M
Rol van burgemeester wordt vaak overschat
WIEGEL TE OPTIMISTISCH OVER DOORSTROMING
BURGERVADER, MANAGER OF OMBUDSMAN:
Maximum
Geen plek
Carrière
Titel
Regent
Pensioen
Staatsrecht
uit
Ongelijk
II
Wordt er teveel kunst i
gevuld met kunst of wat
begrijpen als die nu zegt
(BKR) die ons opscheept
>.fV V'
v r/'t'-
:\-y
HINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN p,
INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN pp
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN i
(Van onze
parlementaire redactie)
„Onder burgemeesters
leeft nog sterk de opvatting,
dat het vanzelfsprekend is dat
wie eenmaal tot burgemees
ter is benoemd, dat mag blij
ven tot zijn 65ste levensjaar.
Weliswaar worden overdui
delijk disfunctioneren en ge
zondheidsredenen als een
inbreuk op dat „beginsel" be
schouwd, maar voor het ove
rige wordt een herbenoeming
in zekere zin als automatisme
opgevat. Deze opvatting nu,
deze honkvastheid, acht ik
niet juist. Een recht op herbe
noeming is er formeel niet".
Dat is de kern van een brief
die minister Hans Wiegel (Bin
nenlandse Zaken) onlangs
naar de Tweede Kamer stuur
de. In de brief zette de vice-
premier zijn beleidsvoorne
mens over de doorstroming
binnen het burgemeesters
korps uiteen. De boodschap
was duidelijk: burgemeesters
dienen niet al te lang in één
gemeente te blijven werken.
Hoe lang dat dan moet zijn, liet
de minister wijselijk nog in het
midden.
Zoals bekend wordt een
burgemeester nu benoemd
voor een termijn van zes jaar
en bestaat daarna de moge
lijkheid van herbenoeming. Nu
is zo'n herbenoeming meer re
gel dan uitzondering, zodat
bijna van een traditie gespro
ken kan worden. Uitzonderin
gen worden gemaakt voor bur
gemeesters, wier gezondheid
een herbenoeming niet toelaat,
of iemand die 't él te bont heeft
gemaakt of totaal met wethou
ders of gemeenteraad over
hoop ligt.
Een en ander komt gelukkig
niet al te vaak voor, zodat de
meeste burgemeesters na een
termijn van zes jaar vrijwel ze
ker zijn, dat ze aan een volgen
de termijn kunnen beginnen.
Een voorganger van minister
Wiegel, de huidige commissa
ris der koningin in Gelderland,
mr. W. Geertsema, stelde eens
voor om een burgemeester als
regel maar één keer te herbe
noemen, zodat een burge
meesterschap maximaal
twaalf jaar duurt. Een idee dat
nauwelijks bijval kreeg.
Op zichzelf is er alles voor te
zeggen dat twaalf jaar een lan
ge tijd is. Burgemeester J. van
Boekhoven van Fijnaart en
Heijningen daarover: „Twaalf
INISTER Wiegel vindt dat burgemeesters te lang in
één gemeente blijven werken. Doorstromen is zijn devies.
In de praktijk blijkt dat niet één, twee, drie te gaan, er zijn
gewoon te weinig andere posten vrij en trek om een baantje
buiten het burgemeestersambt te zoeken blijkt er niet zo
veel te zijn bij de Nederlandse burgemeesters.
Burgemeester
op een schopstoel?
Wat vinden Zeeuwse en Westbrabantse burgemeestei
van de plannen van Wiegel. Mick Salet vroeg het de burge*
meesters van Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda
Fijnaart, Oosterhout, Sluis en Terneuzen. Het blijkt datde
burgemeesters het veel met elkaar eens zijn, tot het
over de politieke invulling van hun taak...
jaren is een lange tijd. Ik wil 12
jaar burgemeesterschap niet
als routine-werk afdoen, maar
het is duidelijk dat men na zo'n
lange tijd in een kleine ge
meente „uitgekeken" raakt.
Andersom kan het een goede
zaak zijn als de burgerij na dit
tijdsverloop eens een ander ge
zicht te zien krijgt", aldus Van
Boekhoven, die zelf overigens
zes jaar achter de rug heeft.
Maar een maximum-termijn
van twaalf jaar gaat de burge
meesters toch te ver. In de
praktijk zou het ook niet haal
baar zijn.
