vrij uit
Portret van een
sociaal bewogen,
onverzettelijke
priester Frencken
De kleine,
zuinige stapjes
van Drees
STUDIE OVER KATHOLIEKE JEUGDVERENIGING TUSSEN 1927 EN 1940:
van JNoo
het schandaal van
055.
Feiten
Gelieve voortaan nog beter op uw woorden te letten
en de betere standen niet meer te stooten"
Enquêtes
Klachten
SU
„Verwilderd"
Hetze
Verbrand
Staatsman
Ander vaatje
Prijs
Veel geslikt
Verbitterd
DOOR
CORN.
VERHOEVEN
-1'"" i" -1
Elk j aar verbranden in
Nederland zo'n vierdui
zend mensen in min of
meer ernstige mate. Het
overgrote deel van ver
brandingen (ca. zeventig
procent) gebeurt bin»
nenshuis. Vijftien pro
cent van de ongevallen
vindt plaats in bedrijven
en vijftien procent ont-
staat bij verkeersonge
vallen, vlieg- en
scheepsrampen. In haar
boek „De verpleging van
de brandwondenpa
tiënt" geeft Ina van der
Togt-Buur enkele oor
zaken van verbrandin
gen in huis:
•De wiegkruik van de
baby is niet goed geslo
ten of lekt. De kruik ligt
te dicht bij de baby en is
niet voldoende omwik
keld;
•Kinderen en met name
kleuters, lopen in huis
vaak verbrandingen op
door aan het tafelkleed
te trekken waarop een
hete thee- of koffiepot
staat, door aan de steel
van de koekepan te
trekken waarin zich heet
vet bevindt, door te heet
badwater;
•De huisvrouw staat te
koken en de vlam slaat
in de pan. De huisvrouw
gaat met de pan lopen en
struikelt;
•Het in slaap vallen van
oudere mensen die te
dicht bij de kachel zit
ten. Kleren kunnen
hierbij vlam vatten
•Onvoorzichtig omgaan
met moderne elektrische
huishoudelijke appara
ten;
•Gaslekkages welke op
gespoord worden met
een brandende lucifer
(zeepsop is het juiste
middel). Bijna altijd
volgt hier een steekvlam
en explosie. In de zo
mertijd ziet men vooral
de laatste jaren brand
wonden ten gevolge van
barbecue in de tuin
waarbij men onvoor
zichtig met aanmaak-
spiritus omgaat.
•Onzorgvuldig hande
len tijdens het tanken
van benzine door eige
naren van plezier
boot jes;
•Onvoorzichtig omgaan
met butagasflessen.
Wat te doen bij een
verbranding? Ina van
der Togt: „Het allerbe
langrijkste is dat de
brandwonden onmid
dellijk gekoeld worden
met water. Als er geen
kraan in de buurt is,
dompel de wonden dan
desnoods in een sloot of
wat er maar aan water
voor handen is. Dat
koelen is zo belangrijk,
omdat daarmee het in
branden van de huid
wordt gestopt. Het aan
brengen van zalven,
crèmes of natte verban
den is uit den boze.
Hierdoor wordt het
stellen van de diagnose -
het bepalen van de
diepte van de verbran
ding - namelijk onmo
gelijk.
Direct na het koelen
moet het slachtoffer
naar een ziekenhuis en
zomogelijk naar een
brandwondencentrum
(Door Toon Kloet)
„Frencken koos voor niemand duidelijk partij en
i^am uiteindelijk met alle partijen in conflict".
Dat is een citaat uit het boek „F.B.J. Frencken en de katho
liekejeugdvereniging 1927-1 940" van de hand van drs. Frans
jj.Glorius, uitgegeven in de reeks Bijdragen tot de geschie
denis van het Zuiden van Nederland van de Stichting Zuidelijk
Historisch Contact in Tilburg.
In zijn voorwoord zegt de
auteur geen levensbeschrij
ving te hebben willen maken
van de in 1886 in Oosterhout
geboren priester Frans Frenc
ken. Zijn studie was gericht op
de ontwikkeling van de katho
lieke jeugdbeweging in de
hierboven genoemde periode.
