Een alledaagse tragedie OUDER WORDEN BETEKENT NIET MINDER BRUIKBAAR RSCHiL H H, VENSTER vnj HIE 1 OPEEN VERANDERENDE SAMENLEVING I Hi Hi B )E vaker en hoe drtrn jer ik het woord »9tl eid" hoor - soms fciinJci word op zich al als a schap - des te het verschil vinden, th cheid een programme t, houdt dat in dat hel hil moet worden uitg(. Maar als het verschil wijnt, houdt de veelheij nteressant te zijn ->mpelt de wereld ineti heid is verschil, taal hil, alles is alleen nut hil. Er moet dus iel amenteelniet indehtu met al dat gepraat kheid. n te beginnen Iel ter. Bijna nooit blijkt oraken over gelijkhei ermee wordt bedoel gegeven feit of een e wij gelijk of moeten i ik (gemaakt) worden; ten we doen alsof wet zijn? De uitdrukku ijke monniken, pen" is typerend voor dij dubbelzinnigheid: betel t zij dat de kappen gelijl als de monniken gelijl en ongelijk als de mot en ongelijk zijn? Dan be nt zij niets. Of betekenI dat de monniken door di pen gelijk gemaakt Dan is zij taalkundi uist en zou moeten luide: jke kappen, gelijke moti. en. Vaarom spreekt vnjwi mand, behalve een sul soof als Henk Vos in kje „Menselijke gelijl d onder voorbehoud"it erwoestende onzin lenk, dat dit komt doordoj verwaand klinkt defrost de gelijkheid te beknti-, en. En dat heeft zijn goet' enen. De voornaamste t mij, dat wij woorden ol lijkheid" en „verschil' ia automatisch opvatti een verticale zin, als dingen van waarde en vtti positie in een hiërarchie t als „meer" en „minder ar het standsverschil, t we de hiërarchische o»j ijkheid ook noemen, is bel nst interessante verschil De grote vergissing is oil •schillen en alle vormei ongelijkheid hiermee i' ■band te brengen en ze verticale as te ordenet n rechtmatig bezwaar hiërarchisch denkt ,rdt dan op een fatale er omgezet in een ressie tegen alle diversi t, ook op het horizont ik. Alles wat anders set dan ofwel hoger en ofwel lager en slechte n en daarmee op de lad rrden gehangen. De jen de hiërarchie gaat p e manier de hele w ërarchiseren, en als teratie absurd blijkttezlf ht de agressie diversiteit zelf, -■ isschien stof tot hicrarc ren zou kunnen Is alles uit één mal kom rlkomen uniform en Md Ibaar is, zal het ook me J ■vreesde hiërarchie ge"' 9 Maar nu is juist hetJeL rhil als diversiteit wte 1 int, niet zozeer het ver s graadmeter van ee aaide kwaliteitJ aaromooknietuitdevoa iet de leuze „géüjhejc^ oor iedereen", orndaln1)^ ie mij doet denken a epaald, in de l erankerdideaal Dl .1 en aanslag op de diver t) Is het gaat om en op „hetzelfde eeld een ministerschap- niet voor iederee antrekkelijk, 9estel*berj ereen het zou kunne en. Maar de leuze m M zo voor. Zonden VOOT 1 ^erug naar de ochtend van 12 december van vorig r |ets vóór halfnegen wacht Karin Böhmer met drie schoolvriendinnen bij een drukke, door verkeerslichten afgebakende kruising onder Grave. Hun licht springt op groen. Ineen flits ziet de 13-jarige I Karin een auto op haar afstor- Len Die slaat haar tegen het wegdek. Als iemand haar laar- zen uittrekt voelt ze geen pijn. de ambulance smeekt het Bejsje om in het Nijmeegse Canisiusziekenhuis te worden opgenomen. Sinds diezelfde ochteffd vijf uur ligt ha ar v ader bij te komen van een hartaan val. De snelle rit eindigt echter o„ het academisch ziekenhuis de St. Radboud in Nijmegen, tater hoort Karin dat ze is aangereden door een lerares, die met al te laat op de school in het naburige Mill wilde ko- jien In de krant is Karin's on geluk