Minister Wiegel heeft laten
uitrekenen hoeveel burge
meesters naar een andere
werkkring zouden moeten uit
zien als de Geertsema-norm
gehanteerd zou worden: meer
dan honderd.
In de provincie Noord-Bra
bant is dat aantal het hoogst:
27 burgemeesters hebben twee
of meer ambtstermijnen achter
de rug. Twaalf daarvan zijn
ouder dan 59 jaar en kunnen
tot hun pensionering hun
ambtstermijn afmaken, maar
vijftien burgemeesters zijn
potentiële kandidaten om door
te stromen.
Zeeland heeft het minst
aantal burgemeesters dat meer
dan twee termijnen achter de
rug heeft. Eén daarvan moet
volgens de Geertsema-norm
een andere baan zoeken.
In totaal zouden meer dan
vijftig burgemeesters op moe
ten stappen, als het plan van de
oud-minister van binnen
landse zaken werkelijkheid
was geworden. Het is duidelijk
dat niet voor allen van hen een
andere burgemeesterspost va
cant is.
„Van de bestaande vacatu
res is een aantal niet passend
voor de kandidaten in kwestie,
Geertsema
hetzij vanwege hun kwalitei
ten, hetzij vanwege bijzondere
omstandigheden ter plaatse en
ook nogal eens vanwege poli
tieke aspecten", zegt minister
Wiegel. Daarbij komt boven
dien nog dat het aantal ge
meenten steeds kleiner wordt
door de gemeentelijke herin
deling en bovendien is er voor
de doorstromingskandidaten
nog concurrentie van buiten
het burgemeesterskorps.
Kortom: doorstroming ver
plichten na twee ambtstermij
nen is onmogelijk als burge
meesters daarna een andere
burgemeesterspost moeten
vinden. Daarom heeft Wiegel
ook afgezien van een maximale
termijn. En hij heeft ook afge
zien van een verplichte door
stroming. Waarom?
„Als een burgemeester, die
verplicht is tot doorstromen,
geen andere gemeente kan
vinden - door omstandigheden
die vaak niet alleen aan de
persoon zelf te wijten zijn -
loopt hij de kans op onaange
name wijze geëtiketteerd, ge-
Wiegel
doodverfd te raken als twee
derangs-kandidaat. Het be
palen van een termijn waarna
verandering van werkkring
geboden zou zijn, zou om
streeks het verstrijken daar
van bovendien het functione
ren van betrokkene in zijn ge
meente nadelig kunnen beïn
vloeden. Door de dan op hem
rustende druk en de bij andere
levende verwachting van zijn
mogelijk vertrek kan zijn ge
zag te lijden krijgen. Dat zou
niet alleen de persoon van be
trokkene onaanvaardbaar
schaden, maar evenzeer zijn
functioneren in de bestaande
en in een eventuele nieuwe
werkomgeving. Bovendien
komt het voor dat een raad
groot belang hecht aan het
aanblijven van een burge
meester ook na het verstrijken
van diverse ambtstermijnen in
diens gemeente. En tenslotte
kunnen en mogen ook burge
meesters om welke (persoon
lijke) redenen dan ook gehecht
zijn aan een bepaalde stand
plaats", aldus de minister
Wiegel, die daarom ook tegen
een verplichte doorstroming is.
Burgemeester A. Mater van
Oosterhout voegt daar nog een
argument aan toe: „Een al te
stringent „overplaatsingsbe-
leid" zou de indruk kunnen
wekken dat er op rijksniveau
een „pool" is van burgemees
ters, die naar gelang de aard en
bekwaamheden, overal inzet
baar zijn. Dit is strijdig met de
ontwikkeling van het burge
meesterschap, waarvan Thor-
becke gesteld heeft: „de bur
gemeester is man van de ge
meente, hand van het gouver
nement", maar waarbij de na
druk steeds sterker op het eer
ste element is gekomen", aldus
Mater
Al met al voldoende argu
menten tegen een verplichte
doorstroming. Maar tegen
doorstroming op zich is niet
veel tegen. Wiegel constateert
dan ook, met de Commissaris
sen der Koningin, „dat het nut
van doorstroming, mede in het
belang van de gemeenten, bin
nen het burgemeesterskorps in
het algemeen aan weinig twij
fel onderhevig is".
