vrii uit
I
Geen bevrijding en
kempeerangsf
Roosendaler zwierf achttien maanden door Thaise jungle
ECHTPAAR GALJAARD OVER JAPPENKAMPEN
g*±
„ineens zag
me weer
in de rij staan
AND
5URG
NLAND
fK) ARDECHE
- LOZERE.
Mitrailleur
Krijgsgevangenen Doodsbang
Hartverscheurend
Bevrijding
Geruisloos
Gezworen
LU
JSSEN
Aangeven
Python
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1980
IVak. huisjes te huur
iBreskens aan Noorcj,^
strand tegen gereducemj,
prijs. Tel.: 01174-319.
lp z'n best. 'Park Schoneve]j
I sept. 6 pers. bungalows vrs
feeheel verwarmd, 375,-n»
Sol, tel. 01172-1512. f
|t weekend naar zee? Dan naa
ÏÜOMBL'RG
i rust en ruimte
bn wij u een uitgebreide
natie zoals:
przieningen, tennisbanen,
permarkt, wasserette.
|et-golf en speeltuinen
folder. Camping Dombim
|57 RD Domburg.
1679. Bel nu!'
Icantieplannen voor a.s. zomai
Rustige ligging, zonnig teri
26,- demi-pens. (ontb. c
5, tel 04406-12490
•hooi. Dagcursus 125,-. Alle-
■rs Watersport; Jachth. Rosslaj;
dealer van- o.m. Windsurfer,
pONNIGE FRANKRIJK. Htm
ÏIJSTAANDE VILLA of BB
ÈA grote villapark, LE CHAT»
pden Frankrijk. De Charentei
uren p. jr. is slechts 925 km va
[van 800 km autosnelweg. Hd
meer, groot zwembad, tennis
bad, restaurant, supermarkt
xenfolder en documentatie bi
3951 CB Maarn. Telefm
luizen te huur! Schrijf uw v
|R.S.' Vacances France-Sud,St
Vln-de-Berg. (France) of h
33.75.37.85.67 in uw eigen taal
dagelijks n. Iloret, Bare., Saloi
r 280,-. Tevens luxe Nederl.bia
Bret, Blanes, Cambrils 17 dg.vi
|- incl. appartement. Oostennji
Frankrijk 240,-. Tent of car*
[rikkade 21, A'dam. Tel
146-1220.
5E BUSREIZEN SPANJE.
bus naar een goed ingericht ap>
|Costa Brava. 10 dgn. v.a. 255,-,
r automobilisten, luxe vak. wo
perland en de Franse Alpen. B
t Reisburo Vonk, Witherenstrasl
lanje. 10 dagen vanaf 269,-. Hm
1/ 449,-. Zeer bekend om delua
ar, t.v., video, enz. Luxbusreia
öon: 04494-45151, Roermond,tl
Irt, luxe app.+ overd.zw. bad.vl
Reisbureau Ideaal Reizen".
AUSCHWITZ,
DACHAU, SOBIBOR
Schrijnende
brandmerken voor de
overlevenden.
Historische begrippen
voor hen, die achterom
durven te kijken. Aek
Pamienke, kamp 38,
Sunkurai...
Dan haalt bijna geheel
Nederland de schouders
op. Voor zeker
driehonderdduizend
(Indische) landgenoten
herinneren deze en
talloze andere
Jappenkampen aan die
en een half jaar ellende,
honger en dood in
voormalig
Nederlands-Indië.
In de komende weken
wordt de vergeten hel
herdacht Vrijdag 15
augustus wordt in het
Jaarbeursgebouw te
Utrecht de capitulatie
van Japan herdacht van
precies 35 jaar geleden.
Twee weken later, op 30
augustus, heeft in
Apeldoorn de
vijfjaarlijkse herdenking
plaats van de
slachtoffers van de
Japanse
vrouwenkampen.
In het echtpaar D.
Galjaard-Van Hekken
uit Rijswijk vond onze
verslaggever Hans
Toonen de tragiek van
de Indische
Nederlanders, wier
overleven en
kampsyndromen nog
altijd in de schaduw
worden gedrukt van de
joodse holocaust. Een
reportage om niet te
vergeten.
Tegelijkertijd sprak
Rosé Lokhoff met de
71-jarige Roosendaalse
oud-militair Louis van
der Worm. Ook hij was
een gevangene van de
Japanners, maar wist te
ontsnappen. Daarmee
ruilde hij de ene hel voor
de andere: een eenzame,
levensgevaarlijke
zwerftocht van achttien
maanden door de jungle
van Thailand.