een alledaagse éénko- lon®er' Ruim vijf maanden later. Karin is weer thuis. In de ge- zellige doorzonkamer steekt ze de open haard aan en kruipt dan naar het bankstel bij het raam. Bij de radio ligt een stel krukken. Haar rechterbeen is tot net bovendekniegeamputeerd. Ze zegt het niet te missen. En bijt op haar onderlip. „Ik kan nog zoveel andere dingen, zoals kijken, praten en denken. Da's toch ook een hele opluchting", zegt ze. Over het alledaagse ongeluk weet ze zich alles te herinneren. De opduikende bumper, de gierende remmen en het gekreun van haar vrien dinnetje, dat in de buik was geraakt. En vooral dat het licht op groen stond toen ze per fiets overstak. „Toen ik op de grond lag hoorde ik nog duidelijk de zoemer. Da's het teken voor de Hinden hier in Grave, dat ze veilig kunnen oversteken". Van de eerste twee weken in het ziekenhuis herinnert ze zich haar smeekbede aan de dokter om het verbrijzelde [been er meteen af te hakken. „Ik schreeuwde aldoor: haal het er maar af! Vooral toen de dokter me vertelde, dat ik an ders voor de rest van mijn le ven mank zou lopen. Mank lo pen..! Ik wilde sporten, net als vroeger. Maar ja, met een pro these kun je ook niet goed sporten, wel goed lopen". Haar moeder komt uit de keuken met koffie en stroop wafels. Zij en haar man voelen zich nog altijd gepasseerd door de artsen. „Wij hadden gezegd, dat ze alleen bij levensgevaar mochten amputeren. Eerst vreesde men voor een gestoor de bloedcirculatie, later voor merginfectie. Op een avond kwamen wij op bezoek en Ka rin begroette ons met „Kijk 'ns, papa...." en sloeg de dekens van haar benen...." Karin: „Ik wist niet dat mijn ouders niet wisten, dat ze tijdens de overi gens wel aangekondigde ope ratie mijn been zouden ampu teren, iets wat ik steeds graag wilde". Haar moeder roert driftig in haar koffie. Karin's leven wordt nu ge markeerd door de rolstoel, krukken en een prothese, waarmee ze op de Sint Maar tenskliniek te Nijmegen uit de voeten moet zien te komen. Haar reactie op de onherroe pelijke gevolgen van die och tend in december bestaat uit stoer doen en grapjes. „Ik wil geen medelijden. Ik kan er nog steeds niet tegen, dat mensen me willen helpen. Deuren openmaken en zo. In het begin deden mijn ouders dat ook. Dan riep ik kwaad: „Ik maak zelf de deur wel open. Ik ben geen invalide". Laatst kreeg ik een brief, waarin stond: ik hoop dat je met je handicap leert leven- Handicap: dat vind ik zo'n L_ Ik jaar krijgen er van de 3,5 miljoen Nederlandse kinderen tot veertien jaar ruim zevenhonderdduizend een ongeluk. Het verkeer eist de meeste slachtoffers, zo blijkt uit het nu volgende overzicht van cijfers, verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1977: In 1978: totaal verkeersdoden: 2.583 2.300 van 0 tot 4 jaar: 48 55 van 5 tot 14 jaar: 243 230 van 15 tot 24 jaar:780 690 totaal verkeersgewonden: 64.476 61.200 van 0 tot 4 jaar:1.015 1.000 van 5 tot 15 jaar:7.644 7.250 van 15 tot 24 jaar:27.994 26.280 Kille cijfers, waarachter veel leed en verdriet schuilgaan. Het ongeluk van Karin Böhmer uit Velp zit ook in de CBS-statistleken verwerkt Hoe zij het zelf verwerkt, kunt u opmaken uit bijgaande reportage. rotwoord. Neen, dat ze me na kijken vind ik niet meer zó erg. Zelf kijk ik nu ook andere rol stoelen na". Als haar omgeving wat on beholpen reageert schermt Karin haar verdriet af met grappen. Ook tijdens ons ge sprek probeert ze zich groot te houden, met „mijn voet