kt POLEN VREZEN KOMST VAN ,GR0TE VRIENDEN' „Ook een bedevaart kan heilzaam werken" VRIJUIT [Vrienden Treiteren De klok terug Moe Tegenwerking Kosten Pas op plaats Hraham Greene. lij nadrukkelijk, die rei. liet om materiaal voor fens te vinden, maar om gevoel van onzekerheid te vinden dat hij voot llaatst had onderkendt hij tijdens de Blitz of jien bij de luchtbescher- was. In een relaas over lieven in Nigeria gedu- pe twee jaar tijdens de de Wereldoorlog be- |ijft Graham Greene op golfplaatzittende aasgie- pis „geknakte paraplu's". |is zijn talent voor filmi- beschrij vingen die de in „Greeneland" bepa- lEn of Greene nu schrijft T zijn college Evelyn pgh, het smaadproces dat vanwege Shirley Tem- verd aangespannen toen 1 negen jaar was en Gree- 5, of over Papa Doe Duva- en Voodoo, hij doet dat I het superieure vakman- ap, waarmee hij zich een rme internationale le- Ikring heeft verworven. Qraham Green: „Ways of ape" |tg. The Bodley Head, Lon- 'Jet Smitsorgel in de Sint skerk in Oirschot. Iste plaat in de reeks is I llbelovend. Ze kost 22,501 ps verkrijgbaar bij de pla- "landelaar of bij het I ordbrabants Genootschap Den Bosch. weer even terug naar country in „The girls Texas" en het zelfge- even titelnummer, er boeit en meer nog t van de eerste tot en de laatste groef. Vergelijkingen met „Bop you drop" en ander Ier-materiaal zijn dan volslagen overbodig, gaat hier om een inven- isatie en, voor iedereen j iets meer van de pop- iek wil weten, om on- beerlijke documentatie. Cooder zet de zaken nog op een rijtje zonder torische volledigheid te len pretenderen. Wat hij ;1 doet is de gezellige sfeer een rake typering van dit iekgenre neerzetten, ie daar meer over wil ernen raad ik aan om zaterdagavond om klok- g elf de radio af te stem- n op BRT 2 waar, in het ogramma Domino onder noemer „Black Music" lere week juweeltjes uit i grijs, maar rijk blues-, ythm and blues- en soul- rleden nog eens opge- etst worden. WIM VAN LEEST In Katowice huiveren vier miljoen bomen (Door Gerard van Herpen) KATWICE - Er is waarschijnlijk geen land in Europa waar zoveel politieke grappen in omloop zijn ils in Polen. Zij hebben merkwaardigerwijs dezelfde unctie als de moppen die de Nederlanders tijdens de lezetting geestelijk op de been hielden. Zij zijn dus, alhoewel er meestal hartelijk om wordt gelachten, eigenlijk om te huilen. door een spreek- of scheid- verbod bedreigd. Dat heeft ongetwij feld een groot gevoel van opluchting en bevrijding te weeggebracht, maar de grotere vrijmoedigheid die daardoor vrijkomt, profi leert des te sterker de be zorgdheid en ook wel de ang sten en bittere teleurstellin gen, die het Poolse leven van alledag beheersen. ,Nog is Polen niet verlo- en", zo begint de Poolse na- ionale hymne, maar de Po- >n vragen zich cynisch lach en af „waarom Polen nog net verloren is". Er is sinds rij zeven jaar geleden, even- ens in gezelschap van een joep Poolse oud-strijders laar Polen gingen, iets heel wezenlijks bij dit volk veran- lerd. Zeven jaar geleden was die zelfspot zeker wel, naar wat toen overheerste was de trots over wat er in iet onvoorstelbare wederop- louwproces in dit land tot itand was gebracht. Die trots is er natuurlij k en erecht nog bij iedere Pool, rant er is geen land in Euro dat zo letterlijk van de >rond o£ moest worden opge duwd. De Polen vinden al- een, dat zij na die dertig jaar lard werken en materiële ipofferingen, wel eens iets mogen terugverwachten van een regering die geen gele genheid voorbij laat gaan, om in binnen- en buitenland lit te galmen, dat dertig jaar iocialisme voor de arbeider louter vooruitgang betekent, let grote verschil met zeven jaar geleden schuilt ook nog In de doorbreking van poli- eke kampen pro en contra, :oals die toen nog vrij scherp onden worden ervaren, 'oorstanders van het regime ilden toen geen woord van ritiek horen op de gang van ken in de Poolse volksre- ubliek, maar in het huidige 'olen vinden