GIDS
„Ladons vreugde
maken onderons"
Nog lange
niet, nog
lange niet.
TOURINGCAR
BEDRIJF
.en we
gaan
nog niet
naar huis.
DE f^TEM EXPRES
W3
Malaise
Economisch
Federatie
van Nederlandse
Organisaties voor het
Personenvervoer
Pendelen
Lage prijzen
Toezicht
Rusten
Muziek
W2 rftTERDAG 2 JUL11983
JIE busreis door het zuidwesten 1
'an Ierland, langs 'the ring offer.
die zal ik met licht vergeten I
Soms. als ik zwaar getafeld heb, 1
iroom ik er flarden van terug, ij t
vordt dan meestal gillend wakkerI
Daarom duren de reprises gefat. I
lig korter dan de oorspronkelijkI
echt beleefde versie. 9
De wegen in Ierland zijn fantss|
tisch. Want ze zijn slecht. Vei
me die kleine contradictie. Ik m'/erl
maar mee aangeven, dat de ko/.|
strekt willekeurig aangebrachtel
verharding het met toelaat snefer
te koersen dan vijftig kilometer per|
jur. Een prima gangetje voor pa$. i
■.agiers die van de omgeving wall
meer willen meenemen dan entell
Je verkeersborden en de wegmarJ
kering. Maar lastig voor mensen
met een aangeboren aanleg voort
wagenziekte. I
Ierland is, dat zij toegegeven, eenl
schitterend land Het klavergroenI
er in sommige dalen plotsklaps
blauw, of paars, of grijsgrauw. Ge-|
ipiegeld in het rimpelloze watert
van Kenmare Bay wordt groen!
zelfs zwart als git. Bij laag watert
wordt de bodem van de baai zichM
baar Onder inwerking van dezon|
het wier gebleekt. Het biedt del
strooien aanblik van een soort
oker, die het midden houdt lusse/il
mosterdgeel en sinaasoranje. De
lucht erboven is ultramarijn. Com-|
pieteer dat nog met het smetteloos
wit van een vissershuisje aan del
overkant, en iedereen zat begrij
pen dat ik tegen het werk van Vin-t
cent van Gogh zit aan te kijken, f
De chauffeur is een vriendelijk!
ogende en bedaarde zestiger, t
ons bij het instappen bezworen I
had hem bij de voornaam te roe-I
men. Dominic. Hij spreekt én zingtI
Gaelic, de Keltische taal van de|
leren, die nauw verwant is aan heil
Schots, het Welsh en het Bretons, f
Achter het stuur fluit, neuriet oil
zingt Dominic wel honderd oude!
Keltische balladen.
Dominic zingt aanmerkelijk be-1
ter dan hij rijdt. De stuurmans-\
kunst van Caruso en Gigli, boel
zou die ontwikkeld zijn geweest!
Niet zo relevant, want ik heb mijnt
lichamelijk welzijn uitdrukkelijk!
aan de oude Dominic toeren!
trouwd. En daar krijg ik al snel J
spijt van Onze chauffeur houdt ert
een onhebbelijk soort timing op I
na: hij wacht telkens met hel pas-f
seren van nóg langzamere boe-1
renkarren tot er een tegenligger in J
zicht komt. Ik heb die n
meer schietgebedjes gepreveld I
dan Dominic balladen heeft ge-I
zongen.
Joe O'Reilly, onze reisleider vanï
de Bord Failte, het Iers Nationaall
Bureau voor Toerisme, kan tron-1
wens ook uitstekend timen. Om I
het half uur stappen we uit voort
een kleine refreshmentIn de tal-t
loze Ierse pubs staan mannen ml
witte overhemden met hoog opge-t
stroopte mouwen die verfrissing'f
in te schenken: een dubbele 'Pad-1
dy'. Dat is niet alleen de toes-j
naam voor iedere Ier, het is ook de I
merknaam van een Ierse whiskey I
In het dagelijks gebruik staat de I
naam 'Paddy' echter voor Ierse I
whiskey van elk willekeurig merk.
Joe geeft het tempo aan, wij vol-1
gen. Ik vermag na een paar glazen
met meer in te zien, waarom Joe I
de Paddy rangschikt onder de ca-
tegorie 'verfrissingen'. Maar walI
veel erger is: chauffeur Dominic I
drinkt gewoon in het zelfde tempo J
mee.
