EM...
45.-
ü?J
O,
Smokkelen
in
Saeftinghe
i
n)j
ül
m
a||m.
nje, een
lijk tintje
'verdag zo mooi, maar 's nachts
dodelijk voor degene die de weg niet
weet. Het Land van Saeftinghe, veel
is er al gebeurd, maar de
geschiedenis wordt er dagelijks
weggespoeld met het getij. Gidsen
weten nog te verhalen van het oude
Saeftinghe, zoals over de klok van
het verdronken dorp Namen die
soms nog over de schorren zou
beieren. Het smokkelen van tabak is
terug in het nieuws, maar de oude
anekdotes zijn niet meer te
evenaren
Suiker
WM
Havenmeester
Geldwolf
Contrabande
lEVERBLIJVEN B.V.
EEKEND
Ees (Dr.) k
I1
recht een koninklijke
rek heeft genomen in
inklijke aspecten van
volgende programma
ollandse restaurant 't
ss u begroet en waar
dt geserveerd,
in de voetsporen van
gebouwen en monu-
jis te maken hebben,
koninklijke stallen, de
-engt vervolgens een
koningin Beatrix ieder
ander hoogtepunt is
sdag, dat in 1981 zijn
t u in het restaurant
Dcht naar de Prinsen-
langs de Oude Vliet,
fts Blauw Fabriek „De
idleiding.
op het programma,
ds" Prins Willem van
i we hier de kogelga-
an de laffe moord op
irds.
;id om het oude cen-
de markt, de Waag en
vertrek
5.30 uur
5.45 uur
5.55 uur
310 uur
3 25 uur
3 45 uur
f.05 uur
f.25 uur
f.45 uur
3.00 uur
50 uur
'.30 uur
p.p.
aankomst
21 00 uur
20.45 uur
20 35 uur
20 20 uur
20 05 uur
19.45 uur
19.20 uur
19.05 uur
18.45 uur
18.30 uur
18.45 uur
18.30 uur
Stemkantoren
De wondere wegen
van Albert
'de Sterke
•Smokkelen vanuit België Is weer actu
eel, zoals blijkt uit dit bericht In De Stem
van 27 december 1982.
Door Paul de Schipper
Drie schimmen in Saeftinghe.
Voorzichtig soppend zoeken
ze hun weg. Het is bitter koud.
Daar ergens in de verte moet
hun bootje liggen. Ze moeten
ermee naar de overkant,
roeiend over de brede Wester-
schelde. Hun bagage is smok
kelwaar. Sigaretten en tabak.
Dan komt het water. Het tij
wast snel in de kreken, te
snel....
Generaties groeiden erop met 'het
schor', met bot steken en garnalen
vangen. De vissers van Kieldrecht,
Nieuw-Namen, Clinge en Graauw
verdienden er ooit hun brood, maar
de haventjes zijn verzand en de vis
sers hebben nu de witte kuiven van
golven die in de branding hun einde
naderen.
Legendarische figuren als Gustaaf
de Maeijer zwierven er een levenlang.
Gustaaf 'De Sterke', eerst was hij Ne
derlander in Nieuw-Namen, later
Belg in Kieldrecht. Het grillige land
schap van Saeftinghe stond getekend
in zijn verweerde gezicht. „Staf" was
van de duvel niet bang, maar van de
donder wel. Als het bliksemde boven
het schor dan zou hij als een bot on
der de modder gekropen zijn. Hij gaf
'om niet' zoals ze aan de grenskant
zeggen, maar toch....
Zijn zoon Albert 'de Sterke' volgde
zijn voetsporen. Albert is nu zestig en
wat gekalmeerd na een kleurrijk le
ven.
het water komt hard die win
ternacht in 1946. Saeftinghe zuigt als
een spons. De drie silhouetten, die
daar tastend hun weg zoeken, waden
eerst tot hun knieeën, dan tot hun
middel en tenslotte tot over hun
schouders door het ijskoude Wester-
schelde-water. Albert 'De Sterke',
want hij is een van de drie, comman
deert een metgezel terug naar een ho-
gergelegen droog stuk schor. Het is
z'n broer die de koffers met sigaret
ten draagt. Daar...even verderop ligt
de boot, dichtbij en maar niet te be
reiken of toch...
„We hadden ons misrekend
eh...maar goed wij toch met die siga
retten door de geulen het schor over
naar ons bootje. Maar dat lag al te
drijven...god nog aan toe....en we had
den al tot onze nek door het water ge
moeten ...ik liep recht naar die boot.
-
'SéÜP&i
•Een smokkelaar komt uit het schor. Albert „de Sterke" doet nog een keer hoe het ging.
maar ik kon niet zwemmen en het
vroor... ik was zo'n meter of twee van
die boot af en daar pakt de stroom
door...ik dacht wat nu... ik liep verder
voor die boot uit...dan heb ik me laten
zakken en ben ik gelijk een hond
krabbelend door het water naar die
boot geraakt.... hoe ik erin ben geko
men weet ik nog niet".
