en •erder Lieve luisteraarsters werden luisterende vrouwen MORAAL THEOLOOG PATER DRS. KEES MAAS: VENSTER /rij uit OPEEN VERANDERENDE SAMENLEVING RP Verengd begrip Vrijwillige keuze Seksualiteit een gave drijf, binnen de bring van gevarieerde binnenstedelijke I Drechtsteden. (gegadigden voor de imé rfi JU Imet de zwaarte van VilmaTilburg B.V. van de heer fetel 115 J/an diverse projekten eer korte termijn een belast met het dagelijkse Jder zijn verantwoording laats. Organisatorische en kwaliteiten zijn een vereiste Itwoordelijke funktie. lie wordt gedacht aan opleiding op M.T.S.-niveau. it moderne loden en een behoorlijke strekken tot aanbeveling. t: ;reenstemming met de de funktie. irbeidsvoorwaarden zoals geld, tantième en nvergoeding. licitaties (voorzien van s te richten aan: Bouwmij B.V., eg 3, Postbus 54, iel. tram-, en kraanbanen. an toekomstig kader te W of W) g als men de ambitie elfstandig projektleider iet men bereid zijn ook ten. bijvoeging van een ;t onder nr. 5676 RLEM. (Van een onzer redacteuren) TETERINGEN - „Ik ben er erg blij mee dat er een seksuali teitsbeleving is die geheel menselijk is, maar anders dan in het huwelijk. En niet alleen ik ben er blij mee. Ik heb ook in contacten met andere celibatairen die ervaring ontmoet. Ik ben wel eens geschrokken van priesters die zeiden: „Ik heb het gevoel dat ik maar een halve mens ben". Dat kan niet de bedoeling zijn. Het celibaat mag geen verminking van je leven zijn Aan het woord is pater dr. Kees Maas (Oosterhouter van geboorte) van het Gezelschap van het Goddelijk Woord uit Teteringen. Sinds 1967 is hij docent moraal-theologie aan een katholieke hogeschool op pores in Indonesië. Zijn ver blijf in Nederland, sinds mei 1976, houdt verband met zijn promotie tot doctor aan de Academia Alfonsiana in Ro me. Daar heeft hij, voor zijn vertrek naar de missie, ook enkele jaren moraal-theolo gie gestudeerd en die studie heeft hij nu voltooid met een proefschrift over „Affecti viteit en Celibaat". In dat proefschrift gaat het om de vraag of priesters en reli gieuzen, die bewust voor het celibaat gekozen hebben en dat ook zo goed mogelijk willen beleven, toch in relatie met andere mensen of soms met één ander mens, hun seksualiteit als een menselij ke gave kunnen beleven en daarmee zichzelf en de an dere (of anderen) in hun hele bestaan, ook in hun celibaat, kunnen bevestigen en verrij ken. Als die vraagstelling ver wondering oproept zal dat in de eerste plaats komen, doordat het woord en begrip „seksualiteit" in het alle daagse spraakgebruik en ook in de traditionele moraal van de katholieke kerk heel erg beperkt is. Seksualiteit is in de opvatting van velen ver engd tot „sex" en het begrip sex staat dan op zijn beurt weer voor geslachtsverkeer en wat daar nauw mee te ma ken heeft. Maar pater Maas heeft tijdens zijn studie bij de bekende historicus J. van Ussel een veel bredere om schrijving van het begrip seksualiteit ontmoet, een beschrijving die hij zelf graag onderschrijft en die hij in zijn boek ook hanteert. In die omschrijving betekent seksualiteit „het lichamelijk en geestelijk er voor elkaar willen zijn" en dat biedt een heel wat groter aantal bele vingsmogelijkheden dan het hierboven bedoelde begrip seksualiteit, dat, om het maar eens duidelijk te zeg- óen, altijd in bed eindigt. Eer we hierop doorgaan is het, voor een goed begrip van de zaak, nodig te weten, hoe pater Maas ertoe gekomen is dit onderwerp te bestuderen. Hij is, zoals gezegd, in Rome opgeleid in de moraaltheolo gie en dat vak doceert hij op Flores aan een katholieke hogeschool voor filosofie en theologie. Daar heeft hij dus te maken met jonge mannen die zich voorbereiden op het priesterschap en bij wie, zo goed als elders in de wereld, ook vragen leven over de zin en beleving van het onge huwd blijven als je priester wilt worden of kloosterling. Er is in zekere zin enig ver schil tussen het celibaat (de ongehuwde levensstaat) van priester en kloosterling(e), doordat het celibaat in de katholieke kerk aan het priesterambt gekoppeld zit. Wie priester wil worden moet het celibaat „op de koop