Stenen van Carnac
geven hun
geheim niet prijs
Waarom
als liet
gemakkelijk
kan?
AUDiC
Ca
Ze
staan
er,
maar
hoe
waarom?
vnj
uit
H,
Verklaringen
Kalender
Buitenaards
Onbegrijpelijk
Leesbaar
Geen status
CULTURELE M
Vc
^**^3 VAN ZATERDAG 5 MEI 1979
llït
VAN ZATERDAG
I ET Bretonse plaatsje Carnac krijgt elk jaar een grote stroom toeristen te ver
werken. Niet in de laatste plaats worden deze vakantiegangers uit binnen- en
buitenland aangetrokken door de prachtige zandstranden die de Cöte des Megali-
thes (kust van de Grote Stenen) rijk is. De ondernemende toerist die vanuit Carnac
in noordelijke richting rijdt stuit al snel op een uiterst merkwaardig schouwspel.
Tussen de welig groeiende gaspeldoorn doemen plotseling honderden stenen op,
als enorme hooischelven.
Dit zijn de alignements van
Le Ménec: 1099 menhirs in
elf rijen met een lengte van
bijna 1200 meter en 70 recht
op staande stenen die een
grote halve cirkel vormen. De
grootste menhir is vier meter
hoog. Even later komt de al
enigszins verbaasde toerist
bij de alignements van Ker-
mario.
Ook hier zijn de ste
nen niet her en der over het
veld verspreid, maar staan
netjes in rijen achter elkaar
opgesteld. Over een afstand
van meer dan een kilometer
lopen in totaal tien van der
gelijke rijen parallel. Wie
zich de moeite geeft om de
soms meer dan vier meter ho
ge stenen te tellen komt op
een totaal van 1029. Een hal
ve kilometer verder duiken
uit het struikgewas nog eens
594 menhirs omhoog, de
alignements van Kerlescan.
39 Daarvan vormen een hal
ve cirkel en de overige staan
opgesteld in dertien bijna
parallel verlopende rijen met
een lengte van 880 meter. In
deze omgeving ligt ook het
menhir-veld van Le Petit
Ménec, waar 101 stenen
broederlijk bij elkaar staan
in zeven rijen. Wie dan nog
niet genoeg stenen heeft ge
zien, rijdt een kilometer of
tien naar het noordwesten,
waar de alignements van
Kerzerho zich bevinden:
1129 menhirs in tien rijen.
Wandelend tussen de grote
stenen rijst de beklemmende
vraag naar het hoe en waar
om van dit gigantisch blok
kenspel.
Wie of wat inspireerde de
prehistorische bewoners van
Bretagne om een dergelijk
karwei aan te pakken, terwijl
toch het grootste gedeelte
van de dag bestond uit het
moeizaam voorzien in het le
vensonderhoud? Hoe slaag
den de primitieve bewoners
erin om zonder technische
hulpmiddelen de vaak ton
nen wegende steenblokken
van kilometers ver naar de
plaats te slepen waar ze nu,
4000 jaar later nog staan? De
menhirs, zo stelden sommi
gen, waren een soort cultus-
tekens die de heilige plaatsen
voor de zonnegodsdienst
markeerden. Anderen meen
den dat de alignements pro
cessiewegen waren, waar
langs de atochtone bevolking
op gezette tijden in religieuze
optocht langs trok. Volgens
weer een andere theorie
dienden de menhirs als graf
monumenten, maar er is nog
nooit één botje van een skelet
gevonden. Dat zette anderen
weer aan om te opperen dat
de stenen wellicht symboli
sche graven voorsteldenHoe
men het ook draaide of keer
de, een passend antwoord
kon niet gevonden worden,
omdat de bewijzen doodeen
voudig ontbreken.
als een agrarische kalender
te krijgen? Daarbij komt dat
de voornaamste middelen
van bestaan de jacht en de
visserij waren, terwijl de
landbouw bij deze mensen
nog in de beginschoenen
stond.
Ï-.V '9*
De laatste jaren wint
steeds meer de stelling ter
rein dat de alignements wel
eens een reusachtige stenen
kalender zouden kunnen
zijn.