Dat blijkt ook uit de reacties
van de vijf West-Brabantse en
twee Zeeuwse burgemeesters,
maar wel onder het voorbe
houd dat doorstroming op
vrijwillige basis gebeurt en dat
lang niet alle burgemeesters in
aanmerking (kunnen) komen
voor doorstroming.
Weer even wat cijfers. Ne
derland telt ongeveer 7 50 bur
gemeesters (er zijn wel meer
dan achthonderd gemeenten,
maar enkele burgemeesters
oefenen hun functie in twee of
drie gemeenten uit), waarvan
tweederde deel in gemeenten
onder tienduizend inwoners.
Als die burgemeesters moeten
doorstromen, waar moeten ze
dan heen?
Naar een grotere gemeente?
Die zijn er gewoonweg niet
voldoende. Bovendien moeten
ook kandidaten van buiten de
burgemeesterskring in aan
merking kunnen blijven ko
men en worden in grote ge
meenten vaker beroepspolitici
benoemd en geen vak-burge
meesters. De mensen die in
aanmerking komen voor
doorstroming naar grotere
gemeente zijn, de meestal wat
jongere, carrière-burgemees
ters. Maar voor een heel grote
groep burgemeesters is door
stroming naar een grotere ge
meente gewoonweg onmoge
lijk, of ze willen of niet.
Voor die groep komt minis
ter Wiegel met twee voorstel
len. Hij vindt dat burgemees
ters meer moeten uitkijken
naar banen buiten het burge
meestersambt en Wiegel vindt
ook dat het best zou moeten
kunnen dat iemand van een
grotere naar een kleinere ge
meente verhuisd in plaats van
andersom.
Over dat laatste zegt de mi
nister: Het is niet mogeüjk om
slechts uit te gaan van een be
leid dat is gericht op doorstro
ming naar grotere gemeenten.
In vacante, even grote of zelfs
kleinere gemeenten met een
zelfde of een andere proble
matiek kan evenzeer behoefte
bestaan aan zittende burge
meesters met hun specifieke
ervaringen en kundigheden.
Salariële belemmeringen hoe
ven er niet te bestaan, ook niet
bij het opgeven van een ge
combineerde burgemeester-
secretaris-functie. Als degra
datie mag deze vorm van
doorstroming niet worden be
schouwd", stelt de minister en
dat laatste noemt CDA-Ka-
merlid Ben Hennekam „een
optimisme dat in strijd is met
de bestuurswerkelijkheid".
Het ziet er namelijk naar uit
dat maar weinig burgemees
ters op dit moment zouden
overstappen naar een kleinere
gemeente als er twee termijnen
verstreken zijn.
Is burgemeester A. Hogen-
bosch van Baarle-Nassau een
van de weinigen? „Ik vind het
best dat een burgemeester kan
uitkijken naar een gelijkwaar
dige gemeente. Dat is een ver
andering van werksfeer, een
nieuwe gemeente met andere
mensen en andere problemen.
En dat kan goed zijn voor de
persoon in kwestie", aldus Ho-
genbosch, die er elf jaar in
Baarle-Nassau op heeft zitten,
maar „de situatie nog dermate
boeiend vindt dat hij niet zo
maar afstand kan nemen".
Een burgemeester hoeft het
zelf nog geen degradatie te
vinden, anderen, bijvoorbeeld
de nieuwe gemeenteraad waar
hij voorzitter wordt, vinden
dat misschien wel.
Burgemeester Mater slaat
dan ook de spijker op de kop
als hij zegt: „De stelling dat het
geen degradatie is zal aan
vaard moeten worden, alvo
rens dit zonder grote proble
men zal kunnen gaan functio
neren."
Ook de doorstroming naar
buiten het ambt, wordt in het
wereldje van burgemeesters
niet zonder meer aanvaard.
Wiegel hierover: „Er zullen
regelmatiger dan nu al het ge
val is individuele gesprekken
van de Commissarissen m
burgemeesters komen ov9
hun toekomstwensen en toe.
komstmogelijkheden binne:
en buiten het ambt. Voet;
kunnen burgemeesters zie
mijn departement gaan
ven als kandidaat voor eeni]
dan niet reeds bepaalde fun.
tie buiten het ambt. Concr®
gegevens over vacatures in 4
Rijksdienst en zo mogeliji
daarbuiten zal ik onder 4
aandacht van de kandidats
brengen", aldus Wiegel.
