Mondige patiënt
wil weten
wat hij slikt
Het boerenbestaan
werd handel
uzikaal sprc
hirleyTemp
„Vrouwen zijn
egoïstische dieren"
sss
Uit de literaire hoorn des
overvloeds van BZZT0H
^nnie'
«11®
VRIJDAG 21 JANUAR11983
EXTRA
IN FORMA TIE ALLEEN
IS ONVOLDOENDE
inaG 21 JANUAR11983
Noorse schrijfster Brantenberg:
Gevangenen
lucky Luke: De bende
Door Henk Egbers
Achter het woord „Slikken" staat in mijn woordenboek: „Een
bepaalde keelbeweging maken" en „Zonder protest, voetstoots
aannemen". Dr. A.M. Soeterbroek voegt er (in mijn formulering)
nog een derde betekenis aan toe: „Een bewuste keelbeweging
maken, desnoods na protest, maar zeker niet voetstoots". Het
boek, dat hij schreef heet dan ook: Weet wat je slikt (uitg. A.W.
Sijthof - 24,50).
-
-va
§1
Het gaat over het gebruik
van medicijnen. Een boek
dat helemaal past bij het be
wustwordingsproces van de
mens als patiënt. Soeterboek
is als ziekenhuisapotheker
verbonden aan het Diaco-
nessenhuis in Eindhoven.
Heeft veel te maken met op
leiding van apothekers-as
sistenten en verpleegkundi
gen. Hij is dus in staat om
iets over te brengen. Toch
gaat het hier niet om wat je
noemt een populair boek. Ik
denk zelfs dat het voor het
gewenste brede publiek wat
aan de moeilijke kant is. Het
valt ook niet mee om een
medische taal uit zijn zich
zelf beschermend jargon te
halen. „Dit boek heeft zeker
niet ten doel zelfmedicatie te
bevorderen, maar het is
evenmin de bedoeling de
mens af te houden van ge-
neesmiddelengebruik", zegt
Soeterboek. Het zou de apo
thekers ook te veel in het
vlees snijden, denk ik. De
auteur meent dat „het goed
is dat ^le patiënt weet wat
hij te slikken krijgt of wat er
wordt gespoten. De mens
heeft er recht op en vraagt
er tegenwoordig ook vaak
om". Open blijft evenwel de
vraag wat de patiënt - wil er
geen sprake zijn van repres
sieve tolerantie - moet be
ginnen met de wetenschap,
dat bijvoorbeeld, dat Witte
Kruispreparaten naast fe-
nazon, fenacetine en coffeï-
ne een kinineverbinding be
vat en de mededeling dat
temperatuurverhoging, pijn
en benauwdheid bestreden
kunnen worden door Aflu-
kin C (kinine vit. C); Aflu-
vit (paracetamol, vit. C, fe-
nylefrine), Antigrippine (ki-r
nine, vit. C. salicylamide, fa-
nacetine), Asperine C bruis
(asetylsalicylamide), Citro-
san (paracetamol, vit. C),
Coldrex (acetylsalicylzuur,
vit. C. en fenylefrine), Daro-
pyrin (acetylsalicylzuur, ef-
redine, theophylline), Hot
Coldrex (paracetamol, feny
lefrine, vit. C.). Ik denk, dat
de'meeste mondige patiën
ten denken: gooi maar in
mijn pet. Nu geeft meneer
Soeterboek zoveel open in
formatie en deugt het ook
weer niet! Ik ben bang dat
opleider Soeterboek te veel
uitgegaan is van zijn oplei
dingen en toch nog te weinig
geluisterd heeft naar de ech
te vraag bij de mondig wor
dende patiënt. Dat is ook
heel moeilijk. Moeilijker dan
„het gemak" waarmee ik
kritiek lever. Onmiddellijk
zeg ik, dat ik betrekkelijk
blij ben met zijn boek. Sim
pel voorbeeld. Bij tijd en
wijle heb ik last van hoofd
pijn. Over de oorzaken
daarvan heb ik het nu niet
(een apart hoofdstuk, dat
niets met medicijnen te ma
ken heeft en dat wil ook wat
zeggen). Gebruik dan Hedex
(sorry vanwege de reclame;
ik krijg daarmee vast last