jongeren en iuderen, arbeiders en itellec- lelen, anti-communisten en iartij gangers elkaar in een ;rote mate van bezorgdheid iver de politieke en economi- :he problemen, die Polen in hun greep houden. Bedreigend dicht boven de [gezamenlijke en machteloze pisisgevoel hangt een alge neen voelbare angst, die liedereen bezighoudt, de langst dat op een kwade dag |„de grote vrienden van Po llen", zoals de Sovjet-Unie en Oost-Duitsland met typisch Pools cynisme worden aan- Igeduid, in Polen „orde op za ken komen stellen". Bij de [zekerheid dat in deze crisis weinig goeds van de ooster- Jburen mag worden verwacht ■heeft zich een nieuwe vrees Ivan het Poolse volk meester Igemaakt, die van het histori sche besef, dat Polen op- Inieuw door zijn oude vrien- |den is omringd en daarmee lean het westen is geïsoleerd. |Er is onder invloed van de ■„bevrijdingsbeweging" on- jder leiding van Walesa in Po llen nog iets wezenlijks ver- landerd. De Polen voelen zich isinds drie maanden niet meer De 48 Poolse oud-strijders uit Breda en omgeving heb ben op hun Nederlandse bus een duidelijk plakkaat in het Pools geplakt. Het geeft aan dat zij Poolse oud-strijders van generaal Maczek zijn. Iemand uit het gezelschap stapt uit de bus en filmt het plakkaat, wanneer de bus bij de Oostduitse-Poolse grens op de laatste afwikkeling van zaken moet wachten. Het in cident dat daaruit voort vloeit is misschien een toe valligheid, maar de Polen voelen de herrie die de Oost- duitse grenswacht daarover maakt, als tekenend voor de situatie. De Oostduitse en, Poolse grenswachters zitten naast elkaar in witte kan toortjes. Die kantoortjes be vinden zich feitelijk op Pools grondgebied. Het is halfne- gen in de morgen en de mees te mannen blijven in de bus. Enkele anderen maken een praatje met de Poolse grens wachten, vriendelijke, toe schietelijke jongens, met een ander uniform, maar ook met een minder afgemeten uit drukking in de ogen. Als door een wesp gestoken rent een Oostduitser naar de man schappen van Maczek, jaagt ze allemaal naar binnen en kaffert de Poolse eerste luite nant in het Pools de huid vol. Het wordt een rel van jewel ste, die misschien duidelijker dan welke rede van Honnec- ker aangeeft, hoe de politieke verhoudingen tussen de twee bevriende volkeren zich in werkelijkheid afspelen. „Hier op Pools grondge bied", zegt de Poolse luite nant, „zal die Duitser weten wie de baas is", maar hij wordt even later op het may e geroepen. Hoge Duitse Grü- nen marcheren af en aan, er wordt getelefoneerd en heen en weer gerend en inmiddels verstrijken de uren. De Pool se officier, die duidelijk aan geslagen is, geeft ons de pas poorten terug en niets staat ons nu nog in de weg om de reis naar Wroclaw te vervol gen. De Oostduitser heeft iets anders in zijn boekje staan. In gezelschap van vrouwelij ke collega's komt hij opnieuw op de Nederlandse bus en be veelt dat alle paspoorten, die yojuist zijn uitgedeeld, weer Silezische mijnwerkers -muzikanten, witte en zwarte pluimen, ontmoeten elkaar in het hartje van Katowice. moeten worden ingeleverd. Alle dozen in de kofferruimte moeten worden onderzocht en de bus kan voorlopig niet weg. Vijf en een half uur duurt dat treiterspelletje en al die tijd staat aan de over kant het ontvangstcomité op ons te wachten. De Poolse leider van dit comité wil ons over het hek heen de hand drukken, maar hij wordt door de Oostduitse grensoff i- cier bruusk weggejaagd. „Zo liggen nu de verhoudingen hier in Polen", zegt de man en daarmee is ook dat stukje angst van het Poolse volk enigermate verklaard. In Wroclaw, onze eerste pleis terplaats, koopt een van de Polen een krant: zeven hoge regeringsfunctionarissen zijn uit hun functie ontsla gen; de directeur van de tele visie in Warschau bezat vil la's, rijpaarden en nog een reeks bezittingen, waar geen Poolse burger over durft te dromen. „De vliegen hebben gewisseld", zegt een Pool in de hal van het hotel „maar