De K.J.V. van Frencken was
daar een van de belangrijkste
representanten van en over de
K.J.V. was bovendien veel
geordende documentatie be
schikbaar. Maar het leven van
mgr. Frencken is zo met de
E.K. (Eucharistische Kruis
tocht) en de daaruit voortge
komen K.J.V. (Katholieke
Jeugdvereniging) vervlochten
geweest, dat uit een beschrij
ving daarvan bijna onvermij
delijk een portret van de
stichter naar voren komt. De
dramatiek van Frencken, in de
eerste regels van dit artikel
aangegeven, is vrijwel ook de
dramatiek van zijn werk ge
weest. En als Glorius in de
laatste regels van zijn boek
vaststelt, dat na de tweede
wereldoorlog de periode voor
bij was „waarin curieuze ver
enigingen als de K.J.V. konden
opbloeien", dan is ook de tijd
voorbij waarin een man als
Frencken actief kon zijn.
In het in 1977 verschenen
Jaarboek 1975 van het Katho
liek Documentatiecentrum is
een samenvatting gepubli
ceerd van een kandidaatss
criptie van Peter Selten, ge
wijd aan de beginjaren van de
E.K.F., de Eucharistische
Kruistocht voor Fabrieks
meisjes. Die scriptie, waaraan
destijds ook in onze krant aan
dacht is besteed, beperkt zich
tot de jaren 1924-1928. Het is
wel interessant om die publi-
katie nog eens even in herin
nering te roepen, want wie nu
het boek van Glorius leest, dat
een veel langere periode be
slaat, volgt de ontwikkeling
van de K.J.V. na de ontstaan
speriode en kan zich daardoor
ook een ander beeld vormen
van de man achter E.K. en
K.J.V., mgr. Frencken. Beter
gezegd: een vollediger beeld.
Want de conclusies waartoe
Selten kwam in zijn scriptie,
bijvoorbeeld ten aanzien van
de sociale bewogenheid van
Frencken, zijn ook in het boek
van Glorius terug te vinden
waar het de beginjaren van de
E.K.-beweging en de K.J.V.
betreft. Citaat uit het boek van
Glorius: „Frencken maakte
zich zorgen over de gods
dienstzin van de vrouwelijke
jeugd in bedrijven werkzaam
en bekommerde zich zeker in
de jaren twintig nauwelijks om
de sociale wantoestanden. Op
dat gebied was hij, die een fa
briek hoogstens van de buiten
kant kende, volkomen wereld
vreemd".
Maar in de jaren, die volgen,
vanaf het begin van de dertiger
jaren, zo blijkt uit de studie
van drs. Glorius, krijgt Frenc
ken wel degelijk aandacht voor
de sociale omstandigheden
waaronder vooral jonge meis
jes in de fabrieken moeten
werken. In augustus 1929 wor
den in Moerdijk studiedagen
voor groepsleidsters en jeugd
leidsters gehouden en daar
worden de uitkomsten bespro
ken van een uit vijf vragenlij
sten bestaande enquête over
diverse aspecten van fabrieks
arbeid voor meisjes. Tegen de
aanvankelijke bedoeling in
wordt de enquête gepubliceerd
in het blad van het r.-k. cen
traal bureau voor onderwijs en
opvoeding „Dux" en de
conclusie was „dat in ongeveer
alle fabrieken - een heerlijke
uitzondering buiten beschou
wing gelaten - de toestand zo is
dat het kind van 14 jaar, dat er
heen gaat, minstens voor een
tijd bedorven wordt. Het is
praktisch onmogelijk zonder
speciale genade en heel bij
zondere hulp de onschuld op
de fabriek te bewaren".
