Zijlstra zegt Nederlandsche Bank vaarwel Günther Grass laat de vrouw bot vangen uiuaffiinnfflM ltechniek >g 1 J IAPPEN BILTHO) ZATERDAG 2 JANUAR11982 W4 JELLE Zijlstra was op zijn 34-ste al minister en ontwikkelde zich daarna tot het financiële geweten van de Nederlandse staat. Zuinigheid en geduld staan op zijn gezicht te lezen. Vandaag treedt hij terug ten gunste van Wim Duisenherg. itituut iergangen Prakticum Leidinggev - II Dfu apparatuur op koel- brt. Het is gevestigd in ■kzaam. Kster komt de vakatu- fstandig moet kunnen jn onder meer: r facturering. voordeel zijn inlichtingen over oplei- verschijnen van dit blad Postbus 161, 4870 AD ■j administratie. tten-Leur ur houdt het is. De diverse labora- irijf zijn. I zijn voor het ver- ;n studiemogelijk- Tiiddelbare en hogere jen tot-diverse afstu- liologie, klinische e. avondopleidingen. ;h verkrijgen (telefoon an 137, Etten-Leur. dig is in het bedrijfseconom sche gebeuren, komt in dez cursus snel op de hoogte va I een grote hoeveelheid prakt sche kennis. Bedrijfseconoom (2 jaar) Een verruiming en actualist ring van de bedrijfseconom sche inzichten. De leergang speelt in op de versnelde maatschappelijke ontwikke lingen. Twee-jarige praktijktraining in professioneel leidinggevj Specifiek voor het bedri|t leven (PL) Specifiek voor Overheid' functionarissen (PO) Specifiek voor Hoger Ka' in Ziekenhuizen en Instel» gen (PI) Dc avondcolleges zi|n gemiddeldll* 14 dagen en duren van 19.15 tot 2_.W IBW-cursusplaatsen /i]n: Alkmaar, Amersfoort. Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Bergen op Zoom, Den ov Breda, Deventer, Eindhoven, Goes, Groningen, Den Haag, Haarlem. Heerlen. Hengelo, Leeuwarden, Le» Maastricht, Nijmegen, Rotterdam. Utrecht en Zwolle. uw Studiegids van de -- lier postzegel jan I.B-W. Ilthoven. i en waar u uw hele leven van gaat f rol| Door Mick Salet DEN HAAG - Vanaf vandaag is dr. Jelle Zijlstra ex-president van de Nederlandsche Bank. Een van de machtigste mannen van onze na-oorlogse geschiedenis heeft zijn zetel aan de top van de Bank overgedragen aan dr. Wim Dui senherg. „Ik wil helemaal geen gezag meer. Vanaf 31 december ben ik meneer Zijlstra". ZIJLSTRA: „Laat de jongeren maar eens aan bod komen". Jelle heeft het wel gezien Een tikkeltje overdreven, want het gezag dat de econoom Zijlstra in dertig jaar heeft opgebouwd, schrompelt niet van de ene op de andere dag ineen en Zijlstra houdt bovendien nog een vinger in de pap van ons vaderlands bedrijfsle ven als commissaris bij de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij, een houdstermaatschappij van Shell en het verzekeringsconcern AGO. Hij denkt daar de rol van „oude, wijze uil, die adviseert" te gaan vervullen. Bij de AGO zit als president-commis saris drs. Jo Bakker, een oude vriend met wie hij ook op vakantie was, toen hij voor de eerste keer als minister ge vraagd werd. Dat was in 1952. Zijl stra was hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, bolwerk van de Anti-Revolutionairen, en van zin daar lange tijd te blijven. Toen infor mateur mr. Donker hem vroeg minister van Economische Zaken te worden, ant woordde hij dan ook dat hij liever in de wetenschap bleef. Waarop Donker ant woordde: „Dat kan wel waar zijn, maar als u het mij toestaat professor, dan ben ik zo vrij u te zeggen, dat ik daarmee niets te maken heb." De informatie-Donker strandde, maar niet lang daarna, met de familie Bakker op vakantie in Geneve, kwam er dan toch een telegram. „Verzoeke spoedige terugkeer voor kabinetsformatie- beë diging dinsdagochtend 10 uur op Soest- dijk- 2 uur ministerraad. Drees." Zijlstra werd met zijn 34 jaar minister onder premier dr. Willem Drees. Hij liet al snel zijn visie op de taak van de over heid blijken. In zijn eerste begrotingsre de in de Tweede Kamer pleitte hij voor „globaal