De trip door Kerry wordt er niet I
vlotter op Ook al omdat onze weg
steeds versperd wordt door loslo-
pende runderen, ezels en scba-1
pen. Vooral schapen. Tienduizen-1
den heb ik er gezien, de vacht vrij-
wel altijd voorzien van een slordi-
ge lik verkeersbordenverf Ze zijn
daardoor tegen de rotsmassieven
beter zichtbaar dan door hunl
grauwe vacht, die zich blijkens de I
schaarse etalages toch uitstekend I
laat verwerken tot toonbare truien, f
jumpers en mutsenI
Dommic heeft op zijn bus de ge-1
wone claxon vervangen door de I
misthoorn van een oceaanstomer, f
Vooral de ezels zijn daar bang I
van. De schapen niet. Die grazen 1
gewoon de weg af. Daar schijnt in I
Ierland het lekkerste gras te staan. 1
Dommic wankelt luid zingend de J
bus uit en kruipt op handen en j
voeten naar de kudde. Daar fluis-
tert hij links en rechts in schape-
noren zoiets als 'kom eens bij bet I
baasje' in het Gaelic. En verdomd, f
het helpt
Op weg naar de volgende kudde. j
Het is al bijna middernacht, als we I
terug zijn in Kenmare Bay. Oood-1
moe. stomdronken en voorlopig I
voor een hele tijd genezen van
busreizen-
Peter Schouten I
Door Piet de Bont
Twaalf dagen naar Honga
rije voor nog geen duizend
piek de man. Zeg nou zelf:
dat is toch niks. En niet al
leen Boedapest op het pro
gram, maar ook Kiskunfèle-
gyhaza, Hódmezövasarhely,
Hajdubëszörmény en Haj-
düszoboszlö, stadjes met
veel Poesta in de buurt.
Even terzijde: 't is dat de
correspondenten van „Néps-
zabadsag" (het Hongaarse
Vrije Volk) niet per regel
worden betaald, maar an
ders zou Sarkadi Sandor, de
man van de gazet in Székes-
fehérvar, binnen de kortste
keren een vermogen verdie
nen met berichtjes als: „Ka
meraad burgemeester van
Törökszentmiklos op bezoek
bij kameraad burgemeester
van Székesfehérvar. Kassa,
iedere keer als de kamera
den afreizen. Klinkende Fo-
rinten, wel te verstaan.
(Voor landgenoten die bin
nen afzienbare tijd naar Tö
rökszentmiklos vertrekken:
een tientje levert zeker meer
dan honderd Forinten op.
Per bus gereisd - dat wel -
maar de gigantische car, die
onze toeroperator op de weg
brengt, mag gezien worden.
Bar en toilet („Alleen voor
kleine boodschappen, beste
mensen") behoren tot de uit
rusting. Aan boord vijftig
vogels van diverse pluima
ge: Haagse nufjes, zeer Hol
landse ambtenaren, Zeeuw
se boerinnen, een Brabantse
winkelier („Sinds jaren
weer eens met vakantie"),
oud-strijders, twee Gro
ningse vrachtrijders, drie
giechelwichten uit de Ach
terhoek en een half dozijn
AOW-ers. Lastige klanten
en inschikkelijke, waaraan
chauffeur/reisleider Gilbert
van den Hooyacker („Zeg
maar Sjielbèr") twaalf da
gen de handen vol heeft.
Sjielbèr heeft bij de Broe
ders van het Gemene Leven
pedagogie gestudeerd en
weet hoe zijn pappenhei
mers aan te pakken. Ru
zietjes smoort hij in de kiem:
„Geen gedonder in mijn
car".
In Monsonmagyarövar -
vlek aan gene zijde van het
tussen Oostenrij k en Honga-
rije 'wat opgetrokken gor
dijn - komt Eva in de bus,
gids van het Hongaarse
staatsreisbureau, zeer vrou
welijk, zeer Hongaars. Ze
spreekt vloeiend Duits, een
beetje Nederlands. Onze taal
vindt ze razend moeilijk. Ze
zoekt zich in een Nederlands
taalgidsje rot naar het
woord „Ladons". Dit, nadat
de bus het oer-Nederlandse
„Ladons vreugde maken on
derons" ten gehore heeft ge
bracht. Haar taalgidsje is
niet meer van vandaag. Op
pagina 23 staat tenminste:
„Herbergier, waar kan ik
mijn paarden verversen?".
