BOEKEN OVER EN UIT DE DERDE WERE
Marion Bloem vecht met het
Indische meisje in haar
Simone Bart over de neger die
een mysterie is voor zichzelf
Problemen Derde Wereld bij
het op eigen benen leren staan
De merkwaardige wereld
van Putu Didjaja
Het gaat om de mens en
niet om de huidskleur
OSO: boeiend
tijdschrift
over Suriname
Lnsdag
CONFLICT VAN DE TWEEDE GENERATIE IMMIGRANTEN
KLASSIEK BOEK VAN FANON
HET INNERLIJKE CONFLICT IN DE ZWARTE MENS
>-
ONAFHANKELIJKHEID EN NIEUWE AFHANKELIJKHEID
INDONESISCHE LITERATUUR KOMT LOS
Echte smaak
dinsdag 29 maart 1983
EXTRA
"V
Zwarte huid,
blanke masters
29 MAj
zou
lekke!
Mcky Luke: D
Ppie Happie:
1 II»» l»lf>r-»ior> i n nn m
Door Henk Egbers
In Nederland is bezig een
generatie te ontstaan die
schijnbaar nergens bijhoort.
De kinderen van immigran
ten. Tijdens hun opvoeding
staan ze met het ene been
nog in de cultuur van hun
ouders, terwijl ze tegelijk
met het andere been in dit
land vaste grond onder de
voet proberen te krijgen.
Dat dit een bepaalde gesple
tenheid of identeitsconflict
kan opleveren zal duidelijk
zijn.
MARION BLOEM (31) werd
in Arnhem geboren uit
dochter van Indische ouders.
In het boek GEEN GE
WOON INDISCH MEISJE
(uitg. In de Knipscheer
28,50) schrijft zij heel beel
dend over dit conflict. „Haar
eigen soort moet ze zelf
scheppen. Geen referentie,
behalve de lucht om haar
heen, die nog zwart is, maar
met de zon licht wordt".
Hoewel Marion Bloem
klinisch psychologe is, heeft
zij geen wetenschappelijke
uiteenzetting gegeven. Ze
bezit dan ook schrijferva-
ring met onder meer jeug
dromans en korte films voor
de IKON. Mijn ingewikkelde
geest vindt zelfs deze roman
soms iets te simpel. Niet wat
betreft de mozaiekachtige
constructie, maar ten aan
zien van de beschreven si-
tauties. Je merkt dat ze
jeugdboeken geschreven
heeft.
De roman is opgebouw uit
Marion Bloem: „De helft van de achtergrond ontkend
fragmentarische scenes, die
te maken hebben met twee
reizen naar Indonesië, ac
tuele ervaringen bij het vol
wassenen worden van twee
zussen (Zon en Sonja), ter
zijdes, fantasiebeelden en
het IK - het standpunt van
de schrijfster - die duelleert
met de beide vrouwen in
zich. IK. Ze had de schrijster
van dit boek kunnen zijn als
ze zich niet altijd weer liet
meeslepen door haar faal
angst. IK is in elke Indische
vrouw die, wel of niet gebo
ren in het land van de wind
en watermolens, op zekere
dag ontdekt dat zij de helft
van haar achtergrond als
cultuur ontkend heeft. Ik
kan niet onder woorden
brengen wat ze zoekt. Ze
verzamelt. Brokstukken
zonder orde".
De constructie van het
boek speelt niet in op het zo
genaamde ordelijke denken;
heeft geen chronologische
basis. De werkgelijkheid is
ook nooit ordelijk, nooit te
vatten in een bedachte tijd
sorde, maar associatief. Als
je je dat bewust bent zul je
spoedig mee kunnen gaan
met wat Marion Bloem
schrijft. Ze doet dat van bin-
- FOTO IVAN WOLFFERS
nenuit, vanuit haar milieu.
