vrïi uit
Meeste
verbrandingen
gebeuren
binnenshuis
ARIE VERLIEST WEL Z'N HAREN, NIET Z'N STREKEN
Deskundige verpleging kan pijnlijk
genezingsproces versnellen
STUDIE OVER K
"=a
Ina van der Togt-Buur uit Oosterhout:
Uitdaging
Complex
Grote lijn
Wrak
Intensief
Kritiek
Staatsman
VAN ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1
laÉk. M mt mjg jêêH*.
BRANDWONDEN:
Hel voor
(Door Hans van Leusden)
„Nog steeds komen te veel
brandwondenpatiënten in
niet-gespecialiseerde kli
nieken terecht. Dit resul
teert over het algemeen in
vertraagde genezing van
deze patiënt, maar ook in
onzekerheid bij de ver
pleegkundige die onvol
doende bekend is met de
behandeling en verpleging
van deze patiënten".
Dit schrijft mevrouw Ina van
der Togt-Buur uit Oosterhout
in de verantwoording van haar
zojuist verschenen boek „De
verpleging van de brandwon
denpatiënt" (uitgeverij De
Tijdstroom). Een van haar be
langrijkste redenen om dit
boek te schrijven was het ont
breken van adequate, Neder
landse literatuur op dit gebied.
Wat hoopt zij met haar boek
te bereiken? Ina van der Togt:
„Op z'n minst belangstelling te
wekken voor de brandwon
denpatiënt. Dat is op zich al
moeilijk, want een verbran
dingsslachtoffer ziet er voor
velen afgrijselijk uit. Daar
naast vraagt zo'n patiënt zo
een intensieve en gespeciali
seerde behandeling en verple
ging, dat verpleegkundigen en
anderen die er niet dagelijks
mee te maken hebben, veelal
onvoldoende kennis op dit ge
bied hebben voor een goede
verpleging van de patiënt.
de patiënt
»Na het ongeval op weg naar een brandwondencentrum: het begin van een lange lijdensweg.
Hoogovens - ik geloof in '64 of
'65 - veertig verbrande Span
jaarden werden binnenge
bracht. Maar ondanks de
schrik hielp iedereen in het
ziekenhuis - van keukenhulp
tot arts -.om alle slachtoffers
onder te brengen. En in twee,
twee en een half uur was alles
geregeld. Later bleek dat vele
helpers en helpsters grote
moeite hadden gehad bij het
aanzicht van de slachtoffers".
Tot een aantal jaren geleden
was iemand die ernstig ver
brandde, meestal ten dode op
geschreven. Een brandwon
denpatiënt is totaal-ziek, om
dat de bijkomende verschijn
selen van verbranding zo com
plex en ingrijpend zijn, dat ook
het functioneren van essentiële
lichaamsorganen (zoals lon
gen, nieren, lever, hart) ver
stoord raakt. Gaandeweg is de
behandeling en verzorging van
deze patiënt - mede dank zij de
kennis, opgedaan o.a in de
laatste wereldoorlog en in de
oorlog in Viëtnam - uitge
groeid tot een geheel eigen spe
cialisatie binnen de medische
wetenschap.
In Nederland is die ontwik
keling ruim tien jaar geleden
goed op gang gekomen. Dat
leidde ertoe, dat in 1973 in het
toen nieuwe Rode-Kruiszie-
kenhuis in Beverwijk een spe
ciaal brandwondencentrum
werd ingericht. Ina van der
Togt: „Ik werkte daar als
hoofd van een algemene afde
ling, en werd gevraagd hoofd
verpleegkundige van het
nieuwe centrum te worden.
Met verbrandingen had ik al
meermalen ervaring gehad. De
eerste patiënt waarmee ik te
maken kreeg, was een jongen
van zeventien jaar. Toen ik
hem zag schrok ik me wezen
loos, zo afschuwelijk zag hij er
uit. Die reactie zag ik later ook
bij anderen; bijvoorbeeld toen
na een enorme explosie bij
Waarom koos Ina van der
Togt juist voor de verpleging
van brandwondenpatiënten?
