Hoe veilig is burger in Nederland Uiteindelijk is het steeds machtsstrijd JUNG IN WOORD EN BEELD van een genezer De Kaegi van de Erasmusprijs Diplomatiek pokerspel eerste wereldoorlog Geen verband, toch: Van Beek en Springer Chris Evert huwelijk me Rob C HAN! KRIJ AANJ LOTTO I kunst cultuur de stem van vrijdag 2 Vijlde triomf Merckx-Sei'cu E. van der Wolk e.a., De bedreigde burger. Breed overzicht van de onveiligheidsproblematiek vanuit een groot aantal verschil lende vakgebieden, Aula-Paperback 43, Het Spectrum, Utrech t/Antwerpen, 1977, prijs 39,50. Wordt de Nederlandse burger meer en meer bedreigd door mishandelingen, aanrandingen, roofovervallen, gijzelingen en andere geweldsmisdrijven? In elk geval wijzen opniniepeilingen op een tendens, dat Nederlanders zich steeds onveiliger gaan voelen. Dit vraagstuk was voor het weekblad Intermediair in 1974-1975 aanleiding een aantal artikelen te wijden aan zeer uiteenlopende aspecten van het veiligheidsvraagstuk in Neder land. Deskundigen op politioneel, criminologisch, psychologisch en juridisch terrein schreven de bijdragen die thans gebundeld zijn in bovenstaande paperback. In het ruim 450 pagina's tellende boek worden onder meer onderwerpen aangesneden als inbraak en inbraakpreventie; be- drijfsbeveiliging; de „beveiligingsindustrie", het eigen rechter spelen; het politievraagstuk; het strafrechtelijk beleid bij ver volging en bestraffing; agressie in het verkeer; terreurdaden; geweld en massamedia en het schadefonds geweldsmisdrijven. Dit is nog maar een greep uit de inhoud. Onder de auteurs treffen we namen aan als mr. J. Abspoel, mr. G. Langemeijer; prof. mr. Th. van Veen; dr. J. Hemels en dr. E. Brongersma. Vooropgesteld zij dat in het overigens niet eenvoudige boek op wetenschappelijk verantwoorde wijze de grond enigszins ont nomen wordt aan enige toch wel populaire noties over onveilig heid in Nederland. Het lijkt goed dit enigszins te illustreren aan de hand van twee bijdragen. Uit statistisch materiaal blijkt dat er sinds 1950 geen groei meer is opgetreden in de „gewelddadige criminaliteit" in Neder land. Wel is er de laatste jaren een procentuele toename van het aantal zogeheten „levensdelicten" (moord en doodslag en gewa pende roofovervallen) te bespeuren. Voorts concludeert mr. J. van Dijk in zijn bijdrage, dat onveiligheidsgevoelens die leven bij mensen vaak van een wel heel specifieke soort zijn, namelijk de angst van jonge vrouwen in grote steden om aangerand te wor den. De heer Van Dijk komt verder tot de interessante slotsom, dat „bezorgdheid over de misdaad (is) het sterkst bij mensen met weinig opleiding die kritisch staan tegenover het huidige rege ringsbeleid. Van Dijk lijken daarbij „allerlei oneigenlijke, poli tieke motieven mee te spelen." In een tweede bijdrage van dr. J. van Amersfoort en drs. W. Bietvliet wordt de criminaliteit van minderheden in Nederland behandeld De auteurs richten zich daarbij speciaal op de crimi naliteit in de Zuidmolukse en de Surinaamse bevolkingsgroepen in Nederland. In 1972 had slechts vier procent van het totaal aantal veroordelingen van mannen inzake het Wetboek van strafrecht betrekking op Zuid-Molukkers en Surinamers (elk twee procent). Daarbij speelt nog een rol, dat de Surinaamse criminaliteit volgens beide auteurs een milder karakter had dan de Nederlandse, hoewel dat bij de Zuidmolukse criminaliteit niet hat geval was. Voorts zijn de gepleegde misdrijven „platvloers" van aard hetgeen betekent dat het niet om spectaculaire mis drijven ging. Beide auteurs pleiten in hun bijdrage voor het leggen van een samenhang tussen de criminaliteit van beide groepen