Mondige patiënt wil weten wat hij slikt Het boerenbestaan werd handel uzikaal sprc hirleyTemp „Vrouwen zijn egoïstische dieren" sss Uit de literaire hoorn des overvloeds van BZZT0H ^nnie' «11® VRIJDAG 21 JANUAR11983 EXTRA IN FORMA TIE ALLEEN IS ONVOLDOENDE inaG 21 JANUAR11983 Noorse schrijfster Brantenberg: Gevangenen lucky Luke: De bende Door Henk Egbers Achter het woord „Slikken" staat in mijn woordenboek: „Een bepaalde keelbeweging maken" en „Zonder protest, voetstoots aannemen". Dr. A.M. Soeterbroek voegt er (in mijn formulering) nog een derde betekenis aan toe: „Een bewuste keelbeweging maken, desnoods na protest, maar zeker niet voetstoots". Het boek, dat hij schreef heet dan ook: Weet wat je slikt (uitg. A.W. Sijthof - 24,50). - -va §1 Het gaat over het gebruik van medicijnen. Een boek dat helemaal past bij het be wustwordingsproces van de mens als patiënt. Soeterboek is als ziekenhuisapotheker verbonden aan het Diaco- nessenhuis in Eindhoven. Heeft veel te maken met op leiding van apothekers-as sistenten en verpleegkundi gen. Hij is dus in staat om iets over te brengen. Toch gaat het hier niet om wat je noemt een populair boek. Ik denk zelfs dat het voor het gewenste brede publiek wat aan de moeilijke kant is. Het valt ook niet mee om een medische taal uit zijn zich zelf beschermend jargon te halen. „Dit boek heeft zeker niet ten doel zelfmedicatie te bevorderen, maar het is evenmin de bedoeling de mens af te houden van ge- neesmiddelengebruik", zegt Soeterboek. Het zou de apo thekers ook te veel in het vlees snijden, denk ik. De auteur meent dat „het goed is dat ^le patiënt weet wat hij te slikken krijgt of wat er wordt gespoten. De mens heeft er recht op en vraagt er tegenwoordig ook vaak om". Open blijft evenwel de vraag wat de patiënt - wil er geen sprake zijn van repres sieve tolerantie - moet be ginnen met de wetenschap, dat bijvoorbeeld, dat Witte Kruispreparaten naast fe- nazon, fenacetine en coffeï- ne een kinineverbinding be vat en de mededeling dat temperatuurverhoging, pijn en benauwdheid bestreden kunnen worden door Aflu- kin C (kinine vit. C); Aflu- vit (paracetamol, vit. C, fe- nylefrine), Antigrippine (ki-r nine, vit. C. salicylamide, fa- nacetine), Asperine C bruis (asetylsalicylamide), Citro- san (paracetamol, vit. C), Coldrex (acetylsalicylzuur, vit. C. en fenylefrine), Daro- pyrin (acetylsalicylzuur, ef- redine, theophylline), Hot Coldrex (paracetamol, feny lefrine, vit. C.). Ik denk, dat de'meeste mondige patiën ten denken: gooi maar in mijn pet. Nu geeft meneer Soeterboek zoveel open in formatie en deugt het ook weer niet! Ik ben bang dat opleider Soeterboek te veel uitgegaan is van zijn oplei dingen en toch nog te weinig geluisterd heeft naar de ech te vraag bij de mondig wor dende patiënt. Dat is ook heel moeilijk. Moeilijker dan „het gemak" waarmee ik kritiek lever. Onmiddellijk zeg ik, dat ik betrekkelijk blij ben met zijn boek. Sim pel voorbeeld. Bij tijd en wijle heb ik last van hoofd pijn. Over de oorzaken daarvan heb ik het nu niet (een apart hoofdstuk, dat niets met medicijnen te ma ken heeft en dat wil ook wat zeggen). Gebruik dan Hedex (sorry vanwege de reclame; ik krijg daarmee vast last met onze advertentieafde ling). Zoek in het boek van weten wat ik slik en ontdek dan, dat ik deze tabletten met veel water moet inne men (deed ik al, want dat geldt voor bijna alle tablet ten). En dat bij geregeld al coholgebruik het beter is om geen fenacetine of paraceta mol te gebruiken. Afgezien van het feit dat ik me pu bliekelijk niet wens uit te laten over