Butler Stuyvesant's reputatie vertekend door laat dunkende Britten M UTERPAG 18 JUN11983 ;c uLtó gBSflffiBffl W3 PlETER STUYVESANT was niet de man die wij kennen uit de encyclopaedic en van de overigens zeer beperkte geschiedschrijving over Nieuw Amsterdam en Nieuw Nederland, de kolonieën van de West-Indische Compagnie in Amerika. Met het geduld van een middeleeuwse monnik ontcijfert en vertaalt de Amerikaanse (van Duitse oorsprong) historicus Charly Gehring de correspondentie van Pieter Stuyvesant. Laatdunkend Versteld Humor Hartstocht ill op dig I en cele l is ien- »n", die Door Bert van Velzen Met een butler kun je niet om. gaan als Greta Garbo dat deed' in Ninotchka, de enige film waarin zij heeft gelachen. Zij meende met een typisch slachtoffer van de uitbuitende klasse te doen te hebben, ze noemde hem vadertje, met Russische tederheid, en kante, raad butler. Maar de butler kan geen familie zijn en ook geen vriend: hij is een lijfei. gene. Hij leeft bij de gratie van decorum en mystiek. Een van de bezwaren die er voor mij steevast oprezen bij een invitatie om op het landgoed van deze of gene Lord te ko men logeren, was het butler- vraagstuk. Ik neem aan dat een der lakeien me wel zou kunnen afhalen van een suf fend station en tijdens de jacht op moerashoenders zou ik het ritueel zo min mogelijk verstoren en af en toe een schot lossen over de kruinen van de bomen. De vossejacht en de butler blokkeerden de opgang naar het grote huisin het groen, raadselachtige fe nomenen die je volledig moet doorgronden om een heer van stand of een gentleman te kunnen zijn. Ik ben eigenlijk bang van butlers. Ze hebben een zekere gestrengheid waar over een wereldse glans ligt, zoals bij een kapelaan die eigenlijk croupier had moeten worden. Zijn kracht ligt in kunstgrepen en rituelen: de butler kan een servet vouwen in de vorm van een Franse le lie, een bisschopsmijter, een vossekop of in een vorm die de luie lakei wordt genoemd. De butler weet dat een kaars met vochtige vingers moet worden uitgeknepen en dat schoenen eigenlijk gepoetst moeten worden met behulp van een bot uit een der noorbenen Dan het vrouwelijk hert. Jawel, het moet volgens Stanley Ager, de koning van de Britse butlers, een vrouwelijk bot zijn, an ders komt er niets van terecht. Een goede butler weet dat een karaf die port heeft bevat moet worden schoongemaakt met water, zout en met hagel uit een patroon van een jacht geweer. Ter bescherming van de ammunitievoorraad van His lordship dient de hagel in een eidopje te worden be waard. De butler zal niemand groeten voordat hij begroet is, want dat hoort zo. Dat accen tueert de onderkoelde stijl van deze behulpzame dignitaris, die bereid is de koffer van de gast uit te pakken en diens kleren te reinigen en te luch ten. Na enige studie van het butlerwezen weet ik datje hem, als de stilte te kil en te diep dreigt te worden, naar zijn oordeel kunt vragen over Taylors port van 1908 (hij zal antwoorden dat je 30 jaar te laat bent) of over het geroep nan de pauwen bij het aanbre ken van de dag. De goede but ler is een magiër, die zo ge ruisloos deuren opent dat hij er, als een spook, dwars door heen lijkt te zijn gewandeld. Hij zal de krant opstrijken wanneer deze verkreukeld is, maar alleen wanneer het The Times of een vrijwel even def tig blad betreft. Sensatiebla den worden niet gestreken maar discreet verwijderd. De eerdergenoemde superbut ler Stanley Ager begon zijn loopbaan in 1922 in het huis houden van Lord Coventry, die meer dan 40 personeelsle den in huis had. Ager heeft, tijdens een halve eeuw dienst baarheid, heel wat kroonluch ters gereinigd, heel wat pijpen gestopt en heel wat moeten slikken van ondankbare of onbehouwen gasten. Stanley Ager heeft ooit, toen hij veilig aan het rentenieren was, be kend hoe hij wraak nam op gasten die naar zijn oordeel onder de maat bleven: meteen scheermesje ondermijnde hij schoenzool en zitnaad in de broek van de gast zodanig, dat deze enkele dagen na vertrek de geest gaven en klapzool plus gapend tochtgat het ge