de stront is gebleven". Sosnowiec, is een groezeli ge mijnwerkersstad, niet zo heel ver verwijderd van de hoofdstad van Slezië, Kato wice. Wachtend op de tram in die stad, ziet een al wat oude re arbeider, die bijna zijn he le leven in de hoogovens van Katowice heeft gewerkt, meteen dat wij buitenlanders zijn. Hij vraagt ons niet, zoals de meeste taxichauffeurs en jongetjes in de straat om gul dens, hij overspoelt osn wel met een stortvloed aan kri tiek op het regime, op de Rus sen, op alles wat verantwoor delijk is voor de armoe die met name in dit grootste in- dustiële centrum van Polen nog altijd bestaat. „Dat zwijn", brult hij bijna, en hij wijst naar het oosten „heeft een speciale spoorlijn aange legd naar de hoogovens en mijnen van Katowice. Alles sleept hij weg. Wat wij Polen overhouden is stof en vuilig heid. We worden systema tisch leeggezogen, vlees is er niet, koffie is er niet. We ko men er nooit meer bovenop. Polen is zo arm als een kerk- luis". „Is hij dronken?", vra gen we een man die naast Walesa. hem zit. Zijn scheldpartijen zorgen voor een klein oploop- je, maar er si niemand die hem het spreken belet. „Hij is allerminst dronken", zegt de man naast hem, „hij is alleen maar net als de meeste Polen ontzettend kwaad". Kalme functionarissen, die een functie vervullen in een van de vele witte paleisjes of moderne kantoren in de Poolse hoofdstad, maken slechts een onderscheid tus sen grote en kleine moeilijk heden. Wat zij onder grote moeilijkheden verstaan, kan iedere Pool u zo vertellen, de kleinere moeilijkheden laten zich slechts met behulp van veel diplomatiek gegoochel van woorden verklaren: Ze komen er kortweg op neer, dat de regering toch onder druk van de Russen de Wale- sa-klok in Polen definitief zal terugdraaien. Hun diplo matieke voelsprieten, zo be kennen zij met een licht schoudertrekje, steken nog niet zo diep in de gevoelens Midden in de mijnstad Katowice staat dit monument dat herinnert aan de opstand van de Sileziërs in 1920 tegen de Duitse machthebbers in dit gebied. van het Poolse volk, dat zij ook nog eens zouden weten, welke reacties dat bij de Po len zelf zou oproepen. De meest optimistische geluiden vallen op te vangen in de Nederlandse ambassade in Warschau, waar een secreta ris mij met een superieure glimlach verzekert dat de kranten in Nederland wel vaker overdrijven als het gaat om de beschrijving van politieke onrust in Polen. „Russische troepen aan de grens? Hebt u ze gezien?", vraagt de jonge functionaris, alsof de Russen zich aan de grens het eerst bij mij zouden melden. Polen met een voor zichtig en gematigd oordeel zijn er zeker ook: Een vrou welijke collega uit War schau, die zegt nog altijd communiste te zijn, een oud-strijder uit het noorden van Polen en een gids uit Gdynia geen communisten, vinden elkaar in een gema tigde opvatting over de acti viteiten van Walesa. Ze pra ten vrij-uit met elkaar („wat we doen, zouden we drie maanden geleden niet heb ben durven doen";: „Ze heb ben aanzienlijke winst ge boekt. Laten zij nu niet te ver gaan en proberen geleidelijk aan hun terreinwinst te ver groten. Wat bereikt is, mag zeker niet verloren gaan door veranderingen op te eisen die binnen een haalbare termijn niet opeisbaar zijn". In de Silezische hoofdstad Katowice voert een gids ons door zijn geboortestad. Sile ziërs hebben in Polen het zelfde imago als Amster dammers bij ons: Zij zijn kri tisch, vrijmoedig en lastig. Ook aan onze gids is dat dui delijk te merken. „De mensen zij n het hier niet alleen zat, ze zijn ook echt moe. De oude ren, omdat ze hard moeten werken, vaak vroeg in de rij moeten staan om een stukje vlees te kunnen bemachtigen of een pak koffie. De jonge ren omdat wij ouderen hen al minstens driemaal beloofd hebben, dat het spoedig alle maal beter wordt, dat de tijd van wederopbouw nu defini tief achter ons ligt". „Mijn zoon wil ook wel eens in een Fiatje rijden. Hij gelooft de mooie