de omvang van mijn alcoholgebruik, lees ik in Soeterboeks boek hierna wel dat „het pijnstillend ef fect van beide stoffen wordt versterkt door coffeïne". En dat „op de antistolling wei nig of geen effect wordt uit geoefend, in tegenstelling tot de perifere pijnstillers, die de antitrombosetherapie kunnen versterken". Dat is dat. En wat doe ik als leek in de geneeskunde? Ik blijf He dex slikken als ik koppijn heb, omdat ik geleerd heb - via andere kanalen - dat Hedex mijn maagwand minder aantast dan Asperi ne wanneer ik pijn in mijn hoofd wil verdrijven. En dan denk ik dat ik de hoofdpijn uiteindelijk niet kan ver drijven met tabletten (welke dan ook), maar mogelijk wel met het wegnemen van de oorzaken, die mij koppijn bezorgen. Waarschijnlijk kom ik dan niet terecht bij tabletten, maar bij een maatschappelijke- of andere sociale structuur, die me niet bevalt. Tableten zijn dus zeer betrekkelijk. Uit stel van executie. Mogelijk een ingewikkeld verhaal voor wat ik uiteindelijk zeg gen wil: Soeterboek geeft wel rationele informatie, maar geen - voor de patiënt - erg bruikbare informatie, althans onvoldoende. Mijn informatie, als journalist, moet zodanig zijn dat de le zer weet wat hij in het des betreffende boek kan vin den. Welnu: „In dit boek wordt ingegaan op toepas sing en dosering, werking en bijwerking van medicijnen. Het gebruik van geneesmid delen tijdens zwangerschap en borstvoeding krijgt bij zondere aandacht, evenals de invloed op de rijvaardig heid. Ook de toepassing en doseringen voor bejaarden en kinderen worden be schreven. Men moet ervan uitgaan dat de arts een ver antwoord besluit neemt", al dus Soeterboek. Ik ga daar van uit, maar gegarandeerd is zo'n besluit lang niet al tijd. Het boek bevat een driedelig register: dat met geneeskundige termen en geneesmiddelengroepen; dat van geregistreerde handels merken en van officiële na men. Een inleidend hoofd stuk behandelt onder andere voedingsstoffen, geneesmid delen, de ontwikkeling er van, bereiding, aflevering en het bewaren. In verdere hoofdstukken zijn de be schreven medicijnen per be- handelingsgebied opgeno men; zoals hart- en nier ziekten, huid- en slijmvlies- ziekten, kanker, bewegings- ziekten, slapeloosheid, pijn en verdoving, homeopathi sche middelen, oor- en oog ziekten etcetera. Ter illu stratie één hoofdstuk; na melijk dat over slapeloos heid. Er wordt dan op gewe zen dat de slapeloze eerst zelf de oorzaken moet op sporen. Aangegeven wordt in welke richting hij/zij het moet zoeken. In tweede in stantie kan de arts eraan te pas komen; die ook niet al tijd in staat is de oorzaken op te sporen, zegt Soeter boek. Hij heeft dan de keuze over enkele soorten van slaapmiddelen, waarvan in het kort de werking wordt aangegeven. Gewezen wordt op de gevolgen en mogelijke complicaties bij gebruik. Tenslotte worden de voor de hand liggende geneesmidde len genoemd onder drie ca tegorieën: benzodiazepine- verbindingen, barbituraten en chloraalhydraat/paral- dehyde. Deze gids geeft dus heel wat informatie, hoewel deze van nogal tijdelijke aard is gezien de vrij snelle wisseling op de medicijnen- markt. De spannendste vraag blijft open: welke ge volgen zal dit soort boeken hebben op de relatie arts patiënt? Door Henk Egbers Boeken trekken elkaar aan; ineens ver schijnen er allerlei boeken over dezelfde onderwerpen. Twee maanden na het boek Antiek van het Nederlandse platteland van Noortje de Boy van Zuydewijn bij uitgeverij Gottmer, verscheen nu bij Else vier het Boeren Antiekboek, geschreven door Karei Braun en Arie Zwart, terwijl