volg waren. Ha.' Haha! Jolly good! U ziet, achter dat zo se reen in de plooi liggende pe- nitente croupiersgelaat schuw de haatfrons van een terrorist en tiert een woedende lijfeige ne die aan zijn kettingen rukt. Het is niet voor niets dat een butler het zo vaak gedaan blijkt te hebben in moordmyS' teries. Volgens de moderne Britse etiquette mag je een he te spruit, die een spoor van boosaardigheid kan trekken langs slokdarm en maagwand- achter een klein handgebaar of mini-veronica met het ser vet, terugzenden naar het bord. Maar je mag een butler nooit vragen naar ophelden™ van raadsels van protocol- Geen vadertje, geen kameraa is hij, maar een ziel aan de ketting. Charly Gehring tussen de door water en vuur geteisterde correspondentie van zijn 'vriend' Peter Stuyvesant. Een beeld van het hedendaagse Albany, hoofdstad van de staat New York. Vroeger heette het hier Beverwijk Door onze correspondent Mare de Koninck De meeste Nederlanders en Ameri kanen weten over hun gemeenschap pelijke geschiedenis niet veel meer dan dat Peter Stuyvesant een houten been had, dat in het jaar 1624 de Ne derlanders het eiland Manhattan voor 60 gulden kochten van de India nen en dat de Hollandse kolonisten in Amerika zich in 1664 overgaven aan de Engelse troepen. De bestaande boeken over die periode ver tellen natuurlijk veel méér over het reilen en zeilen van de vroegste Nederlandse Amerika- gangers, maar ze vertellen toch ook veel min der dan mogelijk zou zijn. Er bestaat immers, zowel in Nederland als in de Verenigde Staten, nog heel veel archiefmateriaal uit de Gouden Eeuw, dat nooit consequent door geschiedkun digen is bestudeerd, nooit is vertaald in mo dern Nederlands of Engels en daarom het be treffende tijdsbestek nog altijd grotendeels on toegankelijk laat voor de twintigste eeuwse generaties. In Amerika wordt sedert een achttal jaren iets gedaan aan deze nalatigheid. De Ameri kaan die de taak heeft opgepakt, en die dage lijks nieuwe stukjes Nederlandse geschiedenis blootlegt, heet Charly Gehring. Hij is de 44-ja- rige nazaat van een Duite overgrootvader die in het midden van de vorige eeuw naar Ameri ka emigreerde. Charly Gehring vatte als Ger maans taalkundige belangstelling op voor het Nederlands, en is nu leider van het 'New Ne therlands Project' van de Amerikaanse staat New York. In het gebouw van de staatsbiblio theek in de hoofdstad Albany, 300 kilometer ten noorden van de stad New York, werkt Gehring aan de vertaling in eigentijds Engels van niet minder dan 12.000 vellen 17de eeuws archief van Peter Stuyvesant. Het zijn brieven die Stuyvesant tussen 1648 en 1664 als gouver neur van tegelijk Nieuw Nederland (de kolonie aan de Amerikaanse oostkust) en de Neder landse Antillen, ontving van medewerkers en verstuurde naar zijn bazen van de West Indi sche Compagnie (WIC). De papieren die meer dan drie eeuwen onge lezen zijn gebleven en nu merendeels op mi crofilm zijn vastgelegd, dragen de sporen van benarde tijden. Veel documenten vertonen ernstige waterschade, andere zijn aan de ran den door vuur geblakerd en afgebrokkeld. Het materiaal, dat al sinds de Amerikaanse onaf hankelijkheid in 1776 in Albany ligt opgesla gen, is tevoren lange tijd in een vochtig schip bewaard gebleven, heeft tientallen verhuizin gen ondergaan, en kreeg in 1911 de grootste klap toen er brand uitbrak in de New York State Library. 'Gelukkig' lagen de Nederland se documenten diep onder een enorme berg Engels archief, zodat het laatste bijna hele maal verloren ging en Stuyvesant's documen tatie -tijdig naar buiten kon worden gegooid. Een van die redders die herhaaldelijk in het vuur doken was toen de uit Nederland afkom stige AGFvan Laer, die zich samen met ene Dingeman Versteeg als voorloper van Charly Gehring aan de vertaling ervan had gezet. |ii Beverwijk Van Laer kwam tot de uitgave van vier bun dels Stuyvesant-papieren, die pas lang na zijn dood in 1973 werden uitgegeven. Charly Geh ring heeft op dat punt de fakkel overgenomen. Hij schat dat nu in 1983 éénderde deel van de klus is