Vertellen haar, dat er in het
verre Nederland nauwelijks
nog herbergiers zijn en dat
zij voor het paarden-verver-
sen beter wat dichter bij
huis kan blijven, in de Poes-
ta.
Ja, die Poesta. Eén van de
Hagenaars uit het gezel
schap gaat er in smetteloos
drie-delig kostuum naar toe.
Als de galop-van-de-vuri-
ge-hengsten voorbij is, man
keren er twee knopen aan
zijn vest. De Hagenaar vindt
het maar niks. In Boedapest
besmuikt gelach als de man
in het magnifieke Gellért-
hotel voor zichzelf en twee
metgezellen een half flesje
wijn bestelt, ,,'t Is dat je wijn
niet met een rietje drinkt,
anders....", grapt de Bra
bantse winkelier. De Hage
naar krijgt zijn halve fles
Hongaarse rooie overigens
niet. De ober beduidt hem
dat hij het maar aan de
„Kollege" moet vragen. En
de kollege komt niet, is ook
helemaal niet van plan om
te komen. In alle Oostblok
landen is dat hetzelfde: als
er kollege wordt geroepen
kun je je bestelling wel ver
geten.
Boedapest is een sprookje,
walmende bezinedampen
ten spijt. De 'Hollandertjes' -
éva betitelt ons zo - drinken
koffie („Denk eraan, om
halfelf precies, Éva") op een
royaal terras aan de Lenin-
boulevard. Donkergele
trams rijden af en aan, per-
fekt openbaar vervoer voor
een krats. Hongaars is nóg
moeilijker dan we dachten.
Veel eu's nog meer tók-tók's.
Sjielbèr koopt op de rom
melmarkt antieke klokken
en bergt ze zorgvuldig in
zijn bus op. Twee dagen la
ter - bij het vertrek uit Boe
dapest - is de hele handel
verdwenen. Plus alles wat
los en niet zo vast zat in en
In de Poesta.
aan de bus. Oók in de Hon
gaarse hoofdstad criminali-
teit-a-la-Amsterdam. Sjiel
bèr treurt niet om het ver
lies van de klokken, wel om
het stelen van zijn reisbe
schrijving, waaraan hij ja
ren heeft gewerkt.
Volkspolitie erbij en dat
betekent voor de Hollan
dertjes wachten in de hal
van het hotel. Een uur, twee
uur, drie uur: het worden er
acht. Geen enkele klacht.
Éva is er diep van onder de
indruk. „Als dat eens bij
Duitsers of Oostenrijkers
was gebeurd, wat zouden ze
tekeer zijn gegaan".
De volgende dag maakt
alles goed. Torte-eten bij
Sacher in de Weense Phil-
harmonikerstrasse. Voor
een handvol Schillingen
krijg je zelfs een taart thuis
gestuurd. Op het terras een
legioen Finnen, taalverbon
den met de Hongaren. Ze
gaan naar Boedapest. Euke-
teu-tók-tók.
'Nog steeds
de Chinezen
van Europa'
Door Peter Schouten
DEN HAAG - „Als er
gezelschappen Ameri
kanen of Jappen door
Europa gereden moe
ten worden, gebeurt
dat in negen van de
tien gevallen in Ne
derlandse bussen."
Dat klinkt protserig, óók
uit de mond van een woord
voerder van 's lands grootste
bus-ondernemersbond. Mr.
J. Stokman is secretaris van
de vakafdeling Toerwagens
van de FNOP (Federatie van
Nederlandse Organisaties
voor het Personenvervoer).
Hij weet dus waar hij over
praat. Van de driehonderd
vergunning houdende toer-
wagenbedrijven in ons land
zitten er zo'n slordige twee
honderd in zijn kaartenbak.
„Grote ondernemingen",
legt hij uit. „Die kunnen
daarom professioneel geleid
worden. En daarom kunnen
die ook de concurrentie met
het buitenland aan. We zijn
immers nog steeds de Chine
zen van Europa."