Zij zegt: „Iemand die goed
verbrandis, is echt, helemaal
ziek.jVp.pr ep() verpleegkundi
ge is'dat een uitdaging om die
méns er zo snel mogelijk en'
goed weer boven op te krijgen.
Daar wil je je dan voor in zet
ten". Om het nieuwe brand
wondencentrum in Beverwijk
mee op te zetten liep Ina van
der Togt stage in het Kommü-
nehospitalet in Kopenhagen en
in het Shriners Burns Institute
for Children in Boston. Ver
volgens moest een verpleeg-
team worden samengesteld en
geïnstrueerd. „Toen al bleek",
aldus Ina van der Togt, „dat er
behoefte was aan Neder
landstalige literatuur over de
verpleging van brandwonden
patiënten".
Pratend over de opzet van
haar boek vertelt zij wat een
verbrande patiënt in grote lijn
doormaakt: „Een brandwon
denpatiënt ondergaat in het
hele behandelproces vier fases,
die ik in het boek volg, en zo
eenvoudig mogelijk tracht
weer te geven. Het begint bij
het moment direct na de ver
branding tot na zijn ontslag uit
het ziekenhuis".
„Wanneer de patiënt bin
nenkomt in het brandwonden
centrum wordt eerst de zoge
naamde levensreddende hulp
gegeven. Hij kan voor negentig
procent verbrand zijn, maar
dat is - op dat moment - minder
belangrijk, wanneer hij ook in
ademhalingsnood is of ernstige
inwendige bloedingen heeft.
Dan wordt daar éérst iets aan
gedaan".
„Daarna moet gesleuteld
worden aan de brandwon
denshock, die als regel voor
komt bij iedere patiënt die
voor meer dan vijftien tot
twintig verbrand is; bij zuige
lingen en oudere mensen al
eerder. Door de shock vindt
vochtverlies plaats. Dat vocht
moet direct aangevuld worden,
want anders redt de patiënt het
niet",
„De derde fase is de wond-
behandeling, die in de diverse
brandwondencentra zeer kan
verschillen. Het belangrijkste
bij de behandeling is, of deze
erop gericht is de wond(en) te
genezen met dan wel zonder
operatieve ingreep. Bij derde
graads verbrandingen (de
ernstigste vorm) wordt door
gaans geopereerd - dat houdt
dan in het transplanteren van
huid -, omdat hiermee het
snelsteen beste resultaat
wordt bereikt". „Tenslotte
krijg je de revalidatiefase.
Daarin wordt de patiënt ge
leerd de verstoorde en ver
vormde lichaamsdelen weer
zoveel mogelijk te gebruiken.
Bovendien wordt hij in deze
periode voorbereid op terug
keer in de maatschappij. Zijn
interesse voor gebeurtenissen
in de wereld wordt aangemoe
digd. Contact met vrienden,
collega's en familieleden is te
vens belangrijk. Deze fase be
gint in een vroeg stadium in het
centrum, en gaat na ontslag uit
het ziekenhuis vaak nog jaren
door", aldus Ina van der Togt.
Uit haar nadere toelichting
blijkt dat de brandwondenpa
tiënt door een hel gaat. Hij is -
het is al gezegd - totaal-ziek.
Zijn huid is voor een belang
rijk deel weg; de huid die be
scherming bood tegen bacte
riën, uitdroging, schadelijke
stoffen en straling; die een be
langrijke rol speelde bij het in
stand houden van een con
stante lichaamstemperatuur;
die zintuigen bevatte; die
dienst deed als reserveopslag
plaats voor voedsel; die rek
baar en plooibaar was.
Hij is niet alleen lichamelijk
een wrak maar ook geestelijk.