mr Frans Dony - wie an ders? - de eindredactie had. Het boek kost 39,50. In relatie met het onder werp ziet het boek er deca dent uit. Dat wil zeggen: een erg mooie druk (ook veel in kleur), die de boereneenvoud transponeert naar de wereld van de glamour. Het boeren bestaan is handel geworden. Onlangs liep ik bij Christie op een veiling van zoge naamd boeren-antiek. Ik schoot in de lach toen ik al die gewichtige meneren en mevrouwen heel serieus zag lopen langs allerlei voor werpen, die ik bij me zelf in de buurt nog in boerenschu ren zie liggen. Van de ande re kant vind ik het soms om te janken. Met deze wat relativeren de instelling en anderzijds met „begrip" dat de een zijn dood de ander zijn brood is, blijft er mij niets anders over dan welwillend te - Uit het Boeren Antiekboek staan tegenover dit Else- viers Boeren Antiekboek. Het is helder en mooi. Er is een indeling gemaakt in ze ven thema's betreffende ob jecten. Achtereenvolgens komen aan bod: boerenbe- huizingen, het interieur, al les wat te maken had met eten en drinken (stookplaat sen, potten e.d.), voorwerpen uit de kaasmakerij, het wa genpark, gereedschappen en kleding. Ingegaan wordt op de definitie van boerenan- tiek en in een slothoofdstuk worden zinnige dingen ver teld over het restaureren. Het is een onderhoudend geschreven boek, met oog voor de grote historische lijn bij dit gebeuren en het anec- dotische detail. Maar wat minder gedetailleerd als het boek van Noordtje De Roj van Zuydewijn. „Zuinigheid was zo ongeveer de grootste deugd die de boer moest be. trachten. Als iets werkelijk overbodig was geworden, verhuisde het naar een hok of de zolder, zodat volgende generaties er wellicht nog I hun voordeel mee konden doen", zo is te lezen. Afga. zien van het feit dat eigen- lijk nergens echt ingegaan wordt op de sociaal-maat schappelijke achtergronden van dit verschijnsel, zullen die boeren waarschijnlijk niet gedacht hebben aan het voordeel dat onze generatie uit het boeren-antiek pro- beert te halen. „Het middel erger dan de kwaal", of „De duivel uit drijven met Beëlzebub" zijn twee gezegdes, die in me op kwamen na het lezen van een boek van de Noorse schijfster GERD BRAN- TENBERG: DE DOCHTERS VAN EGALIA (uitg. Het Wereldvenster - 24.50). Deze roman probeert een sa tire te zijn op de mannen maatschappij, op het geijkte rolpatronenstelsel tussen mannen en vrouwen.' Bran- tenberg doet dat door die rollen en aanverwante cul turele gegevens precies om te draaien „Overal in de na tuur kunnen we waarnemen dat wezens van het manne lijk geslacht overbodige en luxe schepsels zijn". Nu kan de satire in dit verband ook best functione ren om je inderdaad bewust te maken van een aantal be- labbererde en onwenselijke situaties. Maar ik vind het recept van Brantenberg te simpel, waardoor zij onge loofwaardig en ook verve lend wordt. Dat uit zich soms in een geforceerd taal gebruik ais „Ze stond op het punt haar zelfbedamesing te verliezen". Maar het zit meer in èen tè goedkope ab surditeit. Egalia is een uitgesproken vrouwenmaatschappij waarin Petronius Bram moet leven. Hij droomt er- ÉMM van zeevrouw te worden, maar de zeevarende vrou wen onderdrukken die en andere mogelijkheden voor de man. En de mannen heb ben het moeilijk met nog talloze andere zaken. Erg belangrijk is dat zij een PH (een peniskoker) moeten dragen, waaraan vrouwen voortdurend zitten te frun- neken. Bij het vrijen hebben de mannen een uitgesproken passieve rol en in dit kader past dan ook een verkrach- tingsscene van de man, maar dan bedacht vanuit het gevoel