jeukt. Wat een geluk, dat ik het niet aan die andere voet heb". On langs was ze jarig. Aan haar net uit het ziekenhuis ontsla gen vader -vroeg ze een schaatsplank of een step. „Ja, als ik merk, dat iemand zich geen houding weet te geven, maak ik grappen over mezelf. Gewoon om de spanning weg te nemen". Bijt het bloed weg uit haar onderlip en geeft dan toe, dat ze weieens in huilen uitbarst. „Soms zie ik het echt niet meer zitten. Ook op de orthopedie niet. Maar dan zegt de therapeut: Karin, zet je beste been maar voor... En dan moet ik weer lachen". Thuis raakt men gewend aan Karin's handicap. Haar vader heeft het pad naar de voordeur breed betegeld. Alleen de tra pleuning moet wat steviger. Haar vriendinnen zijn geble ven. Met het buurmeisje Su zanne ravot ze. Met Kristel gaat ze elke zondagavond wandelen in de bossen. Dan laat Karin haar geestelijke wonden zien. Ook met haar oudere zusje Juliëtte kan ze goed overweg. „Het zijn vooral de oudere ET merendeel van de werknemers boven de zestig in Nederland baalt. Zij zouden er liever vandaag dan morgen uit willen stappen. De vraag ligt voor de hand: gaat het hier om mensen, die versleten; die niet meer bruikbaar zijn? siope»«®iiam Tegen deze discriminatie Ihoudt drs. J. (Han) F.J. Jan maat een ware kruistocht. Als hoofd van de sector „So ciale Gerontologie" heeft hij weliswaar (nog) niet de pre statie de oorzaken van de Iproblemen rond het ouder porden te kennen, maar wel de ltd endecapaciteit om hier af- |doende hulp te bieden. Zijn „hoofdkwartier" is een lain Berg en Dal, die in zijn «twperiode van voor de Eer- Wereldoorlog de naam >t en Vrede" kreeg, zonder «tde eigenaar er enig idee van "f hoe toepasselijk deze nog eens zou worden. jfioewel: er gaat heel wat on- |r4 en onvrede door de „han- jfei van Han Janmaat. Rustig jtsgend aan zij n pij p ontvouwt '1 Kn gedachtenwereld vol amen, die het resultaat zijn IJ» vele jaren wetenschappe- onderzoek en ervaring in («praktijk. I Zn misschien weet hij toch W de voornaamste oorzaak Jannet vele leed rond de ouder (ordende werknemer. „Als je I» humanisering van de ar- |W doet, dan moet er ook Pj'sts zijn voor de ouderen en _Joieer met is, dan moet je er een vraagteken achter Ibatsen wat je eigenlijk onder rnanisering verstaat". 0 elk geval lijkt hiermee r wel een belangrijke vin- j'|Z"'S gegeven te zijn: de I, eren wordt al te vaak door omgeving het gevoel gege- zij overbodig zijn. •ersiteit van een no}] gelijke kansen leeste kanshebbers 11 verpletterende ajl Is het gaat om geW en op verschillen, **J o'n leus dan nog e lani' terschilt zij van zov wbel geruis? Dan V e„ illeen maar uit, [eerdi treng geregle tart ieder zy«e5ris *4 zoers loopt. En da n0M naai geen leus v aat staan ee". Over gelijkheid is ttt\ '.eggen: taal gaat chillen. dat w 'uist dit gevoel van niet iezie V°0r vo^te worden aan- ftp tl ^rS' Janmaat;' liU j zwaarst, zo zwaar, ij, en.er de brui aan ge- aat' hij houdt het er op, aift Z "J de meeste gevallen li» Jr e'en zlin en noë best IJ 'annetje zouden kunnen n - conclusie is dan »uwte trekken: We heb- NoEisolf1^ ZOZeer met een ktsrt, we' met een een probleem te Haaf, ket echter aan Han ü'oblpo wordt het woord b „j"1 a'helemaal niet in genomen, dan is het al een heel eind op- IZijti rrrstituut beschikt strumentarium om deze zaken in een goede richting te sturen. In een lezing zei hij vorig jaar: „In het verleden heeft weten schappelijk onderzoek een functie