Onder zijn stoel ligt een opengeslagen map. Wat vergeelde
potloodtekeningen van zijn vrouw en hemzelf, geschetst voor
een sjekkie door een Australische medekrijgsgevangene aan
de hand van een kiekje. Verder wat briefjes, opmerkelijk klein
gevouwen. Kampcorrespondentie tussen Loek Galjaard en
zijn vrouw Jopie van Hekken. Toen het nog kon uit het Jappen
kamp gesmokkeld in bananenbladeren en bewaard in het be-
haatje.
Vijfendertig jaar later zet
ons gesprek de deur naar hun
vergeten hel op een kier. Zij:
„Vannacht heb ik gedroomd,
dat ik weer achter prikkel
draad moest... Weer koffers
pakken...Eerlijk gezegd zal ik
blij zijn als dit interview straks
voorbij is. Want je bent er weer
zo intens mee bezig. Dat, wat je
hebt weggedrukt, komt nu
toch weer boven". Hij: „Deze
map heb ik sinds de oorlog niet
meer aangeraakt. Nooit heb
ben we tegen elkaar gezegd:
„Zullen we de briefjes eens
herlezen". Na 1945 heb ik bij
mezelf een grote plank voor de
hel getimmerd. Ik wil uitslui
tend in de toekomst leven. Net
als destijds in de kampen. Niet
omkijken, want daar is niets
anders dan bloed, dood en el
lende..." Op tafel ligt het boek
„Pakanbaroe: dodenspoorweg
door het oerwoud", geschreven
door Henk Hovinga. Loek
Galjaard: „Twee jaar geleden
heb ik 't gekocht en het nooit
ingekeken. Alleen mijn vrouw
heeft het gelezen". De avond
vóór dit gesprek heeft hij het
boek opengeslagen. Haast met
uitlezen heeft hij niet. Gal
jaard: „Bijna een jaar heb ik
aan de Pakanbaroe gewerkt als
spoorwegkoelie. Van zonsop
gang tot zonsondergang. Je
leefde als een automaat. Neen,
ik kan me er nauwelijks iets
van herinneren...Wat flarden
van kilometerslange rijen uit
gemergelde gevangenen, die
dwarsliggers en spoorstaven
zeulen. Een Cecil de Mille-
achtige scène...".
leed dertig procent van alle
krijgsgevangenen
Loek Galjaard herinnert
zich een zenuwslopend staaltje
van Japanse minachting voor
de rechten van de krijgsgevan
genen. „In het kamp Gloegoer
op Sumatra moesten wij op een
dag een verklaring tekenen,
dat wij niet zouden ontsnap
pen. De Engelsen en Austra
liërs weigerden unaniem. Een
krijgsgevangene is juist ver
plicht te ontsnappen. Dus gin
gen zij meteen het hok in en
kregen ze geen eten. Bij ons
was verdeeldheid. Er waren
Indische jongens bij, die rede
neerden: voor wie sta ik hier
mijn leven weg te gooien...?!
De Jap liet ons allemaal aan
treden. Onze officieren zeiden
dat we alleen bij overmacht de
verklaring mochten tekenen.
Dus zette de Jap een met
scherpe piepers geladen mi
trailleur achter onze ruggen.
Dan sta je niet lekker. Wij
fluisterden tegen onze luit: „Is
het al overmacht...?". ..Nog
even wachten", zei ie. Maar die
Jap achter de mitrailleur werd
steeds zenuwachtiger. Toen
stapte een van de officieren
naar voren en tekende als eer
ste. Vanaf die zwarte dag heeft
mijn kameraad gezworen zo
vaak mogelijk te vluchten naar
het verderop gelegen vrou
wenkamp, waar zijn vrouw en
kinderen zaten. Drie keer is hij
daarin geslaagd. Toen werden
we naar een ander, slechter
kamp overgeplaatst".
Aan de Pakanbaroe-spoor-
weg op Midden-Sumatra heb
ben zeker 4900 gevangenen
gewerkt. De lijn was 213 km
lang en kostte het leven aan
696 „koelies". Andere cijfers,
die boekdelen spreken over de
wreedheid van de Japanners.
In totaal zijner 141.534 krijgs
gevangenen in Japanse handen
gevallen, onder wie minstens
41.000 Nederlanders, in
heemsen niet meegerekend.