met onze advertentieafde
ling). Zoek in het boek van
weten wat ik slik en ontdek
dan, dat ik deze tabletten
met veel water moet inne
men (deed ik al, want dat
geldt voor bijna alle tablet
ten). En dat bij geregeld al
coholgebruik het beter is om
geen fenacetine of paraceta
mol te gebruiken. Afgezien
van het feit dat ik me pu
bliekelijk niet wens uit te
laten over de omvang van
mijn alcoholgebruik, lees ik
in Soeterboeks boek hierna
wel dat „het pijnstillend ef
fect van beide stoffen wordt
versterkt door coffeïne". En
dat „op de antistolling wei
nig of geen effect wordt uit
geoefend, in tegenstelling tot
de perifere pijnstillers, die
de antitrombosetherapie
kunnen versterken". Dat is
dat.
En wat doe ik als leek in
de geneeskunde? Ik blijf He
dex slikken als ik koppijn
heb, omdat ik geleerd heb -
via andere kanalen - dat
Hedex mijn maagwand
minder aantast dan Asperi
ne wanneer ik pijn in mijn
hoofd wil verdrijven. En dan
denk ik dat ik de hoofdpijn
uiteindelijk niet kan ver
drijven met tabletten (welke
dan ook), maar mogelijk wel
met het wegnemen van de
oorzaken, die mij koppijn
bezorgen. Waarschijnlijk
kom ik dan niet terecht bij
tabletten, maar bij een
maatschappelijke- of andere
sociale structuur, die me
niet bevalt. Tableten zijn
dus zeer betrekkelijk. Uit
stel van executie. Mogelijk
een ingewikkeld verhaal
voor wat ik uiteindelijk zeg
gen wil: Soeterboek geeft
wel rationele informatie,
maar geen - voor de patiënt
- erg bruikbare informatie,
althans onvoldoende. Mijn
informatie, als journalist,
moet zodanig zijn dat de le
zer weet wat hij in het des
betreffende boek kan vin
den. Welnu: „In dit boek
wordt ingegaan op toepas
sing en dosering, werking en
bijwerking van medicijnen.
Het gebruik van geneesmid
delen tijdens zwangerschap
en borstvoeding krijgt bij
zondere aandacht, evenals
de invloed op de rijvaardig
heid. Ook de toepassing en
doseringen voor bejaarden
en kinderen worden be
schreven. Men moet ervan
uitgaan dat de arts een ver
antwoord besluit neemt", al
dus Soeterboek. Ik ga daar
van uit, maar gegarandeerd
is zo'n besluit lang niet al
tijd. Het boek bevat een
driedelig register: dat met
geneeskundige termen en
geneesmiddelengroepen; dat
van geregistreerde handels
merken en van officiële na
men. Een inleidend hoofd
stuk behandelt onder andere
voedingsstoffen, geneesmid
delen, de ontwikkeling er
van, bereiding, aflevering en
het bewaren. In verdere
hoofdstukken zijn de be
schreven medicijnen per be-
handelingsgebied opgeno
men; zoals hart- en nier
ziekten, huid- en slijmvlies-
ziekten, kanker, bewegings-
ziekten, slapeloosheid, pijn
en verdoving, homeopathi
sche middelen, oor- en oog
ziekten etcetera. Ter illu
stratie één hoofdstuk; na
melijk dat over slapeloos
heid. Er wordt dan op gewe
zen dat de slapeloze eerst
zelf de oorzaken moet op
sporen. Aangegeven wordt
in welke richting hij/zij het
moet zoeken. In tweede in
stantie kan de arts eraan te
pas komen; die ook niet al
tijd in staat is de oorzaken
op te sporen, zegt Soeter
boek. Hij heeft dan de keuze
over enkele soorten van
slaapmiddelen, waarvan in
het kort de werking wordt
aangegeven. Gewezen wordt
op de gevolgen en mogelijke
complicaties bij gebruik.
