vrii uit I Geen bevrijding en kempeerangsf Roosendaler zwierf achttien maanden door Thaise jungle ECHTPAAR GALJAARD OVER JAPPENKAMPEN g*± „ineens zag me weer in de rij staan AND 5URG NLAND fK) ARDECHE - LOZERE. Mitrailleur Krijgsgevangenen Doodsbang Hartverscheurend Bevrijding Geruisloos Gezworen LU JSSEN Aangeven Python ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1980 IVak. huisjes te huur iBreskens aan Noorcj,^ strand tegen gereducemj, prijs. Tel.: 01174-319. lp z'n best. 'Park Schoneve]j I sept. 6 pers. bungalows vrs feeheel verwarmd, 375,-n» Sol, tel. 01172-1512. f |t weekend naar zee? Dan naa ÏÜOMBL'RG i rust en ruimte bn wij u een uitgebreide natie zoals: przieningen, tennisbanen, permarkt, wasserette. |et-golf en speeltuinen folder. Camping Dombim |57 RD Domburg. 1679. Bel nu!' Icantieplannen voor a.s. zomai Rustige ligging, zonnig teri 26,- demi-pens. (ontb. c 5, tel 04406-12490 •hooi. Dagcursus 125,-. Alle- ■rs Watersport; Jachth. Rosslaj; dealer van- o.m. Windsurfer, pONNIGE FRANKRIJK. Htm ÏIJSTAANDE VILLA of BB ÈA grote villapark, LE CHAT» pden Frankrijk. De Charentei uren p. jr. is slechts 925 km va [van 800 km autosnelweg. Hd meer, groot zwembad, tennis bad, restaurant, supermarkt xenfolder en documentatie bi 3951 CB Maarn. Telefm luizen te huur! Schrijf uw v |R.S.' Vacances France-Sud,St Vln-de-Berg. (France) of h 33.75.37.85.67 in uw eigen taal dagelijks n. Iloret, Bare., Saloi r 280,-. Tevens luxe Nederl.bia Bret, Blanes, Cambrils 17 dg.vi |- incl. appartement. Oostennji Frankrijk 240,-. Tent of car* [rikkade 21, A'dam. Tel 146-1220. 5E BUSREIZEN SPANJE. bus naar een goed ingericht ap> |Costa Brava. 10 dgn. v.a. 255,-, r automobilisten, luxe vak. wo perland en de Franse Alpen. B t Reisburo Vonk, Witherenstrasl lanje. 10 dagen vanaf 269,-. Hm 1/ 449,-. Zeer bekend om delua ar, t.v., video, enz. Luxbusreia öon: 04494-45151, Roermond,tl Irt, luxe app.+ overd.zw. bad.vl Reisbureau Ideaal Reizen". AUSCHWITZ, DACHAU, SOBIBOR Schrijnende brandmerken voor de overlevenden. Historische begrippen voor hen, die achterom durven te kijken. Aek Pamienke, kamp 38, Sunkurai... Dan haalt bijna geheel Nederland de schouders op. Voor zeker driehonderdduizend (Indische) landgenoten herinneren deze en talloze andere Jappenkampen aan die en een half jaar ellende, honger en dood in voormalig Nederlands-Indië. In de komende weken wordt de vergeten hel herdacht Vrijdag 15 augustus wordt in het Jaarbeursgebouw te Utrecht de capitulatie van Japan herdacht van precies 35 jaar geleden. Twee weken later, op 30 augustus, heeft in Apeldoorn de vijfjaarlijkse herdenking plaats van de slachtoffers van de Japanse vrouwenkampen. In het echtpaar D. Galjaard-Van Hekken uit Rijswijk vond onze verslaggever Hans Toonen de tragiek van de Indische Nederlanders, wier overleven en kampsyndromen nog altijd in de schaduw worden gedrukt van de joodse holocaust. Een reportage om niet te vergeten. Tegelijkertijd sprak Rosé Lokhoff met de 71-jarige Roosendaalse oud-militair Louis van der Worm. Ook hij was een gevangene van de Japanners, maar wist te ontsnappen. Daarmee ruilde hij de ene hel voor de andere: een eenzame, levensgevaarlijke zwerftocht van achttien maanden door de jungle van Thailand. Onder zijn stoel ligt een opengeslagen map. Wat vergeelde potloodtekeningen van zijn vrouw en hemzelf, geschetst voor een sjekkie door een Australische medekrijgsgevangene aan de hand van een kiekje. Verder wat briefjes, opmerkelijk klein gevouwen. Kampcorrespondentie tussen Loek