Ook hier lijkt de ministère®
beetje te optimistisch.
Burgemeester ir. W. Merfo
van Breda: „Het is niet een.
voudig om ineens af te moei®
stappen van die toch wel aan.
zienlijke en aantrekkelijk!
plaats in de gemeenschap.Ooi
is het niet eenvoudig een au
dere werkkring te aanvaard®.
Bij velen geldt gevoelsmatij
het idee: eens burgemeestei
altijd burgemeester. En der.
halve is de neiging om naar iets
anders uit te kijken gering.
In het leven van een bui
meester zijn vele persoonlijke
hoogtepunten. De aard vankei
ambt brengt nu eenmaal
aparte manier van benadering
en benaderd worden met zidi
mee. Vaak wil hij alleen toj
als hij elders burgemeester fa:
worden: burgemeesters zijn
carrièregevoelig", aldus
Merkx, die onlangs voor
derde termijn in Breda is (her-|
benoemd.
Of er in de praktijk veel te
recht zal komen van Wiegelt
idee om burgemeesters te later,
doorstromen naar kleinen
gemeenten of naar banen bijde
overheid (als niet-burgemees-
ter) is een vraag met een flink
aantal vraagtekens. Op korte
termijn lijkt het er niet in
zitten.
En dat geldt voor een flink
deel van de brief van Wiegel
Burgemeester drs. L. van de
Laar van Bergen op Zoom stelt
het zo: „Ik vind dat ais je het
hele verhaal van minister Wie.
gel kent, je zonder meer tolde
conclusie moet komen, dat hij
iedere maatregel die je neemt,
je tegelijkertijd zoveel slag®
om de arm zult moeten houden,
dat het eigenlijk geen maatre
gel meer is".
(Van onze
parlementaire redactie)
Indien een burgemeester zich
opgenomen weet in de ge
meenschap en de veranderin
gen kan verwerken - erin kan
meegroeien - vind ik dat een
burgemeester gedurende lan
gere tijd op dezelfde plaats
goed kan functioneren. De taak
van een burgemeester is af
wisselend en verscheiden,
routinematig werken is dan ook
vrijwel uitgesloten. Men staat
temidden van een levende ge
meenschap en goed besturen
vereist dan ook voortdurende
aandacht voor vaak wisselen
de omstandigheden en com
plexe vraagstukken. Een bur
gemeester wordt daarbij, ten
onrechte, een „aureool" toe
gemeten. Zeker in kleinere
gemeenten heeft men vaak de
indruk dat een burgemeester
grote bevoegdheden heeft,
terwijl wettelijk zijn zeggen
schap beperkt is. Met andere
woorden, men overschat de rol
van een burgemeester nogal
eens".
Dat zegt ir. W. Merkx
(CDA), al ruim twaalf jaar
burgemeester van Breda, in
reactie op de vraag of het
burgemeestersambt na twee
of drie termijnen (twaalf tot
achttien jaar) routinewerk
begint te worden of dat een
burgemeester zich dan pas
van een managersetiket weet
te ontdoen en bekend wordt
als een echte burgervader.
Het is volgens Merkx „niet
eenvoudig het ambt te om
schrijven. De taakuitoefe
ning wordt in grote mate be
paald door bekwaamheid,
door de instelling van de
burgemeester zelf en door
hetgeen men in zijn of haar
omgeving verwacht; ook
door zijn gevoel voor politie
ke verhoudingen. De burge
meester heeft een belangrijke
taak, die weliswaar veel
werk met zich meebrengt,
maar niet zwaar hoeft te zijn,
als hij met verantwoorde
lijkheidsgevoel, ook met re
lativeringsvermogen, binnen
de kaders die de wet en de
gemeenschap hem geven, zijn
beroep uitoefent", aldus de
Bredanaar.
W. Merkx
A. Mater
H. van den Beid
L. van de Laar
i A. Hogenbosch
i C. Ockeloen
J. van Boekhoven
Zijn Oosterhoutse collega
A. Mater (PvdA) is het met
hem eens dat het burge-
meesterschap niet snel routi
newerk wordt.