gehad om de negatieve kant te belichten, het proble matische. In de toekomst zou onderzoek meer gericht dienen te zijn op het stimuleren van die menselijke capaciteiten, die de werknemer, naarmate hij ouder wordt, in zijn ar beidssituatie juist meer ge schikt maakt. Zeker is dat wanneer men alleen gebruik maakt van mensen het geen verwondering mag wekken, dat mensen op den duur niet gebruikt willen worden. Als protest en verandering van werk niet meer mogelijk zijn, dan is opgeven het enige alter natief. Dit is iets geheel anders dan slijtage". Wat drs. Janmaat vooral be pleit is het opengooien van de ze zaak. Dat is des te belang rijker, omdat „het ouder wor den" op steeds jeugdiger leef tijd begint. Wie het met veertig niet gehaald heeft, haalt het nooit meer. Over wat er daarna moet gebeuren, dient door de betrokkenen al vroeg en in alle openhartigheid gepraat te worden. ■iziziz De sector sociale gerontolo gie lokt deze gesprekken uit door met mensen in verschil lende arbeidstakken te gaan praten. Zij kunnen er hun problemen vertellen en toch anoniem blijven. Vooral de ou deren wordt het advies gege ven zelf hun mond open te doen om precies te zeggen wat er fout is en wat ze anders zouden willen. Drs. Janmaat ervaart dat de ze gesprekken hoogst vrucht baar zijn. De knelpunten ko men hierbij duidelijk naar vo ren en dat betekent dat men te weten komt waar men moet in grijpen. Dat geldt al voor de 40-45-jarigen, omdat zij we ten, dat vanaf die leeftijd hun kansen bijzonder snel afne men. Daarom is dit bij uitstek de leeftijd om nog een keuze te maken. Besluit je te blijven zitten, waar je zit, dan loop je grote kans behept te worden met de afmattende gedachte, dat je het zo nog een jaar of twintig moet uitzitten. De ge- rontoloog adviseert deze leef tijdgroep dan ook sterk het in de verandering te zoeken. „Een veertigjarige, die een andere baan zoekt, kijkt op zijn werk aan dan een man van die leeftijd, die nooit ergens anders is geweest". Gemakkelijk gezegd. Dat vindt Han Janmaat ook: „Dat veranderen moet dan wel ge makkelijker worden gemaakt. Weggaan betekent namelijk heel vaak het opofferen van moeizaam verworven pen sioenrechten. Er zijn zo'n 16.000 pensioenfondsen in ons land en dan is zo'n stap niet zo maar te zetten". et probleem van de ouder wordende mens gaat in de maatschappij hoe langer hoe meer een rol spelen. Geen wonder dat het ook wetenschappelijk aangepakt wordt. Reeds sinds jaren houdt zich hiermee de sector „Sociale Ge rontologie" van het „Gemeenschappelijk Instituut voor Toegepaste Psychologie" bezig. In nauwe samenwerking met het gerontologische instituut van de Nijmeegse universiteit beperkt deze zich al lang niet meer uitsluitend tot onderzoekingen naar de ouder wordende mens in het arbeidspro ces, maar verstrekt men ook adviezen welke op lossingen er mogelijk zijn. Dat geldt ook voor on derzoekingen in bejaardentehuizen. In een onderzoek ten bate van het Nederlands Centrum van Directeuren door de sector Sociale Gerontologie wordt in de inleiding gezegd: „Het lijkt erop of het werk de mensen steeds zwaarder valt. Het aantal dagen dat verloren gaat tengevol ge van ziekteverzuim is tussen 1955 en 1975 bijna verdubbeld en het aantal personen dat een WAO-uitkering krijgt wordt steeds groter. Vooral onder de ouderen zijn relatief veel mensen die niet meer tegen hun werk opgewassen zijn.Voor een deel ligt dat zeker aan h et feit, dat de gezond