Het gaat niet goed met de kleine ondernemer. Hij kan niet niet langer gewoon de winkelier op de hoek zijn. Hij moddert verder op een minimumniveau. Moet hij de kunst van het management leren? Of moet hij gewoon stoppen. Er zijn rapporten gemaakt, maar veel vragen zijn blijven liggen. WAT BEZIELT DE WINKELIER ■tbetiuUtiA Mensen zijn niet meer te shockeren •40% Een onderzoek De zorgen van de kleine onder •r Seth Gaaikema: ÏT BESTE IN DE BUURT! tiiua sofflRHlffl te voorverkoop (ortingen van inbiedingen ïlterijenhuis iEULEN ENTE .^verbranding '/XV/ Vervolg Afwezig Vervolg RAR r®50J, „Nee, we noemen geen namen") de Nederlandse cabaretwereld binnen. Een \>,schopper" is hij nooit geworden. Zwart- uit-denken ligt hem niet en hij denkt dat jftet publiek steeds meer op zijn golflengte komt. f\JO ZATERDAG 2 JANUAR11982 W2 i atelier, dus meer garantie narktstraat 17-19 Sreda-centrum Eind 1977 kreeg het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) in Nijmegen opdracht voor een onderzoek naar 'zelfstandig ondernemen in het midden-en kleinbedrijf'. De opdracht was afkomstig van de Raad voor het Midden-en ^ouders maken bekend Liwjaarsbijeenkomst van al worden gehouden op lianuari 1982 0-7 9.30 uur et stadhuis. tegenheid burgemeester l/ensen met zijn 40-jarig It op die dag wordt ge- Jgemeester en wethou- k voornoemd, loco-burgemeester, le Keijzer. secretaris, I van Denderen. Ihouders van Hulst maken Inuari 1982 te 19.00 uur lstraat/Keizerdijk te Hulst |se kerstboomverbranding i van gemeentewege vol- outc-schema worden op fnge, Nieuw-Namen, Zand- lal. llulst, St. Jansteen en Hei- i 1981. leester en Wethouders ifst, hemeester, P. Molthoff. jetaris, J.F. van Denderen. 8201-1 feest. door Frans van Mourik Op een besneeuwde maandag in december is er in de Katholieke Uni versiteit in Nijmegen een select gezelschap bijeen. Wetenschappers, verte genwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken, Economische Za ken en CRM, afgevaar digden van allerlei instel lingen en instituten die zich met ondernemen be zighouden en een enkele verdwaalde politicus. De conferentie gaat over 'zelfstandig ondernemen' naar het gelijknamige rapport waarvan een uittreksel bij de conferentiegangers op tafel ligt Een titel waaruit sommi gen, naar later uit de groeps discussies blijkt, hebben afge leid dat het ook om onderne mers in kleinere industriële bedrijven zou gaan. Dat het blijkt te gaan om de kleine middenstanders en met name om éénmansfirma's wordt door meerdere congresgan gers als een teleurstelling er varen. Kleinbedrijf (RMK) en het werd grotendeels betaald door de ministeries van Sociale Zaken en van Economische Zaken. Het ITS werd bijgestaan door onderzoekers van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM). Het leverde een dik rapport op getiteld 'Zelfstandig Ondernemen' en kreeg als ondertitel mee 'Onderzoek naar de problemen en mogelijkheden van het zelfstandig ondernemerschap in het midden- en kleinbedrijf'. Dat rapport stond centraal tijdens een conferentie in de Katholieke Universiteit in Nijmegen, waaraan werd deelgenomen door een groot aantal deskundigen op dit terrein. Het rapport werd opgesteld aan de hand van een onderzoek onder 800 ondernemers uit acht branches. Voor de detailhandel werden gekozen: drogisterij- artikelen, kruidenierswaren (ook supermarkten), schoenen en meubelen en woninginrichting. Voor de ambachtelijke sector stonden model het banketbakkersbedrij f het constructiebedrijf, het schoenherstellers- bedrijf en het schilders bedrij f Veertig procent van de ondervraagde ondernemers werkt zonder personeel, de helft heeft maximaal negen man personeel in dienst. is geen reden om narrig over het ondernemerschap te gaan doen. Wat hij dan wel belangrijk vindt zijn zaken als de kwali teit van het produkt, vakman schap, persoonlijke bedrij fs- verhoudingen, zelfstandig heid en enige vrijheid in het werk. Vanuit die toch wat simpele filosofie bedrijft de kleine on dernemer een soort kleinscha- ligheid-oude-stijl, waarin zijn leiderschap niet ter