„Noch in Lekkerkerk (vijf
jaar), noch in Oosterhout
(drie jaar) heb ik het gevoel
dat er al enige „routine" in de
benadering van het werk be
gint te komen, integendeel,
nog elke dag begin ik met ge
noegen aan het werk. Ik ver
moed dat er weinig jobs zijn,
die zoveel afwisseling in
werk meebrengen; ik denk
dat dit een van de redenen is,
waarom er zo weinig ambitie
is onder burgemeesters om
over te stappen naar een an
dere werkkring.
Ook bij andere collega's
die ergens ook een - veel -
langere werkperiode achter
de rug hebben, merk ik wei
nig of niets van routinehan
delingen. Een andere kant
van de zaak is natuurlijk wel,
dat steeds meer - door de
toenemende complexiteit
van de zaken, waar je als
burgemeester mee te maken
krijgt - het burgemeester
schap een „vak" is geworden
en in de loop der jaren ook
een steeds grotere vakkennis
verworven wordt", aldus
Mater, die er het volgende
aan toevoegt:
„Zowel de titel manager
als de titel burgervader spre
ken mij niet zo aan. De tijd
van de burgervader in de zin
van de beminnelijke pa
triarch ligt achter ons; als ik
aan dit aspect van het bur
gemeesterschap denk - de
man of vrouw, die een open
deur heeft voor de bevolking
- zie ik het meer in de sfeer
van ombudsman, de be
stuurder, die aandacht heeft
- en mee naar oplossingen
zoekt - voor de burger, die,
door welke omstandigheden
ook, tussen wal en schip
dreigt te raken; de man of
vrouw ook, die in de ge
meenschap tracht het be
stuur „gezicht" te geven.
De term manager duidt
mijns inziens te veel op een
solistische functie; de essen
tie van het burgemeester
schap is naar mijn mening
juist gelegen in het bestuur
der zijn met andere bestuur
ders - college en raad - in
nauw contact en overleg met
het ambtelijk apparaat", al
dus Mater.
Iets anders daarover denkt
burgemeester mr. H.P.L. van
den Beid (VVD) van Sluis:
„Een burgemeester is nim
mer een manager doch een
regent. En dan niet regent in
de achttiende, negentiende
eeuwse visie, maar vooral een
bestuurder, iemand die lei
ding geeft aan de gemeente",
aldus Van den Beid, die in de
burgemeester iemand ziet die
toch wel boven de partijen
dient te staan. Hij is dan ook
een groot voorstander van de
door de Kroon benoemde
burgemeester en is erg hui
verig voor al te grote in
spraak van de gemeentera
den: „Stap voor stap ga je
anders naar een gekozen
burgemeester toe. Daar voel
ik helemaal niets voor", zegt
Van den Beid.
Logisch is dan ook dat hij
voor minder politieke be
noemingen is, vooral in klei
nere gemeenten. „In kleine
gemeenten moet je vooral
juristen benoemen. Een bur
gemeester hier moet name
lijk de wetten kennen en kan
zich geen grote staf daarvoor
veroorloven", aldus mr. Van
den Beid, die over ongeveer
twee jaar zijn tweede termijn
in Sluis afsluit met zijn pen
sionering. Hij wordt dan 65
jaar.
Burgemeester drs. L.J.M.
van de Laar (CDA) van Ber
gen op Zoom vraagt zich af of
dat wel de juiste leeftijd is
voor pensionering van hem
en zijn collega's.
Van de Laar, zelf 57 jaar
oud, daarover: „Een vraag is
voor mij of een burgemeester
zonodig tot zijn 65e in functie
moet blijven. Mij lijkt een -
op basis van vrijwilligheid -
functioneel leeftijdsontslag
vanaf zestig jaar voor bur
gemeesters een gerechtvaar
digde en redelijke zaak. Een
commissaris van politie, om
maar een willekeurig voor
beeld te noemen, gaat op 60
jaar met funktioneel leef
tijdsontslag. Ik vraag mij
werkelijk af of diens taak zo
veel zwaarder is als die van
een burgemeester van een
middelgrote gemeente, zeker
in een tijd zoals die waarin
we nu leven. Een tijd ook,
waarin de burgemeester in de
uitoefening van zijn ambt
heel nadrukkelijk en direct
bij de ingewikkelde, alle
daagse bestuursproblema-
tiek is betrokken en ook niet
in het minst door druk van
buitenaf betrokken wordt".
