I Voorpret is ook car na val de grote verwondering. f \j t w ÉVWi m .As; I daarna kroeg en- |bal. bal met prijsuitrei- 4! Van een communiehoedje en een helm van w.c.-papier mm #v/- Zelf maken I r :Ti S; Wa' doeme? Ongeschoold T\ r I N u# Pragmatisch yij Uit, goutrug Verwondering is!? ast j i i iterschool. kleuterschool. van Elf aan lage - i;er, activiteiten in Iten. furs. De Jeugdhoeve, aansluitend enbeurs. \van Showgirls vóór litreiking in Hee- I gelegenheden. ien van het dorp. }van het Paerehats spop in Heeren- door. [d bejaarden en Spijkerboer aan bcht. |)l. inschrijven voor Prins en zijn ge- I carnavalsvlag. fijgtzijn kiel. oor Prins, genodig- :lub van 111. wlgd door Buurtbal. Is optocht. Kroegen- jeugd. Vertrek van- „De Statie", hoek. ig" Boerenkapel en esen. ;n door de jeugd. De Boskopjes. optocht. ual 1983. irten. olgd door kindercar- T44 tij) m $°«si O, Jj.tfl a»! J yrTV s 6 VU." êtg 4> r Door. Ja-nuske Mét waardeloze, ouwe troep gooit een mens dikwijls waardevolle, glanzende her inneringen weg. Daarom zijn zolderkamers, waar die troep steeds meer verstoffend blijft liggen en groeien, feite lijk de schatkamers van het geheugen. Als ik ooit nog eens zou mogen op klimmen tot doctor in de carnavalis- tiek of de vastenavondelogie of zoiets, waar ze bij ons thuis trou wens ook al niet in geloven, dan zou die stelling in mijn proefschrift staan. Want in mijn huis neemt de sectie carnaval in de rubriek 'ouwe troep' een omvangrijke plaats in. Dat wel. Als U erin geïnteresseerd bent zou U die verzameling met gretige aan dacht bekijken, denk ik. Té gretig misschien wel en daarom begin ik er niet aan. Maar om U een beetje indruk te ge ven: er staan twee kartonnen ton netjes bij, ooit geschapen voor was- poeder, die stampvol zitten met oude hoedjes. Telkens als ik die tonnetjes zie staan word ik er pijnlijk aan her innerd, hoe er één kostbaar exem plaar aan ontbreekt. Een bruin vil ten hoedje met een rand. Toen het nog helemaal splinternieuw was liep mijn vrouw er haar communie onder te doen. Maar wie wat bewaart die heeft wat. Vele jaren later hebben we de rand volgehangen met kleine koperen belletjes en versierd met een strookje kunstzinnige gordijn- rand. Geruime tijd heeft het bewe zen tegen sneeuw, regen en bier be stand te zijn, altijd weer zijn oude vorm terug te kunnen vinden, nau welijks of geen sleet te vertonen, kortom, alle kwaliteiten te hebben die je ook van een rechtschapen car- navalist kunt verwachten. Maar op een kwaaie dag - die zijn er met car naval dus ook - ben ik het kwijt ge raakt. Hoe? Dat mag de hemel we ten. Misschien is het door een kunst kenner of een andere kwaadwillen de geest gepikt, ordinair gegapt. Ik kijk dan ook nog ieder jaar weer rond of ik het niet tegenkom. Maar het kan ook gewoon in het gewoel gevallen zijn, vervolgens vertrapt (ik mag er niet aan denken...!) en tenslotte op een dinsdag of een woensdag door de gemeentelijke rei nigingsdienst op de - toen nog keuri ge - regionale stort ter aarde besteld. In dat geval: requiem voor een car navalshoedje. Wat kan het een mens toch tegen zitten in het leven. De rest van de hoedjesverzameling doet voor dat ene in schoonheid trouwens niet zo érg veel onder. En ze zijn allemaal authentiek, allemaal gekregen. Want wat je koopt voor carnaval is ordinaire confectie. Je krijgt het, tweedehands dus of qua- si-antiek, of je maakt het zelf. Voor de onversneden vastenavondvierder is dat een wet. U kent dat beeld van de zuidelijke binnenstad, zo rondom het middaguur, op de dag dat de car navalsoptocht trekt. Dan zie je klei ne groepjes mensen 'van buiten', dikwijls hele gezinnen, die over de Moerdijkbrug zijn gekomen om ook iets van het feest mee te maken. Al tijd gehuld in brandschone waren huis-kielen zonder enige ervaring, een rooie