discussie staat. Tegenover het in zijn ogen niet zo geïnteresseerde personeel gedraagt hij zich als een vriendelijke patriarch. En daarmee redt hij het niet volgens het onderzoek, waar bij voor hem de kritische fase altijd na een jaar of vier komt. Dan moet hij beslissen of hij met zijn onderneming door wil groeien naar een omvang die onder de huidige sociaal- economische omstandigheden als minimaal geldt. Het alter voorbeeld wel in slagen. Zie de vele projekten die overal van de grond komen. De kleine ondernemer is ook de man die gedwongen door tijdsgebrek zijn admini stratie de deur uitdoet en niet in de gaten heeft dat hij daar mee een schijnoplossing in huis haalt. Want met de pa pieren rompsplomp doet hij ook de cijfers de deur uit, waarop hij zijn zakelijk in zicht zou moeten baseren. Een teleurstelling blijkt ook de afwezigheid van het lij dend voorwerp van het onder zoek: de Jan Modaal van de ondernemers ofwel de winke lier op de hoek. Hij is er niet. Hij heeft op een doordeweekse dag wel wat anders te doen dan zijn tijd te gaan zitten verkletsen over een rapport waarin hij zelf de hoofdrol vervult. Er is slechts één ondernemer aan wezig, maar die zit in de bege leidingscommissie voor het onderzoek en kan dus niet tot de 'belangstellenden' worden gerekend. En hoewel de con ferentiegangers zich niet uit het veld laten slaan door het gebrek aan contact met de ba sis, wordt het daardoor wel een discussie van 'deskundo- logen' zonder veel ervaring. Jammer, want het gaat om een niet geringe groep werk gevers en werknemers in onze maatschappij. In Nederland zijn er zo'n 300.000 midden- en kleinbedrijven, die samen 95 procent van het totaal aantal ondernemingen vormen. Er werkt 60 procent van alle werknemers in het bedrijfsle ven in deze sector, waarin bij na 35 procent van ons natio nale inkomen wordt gevormd. Bovendien wordt in deze sec tor vee] nieuwe werkgelegen heid gevormd, omdat veel on dernemers nu eenmaal klein beginnen. Toegegeven kleine onderne mers zijn niet de 'captains of industry', de titel waarmee hun grote broers uit het be drijfsleven zich plegen te sie ren, ook als ze hun bedrijf op de klippen varen. De kleine ondernemers zijn meer de on derofficieren, maar die vor men zoals een oude ijzervreter van een adjudant me eens verzekerde de 'ruggegraat van het leger'. Staatssecretaris Piet van Zeil van Economische Zaken, die de conferentie in een kille collegezaal opent, toont zich een tevreden mens. Op zijn ministerie is ene commissie- Bos begonnen met 'een door lichting en opschoning van het instrumentarium voor het bedrijfsleven'. Stukje stad huistaal, waarmee bedoeld wordt dat bekeken wordt welk beleid het ministerie zal gaan voeren en welke oude regelingen en besluiten daar bij nog bruikbaar zijn. En aangezien ook het midden- en kleinbedrijf erbij hoort is de staatssecretaris tevreden. Maar ook de staatssecreta ris heeft wat ontdekt, waar de conferentiegangers later ook achter zullen komen: het on derzoek is niet af. Het is slechts een eerste stap op weg naar een grotere kennis van de mogelijkheden, noden en problemen van de kleine middenstander, meer niet. Er zal een vervolonder- zoek moeten komen, waarin ook de 'naasten' van de kleine ondernemer aan bod komen, zijn vrouw die vaak mee werkt, zijn kinderen, de men sen die hij in dienst heeft. Als je de resultaten van het onderzoek naloopt zijn er nog al wat opmerkelijk zaken, die nader onderzocht zouden moeten worden. Een van de onderzoekers en tevens auteur van het rapport, drs. H. van den Tillaart ver telt met pijn in het hart over de aanvankelijk uitgebreidere opzet van het onderzoek waar al die zaken zaten ingebak ken. Maar geldgebrek dwong de onderzoekers tot een be perktere aanpak. En daarom zijn de onder zoekers met veel vragen blij ven zitten, terwijl bovendien niet uitgeprobeerd kon wor den wat voor resultaten je krijgt als je de gegevens an ders rangschikt en verwerkt. Wat moet je bijvoorbeeld met het gegeven dat drie kwart van de ondervraagden zegt in deze kansen te zien voor deze