Een alledaagse tragedie
OUDER WORDEN BETEKENT NIET MINDER BRUIKBAAR
RSCHiL
H
H,
VENSTER
vnj
HIE
1
OPEEN
VERANDERENDE
SAMENLEVING
I Hi Hi B
)E vaker en hoe drtrn
jer ik het woord
»9tl
eid" hoor - soms fciinJci
word op zich al als a
schap - des te
het verschil vinden, th
cheid een programme
t, houdt dat in dat hel
hil moet worden uitg(.
Maar als het verschil
wijnt, houdt de veelheij
nteressant te zijn
->mpelt de wereld ineti
heid is verschil, taal
hil, alles is alleen nut
hil. Er moet dus iel
amenteelniet indehtu
met al dat gepraat
kheid.
n te beginnen Iel
ter. Bijna nooit blijkt
oraken over gelijkhei
ermee wordt bedoel
gegeven feit of een e
wij gelijk of moeten i
ik (gemaakt) worden;
ten we doen alsof wet
zijn? De uitdrukku
ijke monniken,
pen" is typerend voor dij
dubbelzinnigheid: betel
t zij dat de kappen gelijl
als de monniken gelijl
en ongelijk als de mot
en ongelijk zijn? Dan be
nt zij niets. Of betekenI
dat de monniken door di
pen gelijk gemaakt
Dan is zij taalkundi
uist en zou moeten luide:
jke kappen, gelijke moti.
en.
Vaarom spreekt vnjwi
mand, behalve een sul
soof als Henk Vos in
kje „Menselijke gelijl
d onder voorbehoud"it
erwoestende onzin
lenk, dat dit komt doordoj
verwaand klinkt defrost
de gelijkheid te beknti-,
en. En dat heeft zijn goet'
enen. De voornaamste
t mij, dat wij woorden ol
lijkheid" en „verschil'
ia automatisch opvatti
een verticale zin, als
dingen van waarde en vtti
positie in een hiërarchie
t als „meer" en „minder
ar het standsverschil, t
we de hiërarchische o»j
ijkheid ook noemen, is bel
nst interessante verschil
De grote vergissing is oil
•schillen en alle vormei
ongelijkheid hiermee i'
■band te brengen en
ze verticale as te ordenet
n rechtmatig bezwaar
hiërarchisch denkt
,rdt dan op een fatale
er omgezet in een
ressie tegen alle diversi
t, ook op het horizont
ik. Alles wat anders
set dan ofwel hoger en
ofwel lager en slechte
n en daarmee op de lad
rrden gehangen. De
jen de hiërarchie gaat p
e manier de hele w
ërarchiseren, en als
teratie absurd blijkttezlf
ht de agressie
diversiteit zelf, -■
isschien stof tot hicrarc
ren zou kunnen
Is alles uit één mal kom
rlkomen uniform en Md
Ibaar is, zal het ook me J
■vreesde hiërarchie ge"' 9
Maar nu is juist hetJeL
rhil als diversiteit wte 1
int, niet zozeer het ver
s graadmeter van ee
aaide kwaliteitJ
aaromooknietuitdevoa
iet de leuze „géüjhejc^
oor iedereen", orndaln1)^
ie mij doet denken a
epaald, in de l
erankerdideaal Dl .1
en aanslag op de diver t)
Is het gaat om
en op „hetzelfde
eeld een ministerschap-
niet voor iederee
antrekkelijk, 9estel*berj
ereen het zou kunne
en. Maar de leuze m
M zo voor. Zonden
VOOT 1
^erug naar de ochtend van 12 december van vorig
r |ets vóór halfnegen wacht Karin Böhmer met drie
schoolvriendinnen bij een drukke, door verkeerslichten
afgebakende kruising onder Grave. Hun licht springt op
groen.
Ineen flits ziet de 13-jarige
I Karin een auto op haar afstor-
Len Die slaat haar tegen het
wegdek. Als iemand haar laar-
zen uittrekt voelt ze geen pijn.
de ambulance smeekt het
Bejsje om in het Nijmeegse
Canisiusziekenhuis te worden
opgenomen. Sinds diezelfde
ochteffd vijf uur ligt ha ar v ader
bij te komen van een hartaan
val. De snelle rit eindigt echter
o„ het academisch ziekenhuis
de St. Radboud in Nijmegen,
tater hoort Karin dat ze is
aangereden door een lerares,
die met al te laat op de school
in het naburige Mill wilde ko-
jien In de krant is Karin's on
geluk een alledaagse éénko-
lon®er'
Ruim vijf maanden later.