Want -de verschrikkingen van
de verbranding zelf - die hij bij
het volle bewustzijn meemaakt
- blijven hem lang, meestal z'n
verdere leven, bij. Tijdens zijn
behandeling wordt hij gecon
fronteerd met zijn handicaps
en verminkingen. Niet alleen
die moet hij proberen te aan
vaarden; ook zal hij in het zie
kenhuis al ervaren dat bezoe-
•Blik in de laminar down flow unit in het brandwondencentrum, van het Rode Kruisziekenhuis te Beverwijk. De patiënt ligt in
een bacterievrije ruimte, (achter p.v.c. -gordijnen).
kende familieleden, vrienden
en bekenden met schrik en
verholen afkeer zijn geschon
den uiterlijk aanschouwen. In
die (ziekenhuis) wereld van de
brandwondenpatiënt is de
verpleegkundige de centrale
figuur. Ina van der Togt: „De
verpleegkundige is letterlijk
vierentwintig uur per dag met
hem bezig. Zij kent zijn zwak
ke plekken, weet precies hoe
hij moet liggen; haar relatie
met de patiënt is ook veel nau
wer dan die de arts met hem
heeft. Die ziet hem hooguit een
halfuur per dag".
„Je moet als verpleegkun
dige zelf zowel lichamelijk
als geestelijk sterk zijn. De
verzorging van deze patiën
ten is zeer intensief. Een van
de naarste bezigheden is het
dagelijks wisselen van de
verbanden. Ook voor de pa
tiënt zelf trouwens, want dat
is een bijzonder pijnlijke
aangelegenheid. Daarnaast
krijg je ook te maken met de
persoonlijke problemen van
de patiënt. Het gebeurt, dat
de man of vrouw van een pa
tiënt zo schrikt van het ui
terlijk, dat er scheiding
volgt".
„Gezien de verscheiden
heid van problemen van en
met de brandwondenpatiënt
zijn al in een vroeg stadium
verschillende specialisten
met hem bezig, zoals een psy
choloog, fysiotherapeut, er
go-therapeut, maatschappe
lijk werker en plastisch chi
rurg. Zij leggen de basis voor
de verdere begeleiding van
de patiënt, wanneer die een
maal uit het ziekenhuis is
ontslagen", aldus Ina van der
Togt.
Terug naar het begin van dit
verhaal: teveel brandwonden
patiënten komen in niet-ge
specialiseerde klinieken te
recht. Dat lijkt een stukje kri
tiek op de medici. Ina van der
Togt: „Dat klopt. Ik ben na
mijn vertrek uit de praktische
verpleegkunde en na m'n hu
welijk nauw betrokken ge
raakt bij de activiteiten van de
Vereniging van ex-brand
wondpatiënten. Mijn man en
ik hebben als bestuursleden
meermalen ervaren dat
brandwondpatiënten die in
een, laat ik maar zeggen, ge
woon ziekenhuis zijn behan
deld, nogal eens met meer en
grotere problemen waren be
hept, dan wanneer zij in een
gespecialiseerde kliniek waren
behandeld".
Zij noemt als voorbeeld het
geval van een verbrande jon
gen van dertien jaar die in het
regionaal ziekenhuis waar hij
verpleegd werd te horen kreeg,
dat hij het eerste halfjaar wel
in een rolstoel zou moeten
doorbrengen. Na, toevallig,
contact met de Vereniging van
ex-brandwondpatiënten werd
de jongen alsnog opgenomen in
een brandwondencentrum.
Het resultaat was dat hij zes
weken later weer kon voetbal
len.
Als bestuurslid van de Ver
eniging van ex-brandwond
patiënten heeft Ina van der
Togt er steeds voor gepleit dat
verbrandingsslachtoffers
doorverwezen worden naar
een gespecialiseerde kliniek.