Albert de Maeijer groeide op in
Nieuw-Namen. Als schooljongen
smokkelde hij al suiker van Kiel
drecht naar Graauw. Zijn vader
maakte hem vertrouwd met de schor
ren. Direct na 5 mei 1945 trok Albert
naar Walcheren in dienst van een
Antwerpse baggermaatschappij. Hij
hielp er de door de Engelsen kapotge-
bombardeerde dijken herstellen en
ontdekte dat de sigaretten in Ritthem
en Biggekerke erg duur waren. Als
goede grensbewoner greep hij z'n
kans. Met z'n maats rolde hij kilo's
'toebak' in het dekzeil van de 'camion'
die via Putte naar het werk reed.
„Toen het werk er gedaan was ben
ik met een paar kameraden aan tafel
gaan zitten. 'Zullen we niet eens gaan
smokkelen',zeiden we tegen elkaar.
'Ja goed', dus wij langs Perkpolder
met de provinciale boot met sigaret
ten en toebak naar de overkant. Dat
'gerief' kochten we in Kieldrecht en
we brachten het naar Goes. We
maakten corsetten en daar gingen de
pakskes met sigaretten in...en
hup...onze frak (jas) erover eh....maar
het liep spaak. De douane en de poli
tie kreeg het in de gaten en ze kwa
men op de boot controleren. We wer
den afgetast terwijl de boot voer. Dat
ging niet meer. Affijn toen zijn we
weer bij elkaar gaan zitten. Ik had
nog een bootje liggen, 't Was eigenlijk
van m'n vader, maar ja. Ik zeg: We
gaan smokkelen uit Prosperpolder,
uit het haventje, zo is dat smokkelen
over de Westerschelde begonnen in
het najaar van 1946".
....drijfnat staat Albert rechtop in
de boot. Z'n maat, van huis uit een ge
routineerd jeneversmokkelaar, wan
kelt in het snelstromende water. Hij
heeft een drijfbaken uit het schor ge
trokken en laat zich door 'De Sterke'
aan boord trekken, terwijl de vloed
de benen onder hem uit spoelt. Nog
naar adem snakkend vallen ze allebei
achter de riemen en haast verlamd
van de kou roeien ze naar De Maeijer
jr die met de handel, 'het gerief' zoals
Albert zegt, nog op het droge stuk
schor staat.
Ze roeien de geul van het Hondegat
uit en dan begint de eigenlijke over
steek....de motor mag niet aan, dat zou
teveel lawaai maken. De smokkelaars
zijn geoefende roeiers. Het is hun
derde tocht.
Nog maar een paar we
ken geleden deden ze er meer dan
twaalf uur over om vanuit Oost-
Zeeuws-Vlaanderen tot bij Rilland-
Bath te geraken. Toen dwaalden ze
door de dikke nevel, raakten de weg
kwijt en belandden pas tegen de mid
dag onder de dijk van Zuid-Beveland.
•Een landschap, schitterend bij dag, dodelijk bij nacht.
MMW—
•Gustaaf „de Sterke", doorgroefd als het Land van Saaftlnghe
Nu is het onberekenbare water hun
bijna te vlug af geweest. En de
kou...de kou is moordend. Bij elke be
weging aan de riemen kraken hun
stijfbevroren klerenterwijl het ijs
zich op de boot vastzet naderen ze het
afgelegen landbouwhaventje van de
Zimmermanpolder....drie diepvries
smokkelaars in een sloep...op jacht
naar wat schamele duiten....
„Ja we zijn overgevaren naar de
Zimmerman. Ge kon onze kleren bre
ken. Ik zat stijf in mijn jas. Alles was
bevroren. In het haventje van de
Zimmerman hebben we aangeklopt
bij de havenmeester. We hoefden niet
te zeggen dat we smokkelaars waren.
'Jongens, jongens toch', zei hij alleen
maar en toen deed hij z'n open haard
aan en maar stoken en stoken....en wij
er rond. Op den duur begonnen we te
ontdooien. Dien goeien mens gaf ons
ook nog kleren. We hebben er tot on
der de morgen gezeten....man...man ge
had ons daar moeten zien komen...we
waren gelijk sneeuwmannen...maar
we waren over en ik trok mijn plan".
Albert de Maeijer stuurde zijn ont
dooide compagnons terug naar
Zeeuwsch-Vlaanderen. Zelf stapte hij
op de bus om zijn 'gerief' in Goes te
gaan afleveren.
