vrij uit Portret van een sociaal bewogen, onverzettelijke priester Frencken De kleine, zuinige stapjes van Drees STUDIE OVER KATHOLIEKE JEUGDVERENIGING TUSSEN 1927 EN 1940: van JNoo het schandaal van 055. Feiten Gelieve voortaan nog beter op uw woorden te letten en de betere standen niet meer te stooten" Enquêtes Klachten SU „Verwilderd" Hetze Verbrand Staatsman Ander vaatje Prijs Veel geslikt Verbitterd DOOR CORN. VERHOEVEN -1'"" i" -1 Elk j aar verbranden in Nederland zo'n vierdui zend mensen in min of meer ernstige mate. Het overgrote deel van ver brandingen (ca. zeventig procent) gebeurt bin» nenshuis. Vijftien pro cent van de ongevallen vindt plaats in bedrijven en vijftien procent ont- staat bij verkeersonge vallen, vlieg- en scheepsrampen. In haar boek „De verpleging van de brandwondenpa tiënt" geeft Ina van der Togt-Buur enkele oor zaken van verbrandin gen in huis: •De wiegkruik van de baby is niet goed geslo ten of lekt. De kruik ligt te dicht bij de baby en is niet voldoende omwik keld; •Kinderen en met name kleuters, lopen in huis vaak verbrandingen op door aan het tafelkleed te trekken waarop een hete thee- of koffiepot staat, door aan de steel van de koekepan te trekken waarin zich heet vet bevindt, door te heet badwater; •De huisvrouw staat te koken en de vlam slaat in de pan. De huisvrouw gaat met de pan lopen en struikelt; •Het in slaap vallen van oudere mensen die te dicht bij de kachel zit ten. Kleren kunnen hierbij vlam vatten •Onvoorzichtig omgaan met moderne elektrische huishoudelijke appara ten; •Gaslekkages welke op gespoord worden met een brandende lucifer (zeepsop is het juiste middel). Bijna altijd volgt hier een steekvlam en explosie. In de zo mertijd ziet men vooral de laatste jaren brand wonden ten gevolge van barbecue in de tuin waarbij men onvoor zichtig met aanmaak- spiritus omgaat. •Onzorgvuldig hande len tijdens het tanken van benzine door eige naren van plezier boot jes; •Onvoorzichtig omgaan met butagasflessen. Wat te doen bij een verbranding? Ina van der Togt: „Het allerbe langrijkste is dat de brandwonden onmid dellijk gekoeld worden met water. Als er geen kraan in de buurt is, dompel de wonden dan desnoods in een sloot of wat er maar aan water voor handen is. Dat koelen is zo belangrijk, omdat daarmee het in branden van de huid wordt gestopt. Het aan brengen van zalven, crèmes of natte verban den is uit den boze. Hierdoor wordt het stellen van de diagnose - het bepalen van de diepte van de verbran ding - namelijk onmo gelijk. Direct na het koelen moet het slachtoffer naar een ziekenhuis en zomogelijk naar een brandwondencentrum (Door Toon Kloet) „Frencken koos voor niemand duidelijk partij en i^am uiteindelijk met alle partijen in conflict". Dat is een citaat uit het boek „F.B.J. Frencken en de katho liekejeugdvereniging 1927-1 940" van de hand van drs. Frans jj.Glorius, uitgegeven in de reeks Bijdragen tot de geschie denis van het Zuiden van Nederland van de Stichting Zuidelijk Historisch Contact in Tilburg. In zijn voorwoord zegt de auteur geen levensbeschrij ving te hebben willen maken van de in 1886 in Oosterhout geboren priester Frans Frenc ken. Zijn studie was gericht op de ontwikkeling van de katho lieke jeugdbeweging in de hierboven genoemde periode. De K.J.V. van Frencken was daar een van de belangrijkste representanten van en over de K.J.V. was bovendien veel geordende documentatie be schikbaar. Maar het leven van mgr. Frencken is zo met de E.K. (Eucharistische Kruis tocht) en de daaruit voortge komen K.J.V. (Katholieke Jeugdvereniging) vervlochten geweest, dat uit een beschrij ving daarvan bijna onvermij delijk een portret van de stichter naar voren komt. De dramatiek van Frencken, in de eerste regels van dit artikel