toe nemen", al zal het bij veel priesters toch een welover wogen en vrijwillige keuze zijn. Voor de studie van pater Maas was dat verschil overi gens niet van veel betekenis, want zijn boek gaat over priesters en religieuzen - en dat is een belangrijk uit gangspunt - die in vrijwillig heid voor het celibaat hebben gekozen en daar ook vrij en overtuigd aan willen vast houden. Overigens hebben niet al leen zijn contacten met priesterstudenten in Indo nesië hem tot deze keuze voor zijn studie-onderwerp ge bracht. Ook gesprekken met collega's en anderen in en buiten zijn congregatie ga ven hem de overtuiging, dat hier, zoals hij het zelf toe licht, „een onontgonnen ter rein braak ligt". Hij is op zoek gegaan naar een ant woord op vragen als: „Hoe kan het celibaat op zinvolle wijze beleefd worden? Welke plaats hebben daarin de af- fectiviteiten en alle rijk dommen die met het man- of vrouw-zijn gegeven zijn? Menigeen heeft hier geen be vredigend antwoord op ge vonden. Enkele cijfers in zijn boek, ontleend aan informa tie van de Nederlandse Kerkprovincie, illustreren dat. Die cijfers vertellen, dat in de periode 1965-1975 het aantal priesters in Neder land, religieus en wereldlijk, met 20 procent is geslonken. Het aantal priesterwijdingen liep sterk terug en tussen 1961 en 1975 legden 1.795 priesters in Nederland hun ambt neer, zo'n vijftien pro cent van het totaal. Met andere onderzoekers op dit gebied neemt ook dr. Maas aan, dat die ambtsver- latingen en uittredingen niet zozeer, of maar heel gedeel telijk, een gevolg zijn van seksuele nood (seksueel hier in de oude, enge zin van het woord), maar veel meer van een niet langer te dragen ge brek aan menselijk contact, aan menselijke warmte en aan geborgenheid. De moge lijkheid van een affectieve relatie met anderen, of met één ander, man of vrouw, zou wellicht de grote vlucht van priesters, broeders en zus ters, voor een heel groot deel hebben voorkomen. Uitgaande nu - nogmaals gezegd - van het vrijwillig gekozen celibaat als blijvend ideaal en van het brede be grip seksualiteit zoals hier boven beschreven, komt pa ter Maas, mede aan de hand van uitgebreide literatuur- „Het Celibaat mag geen verminking van je leven zijn" studie, tot de bevinding dat seksualiteit een gegeven, zelfs een gave is in het leven van iedere mens, man of vrouw en dat de menselijke ontplooiing, waar iedereen recht op heeft, niet los van dat man-zijn of vrouw-zijn gestalte kan krijgen. Hij verwijst ook met instemming naar een andere auteur waar die zegt, dat een man pas volledig man wordt onder de blik van een vrouw en een vrouw pas volledig vrouw onder de blik van een man. Dat geldt volgens dr. Maas in niet mindere mate voor mensen die uit godsdienstige overweging gekozen hebben voor de ongehuwde staat. Niet minder, misschien zelfs wel meer, want de liefde tot God (de Ander) waarop zij hun leven hebben ingericht, zal toch beleefd moeten wor den in de liefde tot de mens (de ander). Nu is dit laatste bepaald niet nieuw, maar de verwer kelijking daarvan in het le ven van alledag was (en is ge deeltelijk nog) voor celiba tairen erg beperkt door de verengde opvatting van seksualiteit en seksualiteits beleving in en ook buiten de kerk. Ook buiten de kerk, ja en ook nu nog. Daarvoor weer een citaat uit het boek van Maas: „De huidige prestatiemaatschappij praat de mensen een orgastische behoefte aan die koste wat kost voldaan moet worden. Vandaar de veel verspreide verkeerde opvatting, dat er zonder geslachtsverkeer geen seksualiteitsbeleving mogelijk is". Het onderzoek van pater Maas levert een andere visie op. Hij komt tot de mogelijk heid van een „maagdelijke seksualiteitsbeleving", waarbij hij overigens aante kent, dat hij he woord maagdelijk niet zo erg ge slaagd vindt. Het doet een zijdig aan vro iwen denken. Hij heeft er g ïen beter woord voor kunnen vinden. Maar het begrip ap zich is veelzij dig genoeg. Het biedt een aantal mogelijkheden om het mens-zijn, het man- of vrouw-zijn volledig celiba tair te beleven in relatie tot anderen. Die „anderen" kunnen voor een priester zijn paro chianen zijn, of een