Hoewel in de enquête woon
plaatsen en fabrieksnamen
door nummers vervangen zijn
en de antwoorden op de vragen
die door de meisjes openhartig
gegeven werden op zakelijke
wijze zijn vertaald, brengt de
publikatie toch een schokef
fect teweeg. Bij veel onderne
mers die de K.J.V. financieel
steunen valt ze niet in goede
aarde. Ch.Stulemeijer (H.K.I.(
probeert in het blad „De R.K.
Werkgever" aan te tonen dat
de enquête een verkeerd beeld
oproept en de bisschop van
Breda, mgr. Hopmans, laat
Frencken in vertrouwen we
ten, dat de voorzitter van de
Alg. R.K. Werkgeversvereni
ging zich bij hem over de
publikatie in „Dux" heeft be
klaagd. Ondanks de uitkom-
|or i-KLANDI A-PERS. 7de Jwging. ap
(Qiululteoa 60 tui pom-
po» f nuromrn «u. W«tart
Ui*"1"' imVrt"» W cta^ par
Illu»"*!'® tttonoemenifo *00» OH btW
b cu. PrU* "tBD to de pMtkMUfwiflm'
»«bUwJ goedkoop" O»» bUdwwltssvw. W JUIMI
pij^OTDREN^WOSENDAAl^loljntjJ^JjjTeMB^jJBraCBNO^JOOMj
Boven den Moerdijk bttstt men hoog vin den toren
over het „onzedelijke" Brabant en vraagt aren
„Wat hebben de katholieken en de geestelijkheid
daartegen gedaan
cccrd In Dm «1 later op on» renenü-
Icndf con erf wen behandeld, om de aan-
dacht dep overheid erop te
om de openbare mcenlng wawcr te
schudden.
Ir waren echter «enne gtoote berev
ren. waarmee we rekening moesten hou
ara. w«imdrmmdmji«
hel publiek too «emakkelllk imnm*
seerd werd ten aanzien van het labnexv
meisje. Men dacht maar al.mi
alleen fabrieksmeisjes en Él» fWgg»
melaJea niet deugden, een opvattin*
wurdoor reehlatteetaaia tkjnWj*™"*;
lea teil aelrollen werten. Zn llll"»"
da loettonden op kontoren en m winkel»
acker hv *aft» en nog ®in.
Antwoord van Mgr. Frencken
aan de liberale pers.
De te Om aan het richt aekomen wan-
(.„landen op de labrlekcn van de N V.
Oriïncn", «laai van het Zwnncnben-
concern. Waarvan InMoow vr.uwot en
melsJca het ilorhtoflcr «cwordrn tljn.
hebben in den lande. blUkena Oe reacUe
In de pers. diepen Indruk «emoakt paar
wordt men plotseling opgeschrikt alt «en
naïeve argeloosheid, s'-aat verpletterd
Van de schandelijke gebeurtenissen, van
het lelt dat op een tabrtek Ui een Bra-
btntsch «tadje toovele kielen en.lleha
Uit Dagblad van Noordbrabant en Zeeland van 25 maart 1938.
I
firn
den
ftcbr.
van
len, b
de hou
«tuenlle
De U
dc Sen
miUia»
vorm.
door di
Door
drong
On'
bed»*
Een
In
bc»
troCi
gaan
nt
sten van de enquête wijst de
K.J.V. - in tegenstelling tot de
toenmalige president van het
groot seminarie in Hoeven, de
latere vicaris van mgr. Hop
mans - fabrieksarbeid voor
vrouwen niet geheel af. Eén
van de argumenten: er zijn in
dustrieën die meisjesarbeid
niet kunnen missen. Maar wel
wijst de K.J.V. fabrieksarbeid
voor meisjes beneden 16 jaar
en voor gehuwde vrouwen af.