Archeologen en astrono
men hebben met behulp van
computers berekend dat de
megalietenconstructies be
paalde standen van hemelli
chamen aangeven. Daarmee
zou het mogelijk zijn geweest
voor de toenmalige bevol
king om allerlei gebeurte
nissen in het uitspansel te
berekenen en om geschikte
zaaiperiodes te bepalen.
Deze theorie is ontstaan
door de niet aflatende ijver
van de professoren Hawkins
en Thorn, die van het onder
zoek naar megalitische
bouwwerken hun levens
werk hebben gemaakt.
Waarom echter zou een be
volking, voortdurend gewik
keld in de strijd om het be
staan, zich de moeite troos
ten om duizenden megaliti
sche constructies op te rich
ten met de bedoeling zoiets
OLGENS een eeuwenoude Bretonse legende bestond
er tussen de heilige Saint-Cornély, ooit een belangrijk pa
triciër te Rome, en de Romeinse keizer geen al te beste
verstandhouding. Het conflict laaide zelfs zo hoog op dat
de heidense keizer een heel leger huursoldaten op hem af
stuurde. Achtervolgd door dit legertje vluchtte Saint-Cor
nély op zijn met twee ossen bespannen wagen naar Bre
tagne. Echter, bij Carnac aangekomen, werd zijn vlucht
gestopt door de Atlantische Oceaan. Hij keerde zich naar
zijn achtervolgers maakte over hen het kruisteken en zie
alle soldaten veranderden in steen. Deze stenen, zo'n 3000
in getal, staan daar nu nog in lange rijen, alignements
genoemd. De plaatselijke bevolking spreekt sindsdien van
de „soldaten van Saint-Cornély". Kunnen we dit aloude
volksverhaal met een glimlach terzijde schuiven, met de
rijen stenen kunnen we dat niet. Als we de archeologen
mogen geloven, dan sieren deze alignements al zo'n 4000
jaar het Bretonse landschap in de omgeving waarover tal
van oudheidkundigen uit de hele wereld zich bijna moe
deloos het intelligente hoofd hebben gepijnigd. Nog
steeds zijn de kernvragen onbeantwoord gebleven: wat
heeft de préhistorische mens gedreven om deze stenen
(menhirs genoemd) hier in kilometers lange rijen (aligne
ments) neer te zetten en hoe heeft men het klaar gespeeld
om de stenen van vaak enorme afmetingen op hun plaats
te krijgen? Talloze verklaringen zijn geopperd, maar geen
enkele kon definitief met dit raadsel, dat tot een der groot
ste uit de préhistorie wordt gerekend, afrekenen.
Dergelijke afwegingen
hebben ertoe bijgedragen dat
tal van archeologen weinig
heil zien in deze verklaring
van de grote stenen. Inmid
dels staat het wel vast dat
aan Carnac vrijwel zeker een
astronomische betekenis
moet worden gehecht, maar
de vraag naar die betekenis
ligt nog geheel open.
Met die conclusie doemt
een bijna angstwekkend
probleem op voor de ogen
van de archeologen.
Want dan moeten de bou
wers wel beschikt hebben
over een astronomische en
wiskundige kennis die zelfs
een paar duizen jaar later de
oude Grieken nog niet had
den. En daarmee komt dan de
moeizaam opgebouwde
theorie over de préhistorie
wel op heel losse schroeven te
staan. De préhistorische be
woners van Bretagne konden
eenvoudigweg niet beschik
ken over de nodige weten
schappelijke inzichten om de
enorme steenconstructies
met de grootste precisie te
rangschikken tot astrono
mische hulpmiddelen. Maar
van waar was dan de grond
idee afkomstig voor deze
bouwwoede en hoe slaagde
men erin zonder de daarvoor
benodigde technische mid
delen deze bouwwerken op te
trekken?
Men kon deze alignements
niet bouwen op goed geluk
af. Er moet op de een of an
dere manier van te voren een
bestaande theoretische ken
nis aanwezig zijn geweest.