Wie een beetje (zoals ik) of
veel vertrouwd is met dat
milieu en het land Indonesië
„kent", voelt hoe raak en le
vensecht ze daarover
schrijft. Over de onbe
dwingbare lust om tradities
uit de eigen cultuur te hand
haven en de conflictsituatie
die dit - met name van de
kinderen - oplevert. Een an
der element in het boek is de
grote indeling, gebaseerd op
de vader en moeder afzon
derlijk. De vader, bevangen
door het cultische geesten
rijk van de archipel, hetgeen
tot uitdrukking gebracht
wordt door de rol die een
kris speelt in het leven van
de familie. De moeder, opge
groeid binnen het keurslijf
van een katholieke missie
school en regerend met een
pollepel en vooral kruiperig
minderwaardigheidsgevoel
tegenover de Belanda's
(blanken), bepaalt evenzeer
het leven van haar dochters.
Het zou, tussen haakjes, de
moeite waard zijn om datge
ne wat wij hier in het Wes
ten „kruiperigheid" noemen
bij veel Javanen (want over
die bevolkingsgroep gaat het
boek) eens op zijn histori
sche wortels te onderzoeken.
Marion Bloem schrijft in de
ze roman, op een wat Freu
diaanse manier de vader en
moeder van zich af, ze zijn
een beetje het alibi voor een
dieper liggend cultureel
conflict.
Die strijd wordt overigens
heel concreet en eenvoudi
ger dan ik het hier vertel
weergegeven in doodgewone
scènes op school, met
vriendjes, uitgaan, culturele
activiteiten binnen de Ne
derlandse samenleving,
ooms en tantjes op feestjes
en dergelijke. Sonja pro
beert zich te assimileren aan
de Nederlandse samenle
ving. Zonnie tracht zichzelf
te blijven. Marion Bloem
schrijft daarover bijna in
een journalistieke taal.
Waarnemen en in korte zin
nen verslaan. Maar dit ge
beurt zo effectief, dat je de
daarmee onverbreeklijke
atmosfeer en geur erbij
krijgt. Een boek dat een zeer
actuele werkelijkheid,
waarmee de meeste Neder
landers te maken hebben/
krijgen, zo helder maakt, dat
je het niet meer kunt nege
ren. En het staat voor meer
dan alleen Indische Neder
landers.
Door Henk Egbers
Het conflict in veel zwarte
mensen is de ervaring ner
gens meer werkelijk thuis te
zijn. Niet meer in het land
van hun voorouders, Afrika;
niet in het land waarheen ze
als slaven gebracht zijn; niet
in het koloniale moederland
van de historisch geworden
slavendrijvers, waar de wel
vaart lonkt. Zij worden ge
dwongen tot een nieuwe
keuze. Over dit actuele on
derwerp schreef SIMONE
SCHWARZ-BART een
meesterlijke roman: HORI
ZONT (uitg. In de Knip
scheer 34,50). Zij stamt uit
Guadeloupe en weet waar
over ze het heeft als ze het
heeft over dat cultuur-con
flict van de zwarte mens.
De Nederlanders hebben
indertijd veel verdiend aan
de „ebbenhouten lading"
(zwarte slaven) vanuit Afri
ka naar Zuid-Amerika. De
West Indische Compagnie
voorop. We weten hoe Suri
name indertijd ons land op
die manier geld in het laadje
gebracht heeft. Talrijke
Creolen hebben nu hun heil
gezocht in het met welvaart
lonkende Nederland. Dat
blijkt velen tegen te vallen.
De weg terug is uiterst
moeilijk. Er is ook even een
terug-naar-Afrika-bewe-
ging geweest (roots syn
droom), maar in dat wereld
deel worden zij ook als
(ver)vreemden bekeken. Om
met de titel van een recent
boek van de Surinaamse
schrijfster Astrid Roemer te
spreken „Nergens Ergens".
Een vacuüm is hun lot.