ingrijpen" door de overheid in plaats van gedetailleerd sturen. Dat vindt hij nog steeds. Het zal ook wel geen toeval geweest zijn dat hij af en toe niets om handen had en zijn door de wol geverfde kamerbewaarder Van Straaten vroeg: „Vertel eens een aardig verhaal, want er is niet veel te doen vandaag". De kamerbewaarder was volgens Zijlstra „de verpersoonlijking van een stukje parlementaire geschie denis, zij het in de jas van de petite his- toire". Zo had Van Straaten eens tien gulden fooi gekregen van prof. Ger- brandy. Dat was in strijd met zijn ge voel voor waarde, dus stuurde hij het tientje terug, mét een kistje goede siga ren als bewijs van erkentelijkheid voor de fooi, die hij niet kon accepteren. In 1956 stapte hij, als minister van eco nomische zaken, over naar het laatste kabinet-Drees. De problemen die hij op zijn bureau kreeg werden moeilijker. Toch liet hij zijn bureau altijd netjes achter, want al hij ergens een hekel aan heeft dan is aan het provolle bureau's en mensen die achter stapels papieren en nota's zitten en naar huis gaan met en kele hoogzwangere aktetassen vol stuk ken, kijkt hij meerwarig aan. JELLE Zijlstra en zijn op volger bij de Nederlandsche Bank, Wim Duisenberg. Er was nog een kleine verandering. Dr. Marga Klompé werd de eerste vrouwelijke minister en liet haar deftige collega's weten: „Ik ga jullie niet bij de achternaam noemen en ik wens ook niet door jullie „Klompé" genoemd te worden, ik noem jullie bij de voornaam". Alleen Drees viel daarbui ten. Hij werd door iedereen aangespro ken met President. Precies zoals ze Zijl stra later noemden op de Nederlandsche Bank. Later, in het tweede kabinet-Beel en het kabinet-De Quay, was Zijlstra minister van financiën. De kennis die hij daar op deed, zouden hem later goed van pas ko men. Snel merkte hij dat de minister raad vaak uiteen viel in twee kampen: de minister van financien die het geld beheert en zuinig is en, aan de andere kant, de ministers die zoveel mogelijk willen uitgeven. Dat werd voor een aardig deel opgelost door de uitvinding van de Zijlstra- norm, waardoor van te voren bepaald werd hoe groot het bedrag was dat de totale overheidsuitgaven jaarlijks mochten zijn. De ministers moesten bin nen die marge, bepaald door de econo mische groei, zelf uitvechten wie de poen kreeg. Het werd hem duidelijk dat een minister een „harde nee-zegger" moet zijn. „Je moet je pantseren tegen de geestdrift waarmee je collega's je voortdurend belagen, als ze weer iets moois hebben ontdekt, als ze met uitgaven aankomen die zoge naamd onontkoombaar zijn. Enfin, iémand moet deze ondankbare rol op zich nemen, maar als je niet tegen dat alleenzijn kunt, moet je dit ambt niet begeren." Misschien kwam Zijlstra er daar ook achter dat de minister van financien misschien toch één goede vriend kan hebben, de President van de Nederland sche Bank. In zijn geval was dat dr. Hol- trop, de man bij wie hij promoveerde, en die hij later op zou volgen. Om de verhouding te illustreren: in 1961 revalueerde Nederland de gulden, in navolging van de Duiters. Voor het be sluit te nemen belde Zijlstra met Hol- trop, die in Zuid-Afrika was, waar hij, via een krakende lijn te horen kreeg: „Beslis maar watje wilt, ik zal je beslis sing verdedigen." f Later hield Zijlstra ministers van fi nanciën ook de hand boven het hoofd, al hadden ze bij de wekelijkse lunch wel felle woordenwisselingen. Ook toen mi nister Van der Stee onlangs een staats lening met de super-rente van 12,75 pro cent uitschreef, kwam er geen kik kri tiek van Zijlstra. „Ik heb het met Witte- veen, Nelissen, Duisenberg, Andriessen en Van der Stee goed kunnen vinden, wat natuurlijk niet wil zeggen dat er nooit meningsverschillen zijn geweest. Duisenberg zei bij zijn afscheid als mi nister tegen mij„Als we het altijd eens waren