Galjaard en zijn vrouw Jopie van Hekken. Toen het nog kon uit het Jappen kamp gesmokkeld in bananenbladeren en bewaard in het be- haatje. Vijfendertig jaar later zet ons gesprek de deur naar hun vergeten hel op een kier. Zij: „Vannacht heb ik gedroomd, dat ik weer achter prikkel draad moest... Weer koffers pakken...Eerlijk gezegd zal ik blij zijn als dit interview straks voorbij is. Want je bent er weer zo intens mee bezig. Dat, wat je hebt weggedrukt, komt nu toch weer boven". Hij: „Deze map heb ik sinds de oorlog niet meer aangeraakt. Nooit heb ben we tegen elkaar gezegd: „Zullen we de briefjes eens herlezen". Na 1945 heb ik bij mezelf een grote plank voor de hel getimmerd. Ik wil uitslui tend in de toekomst leven. Net als destijds in de kampen. Niet omkijken, want daar is niets anders dan bloed, dood en el lende..." Op tafel ligt het boek „Pakanbaroe: dodenspoorweg door het oerwoud", geschreven door Henk Hovinga. Loek Galjaard: „Twee jaar geleden heb ik 't gekocht en het nooit ingekeken. Alleen mijn vrouw heeft het gelezen". De avond vóór dit gesprek heeft hij het boek opengeslagen. Haast met uitlezen heeft hij niet. Gal jaard: „Bijna een jaar heb ik aan de Pakanbaroe gewerkt als spoorwegkoelie. Van zonsop gang tot zonsondergang. Je leefde als een automaat. Neen, ik kan me er nauwelijks iets van herinneren...Wat flarden van kilometerslange rijen uit gemergelde gevangenen, die dwarsliggers en spoorstaven zeulen. Een Cecil de Mille- achtige scène...". leed dertig procent van alle krijgsgevangenen Loek Galjaard herinnert zich een zenuwslopend staaltje van Japanse minachting voor de rechten van de krijgsgevan genen. „In het kamp Gloegoer op Sumatra moesten wij op een dag een verklaring tekenen, dat wij niet zouden ontsnap pen. De Engelsen en Austra liërs weigerden unaniem. Een krijgsgevangene is juist ver plicht te ontsnappen. Dus gin gen zij meteen het hok in en kregen ze geen eten. Bij ons was verdeeldheid. Er waren Indische jongens bij, die rede neerden: voor wie sta ik hier mijn leven weg te gooien...?! De Jap liet ons allemaal aan treden. Onze officieren zeiden dat we alleen bij overmacht de verklaring mochten tekenen. Dus zette de Jap een met scherpe piepers geladen mi trailleur achter onze ruggen. Dan sta je niet lekker. Wij fluisterden tegen onze luit: „Is het al overmacht...?". ..Nog even wachten", zei ie. Maar die Jap achter de mitrailleur werd steeds zenuwachtiger. Toen stapte een van de officieren naar voren en tekende als eer ste. Vanaf die zwarte dag heeft mijn kameraad gezworen zo vaak mogelijk te vluchten naar het verderop gelegen vrou wenkamp, waar zijn vrouw en kinderen zaten. Drie keer is hij daarin geslaagd. Toen werden we naar een ander, slechter kamp overgeplaatst". Aan de Pakanbaroe-spoor- weg op Midden-Sumatra heb ben zeker 4900 gevangenen gewerkt. De lijn was 213 km lang en kostte het leven aan 696 „koelies". Andere cijfers, die boekdelen spreken over de wreedheid van de Japanners. In totaal zijner 141.534 krijgs gevangenen in Japanse handen gevallen, onder wie minstens 41.000 Nederlanders, in heemsen niet meegerekend. Van hen overleden er bijna 36.000, onder wie 8500 land genoten. Volgens het Interna tionale Rode Kruis sprong Ja pan zeer „slordig" om met de Conventie van Genève. Haalde vier procent van de in Duits land gevangen genomen Britse soldaten de bevrijding niet, in het Japanse keizerrijk over- Het vrouwenkamp in de begintijd van de bezetting. Twee jaar na de inval van de Duitsers (10 mei 1940) rolde de oorlogsmachine