M Rol van burgemeester wordt vaak overschat WIEGEL TE OPTIMISTISCH OVER DOORSTROMING BURGERVADER, MANAGER OF OMBUDSMAN: Maximum Geen plek Carrière Titel Regent Pensioen Staatsrecht uit Ongelijk II Wordt er teveel kunst i gevuld met kunst of wat begrijpen als die nu zegt (BKR) die ons opscheept >.fV V' v r/'t'- :\-y HINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN p, INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN pp PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN i (Van onze parlementaire redactie) „Onder burgemeesters leeft nog sterk de opvatting, dat het vanzelfsprekend is dat wie eenmaal tot burgemees ter is benoemd, dat mag blij ven tot zijn 65ste levensjaar. Weliswaar worden overdui delijk disfunctioneren en ge zondheidsredenen als een inbreuk op dat „beginsel" be schouwd, maar voor het ove rige wordt een herbenoeming in zekere zin als automatisme opgevat. Deze opvatting nu, deze honkvastheid, acht ik niet juist. Een recht op herbe noeming is er formeel niet". Dat is de kern van een brief die minister Hans Wiegel (Bin nenlandse Zaken) onlangs naar de Tweede Kamer stuur de. In de brief zette de vice- premier zijn beleidsvoorne mens over de doorstroming binnen het burgemeesters korps uiteen. De boodschap was duidelijk: burgemeesters dienen niet al te lang in één gemeente te blijven werken. Hoe lang dat dan moet zijn, liet de minister wijselijk nog in het midden. Zoals bekend wordt een burgemeester nu benoemd voor een termijn van zes jaar en bestaat daarna de moge lijkheid van herbenoeming. Nu is zo'n herbenoeming meer re gel dan uitzondering, zodat bijna van een traditie gespro ken kan worden. Uitzonderin gen worden gemaakt voor bur gemeesters, wier gezondheid een herbenoeming niet toelaat, of iemand die 't él te bont heeft gemaakt of totaal met wethou ders of gemeenteraad over hoop ligt. Een en ander komt gelukkig niet al te vaak voor, zodat de meeste burgemeesters na een termijn van zes jaar vrijwel ze ker zijn, dat ze aan een volgen de termijn kunnen beginnen. Een voorganger van minister Wiegel, de huidige commissa ris der koningin in Gelderland, mr. W. Geertsema, stelde eens voor om een burgemeester als regel maar één keer te herbe noemen, zodat een burge meesterschap maximaal twaalf jaar duurt. Een idee dat nauwelijks bijval kreeg. Op zichzelf is er alles voor te zeggen dat twaalf jaar een lan ge tijd is. Burgemeester J. van Boekhoven van Fijnaart en Heijningen daarover: „Twaalf INISTER Wiegel vindt dat burgemeesters te lang in één gemeente blijven werken. Doorstromen is zijn devies. In de praktijk blijkt dat niet één, twee, drie te gaan, er zijn gewoon te weinig andere posten vrij en trek om een baantje buiten het burgemeestersambt te zoeken blijkt er niet zo veel te zijn bij de Nederlandse burgemeesters. Burgemeester op een schopstoel? Wat vinden Zeeuwse en Westbrabantse burgemeestei van de plannen van Wiegel. Mick Salet vroeg het de burge* meesters van Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda Fijnaart, Oosterhout, Sluis en Terneuzen. Het blijkt datde burgemeesters het veel met elkaar eens zijn, tot het over de politieke invulling van hun taak... jaren is een lange tijd. Ik wil 12 jaar burgemeesterschap niet als routine-werk afdoen, maar het is duidelijk dat men na zo'n lange tijd in een kleine ge meente „uitgekeken" raakt. Andersom kan het een goede zaak zijn als de burgerij na dit tijdsverloop eens een ander ge zicht te zien krijgt", aldus Van Boekhoven, die zelf overigens zes jaar achter de rug heeft. Maar een maximum-termijn van twaalf jaar gaat de burge meesters toch