Hiermee komen we dan te
recht bij de stokpaardjes van
populair wetenschappelijke
vorsers als Erich von Dani-
ken, Robert Charroux en
mensen met aanverwante
ideeën. Zij menen dat de me
galitische bouwwerken, die
overigens over de gehele
wereld te vinden zijn, tot
stand zijn gekomen met bui
tenaardse hulp. Met andere
woorden: buitenaardse we
zens hebben in het grijze
verleden de aarde bezocht en
de toenmalige bevolking het
idee aan de hand gedaan om
reusachtige steencoristruc-
ties op te richten.
Hoewel dit
natuurlijk een totaal niet
bewezen stelling is, zou
daarmee wel het transport
probleem van de menhirs uit
de wereld geholpen zijn.
Hiermee zijn we gekomen
bij de nieuwste theorie over
de megalieten, opgesteld
door de Belg Mare Dem.
Hij heeft zijn onderzoek
niet enkel geconcentreerd op
de alignements van Carnac,
maar heeft daarin ook alle
andere menhirs en dolmens
(rechtopstaande stenen
waarover horizontaal een
deksteen is gelegd) in Bre
tagne betrokken. Dolmens
komen veelvuldig voor in het
plaatsje Locmariaquer nabij
Carnac en zijn te vergelijken
met onze Drentse Hunebed
den. Volgens Mare Dem zi.jn
die dolmens geen grafka
mers, zoals algemeen wordt
aangenomen, maar bouw
werken die dienden als
schuilplaats voor de bevol
king. Volgens zijn versie
vormen de menhirs en dol
mens wegen die uiteindelijk
leiden naar plaatsen waar
uraniumerts wordt geëx
ploiteerd of waar dat in re
delijke hoeveelheden in de
bodem zit. Het uranium werd
echter pas in 1789 ontdekt,
zodat het geen hout zou snij
den om te denken dat de pri
mitieve Bretonse bevolking
een grote belangstelling voor
het voor hen waardeloze
uraniumerts aan de dag zou
leggen. De conclusie van
Mare Dem luidt dat bezoe
kers van een andere wereld
het uranium op aarde zijn
komen halen. Onze voorou
ders hebben als slaven voor
hen gewerkt door met man
den het erts te transporteren
over paden die door menhirs
werden aangegeven. Daar
naast zou men volgens Mare
Dem ook nog het erts hebben
bewerkt. In verband met de
niet geringe gevaren die daar
aan verbonden waren (men
denke aan radioactiviteit)
heeft men onder de deskun
dige leiding van de buiten-
aardsen de dolmens gebouwd
die de mensen tegen straling
moesten beschermen.
AI met al een theorie die
weinig archeologen se
rieus zullen nemen. Mis
schien zou het echter toch
een goede zaak zijn als
geleerden hierop eens
rustig zouden gaan stu
deren, want zolang deze
theorie niet met bewijzen
weerlegd is, zou het alle
maal best waar kunnen
zijn!
EUGÈNE
VERSTRAETEN.
£>»ven onleesbaar als de handtekening onder me
nige brief is vaak de inhoud van een ambtelijk schrij
ven. Zinnen van zeven regels lengte, compleet met
de nodige tussenzinnen, zijn geen zeldzaamheid in
de overheidscorrespondentie. Dat moet nu afgelo
pen zijn, vindt de commissie „Taalgebruik" van het
ministerie van Binnenlandse Zaken. Elke ambtenaar
van dit departement moet voortaan op zijn woorden
passen.
Drie jaar is de commissie onder voorzitterschap van dr.
J.T. van Stegeren bezig het taalgebruik te verbeteren.
Het resultaat is tot nu toe matig. Sinds kort is daarom
besloten van alle uitgaande brieven een afschrift naar
de commissie te sturen. Dat is geen kwestie van censuur
vooraf, maar meer een zaak van instructie. De
commissie beoordeelt het epistel en neemt contact op
met de schrijver om hem erop te wijzen hoe het ook
anders kan. Dr. van Stegeren: „Aanleiding voor onze
activiteiten was de jaarlijkse memorie van toelichting
op de rijksbegroting van de diverse afdelingen. Dat
geschrijf was vaak bar en boos. De een hing de lollige
broek uit en de ander gebruikte een sterk gezwollen tot
bijna plechtstatige taal. Wij begonnen met het
signaleren van de vreemdste teksten.