ook over de toekomst van Loek Galjaard en zijn verloofde Jopie. Beiden woonden in Medan, kustplaats op Oost-Sumatra. Hij was in feite burger (technicus), maar werd als motorordonnance in- gelij fd bij het KNIL. Tot ieders verbazing besloot KNIL-ge- neraal-majoor R. Overakker de oprukkende Japanners niet aan de kust op te wachten. Hij prefereerde een guerrilla in de bergen. Op 12 maart 1942 was Medan dan ook een doodsban ge stad vol vrouwen en kinde ren. Loek: „Kun je ons moreel voorstellen. Met het „circus Overakker" tegen de Jap knokken, terwijl die alvast je vrouw en kinderen in handen had..." Eind maart capituleer den de guerrilla's tegen wil en dank voor de Jap in de jungle van Atjeh. „Sommigen pro beerden dwars door Atjeh weg te vluchten richting Ceylon. Maar ze kwamen geheel ver wilderd en opgejaagd het oer woud uit, waar ze op de huid waren gezeten door zowel de Jap als de Atjeher...". Intussen was zijn verloofde met alle anderen uit Medan en met achterlating van alle be zittingen op transport gezet naar Tandoeng Morawa, een mooi kamp buiten Medan. „Wij zaten weliswaar achter prikkeldraad, maar er was nog volop eten. Ook hadden we licht en stromend water. Ook het volgende kamp Poeloe Brayan, ruim honderd km ten zuiden van Medan was nog niet zo slecht. Ik werkte er als ver pleegster in een ziekenhuisje. Had dus veel vrije doorgang en kon dan ook veel eten of brief jes smokkelen. Echt ver schrikkelijk was ons volgende en tevens laatste kamp Aek Pamienke. Een paar duizend vrouwen en kinderen in schroeihete barakken. Geen water, geen licht, nauwelijks eten. Veel malaria, nog meer dysenterie. Kreeg je beide ziekten tegelijk dan was je ten dode opgeschreven. De bewa king was wreed. Wie clandes tien kookte, werd afgeranseld. We hadden namelijk kamp keukens. Maar om in leven te blijven, moest je zelf je eten koken, wat door, overigens zeer dappere vrouwen, binnen het kamp was gesmokkeld. Hartverscheurend vond ik de taferelen tussen moeders en zonen, die net twaalf jaar wa ren geworden. Deze jongens moesten naar mannenkampen. Zonder pardon werden ze bij hun moeders weggerukt. „Natuurlijk waren er bevoor rechte gevangenen. Maar dat waren vrouwen die zich met de Japanners inlieten. Neen, die werden door ons niet in het kamp even „apart genomen". Je dacht alleen aan overleven. Na de oorlog zijn ze er wei op aangekeken". Intussen is hun buurman Wim Tausent, mede- overlevende van een burger kamp op Java en persvoor lichter van de op 15 augustus in Utrecht te houden herden king, binnen komen waaien. Hij herinnert zich wel een bloedige wraakactie. „Na de oorlog hebben we zo'n verra der uit ons kamp over de spoorlijn gelegd en lieten er toen een locomotief overheen rijden". Mevrouw Galjaard: „Hoe wreed de bewakers ook tegenover ons waren, de kin deren werd geen haar ge krenkt. Voor de rest waren wij in hun ogen een stinkend zooitje". Wat de Jap niet be greep was onze geestelijke weerbaarheid. „Jullie zijn net halmen", zei eens een bewaker, „wat we jullie ook aandoen, hoe hard we ook slaan, jullie komen steeds overeind". Juist de zorg voor de kinderen hield de meeste vrouwen op de been. Mannen in burgerkampen daarentegen lieten veel sneller de moed zakken. Niet voor niets noemden wij ze „matras- plet ters". Zodra ze ziek waren, bleven ze maar liggen. Vrou wen mochten niet ziek zijn". In sommige kampen was men redelijk op de hoogte van het verloop van de oorlog. Clandestiene radio's verborg men op de dysentrie-afdeling. Daar durfde de Jap toch niet te komen. Voor