spreuken over „dertig jaar socialisme,, dertig jaar arbeid, dertig jaar vooruit gang" al lang niet meer, om dat hij meermalen in de week naar zijn werk gaat zonder een lapje vlees op zijn boter ham. Mijn verhaal wordt eentonig. De bus rijdt door de grauwe arbeiderswijken, die tegen de mijnen en hoogo vens aanleunen. De meeste Polen in de bus kijken naar de grauwe huizen, maar de grauwe café's, naar het stof op de straat, de vervallen pleintjes achter de huizen. Ze worden stiller en niemand begrijpt eigenlijk waarom deze excursie op het pro gramma is geplaatst. Midden in die grauwe el lende komt ineens een begra fenisstoet langzaam en met ouderwetse plechtstatigheid door de straat. Voorop mar cheert een muziekkorps van Silezische mijnwerkers, zwarte uniformen, zwarte pluiven op de hoed, achter de lij kwagen lopen de familiele den en de kameraden van de overleden kompel. Alles is grauw, zwart en verdrietig. Dat beeld wil niet uit mijn herinnering, zelfs niet in het vele hectaren grote cultuur park dat Katowice rijk is, waar de bomen al een herfstkleur vertonen en waar de vijvers tenminste nog een stukje blauwe hemel weerspiegelen. „Vier miljoen bomen zijn er na de oorlog in Katowice geplant", zegt de Silezische gids en weer is er die trots, waar een Pool zo lang op teren kan. Wanneer we weer in de bus stappen, blijven inwoners van Kato wice staan: „Ik ben een opti mist", wijst een man naar zichzelf, „maar toch zeg ik dat het fout gaat met Polen". „Wat gaat er dan fout?", vraag ik de Sileziër. „Wij zijn geen Tsjechen", zegt hij en wanneer er spontaan bijval komt uit het groepje bij de bus, voegt hij er, lsrwijl de anderen om hem heen beves tigend „tak, tak, ja, ja", roe pen, aan toe, dat de Russen goed moeten weten dat de Polen niet meer over zich la ten lopen. „Dat hebben wij lang genoeg gedaan".. In Ka towice huiveren vier miljoen bomen. (Door Hans van Leusden) Het Onderling Algemeen Ziekenfonds voor West-Brabant en Zeeuwsch-Vlaanderen u.a. bestaat vijftig jaar. Reden voor een stukje historie en een blik op de toekomst. Voorzitter B. van Gils, secretaris D. Geuze, directeur C.H. Wellhüner en mevrouw M. Rutten-Hanssen, lid van de ledenraad, deden dat in een gesprek met De Stem. Mijlpaal in de (recente) geschiedenis was de fusie, in 1977, tussen het zieken fonds O.Z. te Breda en het Algemeen Ziekenfonds voor Zeeuwsch-Vlaande ren in Terneuzen. Een van de belangrijkste problemen daarbij was het lidmaat schap van medewerkers van het bestuur. Het „Bra bantse" fonds, indertijd op gericht vanuit de rooms-katholieke vakbe- weging, had medewerkers altijd geweerd uit dat colle ge. De Zeeuwen daarente gen hadden tot de fusie acht medewerkers in het be stuur. Compromis: er kwa men in het nieuwe OAZ-bestuur twee mede werkers „En dat is goed be vallen", constateert voor zitter Van Gils nu. Ander gedenkwaardig moment was de instelling bij OZ van de ledenraad. Dat was in 1975, een initia tief van de toen kersverse directeur Wellhüner. Lang niet iedereen zag dat toen zitten. Wellhüner vond het belangrijk dat de fondspa tiënten bij de gang van za ken in hun ziekenfonds be trokken werden, konden meedenken, meepraten en meebeslissen. „Ik wil men sen", verklaarde hij in een toen gehouden interview, „mannen, en zeker vrou wen, die bereid zijn zich te verdiepen in de problemen van de gezondheidszorg". De ledenraad kwam er. En functioneert. Dat blijkt uit de toelichting van van me vrouw Rutten. Naast alge mene zaken van de gezond heidszorg, bijvoorbeeld nieuwe genees wij zen wel of niet in het pakket, de tarie ven e.d., houdt de raad zich ook bezig met bijvoorbeeld de problemen rond de hartkliniek in De Klokken- berg. „Een afschuwelijke zaak", zegt mevrouw Rut ten. Daarvan heeft de alge mene vergadering dan ook van doen blijken (in wat diplomatieker taal) in een brief aan het Klokkenberg- bestuur. „Nooit antwoord op gekregen", constateert ze. Terug naar de historie, de oprichting