aantal parochianen, voor een reli gieus, man of vrouw, een of meer mensen uit de eigen groep. Het kan ook een vriend of vriendin zijn, of een bevriend echtpaar en ook de mogelijkheid van een affec tieve relatie tussen één man en één vrouw, een van beiden of allebei celibatair, is in de ze vorm van seksualiteitsbe leving niet uitgesloten. Waarbij dr. Maas aantekent, dat die laatstgenoemde rela tie niet de voornaamste en zeker niet de enige bedoeling van zijn studie is. En ook dat in zo'n relatie geestelijke rijpheid en evenwichtigheid als voorwaarden minstens in aanzet bij mensen aanwezig moeten zijn. „Om goed celi batair te zijn", zegt hij, „is een affectieve relatie niet noodzakelijk, maar ze kan het bestaan van een celiba tair levende man of vrouw wel verrijken en het leven van de ander of van de ande ren ook". Om te illustreren wat hij bedoelt zegt pater Maas, dat hij graag een bepaalde foto (hierbij afgedrukt) van paus Johannes Paulus II op het omslag van zijn boek had ge zien, een foto waarop de paus door een vrouw gekust wordt. „Deze paus", zegt pater Maas, „is heel spon taan. Hij schroomt er niet voor zijn lichaam mee te la ten spreken als hij duidelijk maakt, dat zijn liefde tot de mensen niet alleen uit zijn functie, uit zijn verstand voortkomt, maar ook uit zijn hart. Je zou kunnen zeggen: hij is van harte paus". De be doelde foto staat overigens niet op het boek. Pater Maas: „Ik vond dat ik juist deze goede man niet voor mijn karretje mocht spannen". De veranderende opvat tingen over seksualiteit en relaties tussen mensen voor zover de celibatairen betref fen hangen niet zomaar los in de lucht. Ze komen in een tijd waarin heel wat meer geves tigde meningen en gevestigde instituten in de storm zijn komen staan. Denk maar aan de hele levensbeschouwing, aan de secularisatie, aan de structuren binnen de kerk, aan de seksualiteit, aan de man-vrouwverhouding, aan het huwelijk, aan het ambt in de kerk en aan de religieuze staat. Al die aandachtsvel den zijn niet aan de studie van pater Maas ontsnapt. Integendeel, hij heeft een groot deel van zijn boek ge bruikt om een beknopt, hel der beeld van die ontwikke lingen te schetsen als achter grond voor waar het in zijn boek feitelijk om gaat. Daartoe heeft hij - en dat is op zich al indrukwekkend - in de anderhalf jaar die hij aan het schrijven van zijn proefschrift besteed heeft honderden publikaties, Ro meinse documenten, boeken en tijdschriftartikelen moe ten bestuderen. Het merendeel van die publikaties is van Neder landse of Nederlandstalige auteurs. Een van zijn pro motors gaf hem de raad om zijn studie voornamelijk tot één taalgebied te beperken. Dat werd het Nederlandse taalgebied. Niet omdat dit toevallig gemakkelijker was, maar vooral omdat er - in vergelijking bijvoorbeeld met Duitsland - juist in Ne derland, ook binnen de reli gieuze orden en congregaties, veel over dit onderwerp ge schreven en gesproken is. Een van de dingen nu die in het boek opvallen is de con statering, dat de westerse samenleving, meer nog in de vriendschap dan in het hu welijk, een taboe gelegd heeft op de tederheid en de taal van het lichaam in de vriend schap. De auteur in zijn boek: „Daardoor zijn vriendschappen in onze hui dige samenleving, vooral in de Nederlandse, zo expres sieloos geworden". Mogelijk komt uit die „be vroren" situatie wel de grote aandacht voort die er in Ne derland (calvinistisch land) voor betere relaties tussen mensen bestaat. Relaties tussen gehuwden, relaties tussen niet-gehuwden, ho moseksuele relaties enz. Maar wellicht is diezelfde bevroren situatie er de oor zaak van, dat een onderwerp als „Affectiviteit en celi baat" moeilijker ligt. „In landen waar men zich ge makkelijker uit", denkt pa ter Maas, „zal een affectieve relatie van celibataire men sen minder gauw tot frustra ties leiden". Hij noemt trou wens ook andere voorbeel den. „Als je in het buitenland een eucharistieviering bij woont", zegt hij, zie je dat mensen elkaar bij de vredes wens omhelzen of minstens een hand geven. Dat is iets wat er in ons land bijna niet in komt. En ik denk bijvoor