heidstoestand van ouderen gemiddeld achteruit gaat. Maar voor het overige moet de uitval van ouderen waarschijnlijk verklaard worden uit de fysieke en mentale druk, die het arbeidsproces op hen uitoefent Het is echter wel aannemelijk, dat het moderne arbeidsproces een druk uitoefent, die juist op den duur moeilijk te verdragen is". Toch wil de sociale gerontologie geen oprui ming onder de ouderen houden. Hierover gaat nevenstaand verhaal. Een belangrijk aspect van veranderen is volgens hem de uitdaging, die nieuwe stimu lansen geeft, want „al voel je jezelf niet ouder worden, er verandert toch iets". Hiermee doelt hij op de omgeving, die de zitten blijvende wel degelijk ouder ziet worden. Vooral in dit opzicht zal er daarom veel verbeterd moeten worden, want de mogelijkheden om van baan te wisselen, vindt drs. Janmaat een uitermate onont wikkeld gebied. -tr-hpfk De sociale gerontologie heeft niet alleen te kampen, met nog noodzakelijke diepgaande on derzoeken, maar ook met het feit, dat de verschillen van persoon tot persoon zo groot zijn. Een midden-veertiger kan uitgeblust: een zeventiger nog vitaal zijn. Ook zijn er onder de eerste groep, mensen, die tot het ein de toe blijven mokken, dat ze geen directeur of leidingge vend functionaris zijn gewor den, maar van de andere kant ook lieden, die het wel prettig vinden, dat het niet meer zo nodig hoeft. Dit laatste merkt drs. Jan maat tegenwoordig vooral in de jongere generatie: onder hen is het maken van carrière lang niet meer hét levensideaal h,, Dat betekent ook, dat het karakter van bepaalde leef tijdsgroepen steeds verandert: mensen, die over tien jaar 55 of 65 zijn, zullen dan anders zijn, dan deze leeftijdsgroepen mo menteel. Een extra moeilijk heid, waarmee de gerontologie de laatste tijd te maken heeft, zijn plotseling de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog ge worden. Veel mensen, die deze bewust hebben meegemaakt, verkeren thans toch al in het „gewone kritische" stadium, maar dit wordt momenteel in een groot aantal gevallen nog verzwaard door niet verwerkte of andere belevenissen uit die oorlog. Een negatieve invloed gaat er volgens de gerontoloog vooral uit van de opvatting, dat ouder worden betekent, dat men minder geschikt wordt. Dit leidt er dan toe, dat men zich ook zo gaat voelen en de behoefte krijgt op te stap pen. Maar een evenwichtige leeftijdsstructuur acht Jan maat juist van groot belang: de bedrijven willen niet uitslui tend met jongeren werken, maar anderzijds de ouderen afschuiven. Dat betekent dan een verarming van de sociale contacten, die ook economi sche consequenties heeft, om dat de beste resultaten alleen maar bereikbaar zijn wanneer alle leeftijdsgroepen samen werken. Vooral in het mana- fTprnent kan dit van hpl and 7-iin. Om dit te staven wijst hij op de situatie in Japan, waar dit in de meeste gevallen uit een combinatie van jongeren en ouderen bestaat: de jongeren durven risico te nemen; de ou deren kunnen hun ervaring in brengen. In Nederland is het zelfs voorgekomen, dat een politie korps van uitsluitend jonge mannen vroeg om een aantal ouderen aan hun gelederen toe te voegen. Zij gaven namelijk ronduit toe, dat zij met be paalde problemen, vooral wanneer hierbij tact vereist was, geen raad wisten. Erva ring bleek hier dus een onmis bare eigenschap te zijn. Hiermee is dan ook tevens het thema aangeroerd, dat zijn intrede met het woord „demo- tie" heeft gedaan. Geen