Het rommelt verder na de
Dux-publikatie. Vooraan
staande katholieke intellec
tuelen richten een R.K. Stu
dieclub op om de bestaande so
ciale en economische ver
schijnselen te bestuderen en
.dat leidt tot publikatie van een
opnieuw opzienbarend rap
port in 1931, waarin krachtig
stelling wordt genomen tegen
het kapitalisme en de manier
waarop dat arbeid als koop
waar ziet. Ondanks het feit dat
Frencken in oktober van dat
jaar opnieuw een „vaderlijke
wenk" van bisschop Hopmans
krijgt om zich in zijn toespra
ken te matigen („gelieve voor
taan nog beter op uw woorden
te letten en de betere standen
niet meer te stooten") gaat
Frencken door met enquêteren
en het verwerken van de gege
vens daaruit, ook over ar-
beidstempo, arbeidstijden en
hygiënische omstandigheden
in bedrijven, in geheime rap
porten. In lezingen en op con
gressen echter maakt hij zijn
ongenoegen over de aange
troffen toestanden duidelijk,
hetgeen de relatie met veel
katholieke werkgevers niet ten
goede komt. Als overleg met
die werkgevers niet tot resul
taat leidt dreigt Frencken de
namen bekend te maken van
fabrieken „in wier inrichtin
gen ongewenschte en niet ver
antwoorde toestanden blijven
bestaan".
Zover komt het niet, maar
wel houdt hij op 26 oktober
1936 een felle redevoering, die,
aldus drs. Glorius, bij veel fa
brikanten kwaad bloed zette.
In een verontwaardigde reac
tie schrijft Liga-directeur
F.Neutelings aan Frencken:
„Wat kunnen wij fabrikanten
eraan doen, dat onze meisjes
dikwijls uit de meest verwil
derde gezinnen stammen".
Twee jaar later komt de
K.J.V. opnieuw in opspraak als
de landelijke pers zich inten
sief gaat bezighouden met een
omvangrijk zedenschandaal in
de Organonfabrieken in Oss.
Mede naar aanleiding van een
Mgr. Frencken.
verklaring van oud-minister
Marchant, dat de K.J.V. al ja
ren eerder tegen wantoestan
den in bedrijven gewaar
schuwd had, ontstaat er in een
aantal boven-Moerdijkse bla
den een soort anti-zuidelijke
en anti-pa pistische hetze.
Glorius noemt in dit verband
het Haagse liberale dagblad
„De Avondster". Dat is een
fout, bedoeld dagblad heette
„De Avondpost". Het blad dat
Glorius noemt was niet Haags
liberaal, maar verscheen in
Bergen op Zoom. Overigens
was het artikel in „De Avond
post voor Frencken aanlei
ding om zich in twee artikelen
in het „Dagblad van Noord
brabant" te verweren, maar
zelfs voor een aantal katholie
ken was hij daarin niet over
tuigend. Ook Glorius conclu
deert achteraf, dat Frencken
beter de namen uit zijn en
quête bekend had kunnen ma
ken, waardoor wantoestanden
sneller aangepakt hadden
kunnen worden.
Nog één keer heeft Frencken
daarna een enquête ingesteld,
gericht op „de toestanden van
14- en 15-jarige meisjes in de
verschillende ondernemingen
werkzaam". Hij deed dat toen
hij als lid van een subcommis
sie van de Hooge Raad van Ar
beid betrokken was bij de
voorbereiding van een voor
ontwerp tot wijziging van de
Arbeidswet 1919, dat zou wor
den ingediend door de minister
van Sociale Zaken dr. C.
Romme. De uitslagen van zijn
enquête verschillen niet van
vorige en dit keer leiden ze
zelfs tot een aanklacht tegen
Frencken, ingediend bij het
Nederlandse episcopaat door
de adviseurs van de R.K.
Werkgeversvereniging. In de
bijlagen van het definitieve
wetsontwerp is een discussie
opgenomen tussen Frencken
en de directeur-generaal van
de Arbeid, dr. A. Hacke, over
de al dan niet juistheid vaneen
aantal in het rapport van de
enquête genoemde feiten.