zakdoek om de nek met de vouwen er nog in en het winkel prijsje er nog aan en een bonte klep- pet op hun hoofd. Allemaal hartelijk welkom, daar niet van natuurlijk, allemaal heel goed bedoeld, maar zoiets zie je gewoon. Krijgen of zelf maken dus. Dat laat ste is, ook los van de drukkende eco nomie van deze tijd, buitensporig belangrijk. Want er zijn dingen die je niet kunt krijgen (en nog minder kopen), eenvoudig doordat ze niet bestaan, tenzij in je eigen fantasie. In de termen van de Brabantse Ont- wikkelings Maatschappij - de afkor ting BOM lijkt carnavalesker dan ze bedoeld is - heet zoiets innovatie. In de termen van de vastenavond: "da' maok ik wel effekes". Waarmee het relativerend karakter van carnaval getekend is. Want wat is 'effekes'? Met het maken van een simpel car navalsattribuut kan iemand weken lang avond aan avond bezig zijn. En dan heb ik het natuurlijk niet over t 0T 3 fm V">! .de schatkamers van het geheugen. het bouwen van een optochtwagen, want daar zit voor een hele club maanden werk in. Nee, ik bedoel nou bijvoorbeeld een dweilpak, of een 'mooi' pak om in de prijzen te vallen. Creativiteit, meneer! Ik ga nu maar eens even naar mijn 'schatkamer van het geheugen', de zolder dus, en diep daar ter illustra tie een ietwat verfomfaaide brand weerhelm op, vele jaren geleden ge maakt van niet anders dan pap en w.c.-papier. Hoe gaat zoiets? Je zit op een wille keurige winteravond in het nog pril le jaar met wat vrienden en vrien dinnen bij elkaar. Iemand zet be dachtzaam zijn pilske op de rand van de tafel en zegt: "En wa' doeme mee carnaval?" "Mee carnaval, bedoel ik. Wa' doeme dan?" Van het gesprek in de eerstvolgende vier, vijf minuten is geen verslag te geven. De lege pilskes worden in hoog tempo verwisseld voor volle en in een halsbrekende opeenvolging ontstaan ideeën die even spranke lend als onuitvoerbaar zijn. Niks mee te beginnen dus. Het lijkt onge loofwaardig, maar voor een goed carnavalsidee dient serieus nage dacht te worden. Dan brengt iemand plotseling de eerste ordening aan. "Gaome vör prijs?" Nu dient de verdere discussie enigs zins geregeld te verlopen. De moge lijkheden worden beperkt, want als je 'voor prijs' gaat moet je iets her kenbaars uitbeelden en, als het kan, iets actueels op een carnavaleske manier 'vertalen'. De brain storming begint opnieuw en de ene na de andere geweldige ge dachte wordt vakkundig om zeep geholpen. Met argumenten als: "Ik 'eb gin gaotje in munne kop...!" (wat achteraf bezien best gemakke lijk geweest zou zijn), of "Da' snap gin 'ond!", of "Da' kunde nie mao- ke. Enfin, er gaat weer een half uur dis cussie en pils voorbij, tot iemand zich plotseling herinnert -U merkt hoe diep ik uit het verleden put- dat er in onze stad een (goed bedoelde) inzamelingsactie loopt om de be roepsbrandweer voor het vullen van de lange en vervelende uren van wachten in de kazerne aan een t.v.- - TEKENING P HOHMANN toestel te helpen. Zou daar iets mee te doen zijn? Nog diezelfde avond - en zo hoort dat ook - kwam de uitwerking van het idee rond. We zouden met een troep van 14 man, vrouwen inbegre pen, als spuitgasten naar het bal gaan. Herkenbaar aan een zo goed mogelijk geïmiteerde brandweer helm, mét t.v.-antenne uiteraard, en een heel lange brandslang. Dat was dus geregeld. Da's te zeg gen. Die brandslang zag iedereen wel zitten. Kwestie van genoeg oude jute en een stel vaardige handen en een naaimachine. Maar hoe kom je aan 14 semi-echte brandweerhelmen met ingebouwde antenne, zo stevig dat ze het geweld van een carnavals bal minstens tot aan de prijsuitrei king zouden kunnen weerstaan? Ko pen kan niet, krijgen al evenmin. Dus, inderdaad, maken! Nu hadden we om te beginnen al iéts mee: een van de aspirant-spuitgas ten, Lowie, had (en heeft) een eigen boekbinderij, veel straffe lijm, ver stand van papier, volop ruimte en geen bezwaar tegen een tijdelijke hoop rotzooi. En een van de anderen, met relaties in kringen van de ge meentelijke overheid, kon wel voor eventjes een echte brandweerhelm lenen. Als model. Daarmee en met veel optimisme zijn we aan de slag gegaan. Eerst werden er gipsafgietsels gemaakt van de ge leende helm en daarna werden onze eigen 'uitrustingsstukken' moeizaam geplakt en gevormd van papier-ma- ché, toen nog het gangbare mate riaal voor carnavalsattributen. Hoe veel rollen w.c.