De realiteit is echter dat de
meeste slachtoffers en hun
naaste familieleden het belang
ervan niet weten. Bovendien
zijn er nogal wat ziekenhuis
artsen die menen elke brand
wondenpatiënt zelf te kunnen
genezen. Onder meer vanuit
die realiteit heeft Ina van der
Togt haar boek geschreven:
„Om belangstelling te wekken
en een stuk praktische infor
matie te geven voor al diegenen
- van leerlingverpleegkundige
tot fysiotherapeut, van wijk
verpleegster tot huisarts, van
ambulancebroeder tot be
drijfsgeneeskundige - die met
verbrandingsslachtoffers te
maken kunnen krijgen".
Elk j aar verbranden in
Nederland zo'n vierdui.
?end mensen in min ol
meer ernstige mate. Het
overgrote deel van ver-
brandingen (ca. zeventig
procent) gebeurt bin-
nenshuis. Vijftien pro
cent van de ongevallen
vindt plaats in bedrijven
en vijftien procent ont.
staat bij verkeersonge.
vallen, vlieg- en
scheepsrampen. In haar
boek „De verpleging van
de brandwondenpa.
tiënt" geeft Ina van der
Togt-Buur enkele oor
zaken van verbrandin
gen in huis:
•De wiegkruik van de
baby is niet goed geslo
ten of lekt. De kruik ligt
te dicht bij de baby en is
niet voldoende omwik
keld;
•Kinderen en met name
kleuters, lopen in huis
vaak verbrandingen op
door aan het tafelkleed
te trekken waarop een
hete thee- of koffiepot
staat, door aan de steel
van de koekepan te
trekken waarin zich heet
vet bevindt, door te heet
badwater;
•De huisvrouw staat te
koken en de vlam slaat
in de pan. De huisvrouw
gaat met de pan lopen en
struikelt;
•Het in slaap vallen van
oudere mensen die te
dicht bij de kachel zit
ten. Kleren kunnen
hierbij vlam vatten
•Onvoorzichtig omgaan
met moderne elektrische
huishoudelijke appara
ten;
•Gaslekkages welke op
gespoord worden met
een brandende lucifer
(zeepsop is het juiste
middel). Bijna altijd
volgt hier een steekvlam
en explosie. In de zo
mertijd ziet men vooral
de laatste jaren brand
wonden ten gevolge van
barbecue in de tuin
waarbij men onvoor
zichtig met aanmaak-
spiritus omgaat.
•Onzorgvuldig hande
len tijdens het tanken
van benzine door eige
naren van plezier
boot jes;
•Onvoorzichtig omgaan
met butagasflessen.
Wat te doen bij een
verbranding? Ina van
der Togt: „Het allerbe
langrijkste is dat de
brandwonden onmid
dellijk gekoeld worden
met water. Als er geen
kraan in de buurt is,
dompel de wonden dan
desnoods in een sloot of
wat er maar aan water
voor handen is. Dat
koelen is zo belangrijk,
omdat daarmee het in
branden van de huid
wordt gestopt. Het aan
brengen van zalven,
crèmes of natte verban
den is uit den boze.
Hierdoor wordt het
stellen van de diagnose-
het bepalen van de
diepte van de verbran
ding - namelijk onmo
gelijk.
Direct na het koelen
moet het slachtoffer
naar een ziekenhuis en
zomogelijk naar een
brandwondencentrum.
(Door Pieter Jan Dekkers)
Een vos verliest wel z'n ha
ren, maar niet z'n streken. Zo is
het ook met Arie Groenevelt,
de militante voorzitter van de
Industriebond van de FNV. Nu
gaat die vergelijking met de
vos niet helemaal op, want wat
de vos doorgaans in het ver
borgene doet, en waarbij hij
sluwheid geenszins schuwt,
doet Groenevelt in het volle
licht van de openbaarheid. Hij
maakt geen geheim van zijn
afkeer van kapitalistische
werkgevers en uitzuigende
kabinetten.