Van hen overleden er bijna
36.000, onder wie 8500 land
genoten. Volgens het Interna
tionale Rode Kruis sprong Ja
pan zeer „slordig" om met de
Conventie van Genève. Haalde
vier procent van de in Duits
land gevangen genomen Britse
soldaten de bevrijding niet, in
het Japanse keizerrijk over-
Het vrouwenkamp in de begintijd van de bezetting.
Twee jaar na de inval van de
Duitsers (10 mei 1940) rolde de
oorlogsmachine ook over de
toekomst van Loek Galjaard
en zijn verloofde Jopie. Beiden
woonden in Medan, kustplaats
op Oost-Sumatra. Hij was in
feite burger (technicus), maar
werd als motorordonnance in-
gelij fd bij het KNIL. Tot ieders
verbazing besloot KNIL-ge-
neraal-majoor R. Overakker
de oprukkende Japanners niet
aan de kust op te wachten. Hij
prefereerde een guerrilla in de
bergen. Op 12 maart 1942 was
Medan dan ook een doodsban
ge stad vol vrouwen en kinde
ren. Loek: „Kun je ons moreel
voorstellen. Met het „circus
Overakker" tegen de Jap
knokken, terwijl die alvast je
vrouw en kinderen in handen
had..." Eind maart capituleer
den de guerrilla's tegen wil en
dank voor de Jap in de jungle
van Atjeh. „Sommigen pro
beerden dwars door Atjeh weg
te vluchten richting Ceylon.
Maar ze kwamen geheel ver
wilderd en opgejaagd het oer
woud uit, waar ze op de huid
waren gezeten door zowel de
Jap als de Atjeher...".
Intussen was zijn verloofde
met alle anderen uit Medan en
met achterlating van alle be
zittingen op transport gezet
naar Tandoeng Morawa, een
mooi kamp buiten Medan.
„Wij zaten weliswaar achter
prikkeldraad, maar er was nog
volop eten. Ook hadden we
licht en stromend water. Ook
het volgende kamp Poeloe
Brayan, ruim honderd km ten
zuiden van Medan was nog niet
zo slecht. Ik werkte er als ver
pleegster in een ziekenhuisje.
Had dus veel vrije doorgang en
kon dan ook veel eten of brief
jes smokkelen. Echt ver
schrikkelijk was ons volgende
en tevens laatste kamp Aek
Pamienke. Een paar duizend
vrouwen en kinderen in
schroeihete barakken. Geen
water, geen licht, nauwelijks
eten. Veel malaria, nog meer
dysenterie. Kreeg je beide
ziekten tegelijk dan was je ten
dode opgeschreven. De bewa
king was wreed. Wie clandes
tien kookte, werd afgeranseld.
We hadden namelijk kamp
keukens. Maar om in leven te
blijven, moest je zelf je eten
koken, wat door, overigens
zeer dappere vrouwen, binnen
het kamp was gesmokkeld.
Hartverscheurend vond ik de
taferelen tussen moeders en
zonen, die net twaalf jaar wa
ren geworden. Deze jongens
moesten naar mannenkampen.
Zonder pardon werden ze bij
hun moeders weggerukt.
„Natuurlijk waren er bevoor
rechte gevangenen. Maar dat
waren vrouwen die zich met de
Japanners inlieten. Neen, die
werden door ons niet in het
kamp even „apart genomen".
Je dacht alleen aan overleven.
Na de oorlog zijn ze er wei op
aangekeken". Intussen is hun
buurman Wim Tausent, mede-
overlevende van een burger
kamp op Java en persvoor
lichter van de op 15 augustus
in Utrecht te houden herden
king, binnen komen waaien.
Hij herinnert zich wel een
bloedige wraakactie. „Na de
oorlog hebben we zo'n verra
der uit ons kamp over de
spoorlijn gelegd en lieten er
toen een locomotief overheen
rijden". Mevrouw Galjaard:
„Hoe wreed de bewakers ook
tegenover ons waren, de kin
deren werd geen haar ge
krenkt. Voor de rest waren wij
in hun ogen een stinkend
zooitje". Wat de Jap niet be
greep was onze geestelijke
weerbaarheid. „Jullie zijn net
halmen", zei eens een bewaker,
„wat we jullie ook aandoen,
hoe hard we ook slaan, jullie
komen steeds overeind". Juist
de zorg voor de kinderen hield
de meeste vrouwen op de been.
Mannen in burgerkampen
daarentegen lieten veel sneller
de moed zakken. Niet voor
niets noemden wij ze „matras-
plet ters". Zodra ze ziek waren,
bleven ze maar liggen. Vrou
wen mochten niet ziek zijn".