te ver. In de praktijk zou het ook niet haal baar zijn. Minister Wiegel heeft laten uitrekenen hoeveel burge meesters naar een andere werkkring zouden moeten uit zien als de Geertsema-norm gehanteerd zou worden: meer dan honderd. In de provincie Noord-Bra bant is dat aantal het hoogst: 27 burgemeesters hebben twee of meer ambtstermijnen achter de rug. Twaalf daarvan zijn ouder dan 59 jaar en kunnen tot hun pensionering hun ambtstermijn afmaken, maar vijftien burgemeesters zijn potentiële kandidaten om door te stromen. Zeeland heeft het minst aantal burgemeesters dat meer dan twee termijnen achter de rug heeft. Eén daarvan moet volgens de Geertsema-norm een andere baan zoeken. In totaal zouden meer dan vijftig burgemeesters op moe ten stappen, als het plan van de oud-minister van binnen landse zaken werkelijkheid was geworden. Het is duidelijk dat niet voor allen van hen een andere burgemeesterspost va cant is. „Van de bestaande vacatu res is een aantal niet passend voor de kandidaten in kwestie, Geertsema hetzij vanwege hun kwalitei ten, hetzij vanwege bijzondere omstandigheden ter plaatse en ook nogal eens vanwege poli tieke aspecten", zegt minister Wiegel. Daarbij komt boven dien nog dat het aantal ge meenten steeds kleiner wordt door de gemeentelijke herin deling en bovendien is er voor de doorstromingskandidaten nog concurrentie van buiten het burgemeesterskorps. Kortom: doorstroming ver plichten na twee ambtstermij nen is onmogelijk als burge meesters daarna een andere burgemeesterspost moeten vinden. Daarom heeft Wiegel ook afgezien van een maximale termijn. En hij heeft ook afge zien van een verplichte door stroming. Waarom? „Als een burgemeester, die verplicht is tot doorstromen, geen andere gemeente kan vinden - door omstandigheden die vaak niet alleen aan de persoon zelf te wijten zijn - loopt hij de kans op onaange name wijze geëtiketteerd, ge- Wiegel doodverfd te raken als twee derangs-kandidaat. Het be palen van een termijn waarna verandering van werkkring geboden zou zijn, zou om streeks het verstrijken daar van bovendien het functione ren van betrokkene in zijn ge meente nadelig kunnen beïn vloeden. Door de dan op hem rustende druk en de bij andere levende verwachting van zijn mogelijk vertrek kan zijn ge zag te lijden krijgen. Dat zou niet alleen de persoon van be trokkene onaanvaardbaar schaden, maar evenzeer zijn functioneren in de bestaande en in een eventuele nieuwe werkomgeving. Bovendien komt het voor dat een raad groot belang hecht aan het aanblijven van een burge meester ook na het verstrijken van diverse ambtstermijnen in diens gemeente. En tenslotte kunnen en mogen ook burge meesters om welke (persoon lijke) redenen dan ook gehecht zijn aan een bepaalde stand plaats", aldus de minister Wiegel, die daarom ook tegen een verplichte doorstroming is. Burgemeester A. Mater van Oosterhout voegt daar nog een argument aan toe: „Een al te stringent „overplaatsingsbe- leid" zou de indruk kunnen wekken dat er op rijksniveau een „pool" is van burgemees ters, die naar gelang de aard en bekwaamheden, overal inzet baar zijn. Dit is strijdig met de ontwikkeling van het burge meesterschap, waarvan Thor- becke gesteld heeft: „de bur gemeester is man van de ge meente, hand van het gouver nement", maar waarbij de na druk steeds sterker op het eer ste element is gekomen", aldus Mater Al met al voldoende argu menten tegen een verplichte doorstroming. Maar tegen doorstroming op zich is niet veel tegen. Wiegel constateert dan ook, met de Commissaris sen der Koningin, „dat het nut van doorstroming, mede in het belang van