van de vrouw. Op zich al onzinning lijkt me, omdat verkrachtingen van de man ook voorkomen. Al leen lees je daarover nooit. Mannen slikken de pil en „vrouwen zijn egoistische dieren, die alleen aan eigen bevrediging denken". De plakplaatjes over de man worden dus simpel inge ruild. Uiteraard heeft dit ook gevolgen voor de man- vrouw-kind-verhouding. Het vaderschap is vervan gen door een systeem van „vaderschapsbescherming", te regelen door de vrouwen. Dat is zelfs zo gek nog niet voor onze tijd, waarin de no dige echtscheidingen daar omtrent voor heel wat frus- taties en problemen zorgen. De vrouwen staan echter het dichtst bij de natuur (hier wordt wel weer gezinspeeld op hun biologische gege vens) „en zijn daarom de aangewezen grondbezitters. Dat Sien Freudis opdraaft als de beroemde psycholoog van Egalia is weer zo'n flauw woordspelletje. Natuurlijke past bij deze omkering een Mannenbewe ging als het spiegelbeeld van het feminisme. Daarbij hoort onder meer een grots PH-verbranding, mannen, die door de politie opge bracht worden omdat ze zich publiekelijk hebben uitge kleed etc. Er is sprake van "De grote menstruatiespe- len", waarbij „vrouwen speelden en dronken met hun kameraden en de man nen zeurende en huilende kinderen achter zich aan sleepten". Eigenlijk werkt dit boek als een boemerang, want door dit spiegelbeeld wordt indirect ook het streven van vrouwen naar een andere si tuatie in de samenleving be lachelijk gemaakt. Mis schien is dat nog goed ook, want ik denk dat we meer moeten uitgaan van „men sen" dan van mannen en vrouwen, van minderheden en meerderheden, van blan ken en zwarten etcetera. A. Dobrin, L. Dobrin, Th. Liotti: Gevangenen getui gen. Bij EENpublikatie 23, Den Bosch, 1982, 14,-. In steeds meer landen wor den de mensenrechten al leen maar met de mond be leden. Want er is geen land ter wereld dat gezegd wil hebben dat het de rechten en vrijheden van zijn onderda nen aan zijn laars lapt. Hoe barbaarser een regime, hoe groter gewicht vaak wordt gehecht aan een blazoen van fatsoen en eer. Ligt hier de grond voor de gerechtvaardigde hoop dat het ooit eens goed zal komen met de rechten van de mens? Voor het zover is, zullen nog talloze gevangenen getuige nis kunnen afleggen van de martelingen en folteringen die ze hebben moeten onder gaan omwille van hun over tuigingen. Maar niet alleen martelingen, want soms ge schiedt de onderdrukking veel verfijnder. Bij EEN, het Derde Wereld Informatiehuis van de Stichting Gezamenlijke Missiepubliciteit, biedt ne gen van zulke getuigenissen aan in het boekje 'Gevange nen getuigen'. Ze komen uit alle delen van de wereld: Argentinië, de Sowj et-Unie, Zimbabwe, Cambodja, de Verenigde Staten, Polen, Oeganda, Chili en de Filipij- nen. Ze spreken voor zich zelf. J.B. en dansscène uit „Annie" met in het mi Door Marjan Mes Het is pre liet is verbazingwekkend, aan voora de oude rot in het filmvak, weldsfilm tn Huston, pas op zijn oude de eigen zijn eerste musical heeft stigd pub maakt, „Annie". Voor de En het is -log maakte hij inmiddels deren een tssiek geworden avonturen- weeshuis ms zoals „The Treasure of is het een Sierra Madre", „The Mal- dat deze Falcon" en „Key Largo", akelige de oorlog beoefende hij al- ook een lei genres, recent nog kinderen. iakte hij de oorlogs-voet- slecht zoéf film „Escape to victory" en moeder in is daar „Annie". Wat ze ge- nen zijn. I -en hebben, is het hoge tem- gangsteral van de handeling en de perfide sc artreffelijk getimede afwis- latere ver Ing van beelden. rol spelt Annie" is een wervelende maakt va 3W vermengd met een persoonlij ookje uit de jaren twintig, ke van dé eerst als strip (Little Or- uiterst ko an Annie) verscheen en la- voortdure als Broadway-musical. Het ook hood het sprookje van een arm streerd en esmeisje, dat uit een akelig alleen i eshuis wordt gehaald door behagen. 