Die trend naar vergroting
van bedrijven, naar bunde
ling om ook een vuist te
kunnen maken tegenover de
touroperators, is niet van de
laatste tijd. In vijftien jaar
zijn er tweehonderd bedrij
ven gesaneerd. Toch is
sindsdien het aantal bussen
alleen nog maar toegeno
men. Het lijkt de bedrijfstak
naar den vleze te gaan.
„Was het maar waar",
zucht Stokman. „De toerwa-
gensector heeft ontzettend
zware klappen te verduren.
FORSE KLAPPEN krijgt het busvervoer te verwerken
de laatste jaren. Als gevolg van de recessie staat de
bedrijfstak onder zware druk. De werkloosheid slaat
een diepe deuk in het groepsvervoer van en naar be
drijven, het rijk zet het mes in het vervoer van scholie
ren van het buitengewoon onderwijs, de schoolreisjes
worden korter.
Mr. J. Stokman is secretaris van de vakafdeling
'Toerwagens' bij de FNOP (Federatie van Nederlandse
Organisaties voor het Personenvervoer). Hij behartigt
de belangen van praktisch tweederde deel van de bus
ondernemers in ons land en kan over de verloedering
van het touringcarbedrijf zeer larmoyante verhalen
doen.
Achter de horizon gloren echter betere tijden. 'Pen-
delvervoer' is het toverwoord: het brengen en halen
van toeristen. Naar de zomerse zon aan zuidelijke kus
ten en de winterse zon in het besneeuwde bergland.
Goed georganiseerde bedrijven gaan door dat 'gat in
de markt' volgens Stokman een zonnige toekomst te
gemoet.
Als gevolg van de economi
sche malaise en de werk
loosheid gaat het helemaal
mis in het groepsvervoer
van en naar bedrijven. Bij
bedrijfssluitingen komen
helaas niet alleen de werk
nemers zonder baan te zit
ten. Vaak betekent dat ook
het ontslag van een aantal
buschauffeurs."
Volgens Stokman woedt
de oorlog op nog veel meer
fronten. „De overheid bezui
nigt ook. En dus staat het
groepsvervoer voor scholie
ren in het buitengewoon on
derwijs onder zware druk.
Bij het zwemvervoer het
zelfde laken een pak. De
scholen hebben geen geld
meer. De prijzen moeten
omlaag, de vervoerders
worden tegen elkaar uitge
speeld. Bij de schoolreisjes is
het al net zo knijpen gebla
zen. Ze worden óf korter, óf
helemaal afgeschaft."
Over de hele linie staan de
tarieven voortdurend onder
druk. „Vooral in Brabant en
Limburg is de concurrentie
daarom moordend. In het
zuiden komt daar bovendien
nog de concurrentie van
Belgische ondernemers bij.
Die werken met lagere vei
ligheidseisen en daarom la
gere kosten", meent Stok
man.
Ondanks alle rampspoed
blijft het toerwagenbedrijf
optimistisch. In het voorsei
zoen was er in de sector
'meerdaagse reizen' nog
sprake van enige teruggang.
„Maar het hoogseizoen loopt
voortreffelijk", weet Stok
man te melden. Volgens hem
kan het in de toekomst in die
sector ook alleen maar beter
gaan. „De toerwagen is het
meest economisch, gebruikt
de minste energie. De trein
is in de energiekosten twee-
Car-o-tel.
Mr. J. Stokman: alert inspelen op de markt.
maal zo duur, het vliegtuig
zelfs zeven maal. Ik ver
wacht niet, dat er binnen af
zienbare tijd aan het ener
giefront dingen gebeuren
die in dat beeld verandering
brengen."
De ondernemingen heb
ben een nieuw gat in de
markt gevonden. Ze zijn
daar en masse ingedoken.
Stokman hanteert het be
grip 'pendelvervoer', maar
er zijn in het reclamejargon
heel waf aardige alternatie
ven voor gevonden: 'zonne-
bus', 'voordeelbus', 'Costa
Bravabus', 'campingbus',
'surfbus', 'fietsbus' en 'bus-
naar-de-zon'. Het legt de
toerwagenbedrijven geen
windeieren. „Inderdaad
neemt dat pendelvervoer
enorm toe. Per saldo zal de
omzet in die sector goedma
ken, wat we elders verloren
hebben", denkt Stokman op
timistisch.