Doordat van de kant van
de werkgevers op econo
mische gronden bezwaren
tegen de wetswijziging
worden ingediend is de
subcommissie waarin
Frencken zijn werk gedaan
heeft niet tot een eenslui
dend advies aan de minister
gekomen. Door het uitbre
ken van de tweede wereld
oorlog is de zaak overigens
stil komen te liggen en
daardoor is ook de laatste
KJ.V.-enquête nooit in
brede kring bekend gewor
den. De antwoordformu
lieren, die waren opgesla
gen in het secretariaat in
Breda, zijn, aldus drs. Glo
rius, verbrand uit angst dat
de Duitsers er misbruik van
zouden maken.
(Door Frits Thissen)
Uitgerekend een SDAP'er in hart en ziel maakte van de
PvdA na de tweede wereldoorlog een alleszins aanvaard
bare en volwaardige regeringspartner. Dat is het beeld,
dat naar voren komt uit de biografische schets, die twee
weekbladjournalisten hebben gemaakt van W. Drees sr.,
achtereenvolgens politiek leider van de SD AP en de PvdA
en minister-president van 1948 tot eind 1958.
Tan Dutman onverbiddelijk
jpmarcheren naar de top V4J
ie FNV, wordt het tijd de ha
rens te verzetten. Natuurlijk
vel met dezelfde botte tjr
waarmee hij in het verleden
nenig ontluikend vredesiW-
ïatief tussen werkgevers en
werknemers heeft afgekapt-
Hij heeft nu al aangekon
digd, dat hij zijn plannen
straks desnoods alleen me
werkgevers en het door hem
vaak vermaledijde kabinet zal
uitvoeren, als de andere bon
den hem niet een-twee-dr"
mpporteren. Z'n streken
houdt hij dus.
Als de vos de passie preekt
boer pas op je kippen Van Af»
Van Veen, Kok, Zijlstra èn Den
Uyl zijn dus gewaarschuwd. I
Arie Groenevelt.
Het beeld, dat beide journa
listen - John Jansen van Galen
en Herman Vuysje - zich in hun
vlot geschreven maar niet erg
I diepgravende werkje van
Drees hebben gevormd, is ge
baseerd op urenlange gesprek-
kenmet de thans 94-jarige, nog
opvallend helder van geest
zijnde politicus en interviews
wet 27 personen, die hem in
zijn doen en laten van dichtbij
hebben meegemaakt. Het boek
is een uitwerking van een
drietal forse artikels in het
weekblad Haagse Post onder
de titel „Drees, staatsman
'lissen de schuifdeuren". Te-
j fooht is het boek thans ver
krijgbaar onder de door Van
der Goes van Naters (oud-
I dA-fractieleider) aange
reikte titel: „Drees, wethouder
van Nederland".
Inderdaad, deze in Amster-
am geboren, maar in Den
aag getogen en er thans weer
nige tientallen jaren woon-
j ,'®e „wethouder van Ne
erland" zal niet de politieke
Seschiedenis ingaan als een
politicus met weidse politieke
isies. Wanneer men echter
,J15tsmanschap definieert in
en van voorzichtig be-
- "ren, ieder zijn eigen deel ge-
T?' staPje voor stapje iets be-
dan is Drees een groot
s'aatsman geweest.
e grondslag voor het be-
nr«ltjk functioneren van
"swerd gelegd door het
wv, van het wethouder-
aP van de gemeente Den
"•aag m de periode 1919-1933
als Posten Sociale Zaken
en de laatste jaren Financiën
en Openbare Werken. Zijn
werk als wethouder werd ge
kenmerkt door samenwerking
met andersdenkenden, dege
lijkheid, zuinig omspringen
met overheidsmiddelen en het
langzaam werken aan het
beëindigen van schrijnende
toestanden op sociaal gebied.
Hij was een van de wethou
ders, die de SDAP mede aan
een bestuurlijke traditie hielp.
Een van die andere wethou
ders was in Amsterdam F. Wi-
baut. In de partij telden ze niet
zo mee, want hun bestuurlijke
arbeid werd met argusogen
bekeken.