Streken heeft hij wel, die
Groenevelt. We waren de
laatste jaren gewend geraakt
aan zijn notoire dwarsliggerij,
zijn spotten met het harmo
niemodel en zijn ongezouten
kritiek. Het woord Barricaden
stond in zijn alfabet vóór het,
Algemeen Belang, een begrip
waarvan door Groenevelt in
het nauw gedreven werkgevers
zich plegen te bedienen. Sta
kingen werden meestal vanuit
zijn Industriebond op touw ge
zet.
Hij heeft ons nu weer een
streek geleverd. Hij is bereid
zijn leden loon offers te laten
brengen, als er daardoor meer
banen komen. Groenevelt! Hóe
komt het in z'n hoofd op, is je
eerste reactie. Inleveren, mee
helpen onze economie in stand
te houden, het zijn voor Groe
nevelt wereldvreemde begrip
pen, die beter bij Wim Kok
passen.
Het kan natuurlijk zijn, dat
Groenevelt zijn duur betaalde
vakantie aan de overkant van
de kleine plas heeft doorge
bracht en onder de bekoring
van de Britse kenau Margaret
Thatcher is geraakt. Dëar im
mers ligt het bewijs voor de
stelling dat steeds méér vra
gende vakbonden de economie
in de vernieling kunnen draai
en.
Het kan ook zijn, dat Groe
nevelt in z'n vakantie een
spoedcursus Economie bij
Chris van Veen heeft gevolgd
plus een cursus doemdenken
vij Van den Beid.
Maar het ligt meer voor de
hand, dat hij z'n vrije dagen
heeft besteed met het door
pluizen van dd administratie
van zijn bond. Om tot de ont
dekking te komen, dat het
animo van de werkers om lid
van zijn club te worden de
laatste tijd aanmerkelijk is
verminderd.
Daar moet ik toch iets aan
doen, zal hij gedacht hebben.
Ledenwer vende stakingsacties
die in verleden drommen
werknemers richting FNV de
den marcheren, zijn niet meer
haalbaar: arbeiders zijn te
bang om hunbaantje te verlie
zen. Leden wegkapen bij de
concurrentie levert ook nau
welijks meer wat op. Nieuwe
aanwas van jonge werknemers
in de industrie schijnt ook al
zeldzaam te worden
Nu is de industrie altijd al de
kurk geweest, die onze econo
mie drijvende heeft gehouden
en die Arie Groenevelt het
overigens betwistbare recht
verschafte wat harder z'n
mond open te doen dan de an
dere bonden. Zijn Industrie
bond is immers (nog) de groot
ste. Maar sinds die industrie
afkalft en de witte boorden van
Jan Dutman onverbiddeï'
opmarcheren naar de top f
de FNV, wordt het tijd de li
kens te verzetten. Natuurlij
wel met dezelfde botte
waarmee hij in het verier
menig ontluikend vredesit
tiatief tussen werkgeveri 6
werknemers heeft afgekapt
Hij heeft nu al aangeW'
digd, dat hij zijn pla
straks desnoods alleen
werkgevers en het door hem-'
vaak vermaledijde kabinets
uitvoeren, als de andere W
den hem niet een-twee-dfj
supporteren. Z'n strekt
houdt hij dus.
Als de vos de passie pret"1
boer pas op je kippen Van w
Van Veen, Kok, Zijlstra ènC(
Uyl zijn dus gewaarschuwd
Arie Groenevelt.
(Door
„Frencken koos voor
kwam uiteindelijk met al
Dat is een citaat uit het boe
lieke jeugdvereniging 1927-1
j.J.GIorius, uitgegeven in de
denis van het Zuiden van Nee
Historisch Contact in Tilburg.
In zijn voorwoord zegt de
auteur geen levensbeschrij
ving te hebben willen maken
van de in 1886 in Oosterhoul
geboren priester Frans Frenc
ken. Zijn studie was gericht op
de ontwikkeling van de katho
lieke jeugdbeweging in de
hierboven genoemde periode.