gedaan. Acht boekdelen zijn thans van zijn vertalershand verschenen en het zullen er 23 worden. De boeken gaan voornamelijk naar Amerikaanse geschiedenisstudenten, waarvan er reeds enkele dankzij het nieuwe feitenmate- rial op 'Nieuw Nederland' zijn gepromoveerd. Gehring, wiens werk wordt betaald door staatssubsidie en door schenkingen van be drijven en privépersonen (veelal van Neder landse komaf), is bepaald niet het type van de stoffige archivaris. Charly is een joviale ver schijning en heeft na al die jaren nog zichtbaar pret in zijn werk. Hij heeft voor de onafgebro ken ontcijfering van de half vergane hand schriften zelfs de snelle achteruitgang van zijn ogen over. „Ik heb in zes jaar viermaal een nieuwe bril met telkens sterkere lenzen moe ten kopen. Ik vrees dat ik blind ben als het werk klaar is", lacht hij met een diepe bas. De rit naar hem toe, van Manhattan naar Albany, was een tocht van drie uren door een leeg groen heuvelachtig land. Albany is ty pisch een middelgrote Amerikaanse stad met een handvol wolkenkrabbers in het centrum en daaromheen een zee van losstaande huizen in grote tuinen. Door de stad loopt de Hudson- rivier, die zo'n belangrijke rol heeft gespeeld in de Nederlandse kolonisatie van Noord-Ameri- ka. „Albany heette toen Beverwijk", vertelt Charly Gehring. „De Nederlanders, die handel dreven met de Indianen, hadden in 1614 hier een fort gebouwd. Fort Nassau. Waarschijnlijk niet meer dan een paar huizen met een aarden wal er omheen. Tien jaar later werd het bol werk versterkt en ging het Fort Oranje heten. Daarna is de stad Beverwijk gegroeid. Het was de noordelijkste Nederlandse nederzetting. Er was geen weg over land naar Nieuw Amster dam (Manhattan), dat ongeveer in het midden van de kolonie Nieuw Nederland lag. Alle ver keer ging per boot over de Hudson, die toen ook de enige toegangsweg was tot het Ameri kaanse binnenland. Aan de zuidkant werd de kolonie begrensd door de huidige Delaware-ri- vier. De Hollanders hadden daar Fort Casimir, later Fort Nieuw Amstel, op de plek waar nu het stadje New Castle ligt (tussen Baltimore en Philadelphia). In het westen was de grens on duidelijk. Dat hing af van de ontmoetingen met de Indianen." Uit de Stuyvesant-papieren krijgt Gehring een steeds nauwkeuriger beeld van hoe het le ven er voor de Nederlanders in Amerika toe- Amerikaan legt geschiedenis van Nieuw Nederland bloot Peter Stuyvesant ging. Hij zegt: „In een brief uit 1653 aan Stuy vesant schrijft Van Renselaer, die toen groot grondbezitter rond Fort Oranje in Beverwijk was en tevens zaakwaarnemer voor de West Indische Compagnie, dat hij in staat was 240 man op de been te brengen voor de ver wachte strijd tegen de Britse koloniale troe pen. Als we dat aantal met drie vermenigvul digen hebben we ongeveer het toenmalige in wonertal van wat nu Albany is. In het huidige New York, dus in Nieuw Amsterdam plus Breukelen (Brooklyn) woonden toen vier- tot vijfduizend Nederlanders. En aan de Delawa- re-rivier in het zuiden nog eens zo'n duizend. Bij het verlies van de kolonie, in 1664, telde Nieuw Nederand hooguit 10.000 Nederlan ders." Die Hollanders waren boeren, handelaren, ambachtslieden, ambtenaren en soldaten. Sommigen waren in 1654 overgekomen uit Brazilië, waar de Nederlanders hun nederzet tingen hadden moeten overgeven aan de Por tugezen. Op Manhattan woonden onder het Nederlandse regiem bovendien enkele duizen den immigranten uit Denemarken, Noorwe gen, Duitsland en Polen en ook heel wat Fran sen en Walen die in de Tachtigjarige Oorlog naar Holland waren gevlucht en vervolgens hun geluk in de nieuwe wereld waren gaan zoeken. „Maar alles ging in het Nederlands, de ad ministratie, het onderwijs. De wetgeving was zeer modern. Er waren veel vrouwen op pro minente posten. Zij hadden vrijwel gelijke rechten en mochten zonder instemming van hun echtgenoten contracten ondertekenen. Toen de Engelsen Nieuw Amsterdam hadden veroverd was het afgelopen met die burger rechten. Maar het Nederlands bleef de alge meen gesproken taal en de sfeer op