en hun positie in de Nederlandse samenleving. Zo wijzen zij op het verband tussen werkloosheid en crininaliteit bij Suri naamse delinquenten en de vele overtredingen van de opiumwet in die groep. Wat betreft de Zuidmolukse bevolkingsgroep noe men de auteurs in dit verband het bijzonder agressieve criminele gedrag van met name de leeftijdsgroep van 15-25 jaar. Dit zijn nog maar enkele voorbeelden van de vaak opvallende conclusies die wetenschapsmensen hebben getrokken over het tegenwoordig vaak aan bittertafels in discussie zijnde probleem: „Kunnen wij Nederlanders 's avonds nog veilig over straat lo pen?" F.T. Mauk Mulder - Omgaan met macht (uitg. Elsevier - f 24,50) „Als een rode draad", zo begint Mauk Mulder zijn boek,loopt door deze verhandeling de opvatting, dat macht niet slechts aan anderen kleeft, aan vorsten (Machiavelli), een klassen (Marx), aan politici, aan ouderen, maar aan ons allen, aan u en mij". Vanuit deze doodnuchtere instelling doet de sociaal-psycholoog prof Mauk Mulder al jaren onderzoek naar het verschijnsel macht en vooral ook de manier waarop minder-machtigen reageren in situaties die in de manier van ondergeschikt zijn verschillen. Prof. Mulder is daarbij tot de opvallende slotsom gekomen dat macht verslavend werkt. Hoe meer je ervan krijgt, hoe meer je ervan wilt hebben. Die steeds stijgende behoefte naarmate men de machtsladder beklimt, noemt Mulder de machts-afstands-reductietendens (MAR). De behoefte om steeds meer invloed te krijgen als men al wat macht heeft zit schijnbaar zo in ons ingebakken dat deze zich al open baart wanneer men mensen laat handelen in situaties, die slechts nabootsingen zijn van de werkelijkheid, spelsituaties. Tegenover het streven naar meer macht bij de „opklimmers" bestaat bij de meer-machtigen de neiging de machtsafstand tus sen henzelf en de minder-machtigen te vergroten of op zijn minst te handhaven. Dat kan ertoe leiden dat in rechtstreekse confron tatie de meer-machtige zijn deskundigheid, geïnformeerdheid, kracht, etc. zo breed etaleert dat de minder-machtige gefrus treerd van verdere „inhaal''-pogingen afziet. Zo iets, zo consta teert Mulder spijtig, geschiedt vaak in participatie- en inspraak processen, waardoor vaak het tegenovergestelde bereikt wordt dan wat in de bedoeling van de insprekers lag. Daarom wil Mulder in dit boek naast een theorie over de men selijke drijfveer macht manieren aangeven hoe men zich kan scholen in het uitoefenen daarvan. Door het ontwikkelen van de behoefte de machtsafstand tot de meer-machtige te verkleinen wordt een beroep gedaan op eigen inzichten, initiatieven, be kwaamheden, waardoor, aldus Mulder, een materiële medezeg genschap wordt geschapen gebaseerd op eigen denken en oorde len, die veel meer waard is dan de constructie van een formele medezeggenschapsstructuur, waarin mensen nauwelijks weten wat ze moeten doen. Als „leerscholen" noemt Mulder onder meer: het samen opzetten van een beoordelingssysteem, het op zetten van een eigen loopbaanplanning, het observeren en rap porteren van eikaars dagelijkse bezigheden, enz. Ook het inten sief werken met vormen van werkoverleg, bedrijfsvakbondswerk en de ondernemingsraad kunnen de machts-afstands-reductie- tendens versterken. In zijn ijver aan te tonen hoe een algemeen versterkt machts streven een hechte fundering, van het democratiseringsproces vormt, gaat Mulder voorbij aan de kwalijke nevenverschijnselen van een uit de hand gelopen machtsstreven. Het streven naar macht introduceren als norm kan opgevat worden als een plei dooi voor een prestatiemoraal. Als Mulder dan ook ooit de kritiek te horen krijgt, dat