van O.Z. op 14 juni 1930. Daar tekende Cornelis Norbart, voorzit ter van „den Bredaschen Diocesanen Werklieden- bond" voor. Het nieuwe fonds werd beschouwd als een ongewenste concurrent door de al bestaande maat schappij -ziekenfondsen. Die ware voornamelijk in handen van plaatselijke artsen. In het gedenkboek van O.Z. wordt, over de si tuatie in 1933, geschreven over „het begin van een nieuwe periode: de strijd op leven en dood om het be staan van O.Z." Hoe zeer de toenmalige Katholieke Artsenvereni ging Breda het arbeiders ziekenfonds verfoeide blijkt uit een voordracht van de arts Eggink voor de geneeskundige kring Bre da. De r.-k. Werklieden- bond deed, zo sprak hijaan „agitatie" en „het streven naar een eigen ziekenfonds bood de vakorganisatie de mogelijkheid om politieke invloed uit te oefenen". Dan de tegenwerking van de zij - de van de medici effect had blijkt uit het verloop van de aantallen verzekerden in die begintijd: in 1930 3773, twee jaar later 8747, maar in '35 een terugval naar 4641. Een op het oog wat merk waardig initiatief van O.Z. was het Lourdesfonds. Elk lid stortte daar wekelijks twee cent in. „Duizenden zieken zijn daardoor in de gelegenheid geweest naar Lourdes te gaan", zegt voorzitter Van Gils. Merk waardig? „In het licht van die tijd niet. Want niet al leen medicijnen kunnen heilzaam werken, maar ook een bedevaart". Het ziekenfonds heeft gaandeweg aan betekenis gewonnen binnen de ge zondheidszorg. Had het voorheen een vooral admi nistratieve functie, de laat ste jaren, aldus directeur Wellhüner heeft het zie kenfonds zich ontwikkeld tot een organisatie die op komt voor de belangen van de verzekerden. In dit ver band mag gewezen worden op zijn vlammende brief naar het college van zie kenhuisvoorzieningen, waarin Wellhüner een aan tal voorstellen deed om. De Klokkenberg financieel kort te houden. Een belangrijke zaak die de ziekenfondsen bezig houdt en voor de toekomst trachtten te verwezenlij ken, is, aldus Wellhüner, de medische normering. „Wij krijgen wél de declaraties van de arts, maar of hij goed werk heeft geleverd, dat weet je niet". Controle op het medisch handelen wordt in de ziekenfondswe reld zeer gewenst geacht. Secretaris Geuze: „Kijk, de ene arts verricht een be paalde behandeling polikli nisch, terwij 1 de andere me dicus voor een soortgelijke behandeling de patiënt twee weken opneemt in het ziekenhuis. Uit oogpunt van een verantwoorde kos tenbeheersing zul je dan moeten nagaan of je be paalde medische handelin gen kunt normeren". Wel lhüner draagt nog een ar gument aan voor norme ring: „Wanneer specialis ten zeggen dat en nacht te werken, mag je zonder meer stellen, dat zo'n man 's avonds minder goed werk levert, dan 's morgens wan neer hij fris de dag begint". De kosten in de gezond heidszorg rijzen de pan uit. „Je zou als ziekenfonds ook eens kunnen overwegen zelf een pas op de plaats te maken om de premiedruk te verlichten", stelt Wellhü ner. „Je zou de franje van wat wij bieden eraf kunnen halen, zodat je alleen een basispakket voor de verze kerden hebt. En als je dat wilt kun je risico's die daar buiten vallen, aanvullend verzekeren". Hij geeft nog meer besparingsmogelijk heden aan. „Bijvoorbeeld: In Zeeuwsch-Vlaanderen is meer samenwerking nodig tussen de ziekenhuizen. Momenteel is het zo, dat elk ziekenhuis voor elke afde ling de modernste appara tuur kan aanschaffen. En dat ook doet. Je zou echter ook, zonder afbreuk te doen aan de specialismen in elk ziekenhuis, kunnen komen tot specialisatie van be paalde medische terreinen per ziekenhuis". .„Artsen en verzekerden samen zou den", aldus de O.Z.-direc- teur, „een selectiever ge bruik moeten maken van de gezondheidsvoorzieningen. Bijvoorbeeld op het gebied van fysiotherapie. De helft van de behandelingen hier bestaat uit bestralingen. Bij zo iets kun je vraagtekens zetten".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1980 | | pagina 27