Tenslotte worden de voor de
hand liggende geneesmidde
len genoemd onder drie ca
tegorieën: benzodiazepine-
verbindingen, barbituraten
en chloraalhydraat/paral-
dehyde. Deze gids geeft dus
heel wat informatie, hoewel
deze van nogal tijdelijke
aard is gezien de vrij snelle
wisseling op de medicijnen-
markt. De spannendste
vraag blijft open: welke ge
volgen zal dit soort boeken
hebben op de relatie arts
patiënt?
Door Henk Egbers
Boeken trekken elkaar aan; ineens ver
schijnen er allerlei boeken over dezelfde
onderwerpen. Twee maanden na het boek
Antiek van het Nederlandse platteland
van Noortje de Boy van Zuydewijn bij
uitgeverij Gottmer, verscheen nu bij Else
vier het Boeren Antiekboek, geschreven
door Karei Braun en Arie Zwart, terwijl
mr Frans Dony - wie an
ders? - de eindredactie had.
Het boek kost 39,50.
In relatie met het onder
werp ziet het boek er deca
dent uit. Dat wil zeggen: een
erg mooie druk (ook veel in
kleur), die de boereneenvoud
transponeert naar de wereld
van de glamour. Het boeren
bestaan is handel geworden.
Onlangs liep ik bij Christie
op een veiling van zoge
naamd boeren-antiek. Ik
schoot in de lach toen ik al
die gewichtige meneren en
mevrouwen heel serieus zag
lopen langs allerlei voor
werpen, die ik bij me zelf in
de buurt nog in boerenschu
ren zie liggen. Van de ande
re kant vind ik het soms om
te janken.
Met deze wat relativeren
de instelling en anderzijds
met „begrip" dat de een zijn
dood de ander zijn brood is,
blijft er mij niets anders
over dan welwillend te
- Uit het Boeren Antiekboek
staan tegenover dit Else-
viers Boeren Antiekboek.
Het is helder en mooi. Er is
een indeling gemaakt in ze
ven thema's betreffende ob
jecten. Achtereenvolgens
komen aan bod: boerenbe-
huizingen, het interieur, al
les wat te maken had met
eten en drinken (stookplaat
sen, potten e.d.), voorwerpen
uit de kaasmakerij, het wa
genpark, gereedschappen en
kleding. Ingegaan wordt op
de definitie van boerenan-
tiek en in een slothoofdstuk
worden zinnige dingen ver
teld over het restaureren.
Het is een onderhoudend
geschreven boek, met oog
voor de grote historische lijn
bij dit gebeuren en het anec-
dotische detail. Maar wat
minder gedetailleerd als het
boek van Noordtje De Roj
van Zuydewijn. „Zuinigheid
was zo ongeveer de grootste
deugd die de boer moest be.
trachten. Als iets werkelijk
overbodig was geworden,
verhuisde het naar een hok
of de zolder, zodat volgende
generaties er wellicht nog I
hun voordeel mee konden
doen", zo is te lezen. Afga.
zien van het feit dat eigen-
lijk nergens echt ingegaan
wordt op de sociaal-maat
schappelijke achtergronden
van dit verschijnsel, zullen
die boeren waarschijnlijk
niet gedacht hebben aan het
voordeel dat onze generatie
uit het boeren-antiek pro-
beert te halen.
„Het middel erger dan de
kwaal", of „De duivel uit
drijven met Beëlzebub" zijn
twee gezegdes, die in me op
kwamen na het lezen van
een boek van de Noorse
schijfster GERD BRAN-
TENBERG: DE DOCHTERS
VAN EGALIA (uitg. Het
Wereldvenster - 24.50).