zijn boek een vrijbrief en rechtvaardiging vormt voor carrière-makerij en ellebogenwerk, treft hem zelf het verwijt dat hij nergens in zijn boek de scheidslijn aangeeft tussen aanvaardbare en verwerpelijke manieren van streven naar macht. TJEU STROUS „Alles wat in het onbe wuste ligt wil verwezenlijkt worden". Met deze zin is Jungs leven eigenlijk be schreven. Maar zegt u dat iets? Jungs naam is voor velen verbonden met mys tiek, occultisme, symbolen. In zijn psychologie zijn be grippen als „archetypen", „collectief onbewuste" en „individuatie" in steeds bre dere kring doorgedrongen. Nu is er bij Lemniscaat een fraaie gebonden uitgave ver schenen over Jung: Beelden uit mijn leven. Gedeeltelijk zijn de foto's afkomstig van de internatio nale Helmhaus-expositie, gedeeltelijk uit particulier bezit. Het boek bevat be schrijvingen over het leven van Jung, dus niet zozeer van zijn werk. Wel worden cita ten gebruikt uit zijn autobio grafisch wek. Het boek is tot stand gekomen in samen werking met de stichting „Pro Helvetia", en samenge steld door een nauwe mede werkster van Jung: Aniela Jaffé. De uitstekende Neder landse vertaling is gemaakt door P. E. de Vries-Ek. Jung groeide uit van een „asociaal monster tot een psychotherapeut met een groot invoelvermogen". Tot 9 jaar was hij enig kind, speelde zeer eenzelvig. Toen Albert Oeri een latere vriend van hem een keer met hem wou spelen, weigerde Jung hem een blik waardig te keu ren. Het zijn dan ook de woorden van Albert Oeri: „Ik had in mijn leven nog nooit zo'n asociaal monster ge zien", die aangeven waar Jung als kind stond. De té grote hang naar eenzaam heid ging zo ver dat de 12- jarige Jung al last van flauw tes had, die geen lichamelijke oorsprong hadden. Hij over won dit echter, en zal later van zichzelf zeggen, dat hij toen geleerd heeft wat een neurose is. Als student leidde Jung een veel socialer leven. Hij was t actief en ontdekte tot zijn eigen verbazing dat hij uit stekend kon dansen. Toen hij eens verliefd was, ging hij naar een juwelier, kocht twee ringen en legde wat munten op de toonbank ter waarde van ongeveer 2,-. Jung was zeer verbolgen dat de juwe lier dit te weinig vond en de ringen weer teruglegde. Verder stond zijn studen tentijd in het teken van actief zijn met spiritisme en het ontdekken van de aard van geesteszieken. Jung heeft nooit de fatale vergissing gemaakt geesteszieken te be schouwen als totaal andere wezens dan hijzelf. Integen deel: „In de geesteszieke komen we onszelf opnieuw tegen". In de psychologische beelden en verwarde uitla tingen van een patiënt ont dekken we een onaangetaste persoonlijkheid die zich be dient van beelden, in een laatste poging zich verstaan baar te maken. De warrige beelden blijken bij nadere bestudering een zinvolle kern te bevatten. Maar de wijze waarop de geest zich uitdrukt is door de patiënt zelf niet meer te be grijpen. Deze beelden komen uit een onderbewuste laag van onze psyche, die wij met alle mensen gemeenschappe lijk hebben. Deze laag noemde Jung het collectieve onbewuste. Carl Gustav Jung in onge veer 1950. Dan volgt een tijd een vruchtbare samenwerking met Freud. Freud be schouwde Jung als een van zijn beste leerlingen, en hoopte eigenlijk dat Jung zijn ideeën verder uit zou werken. Maar hoe geboeid Jung ook was door veel van Freuds ideeën, hij ging toch steeds meer een eigen koers varen. Freuds seksuele theo rie maakte hem zeer aan het twijfelen, Jung besefte hier de beperkingen van, en hoe wel hij wist dat het uitspre ken van deze twijfel hem zijn vriendschap met Freud zou kosten, kon hij zijn eigen ideeën niet langer voor zich houden. Voor