Immers, toen stond de SDAP
nog op het standpunt dat par-
tijgenotenniet „ministeriabel"
moesten zijn, hun handen niet
vuil moesten maken aan her
vormingen in de marge van het
kapitalistische systeem. Drees
- socialist in hart en nieren -
zag dat anders: in zijn visie
was het opbouwende werk dat
door socialisten in gemeente
besturen werd verricht betere
propaganda voor, de socialis
tische doeleinden dan „hard
nekkige" maar vergeefse op
positie in de landspolitiek".
Pas aan het einde van de
dertiger jaren werd de SDAP
duidelijk dat er uit een ander
vaatje getapt moest worden
wilde men iets van zijn idealen
op het punt van maatschappe
lijke hervormingen realiseren.
De partij wijzigde het begin
selprogramma (zo werd de
klassenstrijd geschrapt),
kwam met het Plan van de Ar-
Dr. Drees.
beid en presenteerde zich op
die manier als „regierungsfa-
hige" partij, een streven, dat in
1939 met twee ministerszetels
werd beloond. Drees werd toen
fractieleider in de Tweede
Kamer.
De tweede wereldoorlog
maakte in feite van Drees een
op het punt van de landspoli
tiek niet te passeren man. De
Duitse bezetting hield direct
en indirect dermate huis onder
de oude garde politici, dat
Drees gaandeweg tot spin in
het illegale politieke web
werd. Hij werd zelfs voorzitter
van het college van vertrou
wensmannen, de club mensen
die de terugkeer van de Ne
derlandse regering in balling
schap moest voorbereiden.
Hoezeer socialist van de ou
de stempel - tuk op symbolen
als de rode vlag en het lid
maatschap van de partij van de
Internationale - was zijn op
treden als wethouder en nog
meer als lid van illegale poli
tieke organisaties tijdens de
tweede wereldoorlog er de oor
zaak van, dat hij de naam
kreeg min of meer boven de
partijen te staan. Het kostte
koningin Wilhelmina dan ook
nauwelijks moeite om Drees
samen met Schermerhorn in
1945 het eerste naoorlogse ka
binet te laten formeren.
Schermerhorn als exponent
van de „doorbraak", Drees als
exponent van de oude zuilen.
Hij had immers altijd verzet
aangetekend tegen de pogin
gen in het gijzelaarskamp
Sint-Michielsgestel om de
SDAP helemaal op te laten
gaan in de vernieuwingsbewe
ging, die de Nederlandse
volksbeweging zou moeten
gaan vormen. De SDAP moest
na de oorlog heropgericht
worden, vond Drees en aldus
geschiedde. Van het feit dat de
SDAP kort daarop opging in
een slap aftreksel van de ver
nieuwingsbeweging onder de
naam PvdA kon Drees al nau
welijks meer wakker liggen.
Met behoud van een zekere so
cialistische identiteit kon op
die manier immers een bredere
electorale basis gegeven wor
den aan de PvdA.
Een langdurige regerings
samenwerking met de na de
oorlog opgestane KVP kwam
tot stand, hetgeen de PvdA
naast vruchten ook een hoop
problemen opleverde. De hou
ding van Drees werd echter
bepaald door het volgende uit
gangspunt: „Voor het meere-
geren moest je nu eenmaal een
prijs betalen. Het was het
trauma van de eindeloze op
positie: dat in 's hemelsnaam
niet meer" (Nederhorst, de la
tere PvdA-fractieleider). De
praktische Drees pakte de we
deropbouw van Nederland
driftig en met succes aan: een
geleide loonpolitiek moest de
arbeidskosten voor de indus
trie laag houden en dus de con
currentiepositie verbeteren, de
vakbeweging moest zich aan
de regels van het spel houden:
wie dat niet deed zoals de alras
in communistisch vaarwater
geraakte Eenheids Vakcen
trale (EVC) werd door de so
cialist Drees met overheidsge-
weld aangepakt. Daartegen
over stond een uitbouw van de
sociale wetgeving, zoals de
basis voor de AOW in de vorm
van een nood-oudedagsvoor
ziening en bijvoorbeeld pro
gressieve inkomstenbelas
tingtarieven (een erfenis van
de Duitsers!). Veel van de
PvdA-wensen - zoals sociali
satie van een aantal indus
trieën - bleken echter niet
haalbaar. En de meeregerende
Drees besefte dat heel goed,
politicus van de oude stempel,
die hij was, grootgebracht met
de wetenschap dat in het Ne
derlandse verzuilde politieke
systeem de kans op overleving
afhankelijk was (en is) van de
mate waarin men in staat was
aan de top tot soms vergaande
politieke compromissen te
komen.