de gemeenten, bin nen het burgemeesterskorps in het algemeen aan weinig twij fel onderhevig is". Dat blijkt ook uit de reacties van de vijf West-Brabantse en twee Zeeuwse burgemeesters, maar wel onder het voorbe houd dat doorstroming op vrijwillige basis gebeurt en dat lang niet alle burgemeesters in aanmerking (kunnen) komen voor doorstroming. Weer even wat cijfers. Ne derland telt ongeveer 7 50 bur gemeesters (er zijn wel meer dan achthonderd gemeenten, maar enkele burgemeesters oefenen hun functie in twee of drie gemeenten uit), waarvan tweederde deel in gemeenten onder tienduizend inwoners. Als die burgemeesters moeten doorstromen, waar moeten ze dan heen? Naar een grotere gemeente? Die zijn er gewoonweg niet voldoende. Bovendien moeten ook kandidaten van buiten de burgemeesterskring in aan merking kunnen blijven ko men en worden in grote ge meenten vaker beroepspolitici benoemd en geen vak-burge meesters. De mensen die in aanmerking komen voor doorstroming naar grotere gemeente zijn, de meestal wat jongere, carrière-burgemees ters. Maar voor een heel grote groep burgemeesters is door stroming naar een grotere ge meente gewoonweg onmoge lijk, of ze willen of niet. Voor die groep komt minis ter Wiegel met twee voorstel len. Hij vindt dat burgemees ters meer moeten uitkijken naar banen buiten het burge meestersambt en Wiegel vindt ook dat het best zou moeten kunnen dat iemand van een grotere naar een kleinere ge meente verhuisd in plaats van andersom. Over dat laatste zegt de mi nister: Het is niet mogeüjk om slechts uit te gaan van een be leid dat is gericht op doorstro ming naar grotere gemeenten. In vacante, even grote of zelfs kleinere gemeenten met een zelfde of een andere proble matiek kan evenzeer behoefte bestaan aan zittende burge meesters met hun specifieke ervaringen en kundigheden. Salariële belemmeringen hoe ven er niet te bestaan, ook niet bij het opgeven van een ge combineerde burgemeester- secretaris-functie. Als degra datie mag deze vorm van doorstroming niet worden be schouwd", stelt de minister en dat laatste noemt CDA-Ka- merlid Ben Hennekam „een optimisme dat in strijd is met de bestuurswerkelijkheid". Het ziet er namelijk naar uit dat maar weinig burgemees ters op dit moment zouden overstappen naar een kleinere gemeente als er twee termijnen verstreken zijn. Is burgemeester A. Hogen- bosch van Baarle-Nassau een van de weinigen? „Ik vind het best dat een burgemeester kan uitkijken naar een gelijkwaar dige gemeente. Dat is een ver andering van werksfeer, een nieuwe gemeente met andere mensen en andere problemen. En dat kan goed zijn voor de persoon in kwestie", aldus Ho- genbosch, die er elf jaar in Baarle-Nassau op heeft zitten, maar „de situatie nog dermate boeiend vindt dat hij niet zo maar afstand kan nemen". Een burgemeester hoeft het zelf nog geen degradatie te vinden, anderen, bijvoorbeeld de nieuwe gemeenteraad waar hij voorzitter wordt, vinden dat misschien wel. Burgemeester Mater slaat dan ook de spijker op de kop als hij zegt: „De stelling dat het geen degradatie is zal aan vaard moeten worden, alvo rens dit zonder grote proble men zal kunnen gaan functio neren." Ook de doorstroming naar buiten het ambt, wordt in het wereldje van burgemeesters niet zonder meer aanvaard. Wiegel hierover: „Er zullen regelmatiger dan nu al het ge val is individuele gesprekken van de Commissarissen m burgemeesters komen ov9 hun toekomstwensen en toe. komstmogelijkheden binne: en buiten het ambt. Voet; kunnen burgemeesters zie mijn departement gaan ven als kandidaat voor eeni] dan niet reeds bepaalde fun. tie