Freud was het onbe wuste slechts een soort vuil nisvat of opbergplaats voor alle onverenigbaarheden, voor Jung was het collectieve onbewuste een belangrijke scheppende kracht met een eigen basisstructuur. Dit verschil van inzicht veroor zaakte een breuk in hun rela tie, die beiden accepteerden, zij het met moeite, omdat zij er beiden van overtuigd waren dat men zijn persoon lijke gevoelens onderge schikt moet maken aan het algemene belang van zijn eigen wetenschapsterrein. Jung trouwde met een fa brikantendochter, Emma Rauschenback, die voor hem een onontbeerlijke steun was, en hem een aantal kin deren schonk. Emma zelf was presidente van de psycholo gische club te Zurich, en hield later veel lezingen en seminars over het werk van Jung. Vrouw en kinderen waren een tastbare realiteit voor hem, die hem een te genwicht boden voor de vreemde innerlijke wereld waar hij zich mee bezighield. Toch was Jung bepaald niet iemand die thuis bleef zitten. „Wil je iets kritisch leren kennen, dan moet je er als het ware buiten gaan staan", placht Jung te zeggen. „Wil ik mezelf als Europeaan leren kennen, dan moet ik Europa vanaf het standpunt van een andere natie zien". En dat deed Jung dan ook re gelmatig. Reizen door Ame rika, Afrika, Mexico, en India hadden een diepe in vloed op hem. Niet bepaald vleiend is het beeld van de blanke zoals een Indiaans opperhoofd dit schetst: „De blanken zien er wreed uit, zijn gejaagd, ze zoeken altijd iets en hebben een starre blik. We geloven dat ze gek zijn". Daar kun nen we het voorlopig mee doen. Ik heb persoonlijk wel neiging me hiertegen te ver weren en verwijt Jung dat hij daarvan onder de indruk was, maar er niets tegenover stelde. Maar wie weet, het kan geen kwaad naast alle goede dingen die ik in Eu ropa vind en in blanke men sen, ook eens de schaduw zijde te overdenken. Opvallend is de uitleg die Jung ontvangt bij het bezoe ken van Indiase tempels, die overladen zijn met erotische voorstellingen. Het recht streeks betreden van het geestelijk pad is gevaarlijk. Men valt in handen van de Doden-God. De seksuele voorstellingen moeten de jonge mens eraan herinneren dat zij eerst de lichamelijke wetten op de goede wijze moeten vervullen, voordat zij het geestelijk pad betreden. Dit wordt ook in Jungs the rapie teruggevonden: in de eerste levenshelft moet de mens van binnenuit klaar komen met de gewone alle daagse werkelijkheid (wer ken, kinderen, vrijen, geld etc.). Voor velen is dat ge noeg, maar voor diegenen die meer zoeken, ligt in de tweede levenshelft de moge lijkheid open hun religieuze oriëntatie te verdiepen. „Ik heb nog nooit meegemaakt", zegt Jung, „dat er in de tweede levenshelft iemand genas zonder in het reine ge komen te zijn met zichzelf als religieus wezen". Hijzelf is hier tot zijn dood een voorbeeld van. Jung, de therapeut, de reiziger, de va der, de ziener, trekt zich steeds meer terug in zijn een zame torenhuis te Bollingen (Zwitserland). Hij leeft en werkt daar, zonder elektrici teit en gas. Hij pompt zelf het water. Jung was tevreden over zijn leven en getuigde vlak voor zijn dood nog dat hij geen enkele publikatie terug wou nemen. Hij bleef staan achter alles wat hij gezegd had, maar waarschuwt ieder geen „Jungiaan" te worden, maar zelf te ontdekken. Hij stierf op 86-jarige leeftijd. Met groot plezier en veel interesse heb ik dit leven van Jung gelezen. De tekst is wel wat kort, maar past op deze manier wel in het kader van een fotoboek. De foto's zijn met zorg uitgezocht en dra gen zeer goed bij tot het beeld van deze werkelijke genezer. Een man die met de schaduw van het leven in het reine was gekomen, en