Deze roman probeert een sa
tire te zijn op de mannen
maatschappij, op het geijkte
rolpatronenstelsel tussen
mannen en vrouwen.' Bran-
tenberg doet dat door die
rollen en aanverwante cul
turele gegevens precies om
te draaien „Overal in de na
tuur kunnen we waarnemen
dat wezens van het manne
lijk geslacht overbodige en
luxe schepsels zijn".
Nu kan de satire in dit
verband ook best functione
ren om je inderdaad bewust
te maken van een aantal be-
labbererde en onwenselijke
situaties. Maar ik vind het
recept van Brantenberg te
simpel, waardoor zij onge
loofwaardig en ook verve
lend wordt. Dat uit zich
soms in een geforceerd taal
gebruik ais „Ze stond op het
punt haar zelfbedamesing te
verliezen". Maar het zit
meer in èen tè goedkope ab
surditeit.
Egalia is een uitgesproken
vrouwenmaatschappij
waarin Petronius Bram
moet leven. Hij droomt er-
ÉMM
van zeevrouw te worden,
maar de zeevarende vrou
wen onderdrukken die en
andere mogelijkheden voor
de man. En de mannen heb
ben het moeilijk met nog
talloze andere zaken. Erg
belangrijk is dat zij een PH
(een peniskoker) moeten
dragen, waaraan vrouwen
voortdurend zitten te frun-
neken. Bij het vrijen hebben
de mannen een uitgesproken
passieve rol en in dit kader
past dan ook een verkrach-
tingsscene van de man,
maar dan bedacht vanuit
het gevoel van de vrouw. Op
zich al onzinning lijkt me,
omdat verkrachtingen van
de man ook voorkomen. Al
leen lees je daarover nooit.
Mannen slikken de pil en
„vrouwen zijn egoistische
dieren, die alleen aan eigen
bevrediging denken". De
plakplaatjes over de man
worden dus simpel inge
ruild.
Uiteraard heeft dit ook
gevolgen voor de man-
vrouw-kind-verhouding.
Het vaderschap is vervan
gen door een systeem van
„vaderschapsbescherming",
te regelen door de vrouwen.
Dat is zelfs zo gek nog niet
voor onze tijd, waarin de no
dige echtscheidingen daar
omtrent voor heel wat frus-
taties en problemen zorgen.
De vrouwen staan echter het
dichtst bij de natuur (hier
wordt wel weer gezinspeeld
op hun biologische gege
vens) „en zijn daarom de
aangewezen grondbezitters.
Dat Sien Freudis opdraaft
als de beroemde psycholoog
van Egalia is weer zo'n
flauw woordspelletje.
Natuurlijke past bij deze
omkering een Mannenbewe
ging als het spiegelbeeld van
het feminisme. Daarbij
hoort onder meer een grots
PH-verbranding, mannen,
die door de politie opge
bracht worden omdat ze zich
publiekelijk hebben uitge
kleed etc. Er is sprake van
"De grote menstruatiespe-
len", waarbij „vrouwen
speelden en dronken met
hun kameraden en de man
nen zeurende en huilende
kinderen achter zich aan
sleepten".
Eigenlijk werkt dit boek
als een boemerang, want
door dit spiegelbeeld wordt
indirect ook het streven van
vrouwen naar een andere si
tuatie in de samenleving be
lachelijk gemaakt. Mis
schien is dat nog goed ook,
want ik denk dat we meer
moeten uitgaan van „men
sen" dan van mannen en
vrouwen, van minderheden
en meerderheden, van blan
ken en zwarten etcetera.
A. Dobrin, L. Dobrin, Th.
Liotti: Gevangenen getui
gen. Bij EENpublikatie 23,
Den Bosch, 1982, 14,-.