Wat de touringcarbedrij-
ven hun passagiers onder
weg naar de zon aan comfort
te bieden hebben, grenst dan
ook aan het ongelooflijke.
Veelal op het chassis van de
DAF (meer dan de helft van
de Nederlandse markt) bou
wen gerenommeerde carros-
siers als bijvoorbeeld Van
Hooi in Belgie en Bova in
Valkenswaard koetswerken
met een gerief, dat de klan
dizie thuis helemaal niet ge
wend is.
De passagiers worden let
terlijk en figuurlijk in de
watten gelegd. Verstelbare
'vliegtuig-fauteuils' maken
vrijwel elke reishouding
mogelijk, te felle zonnestra
len worden door getint glas
buitengehouden, er is voor
de wintersportrit optimale
verwarming en voor de rit
naar de zon air-conditio
ning. Aan boord van de
nieuwste coaches bevindt
zich per definitie een bar
(met koelinstallatie) en een
toilet. Het fenomeen van de
sanitaire stop gaat definitief
tot het verleden behoren.
Niemand hoeft zich on
derweg ook te vervelen. Tot
voor kort was een persoon
lijk te bedienen hifi audio-
installatie wapen in de strijd
om de klanten. Deze zomer
zijn er al bussen met video
aan boord. Nog even, en het
interieur van de vakantie
bus heeft veel weg van het
luxe jacht van de oliesheik.
Niet te vergeten, dat vaak
voor de chauffeur(s) ook nog
een slaapcompartiment is
ingebouwd, dat de vergelij
king met menige bruidsuite
kan doorstaan.
Nog juist in de categorie
toerwagens kun je ook on
derbrengen de zogeheten
'Car-o-tel', een rijdend dub
beldeks hotel dat aan zestien
tot twintig gasten een com
fortabele hut-accommodatie
met eigen douche en toilet
biedt. Aan de inventiviteit
van de busvervoerder lijkt
geen eind te komen.
„De Nederlandse vervoer
der staat niet alleen borg
voor comfortabel reizen",
zegt Stokman. „Ook de vei
ligheid krijgt ruime aan
dacht. We moeten wel. De
Nederlandse Rijksdienst
voor het Wegverkeer is de
strengste controlleur in dit
continent. Met name de
brandbeveiliging wordt tot
op het bot afgekloven". Een
ongeluk zoals vorige zomer
op de Franse 'Autoroute du
soleil' bij Beaune, is dat met
een Nederlandse bus on
denkbaar? Stokman: „Prak
tisch uitgesloten!"
Het kan niet anders, of de
ondernemer 'investeert zich
in het rood' om in de markt
te blijven. Stokman: „Voor
een beetje bus moet je toch
al gauw tussen de twee en de
drie ton op tafel leggen." Re
ken maar uit, ondernemin
gen met vijftien toerwagens
(de grootsten hebben daar
een veelvoud van op de weg
lopen) hebben - los van de
afschrijvingstermijn - jaar
lijkse investeringslasten van
miljoenen op alleen al het
rollend materieel. Daar ko
men de personeelslasten dan
nog bij. „De loonsom be
draagt gemiddeld 65 procent
van de totale kosten bij onze
bedrijven", zegt Stokman.
Er moet aardig wat omgezet
worden.
Wie denkt, dat voor de lu
xe pendel naar de zon ook
vorstelijke tarieven worden
geheven, vergist zich. Op en
neer naar Noord-Spanje
voor nog geen tweehonderd
gulden blijkt volgens het
laatste onderzoek van de
Consumentenbond niet een
incidentele weggeef prijs te
zijn. Zulke populaire prijzen
zijn schering en inslag. De
vooruitzichten ;n de pendel-
markt zijn met andere
woorden zodanig zonnig, dat
ook de consument er baat bij
heeft.
De vervoerder en de klant
profiteren. Maar hoe zit het
met die drieduizend chaf-
feurs? Volgens de Vervoers-
bond FNV komen die er met
een boterham met tevreden
heid wat bekaaid af. „Hele
maal niet waar", protesteert
de secretaris van de werkge
versorganisatie. „Dat valt
best mee. Maar ja, wij be
lichten de medaille van onze
kant, de bonden zetten de
keerzijde in het licht. Feit is
in elk geval, dat er een CAO
is. En aan die CAO houdt
zich het merendeel van de
werkgevers."