daardoor tallo zen nog zal inspireren. Dit boek te krijgen is een werke lijk cadeau. De prijs is tot eind december 78,-, en wordt daarna 90,-. MARIANNE EGBERS Mandala van Jung: in het midden het witte licht, uit stralend in het hemelruim; in de eerste cirkel: protoplas- mische levenskiemen; in de tweede: roterende kosmische principes, die de vier grond- kleuren bevatten; in de derde en vierde: naar binnen en buiten werkende scheppende krachten. In de kardinaal- spunten de mannelijke en vrouwelijke zielen, beide weer volgens licht en donker gescheiden. Werner Kaegi als universeel historicus (red. H.R. Hoetink) Meulenhoff, Amsterdam, 1977, prijs 17,50. Het feit, dat prins Bernard de eminente Zwitserse cultuurhis toricus Werner Kaegi onlangs de Praemium Erasmianum (groot 100.000,-) mocht uitreiken, was voor de Stichting Praemium Erasmianum aanleiding een bundel met werk van Kaegi samen te stellen. Dit om, zoals het voorwoord vermeldt „de laureaten meer onder de aandacht van het publiek te brengen". Of de stichting met deze bundel een veel groter publiek dan de vakhistorici zal weten te bereiken is echter de vraag. Dat zal zeker niet aan de aard van de bundel liggen, want aan de vele facetten van Kaegi's werk wordt ruim aandacht geschonken en wel-zeer belangrijk-in de Nederlandse taal. Ook zal de oorzaak niet gezocht moeten worden in de leesbaarheid van de artikelen in de bundel: Kaegi is evenals zijn grote landgenoot Burckhardt en de door hem zo bewonderde Johan Huizinga een zeer goed stilist, vertegenwoordigers als zij zijn van een uitstervende vorm van geschiedgeschrijving, die de humanistische genoemd wordt. Veeleer zal men de oorzaak moeten zoeken in de onderwerpen, die in de bundel aan de orde komen. Erasmus - eens de spin in het web van het 16de-eeuwse Europese humanisme - is in al zijn grootheid een studie-onderwerp van weinigen geweest. De cul tuurhistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897) is slechts bij vak mensen bekend als de eerste beschrijver van de Renaissance (Die Kultur der Renaissance in Italien). Nog minder een zaak van het grote publiek lijkt de monumentale biografie (zes dikke delen plus het zevende op komst) die Kaegi aan deze landgenoot heeft gewijd. De Nederlandse historicus Johan Huizinga maakte Kaegi bereikbaar voor het Duitstalige publiek. Of Huizinga thans een brede schare van lezers zal lokken moet betwijfeld worden, hoe wel zijn Herfsttij der Middeleeuwen in binnen- en buitenland voor historische werken ongekende verkoopcijfers heeft gehaald. Kortom, het is de cultuurgeschiedenis die al jaren in het ver domhoekje zit bij het grote publiek en daar dreigt deze uitgave met zeer lezenswaardige bijdragen van Kaegi plus enige inlei dende artikelen het slachtoffer van te worden. F.T. „Het Zimmermann telegram", Barbara Tuchman: VertalingP. Cornets de Groot (Uitgever: J. H. Gottmer - 19,90). Bijna twintig jaar na de oorspronkelijke Engelse uitgave is bij Uitgeverij J. H. Gottmer te Haarlem verschenen „Het Zimmer mann telegram": de Nederlandse vertaling van Barbara Tuch- mans verslag van de gebeurtenissen, die er in 1917 toe hebben geleid dat de idealistische Amerikaanse president Wilson, de kampioen van het neutraliteitsbeginsel, die zijn land koste wat kost buiten de Eerste Wereldoorlog wilde houden, uiteindelijk toch de zijde van de geallieerden koos, hetgeen de ondergang van Duitsland betekende. Een duidelijke aanleiding voor het verschijnen van dit boek is er niet of het zou de hernieuwde belangstelling voor oorlogslite ratuur moeten zijn die zich de laatste tijd vooral met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog manifesteert. Zo'n graantje uit de Eerste Wereldoorlog is dan meegepikt, zal de uitgever gedacht hebben. Dat doet overigens niets af aan het indrukwekkend gedocu menteerde en met een scherp gevoel voor het menselijke detail geschreven relaas van Barbara Tuchman dat, voor wie het nog niet wist, nog eens onbarmhartig bloot legt hoe diplomatie op het hoogste niveau met de laagst denkbare middelen wordt gevoerd. Het Zimmermann-telegram was het telegram dat de Duitse minister van buitenlandse zaken Zimmermann in januari 1917 verzond aan de Duitse ambassadeur in Washington en waarin werd aangekondigd dat per 1 februari de onbeperkte duikboot oorlog zou worden afgekondigd. In hetzelfde telegram stonden instructies, die ertoe moesten leiden dat Mexico en Japan in bondgenootschap met Duitsland tegen de Verenigde Staten zou den samenspannen. Duitsland stelde Mexico zelfs herovering van Texas en Arizona in het vooruitzicht. Het telegram werd door de Britten onderschept en gedeco deerd en op het psychologisch juiste moment aan de zich hard nekkig buiten de oorlog houdende Wilson doorgegeven. Het tele gram was voor Wilson de druppel die zijn neutraliteitsemmer deed overlopen. „Het Zimmermann telegram" is het verhaal van de Duitse arrogantie, de Britse intelligentie en de Amerikaanse naïeviteit die het diplomatieke pokerspel eind 1916, begin 1917 bepaalden; het verhaal ook van de kolossale blunders die Zimmermann daarbij maakte als gevolg waarvan de wereldgeschiedenis een drastische wending zou nemen. F. de L. Het is principieel onjuist om in één artikel twee boeken met elkaar in relatie te brengen die geen relatie met elkaar hebben, Enkel omdat ze ongeveer tegelijk zijn verschenen en je ze na elkaar hebt gelezen. Toch kan ik dit keer de verleiding niet weerstaan. F. Springer is een schrijver die helemaal ten onrechte nogal ui de schaduw blijft. Zijn verhalen en romans zijn meer Angelsak sisch dan Nederlands van allure; tamelijk cynische, snelle, gave vertellingen waarin, bijna altijd in verre landen, erg veel gebeurt. Springer is geïnteresseerd in gebeurtenissen. De personen zijn duidelijk genoeg gekarakteriseerd, maar wie en wat ze zijn laat Springer zien door te vertellen wat hun overkomt. En wat hun overkomt is ten dele vanwege hun eigen beslissingen, ten dele vanwege het toeval. In dit nieuwe boek zijn vier verhalen bijeengebracht, vrijwel satirisch, over dwaas gesamenzweer in Nederland ter verovering van Bandung, over werk als ambtenaar in Nieuw-Guinea, geheel zinloos, over een totaal mislukkende oplichter in Bangkok, en dan - het meest navrant - over een veelbelovende, veel van zichzelf verwachtende jurist die na een korte fraaie carrière zomaar verdwijnt. Springer schrijft met wrede humor, zonder eerbied voor het menselijk lotgeval. Een moord of ongeluk meer of minder, het komt er bij hem niet op aan en soms worden de vreselijke dingen achtelos, tussen haakjes geplaatst, verteld. „Zaken overzee" heet het voortreffelijke boek van scherpzinnige, nonchalante vertel kunst. (Querido - f 19.90). Nu, Geert van Beek heeft in zijn schriftuur helemaal niets Angelsaksisch. Zijn nieuwe boek „De dia's van Andrea" (Que rido-f 17.90) lezend, kijk je naar het oosten, niet naar het westen. De schetsen over een meisje, kind op de grens van volwassenheid, hebben iets van de late Duitse romantiek, iets om zomaar een naam te noemen, van Theodor Storm die sentimenteel en intelli gent tegelijk kon zijn, en met veel levendigheid vrij stijf schreef. Het kind Andrea is met haar vader per aufo op reis door Duits land. Haar moeder heeft de vader en het dochtertje verlaten, om niet