In steeds meer landen wor
den de mensenrechten al
leen maar met de mond be
leden. Want er is geen land
ter wereld dat gezegd wil
hebben dat het de rechten en
vrijheden van zijn onderda
nen aan zijn laars lapt. Hoe
barbaarser een regime, hoe
groter gewicht vaak wordt
gehecht aan een blazoen van
fatsoen en eer.
Ligt hier de grond voor de
gerechtvaardigde hoop dat
het ooit eens goed zal komen
met de rechten van de mens?
Voor het zover is, zullen nog
talloze gevangenen getuige
nis kunnen afleggen van de
martelingen en folteringen
die ze hebben moeten onder
gaan omwille van hun over
tuigingen. Maar niet alleen
martelingen, want soms ge
schiedt de onderdrukking
veel verfijnder.
Bij EEN, het Derde Wereld
Informatiehuis van de
Stichting Gezamenlijke
Missiepubliciteit, biedt ne
gen van zulke getuigenissen
aan in het boekje 'Gevange
nen getuigen'. Ze komen uit
alle delen van de wereld:
Argentinië, de Sowj et-Unie,
Zimbabwe, Cambodja, de
Verenigde Staten, Polen,
Oeganda, Chili en de Filipij-
nen. Ze spreken voor zich
zelf. J.B.
en dansscène uit „Annie" met in het mi
Door Marjan Mes Het is pre
liet is verbazingwekkend, aan voora
de oude rot in het filmvak, weldsfilm
tn Huston, pas op zijn oude de eigen
zijn eerste musical heeft stigd pub
maakt, „Annie". Voor de En het is
-log maakte hij inmiddels deren een
tssiek geworden avonturen- weeshuis
ms zoals „The Treasure of is het een
Sierra Madre", „The Mal- dat deze
Falcon" en „Key Largo", akelige
de oorlog beoefende hij al- ook een
lei genres, recent nog kinderen.
iakte hij de oorlogs-voet- slecht zoéf
film „Escape to victory" en moeder in
is daar „Annie". Wat ze ge- nen zijn. I
-en hebben, is het hoge tem- gangsteral
van de handeling en de perfide sc
artreffelijk getimede afwis- latere ver
Ing van beelden. rol spelt
Annie" is een wervelende maakt va
3W vermengd met een persoonlij
ookje uit de jaren twintig, ke van dé
eerst als strip (Little Or- uiterst ko
an Annie) verscheen en la- voortdure
als Broadway-musical. Het ook hood
het sprookje van een arm streerd en
esmeisje, dat uit een akelig alleen i
eshuis wordt gehaald door behagen. 1
schatrijke man, Daddy de stugge
irbucks, een voorbeeld in de (een kale
essiejaren dertig van ge- Annie uit
agd Amerikaans onderne- voor een
rsschap. Het is natuurlijk een week
meesterlijke zet (vooral aanvankej
c commercieel) van Huston aan het
veest om een musical met dels veb
amusementskarakteris- maar r
fen uit de jaren dertig te derd,
ceren in onze depressieve krijgt vo
en tachtig. De formule van Hij is eed
ike doortastende man redt metblanl
m, maar even doortastend tie naar
ld" plus veel wervelend en- touw zet i
■tainment blijkt bij het pu- de liefste;
ek geweldig aan te slaan. harige erf
Door Henk Egbers
De snelheid waarmee uit-
gervij BZZTÖH haar fonds
uitbreidt is nauwelijks bij te
houden. Voor me liggen vier
nieuwe delen in de serie "Li
terair Archief": over El-
schot, Ruyslinck, Hotz en
Minco. Twee delen in de se
rie Forum Haganum: over
Nooteboom en Van Looy.
Een boekje over Piet
Paaltjens; een bundel essays
van Jacques Kruithof en een
lijvig boekwerk met opstel
len over de poëzie van
Slauerhoff.