geweest, waren we geen knip voor de neus waard geweest". Ik beaam dat ten volle." Tussen 1963 en eind 1966 was Zijlstra even uit het brandpunt van de poli tiek verdwenen. Hij had de ministerssteek aan de kapstok ge- ZIJLSTRA en De Quay in 1960 hangen, en was bezig met het werk dat hem altijd het meest aan het hart heeft gelegen: wetenschap, natuurlijk op „on ze universiteit", de VU. Ook vervulde hij enkele commissariaten „om prakti sche bedrijfsvoering op te doen". Zijlstra kijkt altijd met een beetje wee moed terug op deze tijd buiten de poli tiek. Net als Van Agt wil deze man, op 100 een speciale manier onaantastbaar in het politieke krachtenveld, ons doen ge loven dat hij zijn plaats aan de top abso luut niet heeft gewild: politicus tegen wil en dank. Daar komt echter verandering in als hij weer geroepen wordt uit Den Haag. Dit keer als premier. Hij heeft de benoe ming als president van de Nederland sche bank al in zijn zak, als hij toch nog eens voor de politiek tekent. Een besluit waarop de nodige kritiek kwam: hoe kan de man die al benoemd is als onaf hankelijke bank-president nog even snel de politiek in stappen (ten bate van de KVP, werd er dan nog achter ge mompeld)? Zijlstra deed het toch en achteraf bezien noemt hij die dagen „de mach tigste periode" uit zijn loopbaan. Ook zijn populariteit kon niet meer stuk. Half Nederland zong met Wim Kan: „Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien." Zelf heeft Zijlstra dat oudejaar-optre den van Wim Kan, eind 1966, niet ge zien: hij was namelijk vroeg naar bed gegaan. Toen hij ooit eens een dagboek schreef, eindige bijna iedere dag met de woorden: Op tijd naar bed. Zijlstra is namelijk een man van regel maat en mate. Zijn lunch op de Neder landsche Bank bestaat uit enkele boter hammen met kaas en een glas melk, hij gaat 's avond vroeg naar bed, slaapt za terdagochtend uit, gebruikt het week einde om bij te lezen, zijn kinderen en kleinkinderen te bezoeken en naar de kerk te gaan. Verder speelt hij regelmatig orgel, voor al de werken van Bach, die, dat weet hij zeker, langer blijven bestaan dan de werken van Marx. En het liefst is hij in „zijn" Friesland: „De Friese taal blijft mijn moedertaal". Als premier bleef hij maar kort aan het roer en verhuisde naar de Nederlandsche Bank. Vanaf die plaats kwam hij voortaan men wijze economische lessen, die vele kunnen dromen: de rente moet omlaag, de inflatie is het grootste sociale onrecht aller tijden, het financieringstekort moet omlaag en ga zo maar door. Het verveelde hem soms wel het allemaal wéér eens te moeten vertellen. „Ik had soms de neiging twaalf bladzijden te publiceren met op de eerste bladzijde alleen de mededeling: zie voorgaande jaarverslagen." Maar in de politiek luis tert men niet altijd naar wijze raad, die inhoudt dat er pijn geleden moet wor den. „Ik begrijp heel goed dat prediken één ding is en het gedaan krijgen een ander ding. Ik begrijp dat, maar het stemt niettemin verdrietig als er onvol doende gereageerd wordt op waarschu wingen jaar in j aar uit." Zijlstra manoeuvreerde zich ook in de positie van de bijna onaantast bare deskundige, die daarom aantrekkelijk was in moeilijke tijden te vragen als minister-president. In de ruim veertien jaar dat hij Bank- president was, is het hem vier keer ge vraagd. De laatste die „neen" te horen kreeg was premier Van Agt, die graag door middel van de kandidatuur-Zijl stra de aftocht uit de politiek had willen maken. Zijlstra deed het niet. „Laat de jongeren maar eens aan bod komen" zei hij, of hij liet weten het onverstandig te vin den iemand die buiten de politiek staat als premier binnen te halen, omdat „je daarmee de actieve politiek buiten spel zet." De laatste keer had hij bovendien moei lijkheden met de vage defensie-para graaf. En hij heeft ook geen hoge