buiten het ambt. Concr® gegevens over vacatures in 4 Rijksdienst en zo mogeliji daarbuiten zal ik onder 4 aandacht van de kandidats brengen", aldus Wiegel. Ook hier lijkt de ministère® beetje te optimistisch. Burgemeester ir. W. Merfo van Breda: „Het is niet een. voudig om ineens af te moei® stappen van die toch wel aan. zienlijke en aantrekkelijk! plaats in de gemeenschap.Ooi is het niet eenvoudig een au dere werkkring te aanvaard®. Bij velen geldt gevoelsmatij het idee: eens burgemeestei altijd burgemeester. En der. halve is de neiging om naar iets anders uit te kijken gering. In het leven van een bui meester zijn vele persoonlijke hoogtepunten. De aard vankei ambt brengt nu eenmaal aparte manier van benadering en benaderd worden met zidi mee. Vaak wil hij alleen toj als hij elders burgemeester fa: worden: burgemeesters zijn carrièregevoelig", aldus Merkx, die onlangs voor derde termijn in Breda is (her-| benoemd. Of er in de praktijk veel te recht zal komen van Wiegelt idee om burgemeesters te later, doorstromen naar kleinen gemeenten of naar banen bijde overheid (als niet-burgemees- ter) is een vraag met een flink aantal vraagtekens. Op korte termijn lijkt het er niet in zitten. En dat geldt voor een flink deel van de brief van Wiegel Burgemeester drs. L. van de Laar van Bergen op Zoom stelt het zo: „Ik vind dat ais je het hele verhaal van minister Wie. gel kent, je zonder meer tolde conclusie moet komen, dat hij iedere maatregel die je neemt, je tegelijkertijd zoveel slag® om de arm zult moeten houden, dat het eigenlijk geen maatre gel meer is". (Van onze parlementaire redactie) Indien een burgemeester zich opgenomen weet in de ge meenschap en de veranderin gen kan verwerken - erin kan meegroeien - vind ik dat een burgemeester gedurende lan gere tijd op dezelfde plaats goed kan functioneren. De taak van een burgemeester is af wisselend en verscheiden, routinematig werken is dan ook vrijwel uitgesloten. Men staat temidden van een levende ge meenschap en goed besturen vereist dan ook voortdurende aandacht voor vaak wisselen de omstandigheden en com plexe vraagstukken. Een bur gemeester wordt daarbij, ten onrechte, een „aureool" toe gemeten. Zeker in kleinere gemeenten heeft men vaak de indruk dat een burgemeester grote bevoegdheden heeft, terwijl wettelijk zijn zeggen schap beperkt is. Met andere woorden, men overschat de rol van een burgemeester nogal eens". Dat zegt ir. W. Merkx (CDA), al ruim twaalf jaar burgemeester van Breda, in reactie op de vraag of het burgemeestersambt na twee of drie termijnen (twaalf tot achttien jaar) routinewerk begint te worden of dat een burgemeester zich dan pas van een managersetiket weet te ontdoen en bekend wordt als een echte burgervader. Het is volgens Merkx „niet eenvoudig het ambt te om schrijven. De taakuitoefe ning wordt in grote mate be paald door bekwaamheid, door de instelling van de burgemeester zelf en door hetgeen men in zijn of haar omgeving verwacht; ook door zijn gevoel voor politie ke verhoudingen. De burge meester heeft een belangrijke taak, die weliswaar veel werk met zich meebrengt, maar niet zwaar hoeft te zijn, als hij met verantwoorde lijkheidsgevoel, ook met re lativeringsvermogen, binnen de kaders die de wet en de gemeenschap hem geven, zijn beroep uitoefent", aldus de Bredanaar. W. Merkx A. Mater H. van den Beid L. van de Laar i A. Hogenbosch i C. Ockeloen J. van Boekhoven Zijn Oosterhoutse collega A. Mater (PvdA) is het met hem eens dat het burge- meesterschap niet snel routi newerk wordt. „Noch in Lekkerkerk (vijf jaar), noch in Oosterhout (drie jaar) heb