In sommige kampen was
men redelijk op de hoogte van
het verloop van de oorlog.
Clandestiene radio's verborg
men op de dysentrie-afdeling.
Daar durfde de Jap toch niet te
komen. Voor de meesten ging
15 augustus 1945, de dag
waarop Japan na twee atoom
bommen capituleerde, echter
voorbij als de zoveelste dag
van doffe berusting en weer
zoveel doden. Zij: „Eind au
gustus hoorde ik dat Japan
zich had overgegeven. In de
dagen daarvoor hadden we wel
vreemd opgekeken toen we in
eens meer eten kregen. Er was
zo waar post. En er zou wel
eens mannenbezoek worden
toegestaan". „Neen, bevrijd
voel ik me helemaal niet. Zelfs
toen we vrij waren, bleven we
achter prikkeldraad. Er was
geen transport om ons naar
huis te brengen. Bovendien
werden die transporten aange
vallen door de extremisten,
van wie wij helemaal niet wis
ten dat ze op diezelfde 15e au
gustus de republiek Indonesië
hadden uitgeroepen. Het gek
ke was dat de verslagen Ja
panners ons tegen de bevol
king in bescherming moesten
nemen". Tot eind augustus
werkte Loek aan de doden
spoorweg. Toen kwam er een
einde aan drie jaren van ont
beringen, doorstaan in elf on
menselijke kampen. In oktober
troffen ze elkaar weer in Me
dan. Nog geen maand later
waren ze getrouwd. „We kre
gen een emmer vol bloemen.
De emmer mochten we hou
den. Daar waren we onbe
schrijflijk blij mee", knikt de
nu 65-jarige Galjaard.
Tussen 1945 en 1962 keerden
332.000 (Indische) landgeno
ten terug naar Nederland. De
meesten gingen geruisloos op
in een samerüevrng, die weinig
oog en oor had voor „jam
merklachten". Wie iets wilde
vertellen over Jappen, de
wreedheden en ontberingen,
werd de mond gesnoerd met de
opmerking: „Kijk eerst maar
eens naar de joden, die hebben
pas echt geleden". Zo bleef de
Indische nachtmerrie te lang in
de schaduw van de onverge
lijkbare vernietiging van zes
miljoen joden. Loek Galjaard
weigert nog steeds met „Hol
landers" over zijn „holocaust"
te praten. „Ik kan het niet op
brengen. Men wil en kan ons
niet begrijpen. Ik klap meteen
dicht als men over de vergas
singen van de joden begint. De
hele serie van professor De
Jong heb ik gelezen. Ik weet er
nu alles van. Ik begrijp hun el
lende. Maar begrijpen ze die
van ons..?". Voor hem zijn de
reünies met ex-Kampgenoten
bevrijdend. Daar vindt hij res
ponse. Daar begint men ook
niet te zeuren over „dubbele
bonnen", die aan hen na terug
keer uit de kampen in Neder
land, tot grote jaloezie van veel
landgenoten, werden uitge
deeld. Loek: „Wennen zullen
we hier nooit. Gelukkig leven
we in een wereldje van uit
sluitend vrienden uit Indië.
Sommigen kennen me beter
dan mijn eigen broer".
Vlak na hun gedwongen te
rugkeer naar Nederland wist
Loek Galjaard zijn vrouw over
te halen met de kinderen aan
het Gardameer in Italië te
kamperen. Juist daar kwam
haar nachtmerrie met wind
kracht twaalf terug. Opge
wonden toon: „Ik stond daar in
de rij voor de douche...en in
eens zag ik mezelf weer in de rij
staan in het kamp. Weer stond
ik voor die put te wachten, tot
dat de geraamten zich gewas
sen hadden...En weer stond ik
in de rij voor eten..tussen ske
letten, die met argusogen ke
ken of je niet drie korrels rijst
te veel zou krijgen. Daar aan
het Gardameer heb ik mezelf
gezworen nooit meer te kam
peren, noch vrijwillig in de rij
te gaan staan. Ik heb meer dan
drie jaar bij de Jap gekam
peerd".
HANS TOONEN
RAAT 8 - TEL. 01640-41900
[straat 220, tel. 076-222450.
pntrum Hogestede,
tel.01650-38252
I. 01640- 37943
IEVAART NAAR LOURDES j
8- 16/9 en 12-19/10.
g: 9 15/9<n 13 18/10
vanaf Schiphol en Beek L.