beeld ook aan de Marriage Encounter weekends in Bel gië, die telkens door een priester en drie echtparen gegeven worden en die be doeld zijn om tot een verdie ping van bestaande huwe lijksrelaties te komen. De sleutel van die weekends is, dat echtelieden elkaar hun gevoelens duidelijker maken. In België zijn daar wachtlij sten voor, in Nederland krijg je zulke weekends niet van de grond". Die onmacht om zich op een rijk gevarieerde manier affectief te uiten bepaalt in veel gevallen ook de houding die „men" aanneemt ten op zichte van affectievë relaties die anders zijn dan de meest gangbare. „Men" gaat uit van een „alles-of^niets-hou- ding". Dat wil zeggen: of er bestaat tussen een man en een vrouw een huwelijksre latie of minstens een die tot een huwelijk leidt, of er be staat niets. Maar er zijn voorbeelden voldoende die „bewijzen" dat er veel meer mogelijkheden zijn om er li- chamelijk-geestelijk voor de ander te zijn, waarbij wat celibatairen betreft aan hun eenmaal gedane celibaats- keuze geen afbreuk wordt gedaan. Binnen onze samen leving kan daarvoor helaas nog maar weinig begrip wor den opgebracht. Heel overtuigd zegt pater Maas: „Er zijn zeker celiba tairen geweest die uitgetre den en gehuwd zijn omdat ze door de buitenwacht als het ware tot een huwelijk gedre ven zijn. Het was hun enige kans om vorm te geven aan de affectiviteit in hun leven". Onder buitenwacht verstaat pater Maas die hele brede groep die kan bestaan uit fa milie, kennissen, vrienden, groepsgenoten, parochianen, kortom de hele „publieke opinie". Voor beide partijen kan het boek van dr. Maas bevrijdend werken. TOON KLOET '"het TROS-programma Week in/week uit" hoorde ik een jtctgelezen groepje emancipatie-schrijfsters discussiëren over het ■"""'cWjnsel „vrouwenboeken"Onvermijdelijk kwam het ge- Iff op feminisme en emancipatie, door alle deelneemsters on- IMtend als verwante maar toch duidelijk gescheiden stromin- 19™ binnen het vrouwendenken. Inzichten en uitgangspunten I Ven enorm uit elkaar te lopen en dan gaat het op een gegeven foment zó fel, dat de kortsluiting vonken door de huiskamer I'M knetteren. A je wel, die vrouwen zijn Mer elkaar zo verdeeld als de f zegt de kritische bui- maeht gnuivend. Gelukkig ienk ik dan. Stel je voor, )e in deze tijd van mondig- '■"i alleen maar lieve dames aoren, die geen eigen me- lit'j °f er voor durven komen. Dat zou e '9 saai zijn en bovendien 2pv° nstimuleren om dook eens na te denken over ^derwerp dat aangekaart was er een tijd, dat het LfKve barnes" was, wat de r 10 voor vrouwen bracht, 'poosje geleden schonk het '"'Weekblad daar nog eens it a, aan- De samenstel- s hadden allerlei oude op en van zolder gehaald om ••eraar van nu een indruk ltlseven hoe het vroeger toe- 3f !n Programma's van en orouw. De aankondi- Ini onderdelen verliep e stijl, dus was het „lieve ie'aarsters", „u, dames in huiskamer", „alleraar- b, l en nbijzonder lief', van tot het eind. ion Vaste mbrieken werden P'Jerakeld en dat moet voor Wat vrouwen een blij her kennen zijn geweest. Mijzelf troffen veel geluiden als goeie bekenden van vroeger. En voor de zoveelste keer miste ik mijn moeder. Wat zou het heerlijk geweest zijn haar op te bellen: „Mam, zet gauw de radio aan, dan kun je al je radiovriendin nen van vroeger nog eens ho ren". We zouden er samen van genoten en over nagepraat hebben. Daar was Mia Smelt, die meer dan 25 jaar Moeders Wil is Wet presenteerde. En die na het uitdiepen van 174 beroepen als laatste het „zonder beroep" van de vrouw des huizes als wel degelijk een echt vak onder de loep nam. Je hoorde opna men van de tweede lustrum viering van dat zo populaire programma: een grote zaal vol feestelijke vrouwen. Pardon dames. Ook Mia Smelt nü kwam voor de microfoon: zelf de herkenbare stem, waaraan ze zegt een hekel te hebben. Bekakt vindt ze zelf vooral haar manier van „Hè" zeggen. Maar nog steeds wordt ze aan die stem herkend. Je kunt ze gemakkelijk trut tig vinden, die uitzendingen voor d'e vrouw van vroeger tij den. Maar eerlijkheidshalve Door de hele geschiedenis van de vrouwenbeweging heen is er verwarring, valse