ik het gevoel dat er al enige „routine" in de benadering van het werk be gint te komen, integendeel, nog elke dag begin ik met ge noegen aan het werk. Ik ver moed dat er weinig jobs zijn, die zoveel afwisseling in werk meebrengen; ik denk dat dit een van de redenen is, waarom er zo weinig ambitie is onder burgemeesters om over te stappen naar een an dere werkkring. Ook bij andere collega's die ergens ook een - veel - langere werkperiode achter de rug hebben, merk ik wei nig of niets van routinehan delingen. Een andere kant van de zaak is natuurlijk wel, dat steeds meer - door de toenemende complexiteit van de zaken, waar je als burgemeester mee te maken krijgt - het burgemeester schap een „vak" is geworden en in de loop der jaren ook een steeds grotere vakkennis verworven wordt", aldus Mater, die er het volgende aan toevoegt: „Zowel de titel manager als de titel burgervader spre ken mij niet zo aan. De tijd van de burgervader in de zin van de beminnelijke pa triarch ligt achter ons; als ik aan dit aspect van het bur gemeesterschap denk - de man of vrouw, die een open deur heeft voor de bevolking - zie ik het meer in de sfeer van ombudsman, de be stuurder, die aandacht heeft - en mee naar oplossingen zoekt - voor de burger, die, door welke omstandigheden ook, tussen wal en schip dreigt te raken; de man of vrouw ook, die in de ge meenschap tracht het be stuur „gezicht" te geven. De term manager duidt mijns inziens te veel op een solistische functie; de essen tie van het burgemeester schap is naar mijn mening juist gelegen in het bestuur der zijn met andere bestuur ders - college en raad - in nauw contact en overleg met het ambtelijk apparaat", al dus Mater. Iets anders daarover denkt burgemeester mr. H.P.L. van den Beid (VVD) van Sluis: „Een burgemeester is nim mer een manager doch een regent. En dan niet regent in de achttiende, negentiende eeuwse visie, maar vooral een bestuurder, iemand die lei ding geeft aan de gemeente", aldus Van den Beid, die in de burgemeester iemand ziet die toch wel boven de partijen dient te staan. Hij is dan ook een groot voorstander van de door de Kroon benoemde burgemeester en is erg hui verig voor al te grote in spraak van de gemeentera den: „Stap voor stap ga je anders naar een gekozen burgemeester toe. Daar voel ik helemaal niets voor", zegt Van den Beid. Logisch is dan ook dat hij voor minder politieke be noemingen is, vooral in klei nere gemeenten. „In kleine gemeenten moet je vooral juristen benoemen. Een bur gemeester hier moet name lijk de wetten kennen en kan zich geen grote staf daarvoor veroorloven", aldus mr. Van den Beid, die over ongeveer twee jaar zijn tweede termijn in Sluis afsluit met zijn pen sionering. Hij wordt dan 65 jaar. Burgemeester drs. L.J.M. van de Laar (CDA) van Ber gen op Zoom vraagt zich af of dat wel de juiste leeftijd is voor pensionering van hem en zijn collega's. Van de Laar, zelf 57 jaar oud, daarover: „Een vraag is voor mij of een burgemeester zonodig tot zijn 65e in functie moet blijven. Mij lijkt een - op basis van vrijwilligheid - functioneel leeftijdsontslag vanaf zestig jaar voor bur gemeesters een gerechtvaar digde en redelijke zaak. Een commissaris van politie, om maar een willekeurig voor beeld te noemen, gaat op 60 jaar met funktioneel leef tijdsontslag. Ik vraag mij werkelijk af of diens taak zo veel zwaarder is als die van een burgemeester van een middelgrote gemeente, zeker in een tijd zoals die waarin we nu leven. Een tijd ook, waarin de burgemeester in de uitoefening van zijn ambt heel nadrukkelijk en direct bij de ingewikkelde, alle daagse