-papier we verwerkt hebben is niet meer bekend. En ook niet het aantal liters behangerspap. Maar wat mij onuitroeibaar voor de geest blijft staan is het sfeertje van die avonden waarop we, in de lekker warm gestookte binderij, zwoegend, scheurend, plakkend en pilske pak kend bij elkaar waren. Bij voorbaat genietend - en dat is dan een van die echte geneugten van carnaval - van het verhoopte plezier en succes. Wat ik evenmin ooit zal vergeten zijn de gezichten van ons allemaal, toen we op een avond de eerste resultaten van ons gezwoeg onthulden en daar een stel nog steeds kletsnatte, vorm loze en verkreukelde 'helmpjes' za gen, die naar grootte en uiterlijk al les hadden van een verzopen halve cocosnóot. Lowie had als boekbinder toch ver stand van papier, niet dan? M" "Lowie. Lowie: "Nou ja, maar ik 'eb toch ök gezéegd dagge ze nie' zo snel mocht laote droge'!" "Maar wie stokt 'r 'ier de kachel, Lo wie!?" Lowie: "Goed, goed, mar as we nou 'ns Zo moet de discussie ongeveer verlo pen zijn. Denk ik. Nieuw w.c.-pa pier, nieuwe pap, vers bier en nóg maar een paar avondjes. Je wilt ten slotte 'voor prijs' gaan of niet. Ik herinner me ook nog, dat het 'inbou wen' van de houten t.v.-antennes heel wat technisch vernuft en zere vingers heeft gevergd, dat de meeste helmen pas in de zomer van dat jaar redelijk droog waren en dat ze alle maal wel érgens knelden op je kop. Maar we hebben er de eerste prijs voor groepen mee gehaald: 1 (één) taart en 1 (één) fles wijn van wat on bestemde herkomst. Ondanks de brandslang, die, meegesjouwd door 14 spuitgasten, het bal op gezette tij den plaatselijk danig ontregelde. Nadien hebben onze kinderen nog wel eens mogen spelen met die helm, die toch wel verdomd stevig ge maakt blijkt te zijn. Maar het gekke is, dat ik er in de loop van de jaren steeds zuiniger op geworden ben. Waarom? Ja, waarom eigenlijk? Ik ben benieuwd wat ermee zal gebeu ren als-t-ie straks bij datgene hoort wat ik mijn erfgenamen achter laat. Want dan worden de herinneringen er natuurlijk niet bijgeleverd. Dan is de 'schatkamer van het geheugen' opgeruimd. Maar waar denk ik aan, met nog zo veel vastenavonden in het verschiet! Of niet soms? T9cjnW .1 door Errepel Van alle zaken waar ik geen verstand van heb, is carnaval er wezenlijk een van. Dat ik nog niets van politiek snap, laat zich gemakkelijker ver klaren. In de politiek verbaas ik mij na zovele jaren nog al tijd over het zo buitenissige toontje dat politici aanslaan, zodra zij zich in hun eigen po litieke „ondiepe" hebben la ten zakken. Niets van carnaval snappen is veel ernstiger en wordt een mens ook meer aangerekend. Dus doe ik maar in het openbaar alsof ik het allemaal drommels goed begrijp. Een vriende lijke man riep mij eens temidden van 'n hossende menigte iets toe. „Snap jij er eigenlijk wel iets van?" vroeg hij en weg was ie weer. Toen hij in de tweede ronde weer langs dreef, re kende hij kennelijk, als een ober bij wie ik al lang in het krijt stond, op een afdoende antwoord. Ik knikte, dat ik het zo langzaam aan wel door begon te krijgen. U merkt het al, car naval lijkt soms toch een beetje op de politiek. Het duurt onwaarschijnlijk lang voordat er op een toch wel dui delijk vraag een afdoende antwoord komt. Pas in de