Simone Bart werkt deze
problematiek uit vanaf „het
eiland dat dobbert in de Golf
van Mexico, Guadeloupe" en
het daarop gelegen gehucht
Fond-Zombi. Niet het Ne
derlandse, maar het Franse
kolonialisme is de achter
grond waartegen haar para
bel speelt. Horizont is een
prachtig zinnebeeldig ver
haal op basis van een hard
realisme. Een soort wrede
poëzie. Erg mooi geschreven,
gevoed door oude verhalen
vol hoop op de cirkelgang
(reïncarnatie als je wilt) in
de natuur, waarvan de mens
vallend en opstaand deel
uitmaakt. „Gebogen over
deze vruchtbare buik bleef
Ti Jean eindeloos kijken
naar dat sprookjesschouw
spel van werelden die naar
hun oorsprong terugkeer
den, ieder voor zich, snel,
snel, hoe ze elkaar in het
voorbijgaan verdrongen met
een koortsachtige haast die
hem verontrustte en hem
een afkeurende glimlacht
ontlokte: pas op kameraden,
pas op asjeblief, want wie
teveel haast heeft, baart een
kind zonder hoofd"
Zo denkt Ti Jean aan het
einde van zijn tocht. Hij is
de zoon van Man Eloïse, het
Afrikaanse natuurkind, dat
het geïsoleerde plateau waar
haar vader en geestkrachti
ge man Wademba probeert
de Afrikaanse authenticiteit
onder de slaven overeind te
houden, had verlaten. De as
faltweg over; naar het dorp
waar electriciteit is en de
blanke Fransen het voor het
zeggen hebben; waar zwarte
jongeren uit Frankrijk te
rugkeren met het woord
„Revolutie" op de lippen. Ti
Jean houdt via zijn moeder
contact met het plateau, met
Wademba, en krijgt er zijn
initiatie in het leven nog. Hij
wordt een dromer en jager.
Maar Het Beest slokt alles
op: de zon en de hele omge
ving. Ruïne. Dood. Ti Jean
bedenkt in deze chaos dat
blank en zwart alleen maar
de dood met elkaar gemeen
hebben; dat de neger een
van de mysteries van deze
wereld is, omdat hij een
mysterie in zijn eigen ogen
is. Via het Dodenrijk komt
hij terug in Afrika om de ge
schiedenis van zijn voorou
ders op te sporen, maar hij
wordt er miskend en met de
dood bedreigd. Doordat hij
moedig optreedt en iemand
beschermd tegen een leeuw
mag hij er blijven wonen
onder een nieuwe naam, die
betekent: Hij zegt nee tegen
het leven en ja tegen de
dood.
Zijn avontuurlijke tocht
door die Afrikaanse Hades
brengt hem weer terug op
Guadeloupe. Het is hem dui-
Simone Bart: „Het
einde als nieuw begin".
- FOTO SOPHIE BASSOULS
delijk dat hij moet kiezen
voor dit land omdat hij er
geboren is. „Nu zag onze
held dat dit einde niets an
ders was dan een nieuw be
gin". Simone Bart heeft op
ruim 300 pagina's een zeer
intensief verhaal geschre
ven, waarin de identiteits
crisis van de versleepte
zwarte bevolking zeer voel
baar wordt; in een taal die
veel wegheeft van stekelige
distels met prachtige bloe
men. In 1968 verscheen van
haar als eerste roman „Var
kensvlees met groene ba
naan". Horizont is haar
meest recente boek. Ti Jean
L'horizon verscheen in 1979
bij Edition du Seuil in Parijs
en werd vertaald door Hetty
Renes.
Ayi Kwei Armah:
„Het was liefde"
AYI KWEI ARMAH is een
naam om te onthouden (al
zal dat voor Europese oren
moeilijk zijn). Hij is geboren
in Ghana (1939). Zijn eerste
roman, geschreven in 1968 in
het Engels (The beautifull
ones are not yet born), is in
het Nederlands vertaald
door Karei en Annelies Ros
kam. DE TIJD IS NOG
NIET RIJP blijkt een uiterst
intelligent en geladen ge
schreven boek, waarin op
een realistisch-symbolische
'manier voelbaar gemaakt
wordt hoe een land pijn lijdt
aan een dekolonisatieproces.