Karin is weer thuis. In de ge-
zellige doorzonkamer steekt ze
de open haard aan en kruipt
dan naar het bankstel bij het
raam. Bij de radio ligt een stel
krukken.
Haar rechterbeen is tot net
bovendekniegeamputeerd. Ze
zegt het niet te missen. En bijt
op haar onderlip. „Ik kan nog
zoveel andere dingen, zoals
kijken, praten en denken. Da's
toch ook een hele opluchting",
zegt ze. Over het alledaagse
ongeluk weet ze zich alles te
herinneren. De opduikende
bumper, de gierende remmen
en het gekreun van haar vrien
dinnetje, dat in de buik was
geraakt. En vooral dat het licht
op groen stond toen ze per fiets
overstak. „Toen ik op de grond
lag hoorde ik nog duidelijk de
zoemer. Da's het teken voor de
Hinden hier in Grave, dat ze
veilig kunnen oversteken".
Van de eerste twee weken in
het ziekenhuis herinnert ze
zich haar smeekbede aan de
dokter om het verbrijzelde
[been er meteen af te hakken.
„Ik schreeuwde aldoor: haal
het er maar af! Vooral toen de
dokter me vertelde, dat ik an
ders voor de rest van mijn le
ven mank zou lopen. Mank lo
pen..! Ik wilde sporten, net als
vroeger. Maar ja, met een pro
these kun je ook niet goed
sporten, wel goed lopen".
Haar moeder komt uit de
keuken met koffie en stroop
wafels. Zij en haar man voelen
zich nog altijd gepasseerd door
de artsen. „Wij hadden gezegd,
dat ze alleen bij levensgevaar
mochten amputeren. Eerst
vreesde men voor een gestoor
de bloedcirculatie, later voor
merginfectie. Op een avond
kwamen wij op bezoek en Ka
rin begroette ons met „Kijk 'ns,
papa...." en sloeg de dekens
van haar benen...." Karin: „Ik
wist niet dat mijn ouders niet
wisten, dat ze tijdens de overi
gens wel aangekondigde ope
ratie mijn been zouden ampu
teren, iets wat ik steeds graag
wilde". Haar moeder roert
driftig in haar koffie.
Karin's leven wordt nu ge
markeerd door de rolstoel,
krukken en een prothese,
waarmee ze op de Sint Maar
tenskliniek te Nijmegen uit de
voeten moet zien te komen.
Haar reactie op de onherroe
pelijke gevolgen van die och
tend in december bestaat uit
stoer doen en grapjes.
„Ik wil geen medelijden. Ik
kan er nog steeds niet tegen,
dat mensen me willen helpen.
Deuren openmaken en zo. In
het begin deden mijn ouders
dat ook. Dan riep ik kwaad:
„Ik maak zelf de deur wel
open. Ik ben geen invalide".
Laatst kreeg ik een brief,
waarin stond: ik hoop dat je
met je handicap leert leven-
Handicap: dat vind ik zo'n
L_ Ik jaar krijgen er van de 3,5 miljoen Nederlandse kinderen tot
veertien jaar ruim zevenhonderdduizend een ongeluk. Het verkeer
eist de meeste slachtoffers, zo blijkt uit het nu volgende overzicht
van cijfers, verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In 1977: In 1978:
totaal verkeersdoden: 2.583 2.300
van 0 tot 4 jaar: 48 55
van 5 tot 14 jaar: 243 230
van 15 tot 24 jaar:780 690
totaal verkeersgewonden: 64.476 61.200
van 0 tot 4 jaar:1.015 1.000
van 5 tot 15 jaar:7.644 7.250
van 15 tot 24 jaar:27.994 26.280
Kille cijfers, waarachter veel leed en verdriet schuilgaan. Het
ongeluk van Karin Böhmer uit Velp zit ook in de CBS-statistleken
verwerkt Hoe zij het zelf verwerkt, kunt u opmaken uit bijgaande
reportage.
rotwoord. Neen, dat ze me na
kijken vind ik niet meer zó erg.