Stokman wijst er voorts
op, dat problemen omtrent
de interpretatie van de CAO
worden voorgelegd aan een
geschillencommissie. „Dat
toezichthoudend orgaan
heeft het niet druk. Dat is
ook niet zo verwonderlijk,
want over de CAO wordt elk
jaar onderhandeld tussen
partijen, zodat bij interpre
tatieverschillen de tekst kan
worden aangepast."
Speelt bij de onderhande
lingen over het chauffeurs-
loon misschien een rol, dat
de chauffeur wel eens een
fooitje krijgt? De fiscus han
teert daarover immers ook
een aanname? Stokman:
„De chauffeur op de grote
route fungeert vaak ook als
- FOTO DE STEM JOHAN VAN GURP
reisleider. Daarvoor krij gt
hij betaald. Maar voor de
reizigers doet hij soms nog
veel meer. Aan zijn werk
zijn nogal veel negatieve as
pecten verbonden. De passa
gier heeft daar kennelijk
oog voor. In de loonvorming
speelt dat element - voor ons
althans - geen rol."
Het is de FNOP bekend,
dat in vakbondskringen
over de rusttijden en het
slaapcomfort van de chauf
feurs opvattingen bestaan,
die door de werkgevers nau
welijks gedeeld worden.
Vooral het 'bed-onder-de-
vloer' is de laatste tijd in op
spraak. „Het klinkt onsym
pathiek, zo'n brits onder de
vloer", geeft Stokman toe.
„Maar bedenk wel dat de
chauffeur daar tussen de as
sen volstrekt veilig ligt. En
de bedden zijn veelal van
een prima kwaliteit. Daarop
is het echt beter uitrusten
dan op een stoel naast de
collega die het stuur heeft
overgenomen."
Volgens Stokman kan de
chauffeur er alleen maar
van mee profiteren dat het
zijn baas goed gaat. „De
chauffeur heeft werk. En
dat is tegenwoordig al heel
wat", denkt hij hardop.
„Gaat het zijn baas goed,
dan gaat het hem goed."
Stokman heeft een rots
vast geloof in de onderne
mingslust van de toerwa
genbedrijven: „Traditioneel
zijn het allemaal familiebe
drijven, die veel aan lijnver
voer gedaan hebben. Succes
sievelijk zijn ze daaruit ver
drongen door de openbaar
vervoerbedrijven. Maar ze
wisten telkens op tijd om te
schakelen. De bedrijfstak
speelt ook nu alert in op de
markt. De dubbeldekker is
in opkomst, er worden klei
nere bussen voor kleinere
gezelschappen gebouwd en
ingezet, voor 18, 24 en 30 pas
sagiers. Er zit nog duidelijk
muziek in de toerwagen."
EVEN afgezien van de muilezel en
de huifkar heb ik, denk ik, de meeste
vervoermiddelen tijdens de vakantie
wel eens geprobeerd. De trein, de
autobus, de auto, het vliegtuig, de
pont die tussen Zeebrugge en de
krijtrotsen van Dover pendelt, een
salonboot op de Rijn - juist ja, de
Drosselgasse - en de autobus. Als u
mij nou vraagt wat de comfortabel
ste manier van reizen is, dan weet ik
het niet.
Tot nu toe heb ik meestal mijn eigen
auto ingeschakeld. Maar daar moet
u niet uit afleiden, dat ik dat ook het
liefst doe. Na een halve dag al heeft
zo'n auto de allure van een leef kuil.
Met broodkruimels, een plastic zak
voor leeg fust en de op den duur irri
tante geur van gepelde sinaasap
pels. Bovendien, dagen waarop ik
als eigen stuurman naar een vakan
tiebestemming moet reizen, zijn
voor mij werkdagen. En nog slechte
ook. Ik weet best dat er mensen zijn
die heel ontspannen dagenlang met
hun auto kunnen zwerven om ten
slotte zomaar ergens uit te komen.
Maar hoe graag ik dat ook zou wil
len, mij lukt dat niet. Ik moet steeds
een welomschreven doel hebben. Ik
moet -en nog niet eens het meest
voor mezelf, maar meer voor mijn
reisgenoten - weten waar 's avonds
een lekkere hap eten en een bed
staan te wachten. Daarom zou ik me
tijdens de vakantie het liefst altijd
overgeven aan een professionele
vervoerder die dat allemaal voor mij
regelt.