1 schatrijke man, Daddy de stugge irbucks, een voorbeeld in de (een kale essiejaren dertig van ge- Annie uit agd Amerikaans onderne- voor een rsschap. Het is natuurlijk een week meesterlijke zet (vooral aanvankej c commercieel) van Huston aan het veest om een musical met dels veb amusementskarakteris- maar r fen uit de jaren dertig te derd, ceren in onze depressieve krijgt vo en tachtig. De formule van Hij is eed ike doortastende man redt metblanl m, maar even doortastend tie naar ld" plus veel wervelend en- touw zet i ■tainment blijkt bij het pu- de liefste; ek geweldig aan te slaan. harige erf Door Henk Egbers De snelheid waarmee uit- gervij BZZTÖH haar fonds uitbreidt is nauwelijks bij te houden. Voor me liggen vier nieuwe delen in de serie "Li terair Archief": over El- schot, Ruyslinck, Hotz en Minco. Twee delen in de se rie Forum Haganum: over Nooteboom en Van Looy. Een boekje over Piet Paaltjens; een bundel essays van Jacques Kruithof en een lijvig boekwerk met opstel len over de poëzie van Slauerhoff. Het Literair Archief heeft een gelijksoortige formule als de themanummers van het tijdschrift BZZLLETIN; alleen nog wat uitgebreider. „OVER MARGA MIN CO" werd samengesteld door Dirk Kroon. Het boek kost ƒ32,50. "Marga Minco blijkt een schrijfster voor een breed gedifferentieerde kring van lezers, die zich nog altijd uitbreidt: tot op de dag van vandaag prijkt haar naam op talloze literatuur lijsten van scholieren. Bij de keuze van de op te nemen bijdragen is gestreefd naar een zo ruim mogelijk aan bod voor een in leeftijd en (lees)ervaring onderschei den publiek. Het is inherent aan het oeuvre van deze schrijfster, dat er zeer divers is op gereageerd. Sterker dan bij andere auteurs laten zich hier de verschillende wijzen van (literaire) kritiek zien", aldus Kroon. De mees te gebundelde kritieken stammen uit de zestiger ja ren en zijn onder meer ge schreven door Hoornik, Greshoff, Kouwenaar, Du bois, Warren, Kemp en Di- naux. „OVER F.B. HOTZ" werd geredigeerd door Jan Brok ken. Prijs ƒ32,50. Ruim der tig chronologisch geordende kritieken, waaruit blijkt hoe de pers in verschillende fa- Ward Ruyslinck Cees Nooteboom Marga Minco sen op zijn schrijverschap gereageerd heeft. „Het is op vallend dat zowel Poll als Fens, de kritische pausen van de jaren zestig niet al te hoog opgaven van Hotz' ver halen, terwijl de belangrijk ste critici van de jaren ze ventig (Van Deel, Goedege- buure, 't Hart, Komrij, De Moor en Nuis - het man keert er nog maar dat Brok ken zichzelf noemt) dat juist wel doen. Maar van Fens is niets opgenomen. Poll bleek doodmoe te worden van zijn verhalen. Nuis: „Geen uit de lucht gevallen wereldwon der, maar een schrijver met een eigen stem" etcetera. „OVER WARD RUYb LINCK" (ƒ35,-) werd sa mengesteld door Daan Car- tens, die zelf opent met een recent interview met deze Vlaming. Daarin geeft Ruyslinck aan de verschui vingen die zowel binnen hemzelf als in de kritiek hebben plaatsgevonden. Het veertigtal kritieken daarop volgend, uit de zestiger en zeventiger jaren, bevestigt dat. Die kritieken zijn onder meer geschreven door De Wispelaere, Knuvelder, Kemp, 't Hart, Florquin en Greshoff. Ruyslinck zegt dat hij indertijd van Knuvelders kritiek op „Het Dal van Hin- nom" nogal onpasselijk