bedrijfstak, terwijl een even groot deel vindt dat jezelf handhaven moeilijk zo niet onmogelijk is. Ondernemers blijken ver der de technische vakbe kwaamheid hoog te waarde ren, terwijl ze minder belang stelling hebben voor de onder nemerskant van hun beroep. En dus scoren management en ondernemerstalemt lager. Het zal ze dan wel om het geld gaan, zal nu iedereen denken, maar ook dat blijkt niet waar. Het gaat niet om de winst. Zelfs van de onderne mers die het met een netto winst van minder dan 35.000 gulden per jaar moeten doen, denkt driekwart positief over zijn beroep. En ook het tegen vallen van de hoeveelheid vrije tijd en de werkbelasting natief is doormodderen op het huidige niveau en genoegen nemen met een betrekkelijk laag inkomen. Het andere al ternatief is stoppen. Hij loopt achter bij de maatschappelijke ontwikke lingen en door een te geringe aandacht voor management en ondernemerstalent komt hij in de problemen. En het opvallende is dat dat zowel geldt voor oudere als jongere ondernemers. Ook voor de jongere ondernemer die uit een echt middenstandsnest komt. Die is zelfs slechter af dan zijn jongere collega's die eerst in loondienst hebben ge werkt. Uit het onderzoek komt de kleine ondernemer, zoals een vertegenwoordiger van het ministerie van CRM opmerk te, naar voren als een beheer der. Iemand die op de winkel past en niet zoals het zou moe ten zijn iemand die het onder nemingsproces beheerst. Hij weet bijvoorbeeld niet het gat in de markt te vinden, waarin de kleinschaligheid past, iets waar werkloze jongeren bij- Terug naar de conferentie in Nijmegen. Het onderzoek heeft, dat werd niet weerspro ken, een heel brok nuttige in formatie op het bord van de H.H. Deskundigen gedepo neerd. Maar het moet wel worden afgemaakt. Er moet nader onderzoek komen naar positie van gezin en personeelsleden, er moet een betere vergelijking komen van de verschillende branches en er moeten meer branches worden onderzocht, waarbij dan ook de kleinere industrie niet mag ontbreken. Er moet een betere om schrijving komen van dit type ondernemer om te weten wel ke eisen je aan hem moet stel len en hoe je hem het beste kunt helpen, zowel vanuit de overheid als vanuit de ver schillende instellingen, insti tuten en vakorganisaties. Dat is maar een bloemle zing uit de op- en aanmerkin gen uit de groepsdiscussies in Nijmegen. De staatssecretaris die om beleidsaanbevelingen had gevraagd kan er zijn voordeel mee doen. Als zo'n vervolg-onderzoek er komt krijgen we misschien ook eindelijk antwoord op die ook tijdens de conferentie ge stelde vraag: waarom is die winkelier op de hoek in he melsnaam ondernemer ge worden. Als je alle in het rap port geschetste problemen op telt moet de lol er voor hem al lang af zijn en toch blijft die kleine middenstander er op gewekt onder. Alleen zouden staatssecre taris Van Zeil en zijn commis sie-Bos dan wel iets minder tijd nodig moeten hebben als de onderzoekers van dit rap port. Anders is de winkelier op de hoek misschien al lang het hoekje om. ppenmerk lekker. elen: idenier >£TH Gaaikema kwam via liedjes die hij schreef voor Wim Kan („Lijmen Jan", Door Ton Verbeeten „Het barricade-cabaret van de jaren zestig en zeventig heeft zijn kracht verloren. Er is nu een enorm grote behoefte aan nuance. Een tijd lang is dat niet zo in geweest. Maar polarisa tie hoeft niet meer. De mensen zijn niet meer te shockeren. Mijn tijd is gunstig." Seth Gaaikema, sinds het begin van de zestiger jaren bekend in het Nederlandse cabaretwereldje als de domineeszoon die in Groningen Nederlandse taal en letteren studeerde, tussendoor teksten voor Wim Kan schreef en tenslotte zelf de voorkeur gaf aan een zaal vol publiek boven een lo kaal vol scholieren, draait al hele tijd mee op de wisselingen van het tij. In het half uur voor het doek opgaat praat ik met Seth over zijn benadering van het publiek, over zijn humor, zijn stijl. Seth: „Ik ben nooit zwart-wit geweest. Dat levert een patstelling op. Ik werk altijd met nuances, met tussengrapjes. Ik vind wel, dat ik steeds