aangegeven, is vrijwel ook de dramatiek van zijn werk ge weest. En als Glorius in de laatste regels van zijn boek vaststelt, dat na de tweede wereldoorlog de periode voor bij was „waarin curieuze ver enigingen als de K.J.V. konden opbloeien", dan is ook de tijd voorbij waarin een man als Frencken actief kon zijn. In het in 1977 verschenen Jaarboek 1975 van het Katho liek Documentatiecentrum is een samenvatting gepubli ceerd van een kandidaatss criptie van Peter Selten, ge wijd aan de beginjaren van de E.K.F., de Eucharistische Kruistocht voor Fabrieks meisjes. Die scriptie, waaraan destijds ook in onze krant aan dacht is besteed, beperkt zich tot de jaren 1924-1928. Het is wel interessant om die publi- katie nog eens even in herin nering te roepen, want wie nu het boek van Glorius leest, dat een veel langere periode be slaat, volgt de ontwikkeling van de K.J.V. na de ontstaan speriode en kan zich daardoor ook een ander beeld vormen van de man achter E.K. en K.J.V., mgr. Frencken. Beter gezegd: een vollediger beeld. Want de conclusies waartoe Selten kwam in zijn scriptie, bijvoorbeeld ten aanzien van de sociale bewogenheid van Frencken, zijn ook in het boek van Glorius terug te vinden waar het de beginjaren van de E.K.-beweging en de K.J.V. betreft. Citaat uit het boek van Glorius: „Frencken maakte zich zorgen over de gods dienstzin van de vrouwelijke jeugd in bedrijven werkzaam en bekommerde zich zeker in de jaren twintig nauwelijks om de sociale wantoestanden. Op dat gebied was hij, die een fa briek hoogstens van de buiten kant kende, volkomen wereld vreemd". Maar in de jaren, die volgen, vanaf het begin van de dertiger jaren, zo blijkt uit de studie van drs. Glorius, krijgt Frenc ken wel degelijk aandacht voor de sociale omstandigheden waaronder vooral jonge meis jes in de fabrieken moeten werken. In augustus 1929 wor den in Moerdijk studiedagen voor groepsleidsters en jeugd leidsters gehouden en daar worden de uitkomsten bespro ken van een uit vijf vragenlij sten bestaande enquête over diverse aspecten van fabrieks arbeid voor meisjes. Tegen de aanvankelijke bedoeling in wordt de enquête gepubliceerd in het blad van het r.-k. cen traal bureau voor onderwijs en opvoeding „Dux" en de conclusie was „dat in ongeveer alle fabrieken - een heerlijke uitzondering buiten beschou wing gelaten - de toestand zo is dat het kind van 14 jaar, dat er heen gaat, minstens voor een tijd bedorven wordt. Het is praktisch onmogelijk zonder speciale genade en heel bij zondere hulp de onschuld op de fabriek te bewaren". Hoewel in de enquête woon plaatsen en fabrieksnamen door nummers vervangen zijn en de antwoorden op de vragen die door de meisjes openhartig gegeven werden op zakelijke wijze zijn vertaald, brengt de publikatie toch een schokef fect teweeg. Bij veel onderne mers die de K.J.V. financieel steunen valt ze niet in goede aarde. Ch.Stulemeijer (H.K.I.( probeert in het blad „De R.K. Werkgever" aan te tonen dat de enquête een verkeerd beeld oproept en de bisschop van Breda, mgr. Hopmans, laat Frencken in vertrouwen we ten, dat de voorzitter van de Alg. R.K. Werkgeversvereni ging zich bij hem over de publikatie in „Dux" heeft be klaagd. Ondanks de uitkom- |or i-KLANDI A-PERS. 7de Jwging. ap (Qiululteoa 60 tui pom- po» f nuromrn «u. W«tart Ui*"1"' imVrt"» W cta^ par Illu»"*!'