is geweest. Hij wordt in deze reactie dan ook geen schrij ver maar een dictafoon ge noemd. Maar De Wispelaere schrijft over hem, in ver band met „Op toernee met Leopold Sondag": „In deze persoonlijke eerlijkheid en moed, waardoor hij ook zichzelf blootstelt aan het onbegrip en de vijandigheid van de doctrinaire vertegen woordigers van alle ideolo gische systemen, ligt voor mij de kostbaarste en dier baarste kant van Ruyslincks schrijverschap". „OVER WILLEM EL- SCHOT". De 300 pagina's, onder redactie van Anne- Marie Kets-Vree, willen „het uitgebreide terrein van de Elschot-kritiek enigszins in kaart brengen". Dat voor dit boek van 39,90 belang stelling bestaat blijkt, want het vliegt bij de uitgever de deur uit. In 1951 schrijft Menno ter Braak nog over Elschot: „Hoe treurig het ook moge zijn, waar is het zeker: de gemiddelde „intel lectuele" Nederlander, an ders dan de gemiddelde „in tellectuele" Fransman kent de schrijvers van zijn taal gebied niet". In deze bundel is een keuze gedaan uit kri tische opstellen, biografi sche teksten, als interviews met de schrijver en twee van zijn kinderen; studies van algemene aard en bespre kingen van afzonderlijke werken. Auteurs van wie bijdra gen zijn opgenomen zijn o.a Bibeb, Vestdijk, Nijhoff Lampo, Karei van het Reve Cornets de Groot en Fens Ary Delen: „Dadelijk na het verschijnen van Villa des roses bleek dat de heren of ficiële literatoren, op enkele uitzonderingen na in Neder land, hem terzij zouden du wen. Men zweeg hem dood Ondertussen kwijlde de ge hele Vlaamse en Hollandse literaire gemeente van be wondering voor de paljasse- rijen, het lege gepallieter er de walgelijk slordige schrif turen van de „leutige" Felix Timmermans....". „ER BLEEF TOCH GEEN BEWIJS" is de titel van een boek waar in Dirk Kroon de belangrijkste opstellen over Slauerhoffs poëzie heeft bij eengebracht. Het in een lin nen band gestoken boek (334 pagina's) kost 55,-. Hoofd bestanddeel wordt gevormd door recensies en opstellen, na Slauerhoffs dood ge schreven. In de afdeling „Noten, aanvullingen" wordt een overzicht gegeven van andere later achter haalde reacties. De opgeno men bijdragen zijn onder meer van Van Ostaijen, Marsman, Campert, Donker, Du Perron, Vestdijk, Van Duinkerken, Aafjes en Meeuwesse, zodat er ook nog sprake is van de bundeling van een stukje Nederlandse literatuurgeschiedenis. Het is namelijk een nogal vak technisch boek met veel tijd schriftartikelen. Hetgeen niet wil zeggen, dat er onbe grijpelijk geschreven wordt. Neem bijvoorbeeld Jan En gelman: „De verregaande oppervlakkigheid der ka tholieke literatuurkritiek, zoals zij in ons vaderland wordt geschreven, is mij nimmer zozeer duidelijk dan wanneer ik de critici in con tact zie met het werk van dode dichters die er verre van waren als heiligen te le ven..,. Stel u eens het nim mer ondenkbare voor, dat er met Slauerhoff iets zou ge schieden, waarover de ka tholieke kritiek zich kon verheugen In welke boch ten zou' men zich moeten wringen om na de vlotte verdoemenissen iets van zijn werk te redden ROGER RENNENBERG: DE TIJD EN HET LABY RINT - de poëzie van Cees Nooteboom 1956-1982. 