Het kwam uit in de Afri
kaanse Bibliotheek van uit
geverij Corrie Zeen en kost
27.90.
„Met de onafhankelijk
heid was eigenlijk alleen de
naam veranderd... Het nieu
we leek volkomen op het
oude". Er is altijd geleefd in
de schaduw van de Engel
sen, van de blanken. En Ar
mah komt zelfs tot de krasse
uitspraak,, „Het enige waar
iedereen altijd voor zal blij
ven vechten is zo dicht mo
gelijk in de buurt van de
blanke te komen. Al dat ge
schreeuw tegen de blanke
was geen haat. Het was lief
de. Weliswaar verwrongen,
maar evengoed liefde". Was
sich liebt neckt sich.
Toch moet de zwarte be
woner van Ghana het nu
zelf doen. Men is zich dat be
wust. Maar wat moet je con
stateren: „Niet dat alles om
ver gegooid was, een hele
periode afgesloten, maar dat
een paar van hun eigen
mensen wat dichter naar
hun blanke overheersers toe
geschreven waren en wat
kruimels mochten eten die
de blanke voor hen over
liet..." Ghana onder de knoet
van eigen landgenoten van
het kaliber kompradoren-
bourgeoisie, zoals de Surina-
mers hen noemen. Overal
spelen zich dezelfde ont
voogdingsprocessen af.
Hoofdpersoon in dit boek
1s „de man" en „de vrouw";
anoniem en toch herkenbaar
als representant van „het
volk". De man heeft een
baan bij het spoor. Als bij
velen is het werk een mooi
alibi om onder de situatie
thuis uit te komen. Huwelijk
en gezin zitten in de wurg
greep van armoede en on
vervulde wensen. Biedt de
nieuwe tijd en de landgeno
ten, die het nu voor het zeg
gen gekregen hebben, uit
komst? Ja, als je bereid bent
deel te nemen aan de cor
ruptie. De man wordt er on
zeker van. „Hoe kon hij dat
blijven volhouden in een
wereld waarin iedereen be
weerde dat er maar twee
soorten mensen waren die
een toevlucht zochten in eer
lij kheid - de lafaards door
het wanhopige machteloze
gevoel dat hij niet tot een
van die twee behoorde, maar
een hopeloze combinatie was
van beide".
Daarbij komt de druk van
zijn vrouw en schoonmoe
der, die zijn mannelijk zelf
bewustzijn nog verder aan
tasten door hem erop te wij
zen dat hij eigenlijk niets
klaar maakt voor de familie;
dat armoe troef blijft. Beide
dames zullen het daarom
zélf wel eens versieren en
leggen het aan met een om
hooggevallen nieuwe
machthebber, Koomson. De
man vraagt zich af of er
eigenlijk wel iets veranderd
was sinds de tijd dat stam
hoofden hun mensen ver
kochten voor de snuisterijen
uit Europa? De snuisterij
waarmee het corrumperen
de driemanschap speelt heet
„boot" (dat komt wel erg
dichtbij onze maatschappij
hier). „Het was verbazend
hoe voorspelbaar het was,
dat zelfs de mensen die in
het begin zo rechtschapen
waren hun verzet op de duur
toch opgaven".
Als het tij keert en Koom
son aan de kant gezet wordt
door weer andere nieuwe
machthebbers, is het de man
Door Henk Egbers
Er is in ons land genoeg lite
ratuur óver Indonesië, maar
veel te weinig vin Indone
sische schrijvers. De Novib
die het tot heden opvallend
heeft laten zitten zal haar
koers wijzigen. In samen
werking met de uitgeverij
Manus Amici (Rozengracht
232, Amsterdam) zal zij nu
de befaamde serie van vier
boeken, geschreven door
Pramoedya Ananta Toer
uitgeven. Manus Amici staat
op de bres voor actuele goe
de literatuur uit Indonesië.
