarte werd als te gevaarlijk be
schouwd en pas in de j aren '50, onder
impuls van onder meer het Ameri
kaanse ruimtevaartinstituut NASA,
keert de heteluchtballon weer terug.
In de tussenliggende anderhalve
eeuw is het ballonvaren gedomineerd
door de gasballons.
De papiermakers Montgolfière uit
het stadje Annonay onder Lyon zijn
de geschiedenis ingegaan als dé pio
niers van de ballonvaart. De eerste
ballonvaart met levende wezens
wordt op 19 september 1783 gehouden.
Een schaap, een eend en een haan
worden in de mand van een 'Montgol
fière' gezet en over een afstand van
twee kilometer vanaf Versailles ver
voerd. De drie beesten kwamen rede
lijk ongeschonden aan: alleen de
haan had een vleugel gebroken. In
dat laatste zagen pessimisten een vin
gerwijzing 'van boven' dat het met
vleugellamme wezens die toch het
luchtruim menen te moeten kiezen,
slecht moet aflopen. Luchtvaarthisto
rici zijn het erover eens dat de ver
klaring dat tijdens de vlucht het
schaap boven op de haan is gaan
staan, de meest voor de hand liggende
De eerste bemande vlucht vindt op
21 november van datzelfde jaar
Plaats. Hierbij ontstonden nogal wat
problemen omtrent de bemanning.
Koning Lodewijk XVI wilde een tot
levenslang veroordeelde misdadiger
als eerste man het luchtruim in stu
ren, die op deze manier gratie zou
krij gen. De aristocraat Frangois Pila-
tre de Rozier protesteerde hevig tegen
de beslissing. Zijn argument dat je
een crimineel moeilijk de eer kan
gunnen om als eerste mens de lucht in
te gaan, overtuigde de Franse koning.
Uiteindelijk stapt De Rozier samen
met markies D'Arlandes in Versailles
in het mandje, om na 25 minuten ne
gen kilometer verder te landen. De
zelfde Pilatre de Rozier valt trouwens
ook de twijfelachtige eer te beurt het
eerste geregistreerde luchtvaart
slachtoffer te zijn. Tijdens een poging
in 1785 het Kanaal over te steken, vat
zijn ballon vlam.
In de tussentijd zijn de gasballons
enorm in opmars gekomen. Op 1 de
cember 1783 stijgt de Franse natuur
kundige Jacques Charles op met een
ballon met waterstofgas als vulling.
Hij overtreft daarbij de Montgolfière
op alle fronten: hij blijft twee uur in
de lucht, legt veertig kilometer af en
bereikt een hoogte van 3000 meter. De
strijd die volgt tussen Charlières en
Montgolfières wordt in het voordeel
van de eerste categorie ballons, die
toen veel veiliger waren, beslist.
De eerste Nederlander die pogin
gen doet om met een ballon de lucht
in te komen, is de Amsterdammer
Hopman. In 1804 wil hij met een zelf
gemaakte ballon omhoog, maar het
massaal toegestroomde publiek ziet
zijn pogingen tot drie maal toe mis
lukken, waardoor hij al snel de bij
naam 'Fopman' krijgt opgeplakt. Na
de derde mislukte poging dreigt het
publiek de Amsterdammer te steni
gen, waarna hij de wijk neemt naar
Rotterdam. Wat hem in zijn vader
stad niet gelukt is, lukt in de Maas
stad wel. Op 26 augustus 1804 stijgt
Hopman met zijn ballon 'Lust tot On
derzoek' en landt op het landgoed
'Backershagen' in Wassenaar.
In de daaropvolgende jaren breken
gasballons het ene record na het an
dere. In de eerste helft van deze eeuw
komen de zeppelins, 'stuurbare' gas
ballons, op het toneel. De ramp in 1936
met de Hindenburg - bij de landing in
het Amerikaanse Lakehurst komen
72 mensen om - betekent het einde
van de zeppelins. Bij deze ramp blijkt
dat het vliegen met ballons gevuld
met waterstofgas niet zonder gevaren
is.
In het kader van de United States
Research ging onder meer het ruim
tevaartinstituut NASA in de jaren '50
terug naar de basis. Het onderzocht
de mogelijkheden tot het fabriceren
van een heteluchtballon, die minder
eenvoudig vlam vat dan de exempla
ren uit de 18e eeuw. Uiteindelijk komt
met tot een ballon die bestaat uit
vlamdovend nylon met een polyure-
thaan coating. Hiermee is het start
sein gegeven voor de 'revival' van de
heteluchtballon, die binnen korte tijd
de gasballon voorbijsteekt.