verklaarde redenen. Andrea (is ze twaalf, dertien?) schrijft aan een vriendin. Ze observeert zo moeten tye geloven van de auteur - met grote nauwkeurigheid, maar haar ervaring is nog gering. Dat levert op: een soort kijk op de gebeurtenissen waartoe een volwassene niet meer in staat is. Verder: veel vroeg-puberaal gefilosofeer over van alles en nog wat. Geert van Beek laat het meisje schrijven in een plechtig proza, met kinderlijke trekjes en zo nu en dan een (gecorrigeerde) spel fout. Van alles ziet en beleeft Andrea en bericht daarover. De oorlog komt veel ter sprake, het geloof, boeiende en belachelijke mensen, waterlelies, bergen, - een volle vakantiereis. Zo nonchalant als Springer met zijn van hot naar her zwerven de, trouwende, scheidende, stervende, mislukkende personages omgaat, zo overgevoelig benadert Van Beek zijn Andrea. Ik had na de lektuur deze gedachte: laat Andrea over tien jaar nog eens een boek schrijven. ALFRED KOSSMANN FORD LAUDERDALE (UP een persconferentie ter gelege ontkend dat zij en Jimmy Con zelfs maar plannen daartoe h 'ontstonden, toen beide tennis Californië en St. Louis. „Wev aldus Evert. We kunnen het t zie momenteel niet zoveel in geen stand, tenminste niet in AMSTERDAM - De vijfd dam, bracht geen wijziging tegen Soumaoro bleef Clerc directe concurrenten evene stelde zich van zijn nederla N'Diaye kwam zich melden (Van onze sportredactie) MAASTRICHT In een meer dan uitverkochte Eurohal heeft het Belgische konings koppel Eddy Merckx, Patrick Sercu woensdagavond laat de tweede zesdaagse van Maas tricht op zijn naam geschre ven. Het Nederlandse duo René Pijnen - Gerben Karstens werd in de laatste koppelkoers van de leiding gestoten door de Belgische combinatie, die in Maastricht zijn vijfde zesdaagse-zege van dit seizoen behaalde. Eindstand: 1. Merckx/Sercu (Bel) 697 punten; Op één ron de: 2. Pijnen/Karstens (Ned) 795 pnt., 3. Allen/Clark (Aus) 623 pnt., 4. Peffgen/Fritz (WD1) 506 pnt.; Op drie ron den: 5. Knetemann/Hempel (Ned/WDl) 571 pnt., 6. Brau- n/Schuiten (WDl/Ned) 442 pnt.; Op vier ronden: 7. Raas- /Haritz (Ned/WDl) 355; 8. Rit- ter/Frank (Den) 334 pnt.; Op acht ronden: 9. Bracke/Debos- scher (Bel) 408 pnt.; Op twaalf ronden: 10. Priem/Venix (Ned) 382 pnt. hockey Argentinië, dat meer dan 460 miljoen gulden over heeft voor de organisatie van het wereld kampioenschap voetbal, denkt bij het wereldkampioenschap hockey toe te kunnen met een miljoen gulden. De begroting voor het wereldkampioen schap, dat van 18 maart tot 2 april a.s. dient plaats te vinden op de zeven velden van het ge meentelijke Polo-complex van Buenos Aires, sluit met een be drag van 450.000 dollar. DEN HAAG - In de lotto van naar naar voren gekomen. Dez, bedrag van 666.666.67. Uitslag lotto 51 d.d. 18 decer In deze lotto vielen 23.228 pri bedrag: 1.836.396,49. Ie prijs: ontvangt; 2e prijs: 3 winnaars, §et». 3e prijs: 212 winnaars, die Pnjs: 10.419 winnaars, die elk i winnaars, die elk 27,20 ontvang Kerstdag a.s. 54.255,59. itslag toto 51 d.d. 18 decembi In deze toto vielen 22 prijze: 6.029,13. Aangezien er vooi zijn wordt dit bedrag bij elkaa eeld over de 3e prijs van toto 5: erstdag: le prijs: geen winnaa: winnaars, die elk bruto 10.92 04 van 2e Kerstdag 115.709,46. n de lotto en de toto van Pnjzen. h'f,li^eVens van kerstlottc 33 ia n® 'S Sehouden, zijn: wini f Vno Reservegetal: 21. Aant /432 «'A01'" Pnjzenbedrag: Vio j Tweede prijs: ƒ12 cijfers f6" Vijfde prijs: f247 r 208 T formuliernummer (10.- 05905 aftSt?Vierciifers(100-) (in nn',Laatste zes cijfers (10.0 0.000.-)823446. zeg .32 .01

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1977 | | pagina 8