Zelf kijk ik nu ook andere rol
stoelen na".
Als haar omgeving wat on
beholpen reageert schermt
Karin haar verdriet af met
grappen. Ook tijdens ons ge
sprek probeert ze zich groot te
houden, met „mijn voet jeukt.
Wat een geluk, dat ik het niet
aan die andere voet heb". On
langs was ze jarig. Aan haar
net uit het ziekenhuis ontsla
gen vader -vroeg ze een
schaatsplank of een step. „Ja,
als ik merk, dat iemand zich
geen houding weet te geven,
maak ik grappen over mezelf.
Gewoon om de spanning weg
te nemen". Bijt het bloed weg
uit haar onderlip en geeft dan
toe, dat ze weieens in huilen
uitbarst. „Soms zie ik het echt
niet meer zitten. Ook op de
orthopedie niet. Maar dan zegt
de therapeut: Karin, zet je
beste been maar voor... En dan
moet ik weer lachen".
Thuis raakt men gewend aan
Karin's handicap. Haar vader
heeft het pad naar de voordeur
breed betegeld. Alleen de tra
pleuning moet wat steviger.
Haar vriendinnen zijn geble
ven. Met het buurmeisje Su
zanne ravot ze. Met Kristel
gaat ze elke zondagavond
wandelen in de bossen. Dan
laat Karin haar geestelijke
wonden zien. Ook met haar
oudere zusje Juliëtte kan ze
goed overweg.
„Het zijn vooral de oudere
ET merendeel van de werknemers boven de zestig in Nederland baalt. Zij zouden er
liever vandaag dan morgen uit willen stappen. De vraag ligt voor de hand: gaat het hier
om mensen, die versleten; die niet meer bruikbaar zijn?
siope»«®iiam
Tegen deze discriminatie
Ihoudt drs. J. (Han) F.J. Jan
maat een ware kruistocht.
Als hoofd van de sector „So
ciale Gerontologie" heeft hij
weliswaar (nog) niet de pre
statie de oorzaken van de
Iproblemen rond het ouder
porden te kennen, maar wel de
ltd endecapaciteit om hier af-
|doende hulp te bieden.
Zijn „hoofdkwartier" is een
lain Berg en Dal, die in zijn
«twperiode van voor de Eer-
Wereldoorlog de naam
>t en Vrede" kreeg, zonder
«tde eigenaar er enig idee van
"f hoe toepasselijk deze
nog eens zou worden.
jfioewel: er gaat heel wat on-
|r4 en onvrede door de „han-
jfei van Han Janmaat. Rustig
jtsgend aan zij n pij p ontvouwt
'1 Kn gedachtenwereld vol
amen, die het resultaat zijn
IJ» vele jaren wetenschappe-
onderzoek en ervaring in
(«praktijk.
I Zn misschien weet hij toch
W de voornaamste oorzaak
Jannet vele leed rond de ouder
(ordende werknemer. „Als je
I» humanisering van de ar-
|W doet, dan moet er ook
Pj'sts zijn voor de ouderen en
_Joieer met is, dan moet je er
een vraagteken achter
Ibatsen wat je eigenlijk onder
rnanisering verstaat".
0 elk geval lijkt hiermee
r wel een belangrijke vin-
j'|Z"'S gegeven te zijn: de
I, eren wordt al te vaak door
omgeving het gevoel gege-
zij overbodig zijn.
•ersiteit van
een
no}]
gelijke kansen
leeste kanshebbers
11 verpletterende ajl
Is het gaat om geW
en op verschillen, **J
o'n leus dan nog e lani'
terschilt zij van zov
wbel geruis? Dan V e„
illeen maar uit, [eerdi
treng geregle
tart ieder zy«e5ris *4
zoers loopt. En da n0M
naai geen leus v
aat staan ee".