derde ronde plaatste de carnavaleske bochtendraaier mij weer terug op de schopstoel, door mij in het oor te toeteren, dat er aan car naval gewoon niet veel te begrijpen valt. trug, duruk, goutrug", waarmee de uitstedige schrijver slechts bedoeld heeft te zeggen, dat hij uit was en weer gauw terug zal zijn. De twee meest wijze dieren willen elkaar niet toegeven, dat zij er geen van beiden ook maar iets van begrijpen. Ook ik roep dus dat, als er onverhoop wel iets valt te begrijpen, ik het toch niet kan bevatten, omdat ik onvol doende geschoold ben in carnaval en de bij dit volksfeest behorende bewe gingen. Dat ik, toen ik nog jong ge noeg was, niet geleerd heb om met je beide armen te zwaaien of hoe je in de bochten van een polonaise, het verst van de muziek af aan de kante lingen duidelijk kunt maken, dat je de woorden kent van Ik zou met jou wel zeven weken, want voor jou ben ik kwawant in een rarara ledikant". De vierders aan de kant, kijken je dan aan alsof ze nog geld van je krij gen. Heel vaak ben ik op die manier mijn tekst kwijt geraakt. Dan mur mureer ik maar wat. Zo in de trant van „wadijee, wadijoo, alee, aloo, je rietje mee, van halikadee, oh wat ben ik hooi, zakka, zakka door." Nou, op zulke momenten spijt het me toch zo, dat ik vroeger niet beter heb opgelet. Als ik toch maar gewild had, dan liep ik daar niet zo te stuntelen. u Srr PW n Mr-' i|pF ■A Zo overkomt het mij nu altijd. Er zijn zaken in het leven die echt heel sim pel zijn en die ik dus begrijp als iedere andere simpele ziel en dan komt er zo'n gortmajoor, die voor mij de feiten omslachtig in een breder kader gaat zetten en dan begrijp ik er geen snars meer van. Ik troost mij in die situaties altijd met de wollige slimheid, waarmee het konijn en de uil, de twee slimste beesten uit het bos van Winnie de Poeh elkaar uit de doeken doen, wat wordt bedoeld met het opschrift in het bos Uit Gou- Ik raak de herinnering aan mijn eer ste kennismaking met het Bredase carnaval niet meer kwijt. Dat ging om een gesprek met de Kielegatse prins Drikus. Ik ging hem gewoon journalistiek te lijf, vroeg hem het hemd van zijn gat, hoe oud hij was, wat ie las, hoe hij aan zo'n mooie vrouw kwam en wat ie dee in het da gelijkse leven. Ik zag zijn prinselijke gevolg wel vreemd kijken en zo iets mompelen als „pragmatische aan pak" en zo. ,w\ m ié "-C'h v ...als ik toch maar gewild had, dan liep ik nu niet zo te stuntelen Ik moet eerlijk bekennen, ik heb wel iets bijgeleerd. Nu ik al weer enkele jaartjes mee sjouw, heb ik afgeleerd aan de slager te vragen wat hij nou allemaal in de leverworst stopt en waarom die zo nodig rond moet zijn. Zulke domme dingen vraag ik niet meer. Leverworst is leverworst en carnaval is net een leverworst. Er komt geen einde aan. Ik ben wel wijzer geworden. Ik heb heel slim ontdekt, dat wie niet begrijpt zich nog wel kan verwonderen. Sedert dien verwonder ik mij over heel voor de hand liggende zaken in het carna val. Met de zogenaamde mysterieuze krachten in het carnaval bemoei ik mij niet meer. Ik verwonder mij over de onuitsprekelijke schoonheid van de pages, over de vanzelfsprekende en gemakkelijke vrolijkheid van Toon van Miert, over de onvoorstel bare plassen bier die Joop Messbauer op kan, over de irenische glimlach van Noortje Esser, over mijn eigen geringe receptieve vermogen in liters uitgedrukt en over de vraag hoe het nou zou zijn als ik bij geval mij niet meer zou verwonderen, maar het ook TEKENING P HOHMANN allemaal zou begrijpen. Hetgeen ik overigens niet meer wil, omdat ik toch vind dat carnaval het feest van de verwondering is. Wie dit heeft gelezen, zal zich er niet langer over verwonderen dat ik niets van carnaval begrijp. Uit, goutrug. z&ïf >#4r tfi O* lo or

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 19