Er waren brieven bij, waarvan collega's zeiden: Ik
begrijp niet waar die man het over heeft. Ik snap er
totaal niets van. Toch waren ze inhoudelijk wel correct,
maar qua stijl niet om te pruimen. Binnenlandse Zaken
kampt daar overigens niet alleen mee.
Het gebruik van een nogal gezwollen taal in de
ambtelijke wereld schijnt iets met traditie te maken te
hebben. Zo van: deze brief komt van „hogerhand" en
moet dus een zeker gezag uitstralen. Dat is natuurlijk
onzin. Je kunt ook wat je te zeggen hebt vertellen in een
duidelijke brief, die voor iedereen te begrijpen is.
wennen om je daarvan los te maken. Daarom bespreken
we in een prettige sfeer alle brieven die uitgegaan zijn.
Niet schoolmeesterachtig! We wijzen erop dat een
uitdrukking als „ondanks de hiervoren geschetste
situatie" evengoed vervangen kan worden door het
woord „toch" en dat voor „tengevolge van het feit" net
zo vlot „doordat" geschreven kan worden. Dat komt
veel duidelijker over.
Bezwaren heeft de commissie ook tegen woorden als
„ten deze", vorenvermelde, inzake, mitsdien en uw
schrijven.
Met hetzelfde gemak zijn die immers te vervangen door;
Wat dit betreft, hiervoor vermelde, over, daarom en uw
brief. En waarom niet simpel gevraagd: „Wilt u mij
opbellen" in plaats van: Ik moge u verzoeken contact
met mij op te willen nemen" Op die manier wordt een
brief leesbaar en dat is het gros van de ambtelijke
stukken nog steeds niet. Kort en krachtig schrijven
blijkt toch een kunst. „Een ander punt waar de
commissie zich mee bezig houdt, is de schrijfwijze van
sommige woorden. De een gebruikt hoofdletters waar
die niet thuishoren en een ander zet overal kleine
letters.
Dr. J.T. van Stegeren: „Bij openheid hoort goed
taalgebruik".
Een ambtenaar heeft geen hogere status dan wie ook en
kan dus evengoed dezelfde taal in zijn correspondentie
voeren als ieder ander.
Probleem is uiteraard wel, dat je als overheidsman
voortdurend rekening moet houden met beide kanten
van een zaak en dus constant wat voorzichtig moet zijn
in je formulering. Maar dat betekent niet dat daar een
massa woorden voor nodig zijn". Dr. van Steggren
noemt de zinsbouw vaak „erbarmelijk". Drie of vier
bijzinnen en een reeks voorzetsels, toe- en
tussenvoegsels zijn geen zeldzaamheid. Zo'n brief wordt
daardoor onleesbaar. Onze commissie adviseert daarom
geen zin langer dan 25 woorden. Maximaal! En niet
meer dan twee bijzinnen. Het lijkt er wel eens op, dat
men geen punt durft te zetten". Ondanks haar
corrigerend optreden, wordt het werk van de
taalcommissie toch algemeen gewaardeerd. „Men
begrijpt zelf ook dat het anders kan en moet, maar als
je eenmaal in een bepaald gareel loopt, is het even
Over de brieven, die het afgelopen halfjaar door de
commissieleden „nagelopen" zijn, verschijnt binnenkort
opnieuw een taalwijzer voor bondig en duidelijk
formuleren.
Onder het motto „frappez toujours" hoopt dr. van
Stegeren door voortdurend herhalen tot betere
resultaten te komen. En die zijn dan niet alleen op
binnenlandse zaken nodig, maar evengoed op de andere
ministeries, bij de provincies en gemeenten, de
rechterlijke macht en de belastingdienst. Dr. van
Stegeren: „Wij propageren van alle kanten een grotere
openheid naar de burger. Naar mijn mening hoort daar
ook heel beslist een opener en duidelijker taalgebruik in
de overheidscorrespondentie bij".