De K.J.V. van Frencken was
daar een van de belangrijkste
representanten van en over de
K.J.V. was bovendien veel
geordende documentatie be
schikbaar. Maar het leven van
mgr. Frencken is zo met de
E.K. (Eucharistische Kruis
tocht) en de daaruit voortge
komen K.J.V. (Katholieke
Jeugdvereniging) vervlochten
geweest, dat uit een beschrij
ving daarvan bijna onvermij
delijk een portret van de
stichter naar voren komt. De
dramatiek van Frencken, in de
eerste regels van dit artikel
aangegeven, is vrijwel ook de
dramatiek van zijn werk ge
weest. En als Glorius in de
laatste regels van zijn boek
vaststelt, dat na de tweede
wereldoorlog de periode voor
bij was „waarin curieuze ver
enigingen als de K.J.V. konden
opbloeien", dan is ook de tijd
voorbij waarin een man als
Frencken actief kon zijn.
In het in 1977 verschenen
Jaarboek 1975 van het Katho
liek Documentatiecentrum is
een samenvatting gepubli
ceerd van een kandidaatss
criptie van Peter Selten, ge
wijd aan de beginjaren van de
E.K.F., de Eucharistische
Kruistocht voor Fabrieks
meisjes. Die scriptie, waaraan
destijds ook in onze krant aan
dacht is besteed, beperkt zich
tot de jaren 1924-1928. Het is
wel interessant om die publi-
katie nog eens even in herin
nering te roepen, want wie nu
het boek van Glorius leest, dat
een veel langere periode be
slaat, volgt de ontwikkeling
van de K.J.V. na de ontstaan
speriode en kan zich daardoor
ook een ander beeld vormen
van de man achter E.K. en
K.J.V., mgr. Frencken. Beter
gezegd: een vollediger beeld.
Want de conclusies waartoe
Selten kwam .in zijn scriptie,
bijvoorbeeld ten aanzien van
de sociale bewogenheid van
Frencken, zijn ook in het boek
van Glorius terug te vinden
waar het de beginjaren van de
E.K-beweging en de K.J.V.
betreft. Citaat uit het boek van
Glorius: „Frencken maakte
zich zorgen over de gods-
(Door Frit
Uitgerekend een SDAP'er ir
PvdA na de tweede wereldot
bare en volwaardige regerin
dat naar voren komt uit de 1
weekbladjournalisten hebbe:
achtereenvolgens politiek lei
en minister-president van lf
Het beeld, dat beide journa
listen - John Jansen van Galen
en Herman Vuysje - zich in hun
vlot geschreven maar niet erg
diepgravende werkje van
Drees hebben gevormd, is ge
baseerd op urenlange gesprek
ken met de thans 94-jarige, nog
opvallend helder van geest
zijnde politicus en interviews
met 27 personen, die hem in
zijn doen en laten van dichtbij
hebben meegemaakt. Het boek
is een uitwerking van een
drietal forse artikels in het
weekblad Haagse Post onder
de titel „Drees, staatsman
tussen de schuifdeuren". Te
recht is het boek thans ver
krijgbaar onder de door Van
der Goes van Naters (oud-
dA-fractieleider) aange
reikte titel: „Drees, wethouder
van Nederland".
Inderdaad, deze in Amster
dam geboren, maar in Den
Haag getogen en er thans weer
eruge tientallen jaren woon-
chtige „wethouder van Ne
erland" zal niet de politieke
geschiedenis ingaan als een
politicus met weidse politieke
sies. Wanneer men echter
aatsmanschap definieert in
rmen van voorzichtig be-
uren, ieder zijn eigen deel ge-
ro-L.' staPie voor stapje iets be
st ?n' ^an *s Drees een groot
staatsman geweest.
e grondslag voor het be-
uurlijk functioneren van
Vo„ees„Werd gelegd door het
srk van het wethouder-
u aP van de gemeente Den
"aag m de periode 1919.1933
uis posten Sociale Zaken