beschuldiging, verkeerd beoordelen van actie en initiatieven zowel als van laksheid en achterblijven. In haar boek: „Vrouw zijn: noodlot of keuze" schreef Maria de Leebeeck in 1967: - Er zijn er die moedig meebouwen aan de nieuwe wereld, er zijn er die onverschillig of onwillig nabenen en anderen die er een vrij cynisch spel van maken, alle voordelen van de emancipatie naar zich toe te halen en de verantwoordelijkheid koeiweg af te wimpelen. Alleen de eersten boetseren in werkelijkheid de toekomst, ook die van de meeloopsters en de spelbreeksters, maar ze kunnen niet verhinderen dat deze laatsten altijd opnieuw de trekken van het nieuwe beeld van de vrouw van morgen dooreenhalen". moeten ze bij beoordeling te ruggeplaatst worden in de ei gen tijd. Ze boden de kans mensen begrip voor elkaar en voor andere situaties bij te brengen. „Want er werd toen veel minder gelezen dan te genwoordig". Behoefte aan contact en informatie was er ook toen. De vrouwen voelden zich direct aangesproken door Mia Smelt, door mevrouw Lottgering-Hildebrand (wie maakte niet haar overheerlijke koekjes en ovenschotels?). Ag nes Nolten bracht bij de koffie en het verstelwerk de politiek in de huiskamer - moeilijk ter rein die politieke bewustwor ding van de vrouw - maar haar praatjes bleken een baanbre kende bijdrage daartoe. Dan had je Amy Groskamp- Ten Have: een begrip". In dat niet alleen nostalgische maar ook verduidelijkende Radio weekblad werden enkele van haar etiquette-verhandelingen geciteerd. Veel franje, veel wat nu als lachwekkend en over bodig terzijde geschoven zou worden, maar elke raadgeving Wfl met een rake kern, die nog steeds als uitgangspunt kan gelden bij het omgaan van mensen met elkaar. Het her ziene en bewerkte „Hoe hoort het eigenlijk" van Amy Gros kamp-Ten Have beleefde dez,er dagen de veertiende druk. Al deze vrouwen en de ande ren die ik vergeet te noemen, waren méér dan een stem door de radio. Het werden ver trouwde vriendinnen. Dat werd ook achter de microfoon zo ervaren. De bandopname van de laatste radio-naailes van Ida de Leeuw-van Rees bewees op ontroerende wijze hoezeer het haarzelf moeilijk viel zoveel fijne vriendschap te moeten opgeven. Vroeger was het allemaal wat blijer, zo'n programma, dat werd uit de gesprekken en oude banden wel duidelijk. „We maakten niet overal zo'n groot probleem van", zegt Mia Smelt, „tegenwoordig zijn de meeste vrouwen overal zo in tens mee bezig". Dat wordt va ker gezegd, vooral door oude ren op wie alle geschrijf, ge praat en gedoe van vrouwen nil gemakkelijk irriterend over komt. Meer dan het meestal in werkelijkheid is, maar dat ver schil in aanvoelen.zit in de ge neratie-afstand. Ouderen wil len nogal eens beweren, dat veel vrouwen in deze tijd de moeilijkheden zoeken, aan wakkeren, dat zij zich overal mee bemoeien. Toch is het niet eerlijk een strakke scheidings lijn jong-oud te trekken. Je hebt oudere vrouwen die tot hun dood toe wakker zullen blijven en jongeren, die zich zelf bij huis en haard en man en kinderen en met zelfs het vaste baantje erbij, zoetzalig laten indommelen. Nooit mag vergeten worden, dat de verantwoordelijkheid van de vrouw en het besef daarvan enorm verschoven is. Vroeger stond je voor je huis houden, de zorg voor man en kinderen eiste je op, er was de handreiking aan liefdadig heidsvereniging, kerk of vrou wenclub. Van alles daarbuiten had men dikwijls geen' weet. Nu liggen de wereld en de sa menleving open. Een bewust levende vrouw kan zich niet langer verschuilen achter ge zin en keukengordijntjes. Hoe het reilt en zeilt in de wereld is ook haar zaak, want het is ook haar wereld. Vrou wenbladen, radio- en teevee rubrieken voor de vrouw, krantenartikelen en ook de programma's van de vrouwen verenigingen zijn op dit be- wust-zijn en bewust-worden gericht. Daarbij gun je de velen die nu zich daarvoor inzetten van harte, dat zij zich even spontaan goede vriendinnen zullen verwerven als hun voor gangsters destijds. In een sfeer van vriendschap en vertrou wen is het vruchtbaar werken.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1979 | | pagina 27