pro motie meer, maar een stapje terug zetten, waarnaar ouder wordende directeuren en lei dinggevend personeel steeds meer gaan verlangen. Wanneer zij de kritieke leeftijd hebben bereikt, willen zij vaak af van hinderlijek zorgen als perso neelsproblemen en van de draaglijke druk, die uitgere kend door kleinigheden ver oorzaakt wordt. Velen zijn ook bereid voor hun „demotie" wat financiën in te leveren. Als men een hoog salaris heeft, kan er best wat van af, vindt ook drs. Janmaat, maar toch ziet hij dit financiële probleem als een van de vele belemmeringen, die verande ringen verhinderen. „De mensen, die ook wat hun inkomen betreft bereid zijn een stapje terug te zetten, gaan zich wel afvragen wat er dan met hun pensioen gaat gebeu ren. Wordt dat dan niet veel te p?" mensen, die me ontzien. Heel veel mensen willen me duwen. Waar ik het zelf kan, Iaat ik dat niet toe. Wat ik mis is touwtje springen. Maar dan draai ik maar. En ik kan niet meer door de weilanden „schuppen" zo als vroeger". Wel piekert Karin over haar eerste vriendje, dat nog moet komen. „Hoe moet ik hem vertellen, dat ik een been mis. Misschien hoeft ie me dan in eens niet meer". Lacht dan: „Het is anders wel een manier om te controleren of hij me echt leuk vindt. Mijn prothese is dan een soort testbeen". De haastige lerares is nooit komen opdagen. Tweemaal is haar man met een zak sinaasappe len op ziekenbezoek geweest. Karin: „Ik heb gehoord, dat ze me niet onder ogen durft te komen. Dat ze denkt, dat ik haar zal uitschelden. Iets wat ik nu helemaal niet zou doen. Mijn vader is erg boos op haar. Logisch toch, als je dochter een been wordt afgereden. Maar hij heeft beloofd dat ie in het bos gaat wandelen als ze ooit oplbezoek komt. Ik hoop, dat ze me komt opzoeken. Ik wil met haar praten. Niet over of ze al dan niet door rood is gereden. Want dat weet ik heel zeker. Volgens mij zit die onderwij zeres heel erg in over dat on geluk. Misschien huilt ze veel, omdat ze mijn been er af heeft gereden. Misschien denkt ze dat telkens als ze fietsers ziet. Ik weet, dat het haar schuld is. Maar ze deed het toch niet met opzet". In het ziekenhuis was Karin zich nauwelijks bewust van het geamputeerde been. Pas toen ze thuis kwam, merkte ze wat het is om te kruipen en le strompelen. Toen kreeg ze ook haar eerste nachtmerrie. „Ik droomde dat ik thuis voor het raam zat en een jon gen zag oversteken. Er kwam een auto aan, die meteen zijn been eraf reed. Mijn vader ren de naar buiten en droeg de kermende jongen naar binnen. Ik kon me niet bewegen. Alles wat ik deed, was staren naar dat afgehakte been op straat". HANS TOONEN Om dezelfde reden zegt hij: „Ik wantrouw vervroegde uit treding. De meeste mensen van boven zestig zouden er wel mee op willen houden, maar ik weet niet of dat wel een goede op lossing is, want het is niet te voorzien wat voor financiële problemen, dit mee zal bren gen". Bij zijn onderzoekingen in het land is hij ook veel mensen tegengekomen, die best ver vroegd gepensioneerd zouden willen worden. Als het er ech ter op aankomt, weigeren zij, omdat zij - zoals ze zeggen - niet opgeofferd willen worden om het probleem van de werk loosheid op te lossen. Pensio nering betekent voor hen na melijk minder geld en dit wil len zij per se niet inleveren om anderen aan werkgelegenheid te helpen. Veel mensen verzetten zich ook tegen een gedwongen ver vroegd pension, omdat zij dan hun sociale contacten