bestuursproblema- tiek is betrokken en ook niet in het minst door druk van buitenaf betrokken wordt". Een soortgelijke gedachte moet burgemeester A.H.P. Hogenbosch (CDA), na elf jaar ervaring in Baarle-Na ssau leiden tot de uitspraak: „Een burgemeester is zowel het een als het ander, zowel manager als burgervader". Zijn collega J. van Boek hoven (CDA) van Fijnaart en Heijningen voegt daar aan toe „dat het geen twaalf jaar hoeft te duren vooraleer de burgerij een burgemeester als een „echte burgervader" ziet. Afhankelijk van de in stelling van de man zelf, dan wel van de burgerij, kan men deze „eervolle" titel best na enkele jaren verwerven", al dus Van Boekhoven. Burgemeester C. Ockeloen (PvdA) van Terneuzen stelt relativerend dat het burger meestersambt in wezen niet essentieel verschilt van veel ander maatschappelijke functies („ook iemand die op zijn twee en twintigste on derwijzer wordt weet van te voren niet of zijn werk op den duur routinewerk wordt") voor hij enkele aantekenin gen maakt bij de brief van minister Wiegel, die het ver melden zeker waard zijn. Ockeloen: „In tegenstel ling tot sommige andere lan den waar terzake van de ontwikkeling van het recht de rechterlijke macht een betekenende taak heeft is in ons land de volksvertegen woordiging vrijwel bij uit sluiting van anderen belast met de wetgeving. Zonder dat dit evenwel ooit ergens expliciet is geregeld wordt van dit grondbeginsel steeds vaker en steeds verder afge weken. Ook met de positie van de burgemeester is dit het geval. Sommige politieke partijen claimen ijskoud dat de burgemeester een politie ke figuur is die de benoeming aan de partij te danken heeft. Minister Wiegel is met zijn brief aan de Tweede Kamer op dezelfde weg. De zon blijft gewoon periodiek schijnen, ook in Nederland, als men van de burgemeester een po litieke, althans door de poli tiek gevangen figuur maakt. In veel Europese landen is dat trouwens al zo. Als dat bereikt is, zal de rechterlijke macht ook wel onder de in vloed van de politiek moeten komen, want dat zijn ook van die onafhankelijke figuren, die zich van het plaatselijke of regionale bestuur van de partij niets aantrekken. Onafhankelijke functio narissen zijn in feite alleen maar een sta in de weg voor het bereiken van politieke doelen", aldus een cynische burgemeester van Terneu zen, die er aan toevoegt: „Een kleine moeilijkheid in de praktijk in het ons omrin gende buitenland is dat een politiek grijpbare burge meester leidt tot een grote feitelijke macht van de ambtelijke top. Er is ook nogal wat tegenstelling tus sen de burger (niet alleen de leden van je eigen partij) dichter tot het bestuur bren gen en de politisering van het gemeentebestuur als totali teit". Ockeloen ziet dat ('e staatsrechtelijke regels tneer overtreden worden: staatssecretaris van volks huisvesting (Brokx) schrijft doodnuchter een briefje aan de gemeenten dat de raden hebben te vergaderen over ae mogelijkheid van verkoop van woningwetwoningen en dat hem daarvan verslag moet worden uitgebracht aldus de burgemeester v<® Terneuzen, die op hetzelfde wrijven van de staatsrechte lijke schoen wijst als het gaa om regelmatige gesprekken (ter controle) tussen burge meesters en commissaris van de koningin. Ockeloen: „De conse quenties van de geformali seerde praktijk die nu"' Wiegel wenst, zijn niet overzien, maar zullen als e wat van terechtkomt na® leiden tot het verdwijnen va het onafhankelijke c'e!Jiei'n in het gemeentebestuur' dat is nog altijd: de burgc meester. Vrij DE STEM VAN 7j Dat de kunstenaarsvak het Rijksmuseum. Afgezie (van auto's tot ander