Breedeslraal 13, Maastricht, 041'I'"1 I
Corr. Mevr. Zijtregtop
Zandberglaan 41 Breda
Tel. 076-140120
MENS MOET EENS IN ZIJN
IDES MEEMAKEN. OOK *J11!
t ge-
ompl.
T.K. WEGENS verhuist
inboedel, Hof van Meroo''
Bergen op Zoom.
Als hij begint le vertellen,
maken de pretoogjes en de
glimlach op zijn lichtbruine
gezicht plaats voor rimpels
die erop wijzen dat hij moet
nadenken.
Weliswaar heb
ben de gebeurtenissen een
diepe indruk op hem ach
tergelaten, maar hij heeft er
moeite mee ze te rang
schikken en springt dan ook
van de hak op de tak. Als hij
eenmaal goed op zijn praat
stoel zit, besluit hij om toch
maar bij het begin te begin-
»In januari 1943 werd ik
gevangen genomen door de
Japanners en in een interne
ringskamp in Birma ge-
I plaatst. Daar heb ik al de el
lende meegemaakt met het
aanleggen van de dodenlijn.
Vanaf de eerste dag liep ik al
rond met plannen om te
ontsnappen. Ik had iemand
net kamp horen vertellen
van guerrillatroepen bij de
Loiokrivier en ik droomde er
dan ook van dat ik me bij hen
zou aansluiten. De troepen
waren een paar honderd ki
lometer verderop. Ik wist
nog niet dat die afstand
in het oerwoud gewoonweg
niet te overbruggen is. Op een
dag werd ik weer zo hard ge-
agen door de Japanners, tot
bloedens d°e, datikhetkiet
1 anger meer kon uithouden.
?bad al meer gevangenen
«en vluchten maar deze
waren allemaal teruggeko
men omdat ze het in de jungle
met konden volhouden. Zij
werden dan ter plekke gefu-
av j Toch ben er die
avond vandoor gegaan.
Naderhand heb ik gehoord
dat de Japanners zeven da
gen naar me hebben gezocht.
Een van mijn medegevange
nen maakten ze wijs dat ik
een beetje gek was en toen
hebben ze het maar opgege
ven. Ik werd ook een beetje
gek, want helemaal alleen in
het oerwoud is een ver
schrikking. Bovendien wist
ik in het begin nog niet hoe ik
het beste aan eten en drinken
kon komen. Ik werd steeds
zwakker en zieker en ging
ook geestelijk met sprongen
achteruit. Na twee maanden
zag ik een krijgsgevangene
die vlinders aan het vangen
was. Het was een Engelse
dokter die vlakbij in een
kamp zat. Hij sprak een
beetje Maleis en vroeg of ik
een zekere Van Kleef kende
die bij hem in het-kamp zat
en schijnbaar een beetje de
baas was van de gevangenen.
Ik zei maar dat ik hem kende
en ben toen tegen donker
meegegaan naar het kamp,'
langs de bewakers, die te on
verschillig waren om iets te
merken.
In het kamp werd ik naar
Van Kleef gebracht die had
gehoord van mijn ontsnap
ping en wilde mij uit angst
voor repressailles aangeven.
„Doe dat alstublieft niet",
vroeg ik hem, „ik kom alleen
maar voor een beetje rijst an
ders hou ik het niet meer
vol". Ze hebben me toen goed
geholpen met wat rijst, luci
fers, gymschoenen en nog
wat meer dingen die ik heel
goed kon gebruiken. Ik ben
meteen weer de jungle inge
gaan, de wachten zagen me
weer niet Ik dacht dat de
eerste twee maanden een
verschrikkelijke hel waren,
maar dat was nog niets ver
geleken bij de tijd die ik toen
doormaakte. Ik was vrij,
maar hoe dikwijls heb ik niet
gedacht aan het slapen op
een kampbed, dat ik in het
kamp zo vaak had vervloekt.