® tttonoemenifo *00» OH btW b cu. PrU* "tBD to de pMtkMUfwiflm' »«bUwJ goedkoop" O»» bUdwwltssvw. W JUIMI pij^OTDREN^WOSENDAAl^loljntjJ^JjjTeMB^jJBraCBNO^JOOMj Boven den Moerdijk bttstt men hoog vin den toren over het „onzedelijke" Brabant en vraagt aren „Wat hebben de katholieken en de geestelijkheid daartegen gedaan cccrd In Dm «1 later op on» renenü- Icndf con erf wen behandeld, om de aan- dacht dep overheid erop te om de openbare mcenlng wawcr te schudden. Ir waren echter «enne gtoote berev ren. waarmee we rekening moesten hou ara. w«imdrmmdmji« hel publiek too «emakkelllk imnm* seerd werd ten aanzien van het labnexv meisje. Men dacht maar al.mi alleen fabrieksmeisjes en Él» fWgg» melaJea niet deugden, een opvattin* wurdoor reehlatteetaaia tkjnWj*™"*; lea teil aelrollen werten. Zn llll"»" da loettonden op kontoren en m winkel» acker hv *aft» en nog ®in. Antwoord van Mgr. Frencken aan de liberale pers. De te Om aan het richt aekomen wan- (.„landen op de labrlekcn van de N V. Oriïncn", «laai van het Zwnncnben- concern. Waarvan InMoow vr.uwot en melsJca het ilorhtoflcr «cwordrn tljn. hebben in den lande. blUkena Oe reacUe In de pers. diepen Indruk «emoakt paar wordt men plotseling opgeschrikt alt «en naïeve argeloosheid, s'-aat verpletterd Van de schandelijke gebeurtenissen, van het lelt dat op een tabrtek Ui een Bra- btntsch «tadje toovele kielen en.lleha Uit Dagblad van Noordbrabant en Zeeland van 25 maart 1938. I firn den ftcbr. van len, b de hou «tuenlle De U dc Sen miUia» vorm. door di Door drong On' bed»* Een In bc» troCi gaan nt sten van de enquête wijst de K.J.V. - in tegenstelling tot de toenmalige president van het groot seminarie in Hoeven, de latere vicaris van mgr. Hop mans - fabrieksarbeid voor vrouwen niet geheel af. Eén van de argumenten: er zijn in dustrieën die meisjesarbeid niet kunnen missen. Maar wel wijst de K.J.V. fabrieksarbeid voor meisjes beneden 16 jaar en voor gehuwde vrouwen af. Het rommelt verder na de Dux-publikatie. Vooraan staande katholieke intellec tuelen richten een R.K. Stu dieclub op om de bestaande so ciale en economische ver schijnselen te bestuderen en .dat leidt tot publikatie van een opnieuw opzienbarend rap port in 1931, waarin krachtig stelling wordt genomen tegen het kapitalisme en de manier waarop dat arbeid als koop waar ziet. Ondanks het feit dat Frencken in oktober van dat jaar opnieuw een „vaderlijke wenk" van bisschop Hopmans krijgt om zich in zijn toespra ken te matigen („gelieve voor taan nog beter op uw woorden te letten en de betere standen niet meer te stooten") gaat Frencken door met enquêteren en het verwerken van de gege vens daaruit, ook over ar- beidstempo, arbeidstijden en hygiënische omstandigheden in bedrijven, in geheime rap porten. In lezingen en op con gressen echter maakt hij zijn ongenoegen over de aange troffen toestanden duidelijk, hetgeen de relatie met veel katholieke werkgevers niet ten goede komt. Als overleg met die werkgevers niet tot resul taat leidt dreigt Frencken de namen bekend te maken van fabrieken „in wier inrichtin gen ongewenschte en niet ver antwoorde toestanden blijven bestaan". Zover komt het niet, maar wel houdt hij op 26 oktober 1936 een felle redevoering, die, aldus drs. Glorius, bij veel fa brikanten kwaad bloed zette. In een verontwaardigde reac tie schrijft Liga-directeur F.Neutelings aan Frencken: „Wat kunnen wij fabrikanten eraan doen, dat onze meisjes dikwijls uit de meest verwil derde gezinnen stammen". Twee jaar later komt de K.J.V. opnieuw in opspraak als de landelijke pers zich inten sief gaat bezighouden met een omvangrijk zedenschandaal in de Organonfabrieken in Oss. Mede naar aanleiding van een Mgr. Frencken. verklaring van oud-minister Marchant, dat de K.J.V. al ja ren eerder tegen wantoestan den in bedrijven gewaar schuwd had, ontstaat er in een aantal boven-Moerdijkse bla den een soort anti-zuidelijke en anti-pa pistische hetze. Glorius noemt in dit verband het Haagse liberale dagblad „De Avondster". Dat is een fout, bedoeld dagblad heette „De Avondpost". Het blad dat Glorius noemt was niet Haags liberaal, maar verscheen in Bergen op Zoom. Overigens was het artikel in „De Avond post voor Frencken aanlei ding om zich in twee artikelen in het „Dagblad van Noord brabant" te verweren, maar zelfs voor een aantal katholie ken was hij daarin niet over tuigend. Ook Glorius conclu deert achteraf, dat Frencken beter de namen uit zijn en quête bekend had kunnen ma ken, waardoor wantoestanden sneller aangepakt hadden kunnen worden. Nog één keer heeft Frencken daarna een enquête ingesteld, gericht op „de toestanden van 14- en 15-jarige meisjes in de verschillende ondernemingen werkzaam". Hij deed dat toen hij als lid van een subcommis sie van de Hooge Raad van Ar beid betrokken was bij de voorbereiding van een voor ontwerp tot wijziging van de Arbeidswet 1919, dat zou wor den ingediend door de minister van Sociale Zaken dr. C. Romme. De uitslagen van zijn enquête verschillen niet van vorige en dit keer leiden ze zelfs tot een aanklacht tegen Frencken, ingediend bij het Nederlandse episcopaat door de adviseurs van de R.K. Werkgeversvereniging. In de bijlagen van het definitieve wetsontwerp is een discussie opgenomen tussen Frencken en de directeur-generaal van de Arbeid, dr. A. Hacke, over de al dan niet juistheid vaneen aantal in het rapport van de enquête genoemde feiten. Doordat van de kant van de werkgevers op econo mische gronden bezwaren tegen de wetswijziging worden ingediend is de subcommissie waarin Frencken zijn werk gedaan heeft niet tot een eenslui dend advies aan de minister gekomen. Door het uitbre ken van de tweede wereld oorlog is de zaak overigens stil komen te liggen en daardoor is ook de laatste KJ.V.-enquête nooit in brede kring bekend gewor den. De antwoordformu lieren, die waren opgesla gen in het secretariaat in Breda, zijn, aldus drs. Glo rius, verbrand uit angst dat de Duitsers er misbruik van zouden maken. (Door Frits Thissen) Uitgerekend een SDAP'er in hart en ziel maakte van de PvdA na de tweede wereldoorlog een alleszins aanvaard bare en volwaardige regeringspartner. Dat is het beeld, dat naar voren komt uit de biografische schets, die twee weekbladjournalisten hebben gemaakt van W. Drees sr., achtereenvolgens politiek leider van de SD AP en de PvdA en minister-president van 1948 tot eind 1958. Tan Dutman onverbiddelijk jpmarcheren naar de top V4J ie FNV, wordt het tijd de ha rens te verzetten. Natuurlijk vel met dezelfde botte tjr waarmee hij in het verleden nenig ontluikend vredesiW- ïatief tussen werkgevers en werknemers heeft afgekapt- Hij heeft nu al aangekon digd, dat hij zijn plannen straks desnoods alleen me werkgevers en het door hem vaak vermaledijde kabinet zal uitvoeren, als de andere bon den hem niet een-twee-dr" mpporteren. Z'n streken houdt hij dus. Als de vos de passie preekt boer pas op je kippen Van Af» Van Veen, Kok, Zijlstra èn Den Uyl zijn dus gewaarschuwd. I Arie Groenevelt. Het beeld, dat beide journa listen - John Jansen van Galen en Herman Vuysje - zich in hun vlot geschreven maar niet erg I diepgravende werkje van Drees hebben gevormd, is ge baseerd op urenlange gesprek- kenmet de thans 94-jarige, nog opvallend helder van geest zijnde politicus en interviews wet 27 personen, die hem in zijn doen en laten van dichtbij hebben meegemaakt. Het boek is een uitwerking van een drietal forse artikels in het weekblad Haagse Post onder de titel „Drees, staatsman 'lissen de schuifdeuren". Te- j fooht is het boek thans ver krijgbaar onder de door Van der Goes van Naters (oud- I dA-fractieleider) aange reikte titel: „Drees, wethouder van Nederland". Inderdaad, deze in Amster- am geboren, maar in Den aag getogen en er thans weer nige tientallen jaren woon- j ,'®e „wethouder van Ne erland" zal niet de politieke Seschiedenis ingaan als een politicus met weidse politieke isies. Wanneer men echter ,J15tsmanschap