Het Literair Archief heeft
een gelijksoortige formule
als de themanummers van
het tijdschrift BZZLLETIN;
alleen nog wat uitgebreider.
„OVER MARGA MIN
CO" werd samengesteld
door Dirk Kroon. Het boek
kost ƒ32,50. "Marga Minco
blijkt een schrijfster voor
een breed gedifferentieerde
kring van lezers, die zich
nog altijd uitbreidt: tot op de
dag van vandaag prijkt haar
naam op talloze literatuur
lijsten van scholieren. Bij de
keuze van de op te nemen
bijdragen is gestreefd naar
een zo ruim mogelijk aan
bod voor een in leeftijd en
(lees)ervaring onderschei
den publiek. Het is inherent
aan het oeuvre van deze
schrijfster, dat er zeer divers
is op gereageerd. Sterker
dan bij andere auteurs laten
zich hier de verschillende
wijzen van (literaire) kritiek
zien", aldus Kroon. De mees
te gebundelde kritieken
stammen uit de zestiger ja
ren en zijn onder meer ge
schreven door Hoornik,
Greshoff, Kouwenaar, Du
bois, Warren, Kemp en Di-
naux.
„OVER F.B. HOTZ" werd
geredigeerd door Jan Brok
ken. Prijs ƒ32,50. Ruim der
tig chronologisch geordende
kritieken, waaruit blijkt hoe
de pers in verschillende fa-
Ward Ruyslinck
Cees Nooteboom
Marga Minco
sen op zijn schrijverschap
gereageerd heeft. „Het is op
vallend dat zowel Poll als
Fens, de kritische pausen
van de jaren zestig niet al te
hoog opgaven van Hotz' ver
halen, terwijl de belangrijk
ste critici van de jaren ze
ventig (Van Deel, Goedege-
buure, 't Hart, Komrij, De
Moor en Nuis - het man
keert er nog maar dat Brok
ken zichzelf noemt) dat juist
wel doen. Maar van Fens is
niets opgenomen. Poll bleek
doodmoe te worden van zijn
verhalen. Nuis: „Geen uit de
lucht gevallen wereldwon
der, maar een schrijver met
een eigen stem" etcetera.
„OVER WARD RUYb
LINCK" (ƒ35,-) werd sa
mengesteld door Daan Car-
tens, die zelf opent met een
recent interview met deze
Vlaming. Daarin geeft
Ruyslinck aan de verschui
vingen die zowel binnen
hemzelf als in de kritiek
hebben plaatsgevonden. Het
veertigtal kritieken daarop
volgend, uit de zestiger en
zeventiger jaren, bevestigt
dat. Die kritieken zijn onder
meer geschreven door De
Wispelaere, Knuvelder,
Kemp, 't Hart, Florquin en
Greshoff. Ruyslinck zegt dat
hij indertijd van Knuvelders
kritiek op „Het Dal van Hin-
nom" nogal onpasselijk is
geweest. Hij wordt in deze
reactie dan ook geen schrij
ver maar een dictafoon ge
noemd. Maar De Wispelaere
schrijft over hem, in ver
band met „Op toernee met
Leopold Sondag": „In deze
persoonlijke eerlijkheid en
moed, waardoor hij ook
zichzelf blootstelt aan het
onbegrip en de vijandigheid
van de doctrinaire vertegen
woordigers van alle ideolo
gische systemen, ligt voor
mij de kostbaarste en dier
baarste kant van Ruyslincks
schrijverschap".
„OVER WILLEM EL-
SCHOT". De 300 pagina's,
onder redactie van Anne-
Marie Kets-Vree, willen
„het uitgebreide terrein van
de Elschot-kritiek enigszins
in kaart brengen". Dat voor
dit boek van 39,90 belang
stelling bestaat blijkt, want
het vliegt bij de uitgever de
deur uit. In 1951 schrijft
Menno ter Braak nog over
Elschot: „Hoe treurig het
ook moge zijn, waar is het
zeker: de gemiddelde „intel
lectuele" Nederlander, an
ders dan de gemiddelde „in
tellectuele" Fransman kent
de schrijvers van zijn taal
gebied niet". In deze bundel
is een keuze gedaan uit kri
tische opstellen, biografi
sche teksten, als interviews
met de schrijver en twee van
zijn kinderen; studies van
algemene aard en bespre
kingen van afzonderlijke
werken.