Over gelijkheid is ttt\
'.eggen: taal gaat
chillen.
dat
w 'uist dit gevoel van niet
iezie V°0r vo^te worden aan-
ftp tl ^rS' Janmaat;'
liU j zwaarst, zo zwaar,
ij, en.er de brui aan ge-
aat' hij houdt het er op,
aift Z "J de meeste gevallen
li» Jr e'en zlin en noë best
IJ 'annetje zouden kunnen
n - conclusie is dan
»uwte trekken: We heb-
NoEisolf1^ ZOZeer met een
ktsrt, we' met een
een probleem te
Haaf, ket echter aan Han
ü'oblpo wordt het woord
b „j"1 a'helemaal niet in
genomen, dan is het
al een heel eind op-
IZijti
rrrstituut beschikt
strumentarium om deze zaken
in een goede richting te sturen.
In een lezing zei hij vorig jaar:
„In het verleden heeft weten
schappelijk onderzoek een
functie gehad om de negatieve
kant te belichten, het proble
matische. In de toekomst zou
onderzoek meer gericht dienen
te zijn op het stimuleren van
die menselijke capaciteiten,
die de werknemer, naarmate
hij ouder wordt, in zijn ar
beidssituatie juist meer ge
schikt maakt. Zeker is dat
wanneer men alleen gebruik
maakt van mensen het geen
verwondering mag wekken,
dat mensen op den duur niet
gebruikt willen worden. Als
protest en verandering van
werk niet meer mogelijk zijn,
dan is opgeven het enige alter
natief. Dit is iets geheel anders
dan slijtage".
Wat drs. Janmaat vooral be
pleit is het opengooien van de
ze zaak. Dat is des te belang
rijker, omdat „het ouder wor
den" op steeds jeugdiger leef
tijd begint. Wie het met veertig
niet gehaald heeft, haalt het
nooit meer. Over wat er daarna
moet gebeuren, dient door de
betrokkenen al vroeg en in alle
openhartigheid gepraat te
worden.
■iziziz
De sector sociale gerontolo
gie lokt deze gesprekken uit
door met mensen in verschil
lende arbeidstakken te gaan
praten. Zij kunnen er hun
problemen vertellen en toch
anoniem blijven. Vooral de ou
deren wordt het advies gege
ven zelf hun mond open te doen
om precies te zeggen wat er
fout is en wat ze anders zouden
willen.
Drs. Janmaat ervaart dat de
ze gesprekken hoogst vrucht
baar zijn. De knelpunten ko
men hierbij duidelijk naar vo
ren en dat betekent dat men te
weten komt waar men moet in
grijpen. Dat geldt al voor de
40-45-jarigen, omdat zij we
ten, dat vanaf die leeftijd hun
kansen bijzonder snel afne
men. Daarom is dit bij uitstek
de leeftijd om nog een keuze te
maken. Besluit je te blijven
zitten, waar je zit, dan loop je
grote kans behept te worden
met de afmattende gedachte,
dat je het zo nog een jaar of
twintig moet uitzitten. De ge-
rontoloog adviseert deze leef
tijdgroep dan ook sterk het in
de verandering te zoeken.
„Een veertigjarige, die een
andere baan zoekt, kijkt op
zijn werk aan dan een man van
die leeftijd, die nooit ergens
anders is geweest".
Gemakkelijk gezegd. Dat
vindt Han Janmaat ook: „Dat
veranderen moet dan wel ge
makkelijker worden gemaakt.
Weggaan betekent namelijk
heel vaak het opofferen van
moeizaam verworven pen
sioenrechten. Er zijn zo'n
16.000 pensioenfondsen in ons
land en dan is zo'n stap niet zo
maar te zetten".
et probleem van de ouder wordende
mens gaat in de maatschappij hoe langer hoe
meer een rol spelen. Geen wonder dat het ook
wetenschappelijk aangepakt wordt. Reeds sinds
jaren houdt zich hiermee de sector „Sociale Ge
rontologie" van het „Gemeenschappelijk Instituut
voor Toegepaste Psychologie" bezig. In nauwe
samenwerking met het gerontologische instituut
van de Nijmeegse universiteit beperkt deze zich al
lang niet meer uitsluitend tot onderzoekingen
naar de ouder wordende mens in het arbeidspro
ces, maar verstrekt men ook adviezen welke op
lossingen er mogelijk zijn. Dat geldt ook voor on
derzoekingen in bejaardentehuizen.