pet op van politici die schermen met banen plannen, speerpunten, innoverende trekpaarden enzomeer. too - r 5 Daarnaast vindt hij niet i'dat hij in zijn zestiger fJwsgjpb jaren nog de moeilijkste baan van zijn leven op zich moet gaan nemen". Hij wil het wat rustiger gaan doen. Zijn leven vult hij voortaan met de commissariaten bij Shell en AGO, een leuke bestuursfuncie bij het Concertgebouw, muziek, zijn fa milie en lezen. Bijlezen. „Want functies als de mijne zijn een ernstige aanslag op je algemene ontwikkeling". „Ik wil in de resterende jaren van mijn leven aanmerkelijk minder doen." Wel zet dr. Jelle Zijlstra zich aan het schrijven van een boek over zijn presi dentschap van de Nederlandsche Bank. Is daarmee het tijdperk-Zijlstra afgelo pen? Waarschijnlijk niet. Zijn mening zal zwaarwegend blijven voor velen in de politiek, de economische wereld en vooral bij miljoenen Nederlanders voor wie hij „Zijlstra" een begrip is en blijft. Was er dan nooit kri tiek. Zeker wel. In zijn politieke jaren was hij binnen zijn partij, de ARP (echte CDA-ers kunnen Anti-Re volutionairen als Zijlstra nooit worden) zeker geen heilige. Als president kreeg hij ook kritiek. Vooral de laatste jaren is zijn strakke vasthouden aan de harde waarde van de gulden, maar ook zijn goudbeleid, wel onder vuur genomen. Zijlstra, die volgens sommigen slecht te gen kritiek kan, wist echter meestal met argumenten zijn gelijk te krijgen. Toch geeft hij, nu hij „Meneer Zijlstra" is, toe dat hij fouten heeft gemaakt als Bank- president. Maar zijn visie blijft, al jarenlang, recht overeind staan. Er is een uitweg uit de economische malaise. Geen snelle, ge makkelijke weg, maar een lange, zuini ge weg. De werkloosheid is op te lossen en de Nederlandse economie heeft veel gezonde onderdelen, is de visie van Zijl stra, die altijd scheen door zijn vaste verhaal van lage rente enzovoorts. Met Zijlstra verdwijnt een econoom met Fingerspitzengefühl, een politicus (al noemt hij zichzelf niet zo) die een waar devol stempel heeft gedrukt op onze ge schiedenis van de laatste dertig jaar. Je zou bijna zeggen, mannen die ze tegen woordig niet meer maken. Maar dat zou niet eerlijk zijn tegenover zijn opvolger, dr. Wim Duisenberg. Illlllllll H Door Henk Egbers ET EINDE van de roman speelt zich af langs de Poolse Oostzeekust, waar in 1970 de haven- en werfarbeiders staken in Gdansk, Gdynia, Szczecin en Èlblag. „Zij spraken van overwinnen door solidariteit". Maar Jan wordt daarbij doorzijn buik geschoten. Zijn vrouw Maria blijft kookster op de Leninwerf. Even later paart de verteller met Maria op het strand. Maria praat met de bot (vis) in de zee en komt terug als Ilsebil, de vrouw uit het sprookje „van de visser en zijn vrouw". De verteller loopt haar achterna, zoals Goethe aan het slot van een van zijn Faust-versies achter „das ewig Weibliche" aan. Zo vermengt Günther Graas in zijn roman De Bot (oorspr. Der Butt - ui tg. Meulenhoff - 55) mythe en werkelijkheid tot een groots epos, waarin met name de relatie man-wouw door de eeuwen heen vanuit andere dan geijkte gezichtshoeken wordt uitgelicht. Der Butt is al in 1977 in het Duits verschenen. Het moet voor Peter Kaaij een krachttoer geweest zijn om deze 624 pagina's met het fraaie en typisch eigen taalgebruik van Grass in prettig leesbaar Nederlands om te zetten. Dat kun je concluderen, ook al heb je het origineel er niet naast en weet je niet of een zin als „Een manneke met de naam Van Agt is geschiedenis van eergister" een letterlijke of spritiuele vertaling is. Grass heeft zelf vijfjaar aan deze turf gewerkt. Hij heeft er enorm veel bijgesleept; zijn fantasie en vrije loop gelaten. Jazeker: knap gecomponeerd, maar tegelijk vaak associatief-duister, poëtisch en artifxcieel-rationeél, vertederend-lyrisch en grof- platvloers. De hardheid