definieert in en van voorzichtig be- - "ren, ieder zijn eigen deel ge- T?' staPje voor stapje iets be- dan is Drees een groot s'aatsman geweest. e grondslag voor het be- nr«ltjk functioneren van "swerd gelegd door het wv, van het wethouder- aP van de gemeente Den "•aag m de periode 1919-1933 als Posten Sociale Zaken en de laatste jaren Financiën en Openbare Werken. Zijn werk als wethouder werd ge kenmerkt door samenwerking met andersdenkenden, dege lijkheid, zuinig omspringen met overheidsmiddelen en het langzaam werken aan het beëindigen van schrijnende toestanden op sociaal gebied. Hij was een van de wethou ders, die de SDAP mede aan een bestuurlijke traditie hielp. Een van die andere wethou ders was in Amsterdam F. Wi- baut. In de partij telden ze niet zo mee, want hun bestuurlijke arbeid werd met argusogen bekeken. Immers, toen stond de SDAP nog op het standpunt dat par- tijgenotenniet „ministeriabel" moesten zijn, hun handen niet vuil moesten maken aan her vormingen in de marge van het kapitalistische systeem. Drees - socialist in hart en nieren - zag dat anders: in zijn visie was het opbouwende werk dat door socialisten in gemeente besturen werd verricht betere propaganda voor, de socialis tische doeleinden dan „hard nekkige" maar vergeefse op positie in de landspolitiek". Pas aan het einde van de dertiger jaren werd de SDAP duidelijk dat er uit een ander vaatje getapt moest worden wilde men iets van zijn idealen op het punt van maatschappe lijke hervormingen realiseren. De partij wijzigde het begin selprogramma (zo werd de klassenstrijd geschrapt), kwam met het Plan van de Ar- Dr. Drees. beid en presenteerde zich op die manier als „regierungsfa- hige" partij, een streven, dat in 1939 met twee ministerszetels werd beloond. Drees werd toen fractieleider in de Tweede Kamer. De tweede wereldoorlog maakte in feite van Drees een op het punt van de landspoli tiek niet te passeren man. De Duitse bezetting hield direct en indirect dermate huis onder de oude garde politici, dat Drees gaandeweg tot spin in het illegale politieke web werd. Hij werd zelfs voorzitter van het college van vertrou wensmannen, de club mensen die de terugkeer van de Ne derlandse regering in balling schap moest voorbereiden. Hoezeer socialist van de ou de stempel - tuk op symbolen als de rode vlag en het lid maatschap van de partij van de Internationale - was zijn op treden als wethouder en nog meer als lid van illegale poli tieke organisaties tijdens de tweede wereldoorlog er de oor zaak van, dat hij de naam kreeg min of meer boven de partijen te staan. Het kostte koningin Wilhelmina dan ook nauwelijks moeite om Drees samen met Schermerhorn in 1945 het eerste naoorlogse ka binet te laten formeren. Schermerhorn als exponent van de „doorbraak", Drees als exponent van de oude zuilen. Hij had immers altijd verzet aangetekend tegen de pogin gen in het gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel om de SDAP helemaal op te laten gaan in de vernieuwingsbewe ging, die de Nederlandse volksbeweging zou moeten gaan vormen. De SDAP moest na de oorlog heropgericht worden, vond Drees en aldus geschiedde. Van het feit dat de SDAP kort daarop opging in een slap aftreksel van de ver nieuwingsbeweging onder de naam PvdA kon Drees al nau welijks meer wakker liggen. Met behoud van een zekere so cialistische identiteit kon op die manier immers een bredere electorale basis gegeven wor den aan de PvdA. Een langdurige regerings samenwerking met de na de oorlog opgestane KVP kwam tot stand, hetgeen de PvdA naast vruchten ook een hoop problemen opleverde. De hou ding van Drees werd echter bepaald door het volgende uit gangspunt: „Voor het meere- geren moest je nu eenmaal een prijs betalen. Het was het trauma