Auteurs van wie bijdra
gen zijn opgenomen zijn o.a
Bibeb, Vestdijk, Nijhoff
Lampo, Karei van het Reve
Cornets de Groot en Fens
Ary Delen: „Dadelijk na het
verschijnen van Villa des
roses bleek dat de heren of
ficiële literatoren, op enkele
uitzonderingen na in Neder
land, hem terzij zouden du
wen. Men zweeg hem dood
Ondertussen kwijlde de ge
hele Vlaamse en Hollandse
literaire gemeente van be
wondering voor de paljasse-
rijen, het lege gepallieter er
de walgelijk slordige schrif
turen van de „leutige" Felix
Timmermans....".
„ER BLEEF TOCH GEEN
BEWIJS" is de titel van een
boek waar in Dirk Kroon de
belangrijkste opstellen over
Slauerhoffs poëzie heeft bij
eengebracht. Het in een lin
nen band gestoken boek (334
pagina's) kost 55,-. Hoofd
bestanddeel wordt gevormd
door recensies en opstellen,
na Slauerhoffs dood ge
schreven. In de afdeling
„Noten, aanvullingen"
wordt een overzicht gegeven
van andere later achter
haalde reacties. De opgeno
men bijdragen zijn onder
meer van Van Ostaijen,
Marsman, Campert, Donker,
Du Perron, Vestdijk, Van
Duinkerken, Aafjes en
Meeuwesse, zodat er ook nog
sprake is van de bundeling
van een stukje Nederlandse
literatuurgeschiedenis. Het
is namelijk een nogal vak
technisch boek met veel tijd
schriftartikelen. Hetgeen
niet wil zeggen, dat er onbe
grijpelijk geschreven wordt.
Neem bijvoorbeeld Jan En
gelman: „De verregaande
oppervlakkigheid der ka
tholieke literatuurkritiek,
zoals zij in ons vaderland
wordt geschreven, is mij
nimmer zozeer duidelijk dan
wanneer ik de critici in con
tact zie met het werk van
dode dichters die er verre
van waren als heiligen te le
ven..,. Stel u eens het nim
mer ondenkbare voor, dat er
met Slauerhoff iets zou ge
schieden, waarover de ka
tholieke kritiek zich kon
verheugen In welke boch
ten zou' men zich moeten
wringen om na de vlotte
verdoemenissen iets van zijn
werk te redden
ROGER RENNENBERG:
DE TIJD EN HET LABY
RINT - de poëzie van Cees
Nooteboom 1956-1982. 25,-
De eerste monografie in
boekvorm over dat aspect
van Nootebooms oeuvre
waarop niet zo de aandacht
valt. Geschreven door een
Vlaming, adjunct-conserva
tor van het Archief en Mu
seum Vlaamse Cultuurleven
in Antwerpen. „Nootebooms
poëzie dankt haar eenheid
aan de preoccupatie met de
tijd, het leven en de dood. De
manier waarop deze proble
matiek gestalte krijgt, wet
tigt het gebruik van de term
labyrint". Zijn masochis
tisch doodsverlangen, uitge
breid met een verantwoor
ding van het tijdsbegrip en
eebed in een liefdeloze
(stads)wereld, wordt in dit
boek aan de hand van dicht
fragmenten helder toege
licht.