In een onderzoek ten bate van het Nederlands
Centrum van Directeuren door de sector Sociale
Gerontologie wordt in de inleiding gezegd: „Het
lijkt erop of het werk de mensen steeds zwaarder
valt. Het aantal dagen dat verloren gaat tengevol
ge van ziekteverzuim is tussen 1955 en 1975
bijna verdubbeld en het aantal personen dat een
WAO-uitkering krijgt wordt steeds groter. Vooral
onder de ouderen zijn relatief veel mensen die
niet meer tegen hun werk opgewassen zijn.Voor
een deel ligt dat zeker aan h et feit, dat de gezond
heidstoestand van ouderen gemiddeld achteruit
gaat. Maar voor het overige moet de uitval van
ouderen waarschijnlijk verklaard worden uit de
fysieke en mentale druk, die het arbeidsproces op
hen uitoefent Het is echter wel aannemelijk, dat
het moderne arbeidsproces een druk uitoefent,
die juist op den duur moeilijk te verdragen is".
Toch wil de sociale gerontologie geen oprui
ming onder de ouderen houden. Hierover gaat
nevenstaand verhaal.
Een belangrijk aspect van
veranderen is volgens hem de
uitdaging, die nieuwe stimu
lansen geeft, want „al voel je
jezelf niet ouder worden, er
verandert toch iets". Hiermee
doelt hij op de omgeving, die de
zitten blijvende wel degelijk
ouder ziet worden. Vooral in
dit opzicht zal er daarom veel
verbeterd moeten worden,
want de mogelijkheden om van
baan te wisselen, vindt drs.
Janmaat een uitermate onont
wikkeld gebied.
-tr-hpfk
De sociale gerontologie heeft
niet alleen te kampen, met nog
noodzakelijke diepgaande on
derzoeken, maar ook met het
feit, dat de verschillen van
persoon tot persoon zo groot
zijn. Een midden-veertiger
kan uitgeblust: een zeventiger
nog vitaal zijn.
Ook zijn er onder de eerste
groep, mensen, die tot het ein
de toe blijven mokken, dat ze
geen directeur of leidingge
vend functionaris zijn gewor
den, maar van de andere kant
ook lieden, die het wel prettig
vinden, dat het niet meer zo
nodig hoeft.
Dit laatste merkt drs. Jan
maat tegenwoordig vooral in
de jongere generatie: onder
hen is het maken van carrière
lang niet meer hét levensideaal
h,,
Dat betekent ook, dat het
karakter van bepaalde leef
tijdsgroepen steeds verandert:
mensen, die over tien jaar 55 of
65 zijn, zullen dan anders zijn,
dan deze leeftijdsgroepen mo
menteel. Een extra moeilijk
heid, waarmee de gerontologie
de laatste tijd te maken heeft,
zijn plotseling de gevolgen van
de Tweede Wereldoorlog ge
worden. Veel mensen, die deze
bewust hebben meegemaakt,
verkeren thans toch al in het
„gewone kritische" stadium,
maar dit wordt momenteel in
een groot aantal gevallen nog
verzwaard door niet verwerkte
of andere belevenissen uit die
oorlog.
Een negatieve invloed gaat
er volgens de gerontoloog
vooral uit van de opvatting,
dat ouder worden betekent,
dat men minder geschikt
wordt. Dit leidt er dan toe, dat
men zich ook zo gaat voelen en
de behoefte krijgt op te stap
pen. Maar een evenwichtige
leeftijdsstructuur acht Jan
maat juist van groot belang: de
bedrijven willen niet uitslui
tend met jongeren werken,
maar anderzijds de ouderen
afschuiven. Dat betekent dan
een verarming van de sociale
contacten, die ook economi
sche consequenties heeft, om
dat de beste resultaten alleen
maar bereikbaar zijn wanneer
alle leeftijdsgroepen samen
werken. Vooral in het mana-
fTprnent kan dit van hpl and 7-iin.
Om dit te staven wijst hij op de
situatie in Japan, waar dit in
de meeste gevallen uit een
combinatie van jongeren en
ouderen bestaat: de jongeren
durven risico te nemen; de ou
deren kunnen hun ervaring in
brengen.
In Nederland is het zelfs
voorgekomen, dat een politie
korps van uitsluitend jonge
mannen vroeg om een aantal
ouderen aan hun gelederen toe
te voegen. Zij gaven namelijk
ronduit toe, dat zij met be
paalde problemen, vooral
wanneer hierbij tact vereist
was, geen raad wisten. Erva
ring bleek hier dus een onmis
bare eigenschap te zijn.