van de eindeloze op positie: dat in 's hemelsnaam niet meer" (Nederhorst, de la tere PvdA-fractieleider). De praktische Drees pakte de we deropbouw van Nederland driftig en met succes aan: een geleide loonpolitiek moest de arbeidskosten voor de indus trie laag houden en dus de con currentiepositie verbeteren, de vakbeweging moest zich aan de regels van het spel houden: wie dat niet deed zoals de alras in communistisch vaarwater geraakte Eenheids Vakcen trale (EVC) werd door de so cialist Drees met overheidsge- weld aangepakt. Daartegen over stond een uitbouw van de sociale wetgeving, zoals de basis voor de AOW in de vorm van een nood-oudedagsvoor ziening en bijvoorbeeld pro gressieve inkomstenbelas tingtarieven (een erfenis van de Duitsers!). Veel van de PvdA-wensen - zoals sociali satie van een aantal indus trieën - bleken echter niet haalbaar. En de meeregerende Drees besefte dat heel goed, politicus van de oude stempel, die hij was, grootgebracht met de wetenschap dat in het Ne derlandse verzuilde politieke systeem de kans op overleving afhankelijk was (en is) van de mate waarin men in staat was aan de top tot soms vergaande politieke compromissen te komen. De langdurige regeringspe riode van Drees komt er in het met toch wel aardige anekdo tes doorspekte boek inhoude lijk wat magertjes af behou dens een uitgebreide beschrij ving van de moeilijkheden rond de dekolonisatie van het toenmalige Nederlands-Indië. Het PvdA-deel van het kabinet heeft op dat punt zonder over leg met de fractie - en naar Drees nu nog meent volkomen terecht - veel geslikt, onder andere twee politionele acties. Binnen de PvdA en ook in de PvdA-fractie leverde hem dat veel moeilijkheden op. De ver houding tussen Drees en Van der Goes van Naters is mede daardoor blijvend verziekt. Drees stelde zich zeer dualis tisch op door bijvoorbeeld te weigeren ook in moeilijke tij den PvdA-fractievergaderin- gen bij te wonen. Ook dat nam men hem kwalijk in PvdA- kring, daarbij met een scheef oog kijkend naar de gang van zaken in andere regerings fracties. Opvallend is dat Drees - uit gaand van het in de wereldpo litiek niet altijd opgaande spreekwoord: AFSPRAKEN ZIJN AFSPRAKEN het Indië-beleid van zijn kabinet ten nog altijd tot in detail ver dedigde, daarbij niet toege vend dat er fouten zijn ge maakt. Des te opvallender is het misschien daarnaast te moeten constateren, dat de toenmalige KVP-leider Rom me met het grootste gemak af stand neemt van zijn opstelling destijds, een opstelling die voor eén belangrijk deel de in houd van het conflict met de Republiek Indonesia bepaalde. De coalitie met de KVP be gon echter langzamerhand steeds meer als een krakende wagen te lopen: om een klei nigheid viel het vierde kabi- net-Drees dan ook eind 1958. Drees trok zich verbitterd te rug in zijn huis aan de Haagse Beeklaan. Hoewel hij regel matig in conflict lag met zijn partij en vooral zijn fractie (zijn verhouding met Van der Goes van Naters kreeg zelfs het karakter van een vete) bleef zijn positie lange tijd onaan tastbaar in de PvdA. Juist zijn manier van besturen heeft hem echter na zijn actieve politieke carrière vervreemd van de PvdA Wijlen Anne Vondeling kwalificeerde de toestand in de PvdA na het vertrek van Drees als „de dood in de pot", een ingeslapen partij dus. Spoedig kwam daar verandering in en Drees, „de verpersoonlijking van pre-poiarisatieland" (Den Uyl) haakte af. Na een 66-jarig lidmaat schap stapte hij in 1971 ver bitterd uit de partij. Met kleine stapjes had hij mede Neder land gebracht wat het nu heeft. Maar andere problemen dien den zich aan, een andere poli tieke cultuur deed opgeld. En daar kon Drees ais politicus van een andere generatie niet meer mee leven. Wel bleef hij - ook en misschien