Maar ook daarvan ken ik de na
delen. Als je in sommige buitenlan
den, melde trein of het vliegtuig
gearriveerd, een paar weken lang
aan het openbaar vervoer bent over
geleverd dan verlang je maar al te
gauw terug naar je rijdende leefkuil.
Die je nou net dat stukje vrije arm
slag geeft waarop ;e tijdens de va
kantie recht hebt. Een voorgepro
grammeerde reis, welke dan ook,
biedt je dat nu eenmaal niet.
Zo klommen wij ooit gevieren op
een heel mistige zaterdagochtend
ontaard vroeg in een autobus die
ons voor een fancyprijsje in één dag
heen en terug naar Parijs zou bren
gen Kunt U zich dat een beetje
voorstellen, slaperig, rillerig, terwijl
je weet dat de buren nog lekker op
bed liggen Wat neem je voor zo 'n
dag aan bagage mee? Naast een re
genjas en een paraplu ook nog leef
tocht? Ben je gek! Je kunt in Parijs
dan wel niet van de straat eten,
maar in ieder geval wel langs de
straat. Een knapperige sandwich -
wat ze in Parijs veel leuker zeggen
dan in Engeland-van uitgehold
stokbrood met een dikke plak ham
ertussen. Of zoiets.
Maar voor onderweg misschien?
Tenslotte duurt zo'n reis even. Kom
nou! Ze leggen toch onderweg ze
ker wel eens ergens aan? Nee, dus.
Of toch, voor alle zekerheid? Ja,
dus. En wat gebeurt er dan Dan
blijkt, dat alle buschauffeurs ergens
tussen de Nederlands-Belgische
grens en Parijs maar één wegres
taurant kennen. Daar tref je dus
busladingen andere dagtrippers
aan. Die net iets eerder ter plekke
waren, allemaal een plasje moeten
doen en allemaal naar hun eerste
café au lait snakken. Met wat geluk
vind je tenslotte in het nauwbeme-
ten oponthoud een leeg toilet, maar
dan moet je ook als de donder terug
naar de bus. Om toch nog gelukkig
te zijn met de blikjes cola-voor-de-
zekerheid.
Die mist. Die raakten we gelukkig
vóór Parijs nog kwijt, zodat de Sacré
Coeur en de Eiffeltoren ons blin
kend in de zomerzon lagen op te
wachten toen we door de Porte de
la Chapel Ie onder de 'Periphérique'
door ons entree maakten. Dan is
zo 'n bus, met een chauffeur die de
stad kent, voor één dag sight seeing
best con fortabel. Hij brengt je op de
plaatsen die je gezien moet hebben
als je voor het eerst de Lichtstad
aangedaan hebt en pikt je op een af
gesproken plaats weer op. Maar na
tuurlijk gunt hij je te weinig tijd om
op het plein voor de Notre Dame te
kijken naar de politiemannen die
met een charmant gebaar het we-
reldstadverkeer stop zetten om vijf
aarzelende toeristen te laten over
steken. Te weinig tijd om het Quar-
tier Latin in te duiken of eens in de
boekenstalletjes langs de Seine te
snuffelen.
En dan dat in de prijs inbegrepen
'diner' aan het einde van de dag. In
een rommelig massabedrijf ergens
in de buitenwijken van Parijs. Voor
ieder die, achter zijn eigen neus
aan, eerder wel eens in de Parijse
voedselvoorziening is gedoken,
moet dat een afknapper zijn. Groen
voer dat aanvankelijk bestemd is ge
weest voor 'oeristen van een week
geleden. Zoiets.
Maar later op de dag heette de
chauffeur voor iedereen Janus, als
of er nauwe familiebanden waren.
Het werd stiller en stiller in de bus
en de laatste overgeschoten blikjes
cola wilden niet eens meer leeg. Als
de dag van gisteren herinner ik me
het gelukzalige gevoel, dat ik de an
dere dag niet wéér hoefde. Dat er
dan niet wéér zo onmenselijk vroeg
ergens in de mist een bus op mij zou
staan te wachten.
Toon Kloet