de meesten ging 15 augustus 1945, de dag waarop Japan na twee atoom bommen capituleerde, echter voorbij als de zoveelste dag van doffe berusting en weer zoveel doden. Zij: „Eind au gustus hoorde ik dat Japan zich had overgegeven. In de dagen daarvoor hadden we wel vreemd opgekeken toen we in eens meer eten kregen. Er was zo waar post. En er zou wel eens mannenbezoek worden toegestaan". „Neen, bevrijd voel ik me helemaal niet. Zelfs toen we vrij waren, bleven we achter prikkeldraad. Er was geen transport om ons naar huis te brengen. Bovendien werden die transporten aange vallen door de extremisten, van wie wij helemaal niet wis ten dat ze op diezelfde 15e au gustus de republiek Indonesië hadden uitgeroepen. Het gek ke was dat de verslagen Ja panners ons tegen de bevol king in bescherming moesten nemen". Tot eind augustus werkte Loek aan de doden spoorweg. Toen kwam er een einde aan drie jaren van ont beringen, doorstaan in elf on menselijke kampen. In oktober troffen ze elkaar weer in Me dan. Nog geen maand later waren ze getrouwd. „We kre gen een emmer vol bloemen. De emmer mochten we hou den. Daar waren we onbe schrijflijk blij mee", knikt de nu 65-jarige Galjaard. Tussen 1945 en 1962 keerden 332.000 (Indische) landgeno ten terug naar Nederland. De meesten gingen geruisloos op in een samerüevrng, die weinig oog en oor had voor „jam merklachten". Wie iets wilde vertellen over Jappen, de wreedheden en ontberingen, werd de mond gesnoerd met de opmerking: „Kijk eerst maar eens naar de joden, die hebben pas echt geleden". Zo bleef de Indische nachtmerrie te lang in de schaduw van de onverge lijkbare vernietiging van zes miljoen joden. Loek Galjaard weigert nog steeds met „Hol landers" over zijn „holocaust" te praten. „Ik kan het niet op brengen. Men wil en kan ons niet begrijpen. Ik klap meteen dicht als men over de vergas singen van de joden begint. De hele serie van professor De Jong heb ik gelezen. Ik weet er nu alles van. Ik begrijp hun el lende. Maar begrijpen ze die van ons..?". Voor hem zijn de reünies met ex-Kampgenoten bevrijdend. Daar vindt hij res ponse. Daar begint men ook niet te zeuren over „dubbele bonnen", die aan hen na terug keer uit de kampen in Neder land, tot grote jaloezie van veel landgenoten, werden uitge deeld. Loek: „Wennen zullen we hier nooit. Gelukkig leven we in een wereldje van uit sluitend vrienden uit Indië. Sommigen kennen me beter dan mijn eigen broer". Vlak na hun gedwongen te rugkeer naar Nederland wist Loek Galjaard zijn vrouw over te halen met de kinderen aan het Gardameer in Italië te kamperen. Juist daar kwam haar nachtmerrie met wind kracht twaalf terug. Opge wonden toon: „Ik stond daar in de rij voor de douche...en in eens zag ik mezelf weer in de rij staan in het kamp. Weer stond ik voor die put te wachten, tot dat de geraamten zich gewas sen hadden...En weer stond ik in de rij voor eten..tussen ske letten, die met argusogen ke ken of je niet drie korrels rijst te veel zou krijgen. Daar aan het Gardameer heb ik mezelf gezworen nooit meer te kam peren, noch vrijwillig in de rij te gaan staan. Ik heb meer dan drie jaar bij de Jap gekam peerd". HANS TOONEN RAAT 8 - TEL. 01640-41900 [straat 220, tel. 076-222450. pntrum Hogestede, tel.01650-38252 I. 01640- 37943 IEVAART NAAR LOURDES j 8- 16/9 en 12-19/10. g: 9 15/9<n 13 18/10 vanaf Schiphol en Beek L. Breedeslraal 13, Maastricht, 041'I'"1 I Corr. Mevr. Zijtregtop Zandberglaan 41 Breda Tel. 076-140120 MENS MOET EENS IN ZIJN IDES MEEMAKEN. OOK *J11! t ge- ompl. T.K. WEGENS