Na die verkillende tocht door het
onbetrouwbare schor beloofde Albert
zichzelf nooit weer te gaan. „Maar
ja", herinnert hij zich „mijn maat was
een geldwolf en ik was nog jong dus
ik liet me weer 'overpraten' eh..." De
vierde oversteek zou minder ontbe
ringen vergen. Toch liep die laatste
smokkelreis vanuit Saeftinghe an
ders dan verwacht...heel anders
zelfs
We vervolgen het relaas van De
Sterke: „Ja, wij over, voor de vierde
keer. Ik had het anders geregeld. Er
zou een camion op ons wachten. Mijn
maat zou ook mee gaan en mijn broer
roeide de boot terug. Die auto stond
er. 'Dat komt klaar', dachten we. Dus
wij die pakken met sigaretten erin
gedaan...het ging allemaal vanzelf. Ik
zat naast de chauffeur. De sigaretten
lagen achterin en m'n maat zat er
naast. Wij aan het rijden...het was al
onder de morgen, rond vijf uur. Bij de
brug van Vlake stonden ze te zwaaien
met lampen....de politie! Ik zeg tegen
de chauffeur: 't Zal voor de papieren
zijn zeker. We doen het portier open
en....'dag heren'.—'goede morgen he
ren, de papieren graag'. Ik zeg: 'We
zijn vissers, ons schip ligt in Vlissin-
gen'. Ja... zegt een van die agenten,
'...en die pakken daar achterin'. 'Wel
meneer, dat zijn onze kleren en onze
netten'. 'Willen de heren dat even
open maken?' 'Oh...ja,ja' zeg ik..en te
gen mijn maat...'maak dat eens
open..ik moet even met de broek af....'
De politie had er geen erg in, dus ik
uit die auto omdat ik moest wateren
eh...ge begrijpt...ik was recht weg, d'n
dijk af naar beneden... ik ben daar
over een watergang gesprongen....als
je me nou duizend francs geeft zou ik
het niet meer durven".
„Ik heb toen een hele toer gelopen,
maar kwam weer terug bij de brug.
Ik dacht dat die wagen naar Goes
was gereden, maar ze zijn naar Krui-
ningen gegaan. Ik zat daar zo een
poosje onder die brug tot ik lichten
zie komen....ik naar boven. Het was
een bus voor werkvolk, ik mocht er
niet in van de chauffeur, dus ik weer
onder die brug tot er weer lampen
kwamen en dan opnieuw de trappen
oprrrrr...rrrrr. 'k Heb nog nooit zo
hard horen remmen. Het was dezelf
de camion waar ik ingezeten had. De
politie stond gelijk met een revolver
in mijn rug. Instappen! Later zei ik
nog dat ik een plasje moest doen,
maar daar vlogen ze niet meer in.
„Ik heb twee dagen in Goes in 't kot
gezeten. Op een morgen brachten ze
met een busje naar Middelburg. Ze
deden een stok aan mijn been, van
onder met een riem aan m'n voet vast
en boven met een riem rond m'n mid
del en met boeien aan gelijk een mis
dadiger".
Albert de Maeijer mocht zes weken
op staatskosten gaan logeren. Nadien
heeft hij nog veel gesmokkeld: boter,
suiker, koeien en paarden.
Soms hielden 'de commiezen' hem
aan en namen zijn contrabande in be
slag. „Een-een of twee-een", noteerde
De Sterke dan met de volgende tocht
alweer in gedachten.
De anecdotes uit de smokkeltijd
zijn talrijk. Wim Verstappen maakte
er zelfs een film over 'De Zwarte Rui
ter'. Albert de Maeijer heeft er weinig
vertrouwen in: ,,'k Heb er van ge
hoord, da' s dien Metsers, die altijd in
zijn bloterik speelt met vrouw-
kes...hmmm...dat trekt er niet op. Wij
stonden niet in onze naak 's nachts,
nee dat was een andere tijd. 't Was
hard en later is het nog veel harder
geworden, 'k Ben nog een paar keer
meegeweest met een pantserauto met
drie ton boter erin, dan werden we
beschoten, de douanen lagen van d'n
dijk af te blaffen, dat was geen sport
meer. D'r lagen bij ons ook revolvers
op de voorbank...ik zeg tegen mijn
compagnons: als jullie dat gaan doen
schei ik er uit...'k verschoot mij een
breuk...lieve nog aan toe...revolvers,
nee daar begon ik niet aan
hoor....geen wapens...'k Zijn altijd een
eerlijk smokkelaar geweest".
Revolvers en zijn vrouw brachten
De Maeijer ertoe zijn illegale am
bacht te staken. Veel van vrouwen
van smokkelaars werden thuis opge
vreten van de zenuwen in al die
nachten dat manlief de strijd aan
bond met de ambtenaren van 's rijks
belastingdienst. Bij De Sterke gaf het
de doorslag. Albert: „Ze wilde niet
meer en dreigde mij te verlaten als ik
doorging, 'k Ben op tijd gestopt, want
de mannen waar ik mee werkte zijn
veertien later gepakt en voor lang de
cel ingegaan".
'Echte smokkelaars praten niet' las
U een tijdje geleden in deze kraht. Al-
bert 'De Sterke' praat wel, kan het
rustig doen, omdat hij uitgetreden is
uit het gilde. Anderen gingen door en
werden zware jongens, want smokkel
blijft er, ook in 'toebak' en sigaretten.
Voor De Maeijer is het herinnering,
een verleden vol anecdotes, genoeg
om een film te vullen...met Saeftinghe
als decor...het verschrikkelijk...mooie
Saeftinghe waar de gidsen hun ver
halen vertellen aan de toeristen die
het Verdronken Land verkennen. Het
verhaal van die ene barre smokkel-
tocht hoort erbij