De langdurige regeringspe
riode van Drees komt er in het
met toch wel aardige anekdo
tes doorspekte boek inhoude
lijk wat magertjes af behou
dens een uitgebreide beschrij
ving van de moeilijkheden
rond de dekolonisatie van het
toenmalige Nederlands-Indië.
Het PvdA-deel van het kabinet
heeft op dat punt zonder over
leg met de fractie - en naar
Drees nu nog meent volkomen
terecht - veel geslikt, onder
andere twee politionele acties.
Binnen de PvdA en ook in de
PvdA-fractie leverde hem dat
veel moeilijkheden op. De ver
houding tussen Drees en Van
der Goes van Naters is mede
daardoor blijvend verziekt.
Drees stelde zich zeer dualis
tisch op door bijvoorbeeld te
weigeren ook in moeilijke tij
den PvdA-fractievergaderin-
gen bij te wonen. Ook dat nam
men hem kwalijk in PvdA-
kring, daarbij met een scheef
oog kijkend naar de gang van
zaken in andere regerings
fracties.
Opvallend is dat Drees - uit
gaand van het in de wereldpo
litiek niet altijd opgaande
spreekwoord: AFSPRAKEN
ZIJN AFSPRAKEN het
Indië-beleid van zijn kabinet
ten nog altijd tot in detail ver
dedigde, daarbij niet toege
vend dat er fouten zijn ge
maakt. Des te opvallender is
het misschien daarnaast te
moeten constateren, dat de
toenmalige KVP-leider Rom
me met het grootste gemak af
stand neemt van zijn opstelling
destijds, een opstelling die
voor eén belangrijk deel de in
houd van het conflict met de
Republiek Indonesia bepaalde.
De coalitie met de KVP be
gon echter langzamerhand
steeds meer als een krakende
wagen te lopen: om een klei
nigheid viel het vierde kabi-
net-Drees dan ook eind 1958.
Drees trok zich verbitterd te
rug in zijn huis aan de Haagse
Beeklaan. Hoewel hij regel
matig in conflict lag met zijn
partij en vooral zijn fractie
(zijn verhouding met Van der
Goes van Naters kreeg zelfs het
karakter van een vete) bleef
zijn positie lange tijd onaan
tastbaar in de PvdA. Juist zijn
manier van besturen heeft hem
echter na zijn actieve politieke
carrière vervreemd van de
PvdA Wijlen Anne Vondeling
kwalificeerde de toestand in de
PvdA na het vertrek van Drees
als „de dood in de pot", een
ingeslapen partij dus. Spoedig
kwam daar verandering in en
Drees, „de verpersoonlijking
van pre-poiarisatieland" (Den
Uyl) haakte af.
Na een 66-jarig lidmaat
schap stapte hij in 1971 ver
bitterd uit de partij. Met kleine
stapjes had hij mede Neder
land gebracht wat het nu heeft.
Maar andere problemen dien
den zich aan, een andere poli
tieke cultuur deed opgeld. En
daar kon Drees ais politicus
van een andere generatie niet
meer mee leven. Wel bleef hij -
ook en misschien juist wel voor
vele niet-PvdA'ers - „Vadertje
Drees". die eretitel zal hem
nooit ontnomen worden.
e John Jansen van Galen,
Herman Vuysje, Drees, wet
houder van Nederland, A.W.
Sijthoffs Uitgeversmaat
schappij, Alphen aan de Rijn,
1980, prijs f 17,50.