juist wel voor vele niet-PvdA'ers - „Vadertje Drees". die eretitel zal hem nooit ontnomen worden. e John Jansen van Galen, Herman Vuysje, Drees, wet houder van Nederland, A.W. Sijthoffs Uitgeversmaat schappij, Alphen aan de Rijn, 1980, prijs f 17,50. Misschien is de kwestie al weer vergeten als deze regels worden gedrukt. Het gaat over ir. J. Manusama, oud-conrec tor van een Rotterdamse scho lengemeenschap en president in ballingschap van de vrije re publiek der Molukken. Die re publiek bestaat weliswaar niet in werkelijkheid, maar beant woordt toch aan een ideaal dat al meer dan dertig jaar wordt gekoesterd. De regeringen van Nederland en van Indonesië erkennen noch de republiek, noch het ideaal dat tot nu toe veel ellende heeft veroorzaakt en zijn verwezenlijking geen stap is genaderd. Toch bewonder ik Manusa ma o.a. hierom dat hij niet voor de feiten zwicht en het ideaal blijft koesteren zonder in on geduld en geweld te vervallen. Dat is heel moeilijk geworden, nu een aantal van zijn landge noten op reis is geweest naar Indonesië en daar heeft gecon stateerd dat het ideaal hele maal niet leeft op de plaats waar volgens een overlevering van al die jaren gesnakt zou worden naar de verwezenlij king ervan. De heer Aponno heeft vrij op Ambon kunnen rondlopen en op zijn speur tochten alleen bij ouderen nog sporen van hel bezielende ide aal aangetroffen. Bij anderen is het verdwenen, overbodig geworden door de ontwikke ling. Hij is voor die feiten ge zwicht en concludeert nu met enig recht, dat het onzin is om zo ver van huis een ideaal warm te houden dat thuis he lemaal niet meer leeft. Zo'n mededeling zet kwaad bloed. Wie alleen maar een ideaal heeft, laat zich dat niet afnemen. Er treden dus me chanismen in werking om het ideaal te beschermen. Sommi gen zeggen, dat Aponno en de zijnen zich hebben laten mis leiden, dat er wel degelijk een ideaal is, maar dat dit voor hen verborgen is gehouden. Het is mogelijk, maar het lijkt mij hachelijk om uit het feit dat iemand iets niet constateert, te concluderen dat het voor hem verborgen wordt gehouden. Het kan ook eenvoudig niet be staan. Als ik op reis door Spanje nergens Sinterklaas te genkom, zal toch wel niemand beweren, dat de Spaanse rege ring die voor mij heeft verbor gen gehouden. Anderen, ge traind in de stuiverpsychologie die ons allemaal nog eens zal. verlammen, zeggen dat Apon no compensatie zoekt vanwege een handicap en daarom inte ressant gaat doen. Dat is ge woon smerige onzin en zegt niets over het ideaal. Manusama treedt niet in dis cussie over de geconstateerde feiten. Hij houdt vast aan zijn ideaal en herinnert aan de oorlog. Toen was het vanzelf sprekend dat het ideaal van de vrijheid werd hooggehouden. Zelfs als toen in feite de wel stand zou zijn toegenomen en menigeen tevreden zou zijn geweest, zouden wij niet voor die feiten zijn gezwicht. Ver geleken bij het ideaal zijn fei ten ordinaire gegevens. Wie het erin zijn hart niet mee eens is en zich er toch bij neerlegt, is een laffe opportunist, want hij zwicht niet voor de feiten, maar voor de tiran die ze schept. Dat principe hoor ik ook in de reactie van Manusa ma en dat is voor mij een reden om hem te bewonderen. Ik vraag mij alleen af: hoe lang kan zo'n principiële houding duren en hoe groot is de histo rische periode die zij kan nege ren? Mensen een ideaal op dringen waaraan zij, voor mijn part uit laf opportunisme, ont groeid zijn, kan zelf ook een verschrikkelijke vorm van ti rannie worden. En het lijkt mij beter geen ideaal te hebben dan erdoor getiranniseerd te wor den en anderen ermee te tiran niseren. Op de duur blijken de feiten het te winnen, alleen al omdat ze nuchter zijn.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1980 | | pagina 19