verhuist inboedel, Hof van Meroo'' Bergen op Zoom. Als hij begint le vertellen, maken de pretoogjes en de glimlach op zijn lichtbruine gezicht plaats voor rimpels die erop wijzen dat hij moet nadenken. Weliswaar heb ben de gebeurtenissen een diepe indruk op hem ach tergelaten, maar hij heeft er moeite mee ze te rang schikken en springt dan ook van de hak op de tak. Als hij eenmaal goed op zijn praat stoel zit, besluit hij om toch maar bij het begin te begin- »In januari 1943 werd ik gevangen genomen door de Japanners en in een interne ringskamp in Birma ge- I plaatst. Daar heb ik al de el lende meegemaakt met het aanleggen van de dodenlijn. Vanaf de eerste dag liep ik al rond met plannen om te ontsnappen. Ik had iemand net kamp horen vertellen van guerrillatroepen bij de Loiokrivier en ik droomde er dan ook van dat ik me bij hen zou aansluiten. De troepen waren een paar honderd ki lometer verderop. Ik wist nog niet dat die afstand in het oerwoud gewoonweg niet te overbruggen is. Op een dag werd ik weer zo hard ge- agen door de Japanners, tot bloedens d°e, datikhetkiet 1 anger meer kon uithouden. ?bad al meer gevangenen «en vluchten maar deze waren allemaal teruggeko men omdat ze het in de jungle met konden volhouden. Zij werden dan ter plekke gefu- av j Toch ben er die avond vandoor gegaan. Naderhand heb ik gehoord dat de Japanners zeven da gen naar me hebben gezocht. Een van mijn medegevange nen maakten ze wijs dat ik een beetje gek was en toen hebben ze het maar opgege ven. Ik werd ook een beetje gek, want helemaal alleen in het oerwoud is een ver schrikking. Bovendien wist ik in het begin nog niet hoe ik het beste aan eten en drinken kon komen. Ik werd steeds zwakker en zieker en ging ook geestelijk met sprongen achteruit. Na twee maanden zag ik een krijgsgevangene die vlinders aan het vangen was. Het was een Engelse dokter die vlakbij in een kamp zat. Hij sprak een beetje Maleis en vroeg of ik een zekere Van Kleef kende die bij hem in het-kamp zat en schijnbaar een beetje de baas was van de gevangenen. Ik zei maar dat ik hem kende en ben toen tegen donker meegegaan naar het kamp,' langs de bewakers, die te on verschillig waren om iets te merken. In het kamp werd ik naar Van Kleef gebracht die had gehoord van mijn ontsnap ping en wilde mij uit angst voor repressailles aangeven. „Doe dat alstublieft niet", vroeg ik hem, „ik kom alleen maar voor een beetje rijst an ders hou ik het niet meer vol". Ze hebben me toen goed geholpen met wat rijst, luci fers, gymschoenen en nog wat meer dingen die ik heel goed kon gebruiken. Ik ben meteen weer de jungle inge gaan, de wachten zagen me weer niet Ik dacht dat de eerste twee maanden een verschrikkelijke hel waren, maar dat was nog niets ver geleken bij de tijd die ik toen doormaakte. Ik was vrij, maar hoe dikwijls heb ik niet gedacht aan het slapen op een kampbed, dat ik in het kamp zo vaak had vervloekt. Slapen moest ik nu in een boom. In het begin klom ik nog wel eens in een boom waar al een slang of een beer sliep, maar na een tijd leer je dat te zien. Het moeilijkste was wel om aan voedsel te komen en dat leer je lang niet zo snel. Een maand na de ontmoeting met de Engelse dokter was ik weer helemaal aan het eind van mijn krachten. Ik kan me nog herinneren dat ik op de top van een heuvel in elkaar stortte terwijl ik nog geen honderd meter verderop een hutje had zien staan. Ik kwam weer bij bewustzijn in die hut waar ik water en eten kreeg van een man. Het was een kluizenaar die al jaren in de