Een soortgelijke gedachte
moet burgemeester A.H.P.
Hogenbosch (CDA), na elf
jaar ervaring in Baarle-Na
ssau leiden tot de uitspraak:
„Een burgemeester is zowel
het een als het ander, zowel
manager als burgervader".
Zijn collega J. van Boek
hoven (CDA) van Fijnaart en
Heijningen voegt daar aan
toe „dat het geen twaalf jaar
hoeft te duren vooraleer de
burgerij een burgemeester
als een „echte burgervader"
ziet. Afhankelijk van de in
stelling van de man zelf, dan
wel van de burgerij, kan men
deze „eervolle" titel best na
enkele jaren verwerven", al
dus Van Boekhoven.
Burgemeester C. Ockeloen
(PvdA) van Terneuzen stelt
relativerend dat het burger
meestersambt in wezen niet
essentieel verschilt van veel
ander maatschappelijke
functies („ook iemand die op
zijn twee en twintigste on
derwijzer wordt weet van te
voren niet of zijn werk op den
duur routinewerk wordt")
voor hij enkele aantekenin
gen maakt bij de brief van
minister Wiegel, die het ver
melden zeker waard zijn.
Ockeloen: „In tegenstel
ling tot sommige andere lan
den waar terzake van de
ontwikkeling van het recht
de rechterlijke macht een
betekenende taak heeft is in
ons land de volksvertegen
woordiging vrijwel bij uit
sluiting van anderen belast
met de wetgeving. Zonder
dat dit evenwel ooit ergens
expliciet is geregeld wordt
van dit grondbeginsel steeds
vaker en steeds verder afge
weken. Ook met de positie
van de burgemeester is dit
het geval. Sommige politieke
partijen claimen ijskoud dat
de burgemeester een politie
ke figuur is die de benoeming
aan de partij te danken heeft.
Minister Wiegel is met zijn
brief aan de Tweede Kamer
op dezelfde weg. De zon blijft
gewoon periodiek schijnen,
ook in Nederland, als men
van de burgemeester een po
litieke, althans door de poli
tiek gevangen figuur maakt.
In veel Europese landen is
dat trouwens al zo. Als dat
bereikt is, zal de rechterlijke
macht ook wel onder de in
vloed van de politiek moeten
komen, want dat zijn ook van
die onafhankelijke figuren,
die zich van het plaatselijke
of regionale bestuur van de
partij niets aantrekken.
Onafhankelijke functio
narissen zijn in feite alleen
maar een sta in de weg voor
het bereiken van politieke
doelen", aldus een cynische
burgemeester van Terneu
zen, die er aan toevoegt: „Een
kleine moeilijkheid in de
praktijk in het ons omrin
gende buitenland is dat een
politiek grijpbare burge
meester leidt tot een grote
feitelijke macht van de
ambtelijke top. Er is ook
nogal wat tegenstelling tus
sen de burger (niet alleen de
leden van je eigen partij)
dichter tot het bestuur bren
gen en de politisering van het
gemeentebestuur als totali
teit".
Ockeloen ziet dat ('e
staatsrechtelijke regels tneer
overtreden worden:
staatssecretaris van volks
huisvesting (Brokx) schrijft
doodnuchter een briefje aan
de gemeenten dat de raden
hebben te vergaderen over ae
mogelijkheid van verkoop
van woningwetwoningen en
dat hem daarvan verslag
moet worden uitgebracht
aldus de burgemeester v<®
Terneuzen, die op hetzelfde
wrijven van de staatsrechte
lijke schoen wijst als het gaa
om regelmatige gesprekken
(ter controle) tussen burge
meesters en commissaris van
de koningin.
Ockeloen: „De conse
quenties van de geformali
seerde praktijk die nu"'
Wiegel wenst, zijn niet
overzien, maar zullen als e
wat van terechtkomt na®
leiden tot het verdwijnen va
het onafhankelijke c'e!Jiei'n
in het gemeentebestuur'
dat is nog altijd: de burgc
meester.
Vrij DE STEM VAN 7j
Dat de kunstenaarsvak
het Rijksmuseum. Afgezie
(van auto's tot ander snoep
probleem af op de kunste
staat is om die opgeslage
Er is dus meer aan de hand.