feller en duidelijker word." „En een tweede is, dat er ontzettend wei nig artiesten zijn die op het toneel het we reldgebeuren zo onder woorden brengen, met humor, dat de mensen die last even af kunnen leggen, de druk van een zware wer kelijkheid even niet voelen." „Louis Davids had dat, ondanks de crisis volle zalen. En wat hij de mensen gaf was een lach, een zinnige, bevrijdende lach. Dat is ook mijn opzet." „Kijk eens, we hebben ons in Nederland een tijd lang de luxe kunnen veroorloven van ieder zijn eigen huis en ieder zijn eigen cabaretier. Nu de luxe er afgaat keert die gewone, zinnige lach weer terug als eerste levensbehoefte. De draaiingen van deze tijd, noem ik dat maar. Dat merk je, de mensen in de zaal reageren als gekken. Ze ademen het bijna." Ik merk op, dat bij zijn collega's de ten dens merkbaar is het theater te ruilen voor televisie en het cabaret voor revue, show of andere verwaterde vormen van een vroege re felheid. Maar Gaaikema zie je amper op televisie. „Heel bewust niet. Theaterartiest, van acht tot elf met een zaal vol mensen. Dat is mijn vak. Goed, na twee jaar wil ik een pro gramma best voor een teevee-uitzending la ten registreren. Ik doe dat dan ook heel ge wetensvol in vijf keer. Maar het blijft heel anders. Televiesiemensen zijn andere men sen dan theatermensen." „Dat is ook logisch. Een teevee-acteur moet de aandacht van de mensen naar het SETH Gaaikema: De tijd van polarisatie is voorbij beeld toe trekken, naar die kop toe. In de zaal is het andersom. Je moet naar het pu bliek toe, dat moet je duidelijk, zeg maar agressief doen." Even later in de zaal begrijp ik exact wat hij bedoelt. Voortdurend staat Seth op het randje van het podium, spreekt mensen in de zaal persoonlijk aan, vraagt naar hun naam („Heeft juffrouw van Steenwijk ook een voornaam?") en begint zijn optreden met een flink stuk improvisatie. In de kleedkamer in de pauze praten we even verder. Tussen de bedrijven door. Want Seth heeft de zaal gevraagd eens wat onderwerpen te noemen. Zijn nieuwe pro gramma heet tenslotte 'Het laatste zaaltje met gezond verstand' en waarom zou hij op dat gezond verstand geen beroep doen. De opmerkingen uit de zaal worden in de pauze verwerkt tot een liedje. Dat verhindert Seth niet ook nog eens met zijn interviewer te praten. „Er zijn twee vreugdevolle momenten," gaat hij verder, „als ik iets schrijf, er is niets en opeens is er iets. Dat is een moment van geluk. Dat staat bij mij voorop. Schrijven is leuk, maar het applaus is ver weg. En dat is het tweede creatieve moment. Dat je in de zaal doet wat je geschreven hebt en wat er op dat moment daar in je opkomt." „Dat zijn de twee dingen waar ik van leef. Het tussenliggende, reclame, produceren, publiciteit, ja zelfs interviews, dat is plicht. Maar het moment dat je iets pakt, iets catcht, een raak zinnetje bijvoorbeeld, dat verveelt me nooit." „Daarom er is zoveel mogelijk nieuw in mijn programma, iedere avond weer. Om dat ik wil leven in het eeuwig nu en het on eindig hier." Seth gaat weer het podium op en ik de zaal in. Na afloop van de voorstelling zitten we opnieuw in de artiestenkantine na te praten. Ik zeg, dat het liedje over 'fascisme' mij het meest getroffen heeft en de de op merking die als een rode draad door zijn programma loopt, dat rechts of links niet bestaat. Seth: „De echte indeling is die tussen arm en rijk Dat is universeel. Wat hier rechts is, is in Duitsland links en zo kun je doorgaan. Wat dat betreft zijn er twee vrijplaatsen op deze wereld: Nederland en New York. Dat zijn de enige plaatsen op de wereld waar de minderheden in de meerderheid zijn." „Goed, vanavond was het het 'fascisme', maar het kan ook best zijn, dat 'Ik hou 'm in' (over de vijftiger met een jonge vrouw en een teveel aan buik) het meest spectaculair uitpakt. Ik weet niet hoe dat komt en eigen lijk weet ik dat steeds minder. Je moet echt ruiken wat het publiek beslist. Ik draag de ingrediënten aan, zij koken er soep van."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1982 | | pagina 15