Het nu verschenen TELE
GRAM van de schrijver PU
TU DIDJAJA is daarvan
een bewijs. Het kost j 22.50.
Putu Didjaja (39) uit Bali
heeft zich in de zeventiger
jaren ontwikkeld tot een be
langrijk literair schrijver in
dat land. Telegram stamt uit
1973 en wordt mede gere
kend tot de bovenlaag van
de hedendaagse Indone
sische romankunst. Putu is
ook toneelschrijver en -re
gisseur van absurdistische
stukken. Als journalist is hij
verbonden aan het belang
rijkste opinieblad van Indo
nesië, Tempo.
Telegram zou ik niet di
rect absurdistisch willen
noemen, al heeft het „ver
haal" die trekjes. Voor zover
ik hedendaagse literatuur
uit Indonesië heb gelezen,
verwonder ik me steeds over
het effectieve taalgebruik;
de kunst om met betrekke
lijk weinig middelen grote
spanningen op te roepen. In
Telegram is dat ook het ge
val. Het boekje laat zich ge
makkelijk en prettig lezen,
maar brengt je als lezer wel
in de war; met een vanzelf
sprekendheid, die niet ge
construeerd lijkt, maar hev
wel is.
De ik-figuur is een tijd-
schrift-journalist. Hij heeft
een relatie met een zekere
Rosa. Trouwen of niet trou
wen is de kwestie. Hij heeft
een adoptief kind, Sinta. Een
telegram, dat te maken heeft
met ziekte en dood van zijn
moeder in Bali, terwijl hij in
Jakarta verblijft, bepaalt de
sfeer. En wel zó, dat je soms
niet meer weet wat nu wer
kelijkheid is en wat fictie;
wat droom en wat realiteit?
Toch is het geen SF of iets
dergelijks. Het is niet na te
vertellen. Je moet Telegram
zelf lezen om deel te krijgen
aan die merkwaardige pro
cessen, waarin de drang tot
leven het uiteindelijk wint
van alle doodsdreigingen in
de meest uitgebreide zin van
het woord. Een interessante
„novelle".
Door Henk Egbers
De neger bestaat niet, de
blanke evenmin. Het gaat
om mensen. Dat is summier
de conclusie van FRANTZ
FANON in zijn boek
ZWARTE HUID, BLANKE
MASKERS (uitg. Van Gen-
nip/Novib ƒ19.50). In 1971
kwam voor het eerst de ver
taling van Peau noire, mas
ques blancs uit. Hoewel ik
het gevoel (of de valse
hoop?) heb dat enkele uit
gangspunten van Fanon in
middels achterhaald zijn,
blijft dit een rijk boek over
de wortels van de idiote en
onmenselijke tegenstelling
tussen blank en zwart. Een
herdruk lijkt nog erg zinvol
omdat Fanon met name in
gaat op de psychologische
factoren, die daarbij een rol
spelen. Om over machts
strijd maar te zwijgen.
Zelfs mensen, die vanuit
christelijk, humanitair of
welk standpunt dan ook
iedere rassendiscriminatie
veroordelen, zitten in hun
gevoelslevens toch vaak met
conflicten. Het beroemde
voorbeeld blijft steeds de
blanke dochter die met een
neger wil trouwen; of omge
keerd. Dezelfde mensen zijn
zich ook niet bewust hoe
vergeven onze taal (en alle
talen van volken die gekolo
niseerd hebben) is met het
gebruik van het woord
„zwart" enkel in negatieve
zin. Omgekeerd ervaar je,
dat ook bij de gekleurde
mens in de loop der tijden
talrijke vooroordelen ten
aanzien van de blanke zich
vastgezet hebben.
Frantz Fanon
Het voordeel van dit boek
is, dat Fanon de historische
schuldvraag terzijde laat en
probeert duidelijk te maken
welke psychologische pro
cessen zich hebben afge
speeld bij beide „partijen".