Hiermee is dan ook tevens
het thema aangeroerd, dat zijn
intrede met het woord „demo-
tie" heeft gedaan. Geen pro
motie meer, maar een stapje
terug zetten, waarnaar ouder
wordende directeuren en lei
dinggevend personeel steeds
meer gaan verlangen. Wanneer
zij de kritieke leeftijd hebben
bereikt, willen zij vaak af van
hinderlijek zorgen als perso
neelsproblemen en van de
draaglijke druk, die uitgere
kend door kleinigheden ver
oorzaakt wordt.
Velen zijn ook bereid voor
hun „demotie" wat financiën
in te leveren. Als men een hoog
salaris heeft, kan er best wat
van af, vindt ook drs. Janmaat,
maar toch ziet hij dit financiële
probleem als een van de vele
belemmeringen, die verande
ringen verhinderen.
„De mensen, die ook wat hun
inkomen betreft bereid zijn
een stapje terug te zetten, gaan
zich wel afvragen wat er dan
met hun pensioen gaat gebeu
ren. Wordt dat dan niet veel te
p?"
mensen, die me ontzien. Heel
veel mensen willen me duwen.
Waar ik het zelf kan, Iaat ik dat
niet toe. Wat ik mis is touwtje
springen. Maar dan draai ik
maar. En ik kan niet meer door
de weilanden „schuppen" zo
als vroeger".
Wel piekert Karin over haar
eerste vriendje, dat nog moet
komen. „Hoe moet ik hem
vertellen, dat ik een been mis.
Misschien hoeft ie me dan in
eens niet meer". Lacht dan:
„Het is anders wel een manier
om te controleren of hij me
echt leuk vindt. Mijn prothese
is dan een soort testbeen". De
haastige lerares is nooit komen
opdagen. Tweemaal is haar
man met een zak sinaasappe
len op ziekenbezoek geweest.
Karin: „Ik heb gehoord, dat ze
me niet onder ogen durft te
komen. Dat ze denkt, dat ik
haar zal uitschelden. Iets wat
ik nu helemaal niet zou doen.
Mijn vader is erg boos op haar.
Logisch toch, als je dochter een
been wordt afgereden. Maar
hij heeft beloofd dat ie in het
bos gaat wandelen als ze ooit
oplbezoek komt. Ik hoop, dat ze
me komt opzoeken. Ik wil met
haar praten. Niet over of ze al
dan niet door rood is gereden.
Want dat weet ik heel zeker.
Volgens mij zit die onderwij
zeres heel erg in over dat on
geluk. Misschien huilt ze veel,
omdat ze mijn been er af heeft
gereden. Misschien denkt ze
dat telkens als ze fietsers ziet.
Ik weet, dat het haar schuld is.
Maar ze deed het toch niet met
opzet". In het ziekenhuis was
Karin zich nauwelijks bewust
van het geamputeerde been.
Pas toen ze thuis kwam,
merkte ze wat het is om te
kruipen en le strompelen. Toen
kreeg ze ook haar eerste
nachtmerrie.
„Ik droomde dat ik thuis
voor het raam zat en een jon
gen zag oversteken. Er kwam
een auto aan, die meteen zijn
been eraf reed. Mijn vader ren
de naar buiten en droeg de
kermende jongen naar binnen.
Ik kon me niet bewegen. Alles
wat ik deed, was staren naar
dat afgehakte been op straat".
HANS TOONEN
Om dezelfde reden zegt hij:
„Ik wantrouw vervroegde uit
treding. De meeste mensen van
boven zestig zouden er wel mee
op willen houden, maar ik weet
niet of dat wel een goede op
lossing is, want het is niet te
voorzien wat voor financiële
problemen, dit mee zal bren
gen".
Bij zijn onderzoekingen in
het land is hij ook veel mensen
tegengekomen, die best ver
vroegd gepensioneerd zouden
willen worden. Als het er ech
ter op aankomt, weigeren zij,
omdat zij - zoals ze zeggen -
niet opgeofferd willen worden
om het probleem van de werk
loosheid op te lossen. Pensio
nering betekent voor hen na
melijk minder geld en dit wil
len zij per se niet inleveren om
anderen aan werkgelegenheid
te helpen.