het eiland bleef ook Hollands. Toen de Nederlandse troe pen tien jaar later, in 1673, voor de duur van één jaar Nieuw Amsterdam hadden terugver- overd op de Engelsen, was alles op het eiland ineens weer ouderwets. Dezelfde Hollandse ambtenaren zaten weer achter dezelfde Hol landse bureau's." Een van de belangrijkste feiten die Charly Gehring in zijn vertaalwerk heeft ontdekt is dat Peter Stuyvesant niet, zoals de 'officiële' geschiedschrijving wil doen geloven, een eigenzinnige arrogante onderdrukker was, die geen steun zou hebben genoten van de bevol king van Nieuw Nederland. Een zin zoals te le zen staat in de moderne Winkler Prins Ency clopedie en die luidt: „De Hollandse burgers, die zich altijd hadden verzet tegen Stuyve sant's pompeus en dictatoriaal optreden, wei gerden hem te helpen toen hij de stad Nieuw Amsterdam wilde verdedigen tegen de Engel sen", is een verkeerde voorstelling van zaken en ongetwijfeld beïnvloed door laatdunkende typeringen die Britse geschiedschrijvers van de Hollanders in Nieuw Amsterdam hebben gegeven. „Ik moet eerlijk zeggen dat ik Peter Stuyve sant heel graag mag. Hij was als gouverneur, die tevens rechter was, rechtvaardig, eerlijk en loyaal tegenover zowel de West Indische Com pagnie, als tegenover de Nederlandse kolonis ten, de immigranten en de Indianen. Dat alles natuurlijk binnen de zedelijke normen van die tijd. De Nederlanders hadden slaven en Stuy vesant vroeg in brieven naar Nederland om méér slaven uit Afrika. Maar hij pleitte er ook voor om deze mensen hoogstaander werk te la ten doen en hen op te leiden tot smeden en wie- lenmakers. Op het laatst was ongeveer tien procent van de bevolking slaaf. Vlak voordat Stuyvesant de kolonie overgaf aan de Engelse belegeraars, liet hij alle slaven van de WIC vrij. Dat deed hij ongetwijfeld vooral om de Engelsen een hak te zetten, maar de Vrijgeko men zwarten konden niet meer opnieuw tot slaaf worden gemaakt", aldus Charly Gehring. Hij heeft inmiddels de bewijzen gevonden dat de Nederlandse inwoners van Nieuw Amster dam er zelf krachtig bij Stuyvesant op aan drongen om de kolonie zonder slag of stoot over te geven aan de Britse overmacht. De Hollanders waren op de eerste plaats bezorgd om het ongeschonden behoud van hun bezit tingen. Oorlogshandelingen zouden grote ma teriële schade veroorzaken en vooral vreesde men plundering van de huizen, winkels en werkplaatsen door zegevierende Engelse sol daten en burgers. „Stuyvesant's soldaten wil den graag voor hem vechten. Maar hijzelf oor deelde tenslotte elk verzet nutteloos. De Engel se nederzettingen waren overal in de omge ving veel harder gegroeid dan Nieuw Amster dam, dat behalve Breukelen alleen maar de zuidpunt van Manhattan omvatte. De noord grens was de huidige Wallstreet, een verdedi- gingsdijk die de Hollanders tegen de Engelsen hadden opgeworpen. Hoe lang Gehring zich ook al in dit stukje historie verdiept, hij blijft nog elke dag ver steld staan van de omstandigheden waarin de mensen destijds moesten leven. „Zoals de men sen toen reisden, op kleine zeilschepen over de oceaan, dat is onbegrijpelijk. Met elke tocht liep men een grote kans op verschrikkelijke wijze om te komen. Door verdrinking, door moord vanwege piraten of muiters, door scheurbuik waarvan de oorzaak nog lang niet was ontdekt. En toch reisden veel mensen, zo als ook Stuyvesant, gedurende hun leven meerdere malen op en neer tussen Europa en Amerika. De reis van daar naar hier duurde zo'n acht weken. Op de schepen gingen paar den, koeien en kanonnen mee. De tocht naar Amerika was dan nog viermaal zo kort als naar Indonesië, en dat was aantrekkelijk. De oorlogen die in de nieuwe wereld werden gevoerd waren van beslissende betekenis voor de toekomstige eeuwen wereldgeschiedenis, maar werden uitgevochten door kleine groep jes jongelieden. Charly Gehring heeft uit de oud-Nederlandse archieven kunnen afleiden dat Stuyvesant in de beslissende dagen van 1664 op Manhattan over 150 soldaten beschik te, die kansloos waren omdat het Engelse leger liefst 500 mannen