PETER WINKELS en
CHRIS WILL: JACOBUS
VAN LOON; schilder van
huis uit, schrijver door toe
vallige omstandigheden
26,50). Een biografische
schets van deze Tachtiger
aan de hand van veel be
waarde correspondentie van
zijn hand. Vooral historisch
interessant; met name ook
door hetgeen verteld wordt
over de Amsterdamse aca
demie en de relaties met de
schilderkunstige en literaire
wereld van die tijd. Figuren
als Witsen, Toorop, Kloos
e.a. duiken op. De artistieke
kwaliteiten van Van Looy
werden betwist. Zijn eigen
artistieke twijfel was ook
groot. Zijn omstreden Prix
de Rome en de daaraan ge
koppelde reis in het Middel-
landse-Zeegebied, het ver
slag en de tentoonstellingen
erna, zijn publikaties in De
Nieuwe Gids worden be
schreven. De oorsprong van
zijn verhaal naar aanleiding
van ontmoetingen in Bra
bant komen aan de orde; et
cetera.
Het boek tekent dus niet
alleen Van Looy, maar ook
een tijd. Gorter: „Een open
hartige naïeve vent, gunstig
afstekend bij vele Nieuwe-
Gids-mannen.... een beertje
dat in de verf gevallen is".
Zijn tijd in Soest en Haar
lem, de groei van zijn isole
ment, het wreken aan zijn
alter ego „Zebedeus" en na
tuurlijk het schrijven van
het befaamde boek „Jaapje",
zijn teleurstellingen en
vreugde karakteriseren ver
der een artiestenleven dat
zich zó in onze tijd niet meer
laat denken.
JACQUES KRUITHOF:
TUSSENSPRAAK - essay
over literatuur en litera
tuurwetenschap 24,50). De
literatuurwetenschap is in
de zeventiger jaren flink on
der schot gekomen. Met na
me de kloof tussen litera
tuurwetenschap en de lite-
ratuurbeoefening van wat
heet „de amateur in de
openbaarheid" kreeg het te
verduren; zoals in de beel
dende kunst ook de scheids
lijn tussen professional en
amateur ter discussie stond.
Onder invloed van economi
sche- en niet ideële redenen
worden die terreinen op dit
moment weer duidelijker
afgebakend. Kruithof gaat
in dit essay vooral in op de
befaamde of beruchte Leid-
se redevoering van Karei
van het Reve (in 1978) over
de literatuurwetenschap.
Na een beschrijving van
de verschillende opvattin
gen in de literatuurkritiek,
die boeiend blijven, gaat hij
in op Reves aanval op het
wankelmoedige in de litera
tuurwetenschap. Kruithof
stelt zich meer als journalist
dan als wetenschapper op -
lafheid -: „Ik neem geen
standpunt in, maar weet
wat mijn gezichtspunt is".
Desondanks een boekje vol
leuke controversiële stof als
je geïnteresseerd bent in li
teratuurkritiek; al is het
„maar" in de krant.
FRANCOIS HAVERSCH-
MIDT - Piet Paaltjens -
STEEK AF NAAR DE
DIEPTE - een voordracht
met een preek 14,50). Een
curieus boekje, dat duidelijk
maakt hoe deze dominee van
Snikken en Grimlachjes zijn
eigen graf heeft gegraven,
omdat hij met zijn
Paaltjens-houding niet in
staat was uit te groeien bo
ven een erfelijk-bijbelse
triestheid. Klem in de strijd
tussen orthodoxie en moder
ne theologie schreef hij in
1873 zijn eigen levensver
haal („Een kind van onze
tijd") en de preek „Steek af
naar de diepte" in 1889.
waarin hij zegt: „God leeft
en wie deelt in Zijn leven die
kan niet sterven". Een half
jaar later verhing hij zich!
Beide stukken zijn onge
twijfeld tijdsdocumenten
rond een legendarische fi
guur, maar - als je door de
ouderwetse taal heen kunt'
lezen - bevatten ze ook no|
een voortdurende actuali
teit.
I ik#
WBÊÉHÊBÊBL