Slapen moest ik nu in een
boom. In het begin klom ik
nog wel eens in een boom
waar al een slang of een beer
sliep, maar na een tijd leer je
dat te zien. Het moeilijkste
was wel om aan voedsel te
komen en dat leer je lang niet
zo snel. Een maand na de
ontmoeting met de Engelse
dokter was ik weer helemaal
aan het eind van mijn
krachten. Ik kan me nog
herinneren dat ik op de top
van een heuvel in elkaar
stortte terwijl ik nog geen
honderd meter verderop een
hutje had zien staan. Ik
kwam weer bij bewustzijn in
die hut waar ik water en eten
kreeg van een man. Het was
een kluizenaar die al jaren in
de jungle woonde. Het was
ongeveer op de grens tussen
Siam en Birma, waar de man
vandaan kwam en waarom
hij daar woonde, ben ik nooit
achtergekomen. Hij ver
bouwde er zelf wat groenten
en vruchten en daardoor was
ik snel weer op de been. Zo'n
drie maanden ben ik bij hem
gebleven, maar steeds met de
gedachte weer verder te gaan
naar de guerrilla's. Met veel
gebaren en een paar woorden
konden we met elkaar pra
ten. Toen ik hem duidelijk
had gemaakt waar ik naar
toe wilde, haalde hij zijn
schouders op. Ik wilde weg
maar wist toen nog niet dat ik
pas na een jaar weer de eerste
mensen zou zien. Ik was niet
meer zo bang van de jungle
en de kluizenaar had me veel
geleerd, maar ik had er toch
al snel spijt van dat ik niet bij
hem was gebleven".
Louis van der Worm kan of
wil niet veel vertellen van dat
jaar in de jungle. Het aantal
keren dat hij aan de dood is
ontsnapt, is ontelbaar. Een
ding komt dan toch weer
naar boven, als hij het ver
telt, maakt hij het weer mee,
duidelijk zichtbaar.
„Een van de keren dat ik
niet in een boom sliep, werd
ik wakker toen ik iets zwaars
over mijn been voelde krui
pen. Het was een python van
wel zeven meter die lang
zaam langs mijn lijf omhoog
kroop. Als ik me bewogen
had, zou ik verloren zijn ge
weest. Pythons bijten niet
maar knijpen hun slachtoffer
langzaam dood. Hoe lang ik
zo doodstil met ingehouden
adem heb gelegen, weet ik
niet, het leek in ieder geval
uren. Wonder boven wonder
kroop hij gewoon door en liet
me liggen. Zo heb ik wei va
ker geluk gehad want ik heb
ook wel oog in oog gestaan
met een tijger en een beer,
maar ik leef nog steeds. In
mei 1945 kwam ik aan in
Tumpet, het einde van de
spoorlijn waar ik de laatste
dagen langs getrokken ben,
soms op een wagon gespron
gen, maar door de controle
ging dat niet vaak. Toen ik
daar voor het eerst weer
mensen zag, werd ik echt gek
van blijdschap. De mensen
die me aan zagen komen
dachten dat ik bezeten was
door de bosgeesten en heb
ben allerlei middelen gepro
beerd om me daar vanaf te
helpen. In het oerwoud had
ik al een keer schoten ge
hoord en vliegtuigen zien
overvliegen met Britse ken
tekens op de vleugels, zodat
ik hoopte dat de oorlog wel
snel over zou zijn. Ik was niet
bang meer in de handen van
de Japanners te vallen en
meldde me bij een Maleier
die me bevestigde dat de
geallieerden inderdaad in
aantocht waren. Om deze
komst voor te bereiden, heb
ik toen een tijdlang de Ja
panse stellingen bespio
neerd. 18 Augustus 1945
kwamen ze aan wal. Een
Amerikaanse majoor sprak
een beetje Nederlands en
hem heb ik duidelijk kunnen
maken dat ik een soldaat was
van het KNIL. Met een Ca
nadees schip ben ik naar Sin
gapore gevaren waar ik nog
even heb gewerkt bij de mi
litaire politie".
De terugkomst bij zijn fa
milie, die hem dood had ge
waand, de scheiding van zijn
vrouw en het vertrek naar
Nederland. Belangrijke ge
beurtenissen waar hij snel
over heen gaat. Adjudant bij
de Roosendaalse comman
do's en daarna pensioen. Nu
alleen op zijn flat met herin
neringen die, nu hij alweer 71
jaar oud wordt, niet zo vaak
meer terugkomen. „Alleen op
vakantie", zegt hij, „als ik in
een land ben met bergen en
veel bossen, dan moet ik te
rugdenken aan de jungle.
Dan ben ik blij dat ik het al
lemaal heb overleefd. En dat
heb ik allemaal aan Hem te
danken", zegt hij terwijl zijn
vinger vol overtuiging naar
de lucht wijst, „door Hem
kan ik dit nu nog vertellen".
ROSÉ LOKHOFF van der Worm: „Ik heb het allemaal aan HEM te danken"