Veel mensen verzetten zich
ook tegen een gedwongen ver
vroegd pension, omdat zij dan
hun sociale contacten verlie
zen. Dat is vaak het geval met
gescheiden mannen en ook
daarom vraagt drs. Janmaat
zich af of we nu wel zo op de
goede weg zijn met het weg
werken van oudere mensen uit
de bedrijven.
En al helemaal verzet hij
zich tegen de kreet: „Iedereen
van boven de zestig moet er
uit".
Zelfs mensen van boven de
65 zouden volgens hem een
kans moeten kunnen krijgen
als zij nog hun steentje willen
bijdragen.
Hij huldigt deze op
vatting, omdat hij van mening
is, dat het welzijn en het belang
van de individuele mens in het
middelpunt van de gerontolo
gische zorg dient te staan. Dat
heeft tot consequentie, dat
mensen niet gedwongen mogen
worden tot stappen, die een
einde zouden maken aan hun
plezier in het leven.
Ook de maatschappij is
hiermee gediend, want als het
nog vitale mensen betreft,
gaan zij een of ander baantje
uitoefenen, dat oncontroleer
baar is. „En dat is", zegt Han
Janmaat, „het probleempaard
van de werkgelegenheid achter
de wagen spannen".
Ouder wordende mensen
geeft hij vooral het advies po
sitief tegen veranderingen aan
te kijken.
Daarom vraagt hij
zich ook af of ouder worden
een kwestie is van niet meer
willen of niet meer kunnen. De
problematiek verdringen acht
hij echter het grootste euvel.
„Het is normaal, dat de mens
ouder wordt, het is dus niet al
leen normaal om erover te
praten, maar ook, dat de men
sen op een gegeven moment,
kunnen toegeven, dat het min
der gaat. Wanneer men dan
krampachtig zou proberen op
de oude voet verder te gaan,
dan lopen de zaken mis.
Nog een advies: wanneer ie
mand voelt, dat hij met 40 of 45
niet meer verder komt, dan kan
hij zijn leven een nieuwe zin en
inhoud geven door zijn kennis
en ervaring aan jongeren over
te dragen. „Dat zou voor veel
mensen een goede oplossing
zijn".
Centraal staat bij Han Jan
maat een menswaardige be
handeling, die vaak kan voor
komen, dat iemand zich oud of
overbodig gaat voelen. Uit den
boze vindt hij de zogenaamde
beschutte werkplaatsen, waar
nogal wat bedrijven oudere
mensen in stoppen om ze min
dere baantjes te geven.
Tijdens zijn onderzoekingen
in de praktijk kreeg hij vaak te
horen: „Dat zijn de ouwe-lul-
len-hoeken", en dergelijke
denigrerende opmerkingen
kunnen fnuikend zijn voor de
levensvreugde van de betrok
ken mensen. Het sociale kli
maat in de bedrijven be
schouwt hij als het kernpunt
op de weg naar verbeteringen.
Daar wringt de schoen het
meest, zegt hij, maar dat is
geen kwade opzet, alleen maar
een gevolg van gebrek aan in
zicht in het probleem, wat
weer met zich brengt, dat men
weigert over het ouder worden
te praten.
Maar drs. Janmaat zoekt de
oorzaken niet alleen in de
werkomstandigheden. Ook
oorzaken thuis kunnen de
werklust remmen of zelfs do
den. Een mens kan tegenslagen
krijgen en vooral hier wordt
men gewaar hoe individueel
dit probleem is, want zo zegt
hij„Sommige mensen kunnen
moeilijk tegenslag in het leven
verdragen, anderen stijgen dan
echter als het ware boven zich
zelf uit".
Maar dat de narigheden
rond het ouder worden een on
ontkoombare ontwikkeling
zouden zijn, daar verzet de
gerontoloog zich met hand en
tand tegen.
Hij pleit er daarom voor
meer gebruik te maken van de
positieve mogelijkheden, die
de ouderen te bieden hebben,
want met klem vraagt hij zich
af of zoveel ouderen niet te
leurgesteld raken en de strijd
opgeven, omdat er van hun be
kwaamheden geen of onvol
doende gebruik wordt ge
maakt.