verlie zen. Dat is vaak het geval met gescheiden mannen en ook daarom vraagt drs. Janmaat zich af of we nu wel zo op de goede weg zijn met het weg werken van oudere mensen uit de bedrijven. En al helemaal verzet hij zich tegen de kreet: „Iedereen van boven de zestig moet er uit". Zelfs mensen van boven de 65 zouden volgens hem een kans moeten kunnen krijgen als zij nog hun steentje willen bijdragen. Hij huldigt deze op vatting, omdat hij van mening is, dat het welzijn en het belang van de individuele mens in het middelpunt van de gerontolo gische zorg dient te staan. Dat heeft tot consequentie, dat mensen niet gedwongen mogen worden tot stappen, die een einde zouden maken aan hun plezier in het leven. Ook de maatschappij is hiermee gediend, want als het nog vitale mensen betreft, gaan zij een of ander baantje uitoefenen, dat oncontroleer baar is. „En dat is", zegt Han Janmaat, „het probleempaard van de werkgelegenheid achter de wagen spannen". Ouder wordende mensen geeft hij vooral het advies po sitief tegen veranderingen aan te kijken. Daarom vraagt hij zich ook af of ouder worden een kwestie is van niet meer willen of niet meer kunnen. De problematiek verdringen acht hij echter het grootste euvel. „Het is normaal, dat de mens ouder wordt, het is dus niet al leen normaal om erover te praten, maar ook, dat de men sen op een gegeven moment, kunnen toegeven, dat het min der gaat. Wanneer men dan krampachtig zou proberen op de oude voet verder te gaan, dan lopen de zaken mis. Nog een advies: wanneer ie mand voelt, dat hij met 40 of 45 niet meer verder komt, dan kan hij zijn leven een nieuwe zin en inhoud geven door zijn kennis en ervaring aan jongeren over te dragen. „Dat zou voor veel mensen een goede oplossing zijn". Centraal staat bij Han Jan maat een menswaardige be handeling, die vaak kan voor komen, dat iemand zich oud of overbodig gaat voelen. Uit den boze vindt hij de zogenaamde beschutte werkplaatsen, waar nogal wat bedrijven oudere mensen in stoppen om ze min dere baantjes te geven. Tijdens zijn onderzoekingen in de praktijk kreeg hij vaak te horen: „Dat zijn de ouwe-lul- len-hoeken", en dergelijke denigrerende opmerkingen kunnen fnuikend zijn voor de levensvreugde van de betrok ken mensen. Het sociale kli maat in de bedrijven be schouwt hij als het kernpunt op de weg naar verbeteringen. Daar wringt de schoen het meest, zegt hij, maar dat is geen kwade opzet, alleen maar een gevolg van gebrek aan in zicht in het probleem, wat weer met zich brengt, dat men weigert over het ouder worden te praten. Maar drs. Janmaat zoekt de oorzaken niet alleen in de werkomstandigheden. Ook oorzaken thuis kunnen de werklust remmen of zelfs do den. Een mens kan tegenslagen krijgen en vooral hier wordt men gewaar hoe individueel dit probleem is, want zo zegt hij„Sommige mensen kunnen moeilijk tegenslag in het leven verdragen, anderen stijgen dan echter als het ware boven zich zelf uit". Maar dat de narigheden rond het ouder worden een on ontkoombare ontwikkeling zouden zijn, daar verzet de gerontoloog zich met hand en tand tegen. Hij pleit er daarom voor meer gebruik te maken van de positieve mogelijkheden, die de ouderen te bieden hebben, want met klem vraagt hij zich af of zoveel ouderen niet te leurgesteld raken en de strijd opgeven, omdat er van hun be kwaamheden geen of onvol doende gebruik wordt ge maakt.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1979 | | pagina 19