telde. Een van de 'aardigste' documenten die Geh ring tot dusver is tegengekomen is de brief Fragment van brief plus handteke ning van Peter Stuyvesant. Drie en een halve eeuw in de Verenigde Staten bewaard en ongelezen gebleven tot Charly Gehring er zijn ogen aan ging wagen waarin Stuyvesant terloops melding maakt van een ongeluk dat hem is overkomen en waarbij hij zijn rechterbeen heeft verloren. De koloniale gouverneur was in het jaar 1655 'even' naar West-Indië gereisd, waarover hij immers gelijktijdig het bewind voerde, om daar het door de Spanj aarden ingepikte eiland Sint Maarten terug te veroveren. Met zeven schepen en tweehonderd man zeilde Stuyve sant naar Sint Maarten, ging er aan land, en werd door vijandig vuur geraakt toen hij op een veroverde heuvel de Nederlandse vlag widle plaatsen. De Nederlanders moesten zich van het eiland terugtrekken. In zijn verslag over het gebeurde schrijft Stuyvesant aan de WIC: „Naar aanleiding van mijn laatste brief, waarin ik u mijn voorne men meldde om op Sint Maarten te landen, moet ik u mededelen dat deze actie geen resul taat heeft opgeleverd, waartoe geen kleine hinderpaal is geweest het verlies van mijn rechterbeen, dat door een grove kogel is weg genomen." Charly Gehring kan een lach niet onderdrukken als hij dit voorleest. „Dat is nou typisch Stuyvesant, die onderkoelde manier waarmee hij dat vertelt. Het is trouwens een wonder dat hij het heeft overleefd. Het been is op Sint Eustatius geamputeerd. De kansen op genezing van zo'n wond waren in die tijd, en zeker in de tropen, minimaal. Op sommige Hollande schilderijen zie je Stuyvesant trou wens abusievelijk met een houten linkerbeen - in plaats van rechterbeen afgebeeld", zo ver telt Gehring met een triomfantelijke twinke ling in de ogen. Hij kan blijven vertellen over zijn vriend Peter Stuyvesant. Hoe deze koloniaal vijftien jaar later is geboren dan tot voor kort werd aangenmen, hoe hij na zijn ontslag als gouver neur vanuit Nederland terugkeerde naar New York omdat hij van Amerika was gaan houden en aldaar in 1672 overleed. Charly Gehring toont aan zijn bureau in de bibliotheek van Albany een van de door Stuy vesant zelve beschreven vellen papier. „Hier had hij blijkbaar haast. Het gefriemel is moei lijk te ontcijferen", zucht de geschiedvorser met een ondertoon van plezier. In de brief klaagt Stuyvesant over een paar van zijn poli tieke tegenstrevers, die blijven weigeren zich open te stellen voor zijn argumenten. „Zend de kat naar Engeland, en ze zegt miauw als ze te rugkomt", zo typeert Stuyvesant de ontoegan kelijkheid van de betrokkenen voor nieuwe ideeën. Een ander brekelijk stuk papier dat Charly Gehring laat zien gaat over de pokkenepide mie die de Indianen meevoeren langs de Dela- ware-rivier, die de Nederlandse kinderen be dreigt en waarvoor dringend medicijnen (on der meer senabladeren) vanuit Holland moe ten komen. „Dit is allemaal nieuw historisch materiaal. Dit is nooit door Nederlanders be studeerd. Je leert hieruit hoe van dag tot dag werd gedelibereerd over de dingen die aan de hand waren. Deze Stuyvesant-correspondentie is dan nog merendeels officiële rapportage. Wat we missen is meer alledaagse informatie over het sociale leven in de kolonie. Iedereen schreef brieven naar huis en er moeten er daarvan in Nederland nog talloze van terug te vinden zijn." Charly Gehring zou maar wat blij zijn als hij de beschikking kreeg over nieuwe bronnen. Alsof de 8000 nog resterende vellen bijna on leesbare inktkrullen voorlopig niet genoeg zijn. Maar een hartstocht kent nu eenmaal re denen die de rede niet kent. En in het verre Al bany, een middelgrote typisch Amerikaanse stad op een slordige 8000 kilometer van Neder land, blijft de Amerikaan Charly Gehring hartstochtelijk op zoek naar wie Peter Stuyve sant en die andere Nederlanders eigenlijk wa ren, die drie en een halve eeuw geleden met dit nog altijd avontuurlijke verschijnsel-Amerika van start zijn gegaan. lllllllllllllllllllllllll

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 23