Hij doet dit weliswaar wat
eenzijdig: als man en als
psycho-analyticus (Freud
c.s.) - een westerse weten
schap, waarbij aan de basis
nooit gedacht is over de an
dere, gekleurde mens -, ter
wijl hij bovendien denkt
vanuit de Franse Antillen
(Martinique). Maar deze re
stricties doen weinig af aan
de goed onderbouwde bevlo
genheid waarmee hij op
zoek is naar een nieuw hu
manisme. Er is zelfs gespro
ken van een Fanonisme.
In de eerste hoofdstukken
gaat hij in op het minder
waardigheidsgevoel van de
zwarte man en vrouw bij
een partnerkeuze, gevoed
door het meerwaardegevoel
dat de Europeanen in de ko
loniën tentoongespreid heb
ben. Blank willen zijn! Ik
denk dat dit niet meer zo ex
treem het geval is als Fanon
in 1952 schreef (uit dit jaar
stamt dit boek). In volgende
hoofdstukken maakt hij
goed duidelijk hoe de blanke
de zwarte isoleerde van zijn
eigen wezen. Het verschil?
„De blanke wil de wereld
hebben; tussen de wereld en
hem ontstaat een eigen
domsverhouding. Maai tus
sen de wereld en de zvarte
mens ontstond een vorm van
coëxistentie. Hij had deOer-
Eenheid gevonden". Ej de
Antilliaan doet zich neg een
andere complicatie voor (en
niet enkel bij hem): lij is
door zijn opvoeding op (olo-
niale scholen zó Eurtpees
gaan denken, dat hij dl ne
ger in zichzelf is gaan hiten.
Deze shock-ervaring doet
hij echter pas op als hj in
Europa komt. De zwarte
mens in nu vrij, maar „lïtis
altijd blanke vrijheid".
Fanon beschouwt zicfoelf
echter niet als een gevange
ne van de geschiedenis. „Ik
ben deel van het Zijn;in
zoverre als ik overwin",In
een nawoord beschrjft
Francis Jeanson onder mier
de intrigerende samenhaig
tussen de dekolonisate-
strijd (van Fanon in Alf-
rije) en het afrekenen net
raciale hebbelijkheden. Ifct
boek „Zwarte huid, blanle
maskers" is nog steeds v|n
belang bij het nadenkfi
over verhouding van met
sen in plaats van rassen.
die hem - heel symbolisch -
via het riool laat ontvluch
ten. Voor Koomsom zou alles
veranderen, maar,, voor het
volk zelf zou de verandering
alleen maar een wisseling
van de wacht door andere
fraudeurs betekenen"....
Ayi Kwei Armah schrijft
misschien wat intellectua
listisch, zodat elke alinea
zeer geladen is. In dit boek
verstaat hij de kunst om een
sociaal-economisch proces,
dat je in ieder ontwikke
lingsland ziet, te vertalen
naar het volk en de lezer toe.
Zijn benadering laat je voe
len aan de wortels van een
Afrika bedolven onder Wes
terse kapitalistische my
then, waarvan velen de
trucs geleerd hebben. De
vinger heffen naar „toestan
den" (identiteitscrisis) in de
Derde Wereld is dan ook
meestal de vinger heffen
naar onszelf. Ook dat laat
dit boek je voelen. Er wor
den hopelijk meer boeken
vertaald van deze schrijver.
„Het Nederlandse Litera-
tuurbedrijf is een nauwkeu
rige afspiegeling van de Ne
derlandse status quo, die
KAPITALISTISCH, RA
CISTISCH en SEXISTISCH
IS! Als Ik God Was Zou Ik
De Acceptatie Van Het Ka
pitalisme, Het Racisme En
Het Sexisme De Grootste
Zonde Van De Mensheid
Vinden. Het Is Te Laat Om
Er Kwaad Om Te Worden",
zo schrijft Astrid Roemer.