snoep probleem af op de kunste staat is om die opgeslage Er is dus meer aan de hand. Er staan meer vragen open, waarop geen antwoord gege ven is en waarschijnlijk nau- welijks te geven is. Vragen als wat is kunst, wie is kunstenaar en wie bepaalt dat? zijn fun damenteel voor het hanteren van de Beeldende Kunstenaars Regeling. De bijna noodzake lijke onduidelijkheid daar omtrent veroorzaakt dan ook voornamelijk de problemen bij het hanteren en het wat uit de hand lopen van deze regeling, die uniek is in de wereld (dat is trouwens onze hele sociale wetgeving). Wat is dat dan voor een re geling „Normaal" gesproken valt iemand die zonder werk zit terug op een of andere rege ling van bijstand/uitkering bij Sociale Zaken. Ook de BKR is een sociale regeling, die valt onder het ministerie van so ciale zaken. Een kunstenaar die zijn werk niet kan slijten op de vrije markt en derhalve on voldoende inkomen heeft om te kunnen leven èn werken kan een beroep doen op die rege ling. Het is dus een afzet- probleem en geen werkloos heidsprobleem, want een kunstenaar zit in principe nooit zonder werk. Dat is al een verschil. De overheid stelt hem in staat om zijn werk aan haar te slijten; wordt dus een soort plaatsvervangend koper voor haar „onderdanen", die het af laten weten; maar wèl met geld dat die onderdanen via de belasting bijeen ge bracht hebben. Globaal gesproken is het zo geregeld dat een kunstenaar die een beroep op die regeling doet dan op een of ander weekinkomen komt te staan naar gelang zijn leeftijd en status (gehuwd, ongehuwd, kinderen)dat bedrag ligt mo menteel zo tussen 450.- tot 600.- bruto per week. Sim pel voorbeeld: de overheid koopt van iemand met een weekinkomen van 500.- bruto een schilderij aan voor 2000.-, dat wil dan zeggen dat die kunstenaar vier weken gebakken zit en daarna weer werk kan aanbieden. De prij zen die de overheid biedt en nog verhoogt met meestal twintig procent materiaal- kostenvergoeding, liggen wat boven de prijzen die de kun stenaar op de vrije markt zou vangen. De bedoeling daarvan is dat de kunstenaar wat ruimte krijgt (financieel en in de tijd) om te werken voor die vrije markt (bijvoorbeeld door werk voor een tentoonstelling te maken) om zo zichzelf weer los te maken uit de BKR. De opzet van de BKR is om een kunstenaar door moeilijke pe- Sinds jaar en dag woedt loze strijd tegen het ongedi instellingen, bedrijven en p guldens uit voor de bestrijd muizen, tapijtkevers, Duit mieren, bruine en zwarte r van de blauwe vleesvlieg, graankever en de 54 vlooi Exacte cijfers over d schade ontbreken. Voor on land wordt de in 1976 aa voedsel- en grondstoffen voorraden aangebracht schade geraamd op zeke 150 miljoen. Bij onze oos terburen richten de tapijtk Ver en de kleermot jaarlijk voor ongeveer DM30 mil joeii schade aan. Geen wonder, dat de oor log tegen het ongedierte on verdroten doorgaat. Ee hoofdzakelijk ondergronds strijd met middelen als ver vaderlijke lokazen, dodelijk insecticiden en volle spuit bussen. Maar ook een oorlo die alle rangen en stande meesleurt. Want zelfs d meest notoire pacifist grijp getergd naar de vliegenme" per.' Eenongelijkestrijd?„D 'aatste rat krijgen we nooit t Pakken", bekent A.J. Buys technisch directeur van Rrotekta B.V. in Breda. Hij kan het weten, want Protekt Breda behoort tot de grootst ongediertebestrijdingsbe- drijven van Nederland. O het gebied van bouwbe scherming (houtwonr Vochtwering e.d.) is het zelf! de grootste. Directeur Buys We hoeven de strijd ook ni te winnen. Deskundigen b

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1979 | | pagina 20