Er staan meer vragen open,
waarop geen antwoord gege
ven is en waarschijnlijk nau-
welijks te geven is. Vragen als
wat is kunst, wie is kunstenaar
en wie bepaalt dat? zijn fun
damenteel voor het hanteren
van de Beeldende Kunstenaars
Regeling. De bijna noodzake
lijke onduidelijkheid daar
omtrent veroorzaakt dan ook
voornamelijk de problemen bij
het hanteren en het wat uit de
hand lopen van deze regeling,
die uniek is in de wereld (dat is
trouwens onze hele sociale
wetgeving).
Wat is dat dan voor een re
geling „Normaal" gesproken
valt iemand die zonder werk
zit terug op een of andere rege
ling van bijstand/uitkering bij
Sociale Zaken. Ook de BKR is
een sociale regeling, die valt
onder het ministerie van so
ciale zaken. Een kunstenaar
die zijn werk niet kan slijten op
de vrije markt en derhalve on
voldoende inkomen heeft om te
kunnen leven èn werken kan
een beroep doen op die rege
ling. Het is dus een afzet-
probleem en geen werkloos
heidsprobleem, want een
kunstenaar zit in principe
nooit zonder werk. Dat is al
een verschil. De overheid stelt
hem in staat om zijn werk aan
haar te slijten; wordt dus een
soort plaatsvervangend koper
voor haar „onderdanen", die
het af laten weten; maar wèl
met geld dat die onderdanen
via de belasting bijeen ge
bracht hebben.
Globaal gesproken is het zo
geregeld dat een kunstenaar
die een beroep op die regeling
doet dan op een of ander
weekinkomen komt te staan
naar gelang zijn leeftijd en
status (gehuwd, ongehuwd,
kinderen)dat bedrag ligt mo
menteel zo tussen 450.- tot
600.- bruto per week. Sim
pel voorbeeld: de overheid
koopt van iemand met een
weekinkomen van 500.-
bruto een schilderij aan voor
2000.-, dat wil dan zeggen
dat die kunstenaar vier weken
gebakken zit en daarna weer
werk kan aanbieden. De prij
zen die de overheid biedt en
nog verhoogt met meestal
twintig procent materiaal-
kostenvergoeding, liggen wat
boven de prijzen die de kun
stenaar op de vrije markt zou
vangen. De bedoeling daarvan
is dat de kunstenaar wat
ruimte krijgt (financieel en in
de tijd) om te werken voor die
vrije markt (bijvoorbeeld door
werk voor een tentoonstelling
te maken) om zo zichzelf weer
los te maken uit de BKR. De
opzet van de BKR is om een
kunstenaar door moeilijke pe-
Sinds jaar en dag woedt
loze strijd tegen het ongedi
instellingen, bedrijven en p
guldens uit voor de bestrijd
muizen, tapijtkevers, Duit
mieren, bruine en zwarte r
van de blauwe vleesvlieg,
graankever en de 54 vlooi
Exacte cijfers over d
schade ontbreken. Voor on
land wordt de in 1976 aa
voedsel- en grondstoffen
voorraden aangebracht
schade geraamd op zeke
150 miljoen. Bij onze oos
terburen richten de tapijtk
Ver en de kleermot jaarlijk
voor ongeveer DM30 mil joeii
schade aan.
Geen wonder, dat de oor
log tegen het ongedierte on
verdroten doorgaat. Ee
hoofdzakelijk ondergronds
strijd met middelen als ver
vaderlijke lokazen, dodelijk
insecticiden en volle spuit
bussen. Maar ook een oorlo
die alle rangen en stande
meesleurt. Want zelfs d
meest notoire pacifist grijp
getergd naar de vliegenme"
per.'
Eenongelijkestrijd?„D
'aatste rat krijgen we nooit t
Pakken", bekent A.J. Buys
technisch directeur van
Rrotekta B.V. in Breda. Hij
kan het weten, want Protekt
Breda behoort tot de grootst
ongediertebestrijdingsbe-
drijven van Nederland. O
het gebied van bouwbe
scherming (houtwonr
Vochtwering e.d.) is het zelf!
de grootste. Directeur Buys
We hoeven de strijd ook ni
te winnen. Deskundigen b