25,- De eerste monografie in boekvorm over dat aspect van Nootebooms oeuvre waarop niet zo de aandacht valt. Geschreven door een Vlaming, adjunct-conserva tor van het Archief en Mu seum Vlaamse Cultuurleven in Antwerpen. „Nootebooms poëzie dankt haar eenheid aan de preoccupatie met de tijd, het leven en de dood. De manier waarop deze proble matiek gestalte krijgt, wet tigt het gebruik van de term labyrint". Zijn masochis tisch doodsverlangen, uitge breid met een verantwoor ding van het tijdsbegrip en eebed in een liefdeloze (stads)wereld, wordt in dit boek aan de hand van dicht fragmenten helder toege licht. PETER WINKELS en CHRIS WILL: JACOBUS VAN LOON; schilder van huis uit, schrijver door toe vallige omstandigheden 26,50). Een biografische schets van deze Tachtiger aan de hand van veel be waarde correspondentie van zijn hand. Vooral historisch interessant; met name ook door hetgeen verteld wordt over de Amsterdamse aca demie en de relaties met de schilderkunstige en literaire wereld van die tijd. Figuren als Witsen, Toorop, Kloos e.a. duiken op. De artistieke kwaliteiten van Van Looy werden betwist. Zijn eigen artistieke twijfel was ook groot. Zijn omstreden Prix de Rome en de daaraan ge koppelde reis in het Middel- landse-Zeegebied, het ver slag en de tentoonstellingen erna, zijn publikaties in De Nieuwe Gids worden be schreven. De oorsprong van zijn verhaal naar aanleiding van ontmoetingen in Bra bant komen aan de orde; et cetera. Het boek tekent dus niet alleen Van Looy, maar ook een tijd. Gorter: „Een open hartige naïeve vent, gunstig afstekend bij vele Nieuwe- Gids-mannen.... een beertje dat in de verf gevallen is". Zijn tijd in Soest en Haar lem, de groei van zijn isole ment, het wreken aan zijn alter ego „Zebedeus" en na tuurlijk het schrijven van het befaamde boek „Jaapje", zijn teleurstellingen en vreugde karakteriseren ver der een artiestenleven dat zich zó in onze tijd niet meer laat denken. JACQUES KRUITHOF: TUSSENSPRAAK - essay over literatuur en litera tuurwetenschap 24,50). De literatuurwetenschap is in de zeventiger jaren flink on der schot gekomen. Met na me de kloof tussen litera tuurwetenschap en de lite- ratuurbeoefening van wat heet „de amateur in de openbaarheid" kreeg het te verduren; zoals in de beel dende kunst ook de scheids lijn tussen professional en amateur ter discussie stond. Onder invloed van economi sche- en niet ideële redenen worden die terreinen op dit moment weer duidelijker afgebakend. Kruithof gaat in dit essay vooral in op de befaamde of beruchte Leid- se redevoering van Karei van het Reve (in 1978) over de literatuurwetenschap. Na een beschrijving van de verschillende opvattin gen in de literatuurkritiek, die boeiend blijven, gaat hij in op Reves aanval op het wankelmoedige in de litera tuurwetenschap. Kruithof stelt zich meer als journalist dan als wetenschapper op - lafheid -: „Ik neem geen standpunt in, maar weet wat mijn gezichtspunt is". Desondanks een boekje vol leuke controversiële stof als je geïnteresseerd bent in li teratuurkritiek; al is het „maar" in de krant. FRANCOIS HAVERSCH- MIDT - Piet Paaltjens - STEEK AF NAAR DE DIEPTE - een voordracht met een preek 14,50). Een curieus boekje, dat duidelijk maakt hoe deze dominee van Snikken en Grimlachjes zijn eigen graf heeft gegraven, omdat hij met zijn Paaltjens-houding niet in staat was uit te groeien bo ven een erfelijk-bijbelse triestheid. Klem in de strijd tussen orthodoxie en moder ne theologie schreef hij in 1873 zijn eigen levensver haal („Een kind van onze tijd") en de preek „Steek af naar de diepte" in 1889. waarin hij zegt: „God leeft en wie deelt in Zijn leven die kan niet sterven". Een half jaar later verhing hij zich! Beide stukken zijn onge twijfeld tijdsdocumenten rond een legendarische fi guur, maar - als je door de ouderwetse taal heen kunt' lezen - bevatten ze ook no| een voortdurende actuali teit. I ik# WBÊÉHÊBÊBL

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1983 | | pagina 16