En ze pleit voor een herstel
van relatie tussen Suri
naamse auteurs met het
eigen en andere volken. Dat
is de bedoeling van de stich
ting Instituut ter Bevorder-
ning van de Suranimistiek
(IBS) te Nijmegen (Postbus
1339). Het citaat stamt uit
het tijdschrift dat de stich
ting uitgeeft. Het verschijnt
twee keer per jaar en heet
OSO (huis). De uitgave
wordt verzorgd door de
Walburg Pers in Zutphen.
De eerste jaargang is een
feit.
Wie denkt, dat het een
saai wetenschappelijk tijd
schrift is, vergist zich. Ze
ker, de basis is wetenschap
pelijk, maar de band met het
gewone leven, met de taal
als communicatiemiddel,
wordt niet vergeten. Dat
blijkt uit de diverse bijdra
gen. De stichting stimuleert
onderzoek (bijvoorbeeld
naar spellingsvoorschriften
van het Sranan), geeft een
cursus in het Sranan tongo
(in Nijmegen), bevordert een
leerstoel in de Suranamis-
tiek, streeft naar een docu
mentatiecentrum over Suri-
naamse talen, culturen en
geschiedenis etc.
„Ik zie nog nergens sporen
van een positieve cultuurpo
litiek met erkenning van de
sociaal-culturele werkelijk
heid", constateert, van Lier
in zijn bijdrage Cultuur in
Suriname. Oscar Kemble
pleit voor een „Maatschap
pijkritische poëzie en John
Defares bespreekt proble
men rond de lexicale be
schrijving van het Sranan.
Maar er is ook aandacht
voor het Sarnami en het Ja
vaans op school door Ha-
goort/Schotel. „Etnische
groeperingen zijn ongelijk
vertegenwoordigd op de
maatschappelijke ladder,
evenals de vrouwen." Daar
bij is het onderwijs van in
vloed stelt Stans Schotel
vast na een onderzoek in Su
riname. Dat is een greep uit
het eerste nummer.
Het tweede nummer bevat
onder meer bijdragen van
Sandew Hira, die in Mythe
en koloniale beeldvorming",
zegt dat het racisme een vals
bewustzijn heeft veroor
zaakt. Rik Derveld vertelt
hoe ambivalent de Javaanse
bevolkingsgroep in Surina
me is en Paasman vraagt
zich af wat de literaire kolo
nisten bezielde. „Hebzuch
tig, wreed en wellustig is hij;
van Oroonoko tot Simon
Blaauwkool." Sylvia de
Groot geeft verder een over
zicht van wat de kolonisten
bezielde in hun relatie met
de Marrons. En Ludwich
van Muiier werpt licht op
recente poëzie van enkele in
Nederland wonende Suri
naamse dichters.
De inhoud van dit tijd
schrift richt zich niet tot
taalpuristen, maar biedt een
breeds spectrum van Suri
naamse cultuurverschijnse
len waarin dentaal een rol
speelt. Het is te hopen dat de
huidige subsidieperikelen
rond tijdschriften deze goed
verzorgde periodiek niet om
zeep helpt. Want ieder die
gebaat is met wat funda
mentele kennis, dan ge'
woonlijk via de geijkte me
dia tot ons komt, over dit
land is met OSO gebaat.
OSO 30,- per jaargang. IBS
postrek. 4204401, Nijmegen; ver
melding abonn. OSO. Loss*
nummers 15,-.
Ond
se sell
enormi
tuin,
fijnste!
in te Ie I
John
betaalde
reld. Zijl
Drumml
lokvogel
bedrag I
opgebraJ
had. In I
Londens I
Stoughtil
Bi, ilurtiiióóMrfiTfT
t 16 z&t zulle f
NIADAT APPIE 6EZIÊ
Heeft pgt zU
AL-E
X>R2I(£M 16 <5£
RAAKTE -
■totaal