Misschien is de kwestie al
weer vergeten als deze regels
worden gedrukt. Het gaat over
ir. J. Manusama, oud-conrec
tor van een Rotterdamse scho
lengemeenschap en president
in ballingschap van de vrije re
publiek der Molukken. Die re
publiek bestaat weliswaar niet
in werkelijkheid, maar beant
woordt toch aan een ideaal dat
al meer dan dertig jaar wordt
gekoesterd. De regeringen van
Nederland en van Indonesië
erkennen noch de republiek,
noch het ideaal dat tot nu toe
veel ellende heeft veroorzaakt
en zijn verwezenlijking geen
stap is genaderd.
Toch bewonder ik Manusa
ma o.a. hierom dat hij niet voor
de feiten zwicht en het ideaal
blijft koesteren zonder in on
geduld en geweld te vervallen.
Dat is heel moeilijk geworden,
nu een aantal van zijn landge
noten op reis is geweest naar
Indonesië en daar heeft gecon
stateerd dat het ideaal hele
maal niet leeft op de plaats
waar volgens een overlevering
van al die jaren gesnakt zou
worden naar de verwezenlij
king ervan. De heer Aponno
heeft vrij op Ambon kunnen
rondlopen en op zijn speur
tochten alleen bij ouderen nog
sporen van hel bezielende ide
aal aangetroffen. Bij anderen
is het verdwenen, overbodig
geworden door de ontwikke
ling. Hij is voor die feiten ge
zwicht en concludeert nu met
enig recht, dat het onzin is om
zo ver van huis een ideaal
warm te houden dat thuis he
lemaal niet meer leeft.
Zo'n mededeling zet kwaad
bloed. Wie alleen maar een
ideaal heeft, laat zich dat niet
afnemen. Er treden dus me
chanismen in werking om het
ideaal te beschermen. Sommi
gen zeggen, dat Aponno en de
zijnen zich hebben laten mis
leiden, dat er wel degelijk een
ideaal is, maar dat dit voor hen
verborgen is gehouden. Het is
mogelijk, maar het lijkt mij
hachelijk om uit het feit dat
iemand iets niet constateert, te
concluderen dat het voor hem
verborgen wordt gehouden.
Het kan ook eenvoudig niet be
staan. Als ik op reis door
Spanje nergens Sinterklaas te
genkom, zal toch wel niemand
beweren, dat de Spaanse rege
ring die voor mij heeft verbor
gen gehouden. Anderen, ge
traind in de stuiverpsychologie
die ons allemaal nog eens zal.
verlammen, zeggen dat Apon
no compensatie zoekt vanwege
een handicap en daarom inte
ressant gaat doen. Dat is ge
woon smerige onzin en zegt
niets over het ideaal.
Manusama treedt niet in dis
cussie over de geconstateerde
feiten. Hij houdt vast aan zijn
ideaal en herinnert aan de
oorlog. Toen was het vanzelf
sprekend dat het ideaal van de
vrijheid werd hooggehouden.
Zelfs als toen in feite de wel
stand zou zijn toegenomen en
menigeen tevreden zou zijn
geweest, zouden wij niet voor
die feiten zijn gezwicht. Ver
geleken bij het ideaal zijn fei
ten ordinaire gegevens. Wie
het erin zijn hart niet mee eens
is en zich er toch bij neerlegt, is
een laffe opportunist, want hij
zwicht niet voor de feiten,
maar voor de tiran die ze
schept. Dat principe hoor ik
ook in de reactie van Manusa
ma en dat is voor mij een reden
om hem te bewonderen. Ik
vraag mij alleen af: hoe lang
kan zo'n principiële houding
duren en hoe groot is de histo
rische periode die zij kan nege
ren? Mensen een ideaal op
dringen waaraan zij, voor mijn
part uit laf opportunisme, ont
groeid zijn, kan zelf ook een
verschrikkelijke vorm van ti
rannie worden. En het lijkt mij
beter geen ideaal te hebben dan
erdoor getiranniseerd te wor
den en anderen ermee te tiran
niseren. Op de duur blijken de
feiten het te winnen, alleen al
omdat ze nuchter zijn.