jungle woonde. Het was ongeveer op de grens tussen Siam en Birma, waar de man vandaan kwam en waarom hij daar woonde, ben ik nooit achtergekomen. Hij ver bouwde er zelf wat groenten en vruchten en daardoor was ik snel weer op de been. Zo'n drie maanden ben ik bij hem gebleven, maar steeds met de gedachte weer verder te gaan naar de guerrilla's. Met veel gebaren en een paar woorden konden we met elkaar pra ten. Toen ik hem duidelijk had gemaakt waar ik naar toe wilde, haalde hij zijn schouders op. Ik wilde weg maar wist toen nog niet dat ik pas na een jaar weer de eerste mensen zou zien. Ik was niet meer zo bang van de jungle en de kluizenaar had me veel geleerd, maar ik had er toch al snel spijt van dat ik niet bij hem was gebleven". Louis van der Worm kan of wil niet veel vertellen van dat jaar in de jungle. Het aantal keren dat hij aan de dood is ontsnapt, is ontelbaar. Een ding komt dan toch weer naar boven, als hij het ver telt, maakt hij het weer mee, duidelijk zichtbaar. „Een van de keren dat ik niet in een boom sliep, werd ik wakker toen ik iets zwaars over mijn been voelde krui pen. Het was een python van wel zeven meter die lang zaam langs mijn lijf omhoog kroop. Als ik me bewogen had, zou ik verloren zijn ge weest. Pythons bijten niet maar knijpen hun slachtoffer langzaam dood. Hoe lang ik zo doodstil met ingehouden adem heb gelegen, weet ik niet, het leek in ieder geval uren. Wonder boven wonder kroop hij gewoon door en liet me liggen. Zo heb ik wei va ker geluk gehad want ik heb ook wel oog in oog gestaan met een tijger en een beer, maar ik leef nog steeds. In mei 1945 kwam ik aan in Tumpet, het einde van de spoorlijn waar ik de laatste dagen langs getrokken ben, soms op een wagon gespron gen, maar door de controle ging dat niet vaak. Toen ik daar voor het eerst weer mensen zag, werd ik echt gek van blijdschap. De mensen die me aan zagen komen dachten dat ik bezeten was door de bosgeesten en heb ben allerlei middelen gepro beerd om me daar vanaf te helpen. In het oerwoud had ik al een keer schoten ge hoord en vliegtuigen zien overvliegen met Britse ken tekens op de vleugels, zodat ik hoopte dat de oorlog wel snel over zou zijn. Ik was niet bang meer in de handen van de Japanners te vallen en meldde me bij een Maleier die me bevestigde dat de geallieerden inderdaad in aantocht waren. Om deze komst voor te bereiden, heb ik toen een tijdlang de Ja panse stellingen bespio neerd. 18 Augustus 1945 kwamen ze aan wal. Een Amerikaanse majoor sprak een beetje Nederlands en hem heb ik duidelijk kunnen maken dat ik een soldaat was van het KNIL. Met een Ca nadees schip ben ik naar Sin gapore gevaren waar ik nog even heb gewerkt bij de mi litaire politie". De terugkomst bij zijn fa milie, die hem dood had ge waand, de scheiding van zijn vrouw en het vertrek naar Nederland. Belangrijke ge beurtenissen waar hij snel over heen gaat. Adjudant bij de Roosendaalse comman do's en daarna pensioen. Nu alleen op zijn flat met herin neringen die, nu hij alweer 71 jaar oud wordt, niet zo vaak meer terugkomen. „Alleen op vakantie", zegt hij, „als ik in een land ben met bergen en veel bossen, dan moet ik te rugdenken aan de jungle. Dan ben ik blij dat ik het al lemaal heb overleefd. En dat heb ik allemaal aan Hem te danken", zegt hij terwijl zijn vinger vol overtuiging naar de lucht wijst, „door Hem kan ik dit nu nog vertellen". ROSÉ LOKHOFF van der Worm: „Ik heb het allemaal aan HEM te danken"

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1980 | | pagina 25