van het sprookje. De werkelijkheid die onwezenlijk lijkt, maar tegelijk fel toeslaat, zoals het Poolse „sprookje" van dit moment. Als zoveel van zijn boeken is het centrale trefpunt van De Bot de stad Gdansk, de verloren vrijstad Dantzig, waar Grass in 1927 uit Pools-Duitse ouders werd geboren. Ergens in De Bot kom je de jongen met de blikken trommel tegen, waardoor Grass beroemd werd (Blechtrommel). Maar uitgangspunt is het sprookje van de Visser en zijn Vrouw, dat je onder meer bij Grimm kunt vinden. Aan de oorsprong van dit sprookje wijdt Grass in De Bot ook enkele pagina's (Brentano, Von Arnim etc.). De vrouw IIsebil uit dat sprookje is de wouw van de man, die op dit moment leeft en vertelt. Zoals wellicht bekend is in dat verhaal Ilsebil een wouw, die door toedoen van een bot in de zee (betoverde prins) alles krijgt wat haar hart begeert en toch nooit teweden is. En dan zitten we eigenlijk als bij „des Pudels Kern". Grass kijkt via Ilsebil met een scheel oog naar de wouw van nu. Hij stroopt de geschiedenis af; vanaf het Stenen Tijdperk tot nu en bekijkt op zijn manier hoe mannen en wouwen ten aanzien van elkaar gefunctioneerd hebben. Hij kiest daarbij de bot als begeleider en bekijkt de wouw vooral in relatie met de verzorging van het voedsel. Alle wouwen zijn op de eerste plaats kooksters, voedsters. Nu kan deze keuze ook te maken hebben met Grass' voorliefde voor het koken. Het schijnt zelfs zo te zijn, dat in Duitsland in nogal wat gezinnen twee exemplaren van dit boek aanwezig zijn, waarvan één in de keuken. Er staan dan ook nogal wat geschiedkundige recepten in, zoals gebakken hanekammen e.d. Je kunt letterlijk en figuurlijk smullen van zijn teksten, maar ik denk niet dat je een Dolle Mina of feministe hoeft te zijn om met de inhoud niet altijd zo gelukkig te zijn. Deze liefde via de maag heeft geen contact met de geschiedenis van het verminkte gevoel in de wouw zelf. Ilsebil is in verwachting. De Bot is ingedeeld in negen maanden. In die maanden vertelt de visser Edek, die zijn onsterflijkheid deelt met de door hem gevangen bot, zijn zwangere wouwtje Piggelmee over zijn negen levens met negen kookwouwen door de eeuwen heen. Parallel daarmee loopt een feministen-tribunaal in een Berlijnse bioscoop. Daar moet de weer gevangen bot zich verantwoorden voor zijn grote invloed bij het organiseren van onze wereld, waarin de mannen het voor het zeggen hebben. Het feministisch tribunaal verbant tenslotte de bot, nadat deze de wouwen opgeroepen heeft de mannengeschiedenis, de mannenmoraal over macht oorlog en wede te doen keren. „Waarom lieten al die miljoenen moeders, zusters en dochters zonder protest de mannen hun oorlogen voeren?" Ilsebil moet een zoon krijgen, die Immanuel zal heten. Het wordt een dochter! De enige troost is, dat je het als meisje tegenwoordig eèn stuk beter hebt". En dat nadat in de achtste maand de wouw op vaderdag door een bende punkers verkracht werd! Van Grass is bekend, dat hij vooral tijdens zijn Parijse periode beïnvloed werd vanuit de Franse literatuur, met name ook door een „theatrale" figuur als Rabelais, de dronken filosoof, die door zijn spel met taal en mythe de lezes de kast opjoeg. Dat doet Grass ook. Maar dat is het niet alleen. Tekenend en op dit moment schrijnend is bijvoorbeeld een opmerking aan het slot: „Zo zijn wij Polen... Wij weten van te voren al dat het met de vooruitgang rvel weer fout zal lopen.Ons breng je niet zo maar eventjes discipline bij.Maar op een of andere manier lukt het tochAch, wij kennen onze geschiedenis wel". De Bot is een knap „disciplineloos" boek. Grass kent de Poolse geschiedenis. Maar of hij de geschiedenis van de wouw met dit boek doorgrondt is te betwijfelen. Een spannende roman. Dat wel.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1982 | | pagina 19