BERT KERKHOFFS
te* te te
0 VROUW en Film is thema
van zomerweek - 2 tot en met 5
juli - in Kerk en Wereld te
Driebergen. Ook mannen en
eventueel kinderen toegang.
Informatie 03438-2241 (toestel
128).
FOLK 79 te Rotterdam op 5,
6 en 7 juli. Groepen uit
Luxemburg, België, Schot
land, Ierland, Denemarken,
Duitsland, Frankrijk, Amerika
en Nederland zingen in De
Doelen.
HOLLANDS Drama; twee
weken Nederlandstalig toneel
in Den Haag. Festival met lan
delijke betekenis van 19-31
mei.
HONGERJAAR 1566, mu-
ziektheaterproduktie in relatie
met Unie-van-Utrecbt-her-
denking wordt op vrijdag 11
mei gespeeld in schouwburg
Tilburg.
WILLEM, cartoons, op
werkdagen voor iedereen te
zien in gebouw hogeschool
Tilburg (aula); tot en met 28
mei.
t CHABOT, Hendrik de be
kende kunstschilder
(1894-1949) wordt geëerd met
een tentoonstelling bij kunst
handel Louis Dijkstra in
Waalwijk; tot en met 26 mei.
t KUNST en ambachten van
Nieuw-Zeeland is een ten
toonstelling die door Anne
Vondeling op 7 mei in Madu-
rodam geopend wordt.
„Beeldende kunstenaars zijn op
met audiovisuele middelen; met fil
de niet-kunstenaar; iedereen heel
filmapparaat. Daarom heeft ons
als thema Audio-visueel", vertelt
nator van dit creatieve gebeuren. Ir
thema's beeldende kunst en theate
stellenden uit het gehele land. „I
geïnterpreteerd, zodat de grenzen ir
mogelijk verlegd kunnen worden"
worden er weer series workshops b
onder meer medewerking wordt
Ed van der Elsken, Josine van Dro
l Diepraam, Michel Waisvisz en de
geeft een performance en de Ameri
een geluidsproject op het Middelbi
„De aanleiding tot het organiser*
Jjit van het Zeeuws Instituut voor K
hteit opkrikken was het doel. Idee
werkwijze omzetten in programma'
sionals en puur geïnteresseerden -
middel van workshops en discussie
rie-Rosa Boezem beklemtoont dat c
zo breed mogelijk worden uitgelegc
opgeheven en duidelijk wordt hoe gi
cn anderen - bezig kunnen zijn. ,,A
daarbij bijvoorbeeld Michel Waisvi
muziektheater".
Ik heb de indruk dat er op dit mon
Hals, een afkeer groei t van bepaalde
met de amateurs. Dat heeft dan w
Heel vaak zie je een schrijver
groeien uit korte verhalen.
Lukt dat, dan wil er wel eens
oen roman op volgen. JAN
LARTENS schreef eerst drie
I y°rr?ans en bundelde nu negen
^halen in HET KWADE
HARï en andere liefdesver-
"olen (uitgElsevier-16,90).
toch lijkt me dat in het geval
i an Jan Cartens geen onlogi-
j ontwikkeling. Heeft hij in
o romans Dat meisje uit Mün-
j nen, De thuiskomst en Vroege
erfst opgespaarde verteldrift
sni!r "het verleden" uitge
dreven, zijn verhalen
L- h ren ais het ware de
er opgezette romans tot
j v(,?'hV?rm van kleinkunst. De
I bf-- n zijn stuk voor stuk
]na geconcentreerde romans.
d„,(?ra „met de door Cartens
bert bewonderde Schu-
nJV®, ''Preken: Standchens
ast de Unvollendete. Zelfs
]^,ZoSenaamde brave-burger-
j- enientaliteit, die Schuberts
ePr, karakteriseerde, speelt
va„ n iri een aantal verhalen
I erfn artens' maar dan als een
schrijft' Waarvan hii zich los"