Hoe veilig is burger
in Nederland
Uiteindelijk is het
steeds machtsstrijd
JUNG IN WOORD EN BEELD
van een
genezer
De Kaegi van
de Erasmusprijs
Diplomatiek pokerspel
eerste wereldoorlog
Geen verband, toch:
Van Beek en Springer
Chris Evert
huwelijk me
Rob C
HAN!
KRIJ
AANJ
LOTTO I
kunst
cultuur
de stem van vrijdag 2
Vijlde triomf
Merckx-Sei'cu
E. van der Wolk e.a., De bedreigde burger. Breed overzicht van
de onveiligheidsproblematiek vanuit een groot aantal verschil
lende vakgebieden, Aula-Paperback 43, Het Spectrum, Utrech
t/Antwerpen, 1977, prijs 39,50.
Wordt de Nederlandse burger meer en meer bedreigd door
mishandelingen, aanrandingen, roofovervallen, gijzelingen en
andere geweldsmisdrijven? In elk geval wijzen opniniepeilingen
op een tendens, dat Nederlanders zich steeds onveiliger gaan
voelen. Dit vraagstuk was voor het weekblad Intermediair in
1974-1975 aanleiding een aantal artikelen te wijden aan zeer
uiteenlopende aspecten van het veiligheidsvraagstuk in Neder
land. Deskundigen op politioneel, criminologisch, psychologisch
en juridisch terrein schreven de bijdragen die thans gebundeld
zijn in bovenstaande paperback.
In het ruim 450 pagina's tellende boek worden onder meer
onderwerpen aangesneden als inbraak en inbraakpreventie; be-
drijfsbeveiliging; de „beveiligingsindustrie", het eigen rechter
spelen; het politievraagstuk; het strafrechtelijk beleid bij ver
volging en bestraffing; agressie in het verkeer; terreurdaden;
geweld en massamedia en het schadefonds geweldsmisdrijven.
Dit is nog maar een greep uit de inhoud. Onder de auteurs treffen
we namen aan als mr. J. Abspoel, mr. G. Langemeijer; prof. mr.
Th. van Veen; dr. J. Hemels en dr. E. Brongersma.
Vooropgesteld zij dat in het overigens niet eenvoudige boek op
wetenschappelijk verantwoorde wijze de grond enigszins ont
nomen wordt aan enige toch wel populaire noties over onveilig
heid in Nederland. Het lijkt goed dit enigszins te illustreren aan
de hand van twee bijdragen.
Uit statistisch materiaal blijkt dat er sinds 1950 geen groei
meer is opgetreden in de „gewelddadige criminaliteit" in Neder
land. Wel is er de laatste jaren een procentuele toename van het
aantal zogeheten „levensdelicten" (moord en doodslag en gewa
pende roofovervallen) te bespeuren. Voorts concludeert mr. J.
van Dijk in zijn bijdrage, dat onveiligheidsgevoelens die leven bij
mensen vaak van een wel heel specifieke soort zijn, namelijk de
angst van jonge vrouwen in grote steden om aangerand te wor
den. De heer Van Dijk komt verder tot de interessante slotsom,
dat „bezorgdheid over de misdaad (is) het sterkst bij mensen met
weinig opleiding die kritisch staan tegenover het huidige rege
ringsbeleid. Van Dijk lijken daarbij „allerlei oneigenlijke, poli
tieke motieven mee te spelen."
In een tweede bijdrage van dr. J. van Amersfoort en drs. W.
Bietvliet wordt de criminaliteit van minderheden in Nederland
behandeld De auteurs richten zich daarbij speciaal op de crimi
naliteit in de Zuidmolukse en de Surinaamse bevolkingsgroepen
in Nederland. In 1972 had slechts vier procent van het totaal
aantal veroordelingen van mannen inzake het Wetboek van
strafrecht betrekking op Zuid-Molukkers en Surinamers (elk
twee procent). Daarbij speelt nog een rol, dat de Surinaamse
criminaliteit volgens beide auteurs een milder karakter had dan
de Nederlandse, hoewel dat bij de Zuidmolukse criminaliteit niet
hat geval was. Voorts zijn de gepleegde misdrijven „platvloers"
van aard hetgeen betekent dat het niet om spectaculaire mis
drijven ging. Beide auteurs pleiten in hun bijdrage voor het
leggen van een samenhang tussen de criminaliteit van beide
groepen en hun positie in de Nederlandse samenleving. Zo wijzen
zij op het verband tussen werkloosheid en crininaliteit bij Suri
naamse delinquenten en de vele overtredingen van de opiumwet
in die groep. Wat betreft de Zuidmolukse bevolkingsgroep noe
men de auteurs in dit verband het bijzonder agressieve criminele
gedrag van met name de leeftijdsgroep van 15-25 jaar.
Dit zijn nog maar enkele voorbeelden van de vaak opvallende
conclusies die wetenschapsmensen hebben getrokken over het
tegenwoordig vaak aan bittertafels in discussie zijnde probleem:
„Kunnen wij Nederlanders 's avonds nog veilig over straat lo
pen?"
F.T.
Mauk Mulder - Omgaan met macht (uitg. Elsevier - f 24,50)
„Als een rode draad", zo begint Mauk Mulder zijn boek,loopt
door deze verhandeling de opvatting, dat macht niet slechts aan
anderen kleeft, aan vorsten (Machiavelli), een klassen (Marx),
aan politici, aan ouderen, maar aan ons allen, aan u en mij".
Vanuit deze doodnuchtere instelling doet de
sociaal-psycholoog prof Mauk Mulder al jaren onderzoek naar
het verschijnsel macht en vooral ook de manier waarop
minder-machtigen reageren in situaties die in de manier van
ondergeschikt zijn verschillen. Prof. Mulder is daarbij tot de
opvallende slotsom gekomen dat macht verslavend werkt. Hoe
meer je ervan krijgt, hoe meer je ervan wilt hebben. Die steeds
stijgende behoefte naarmate men de machtsladder beklimt,
noemt Mulder de machts-afstands-reductietendens (MAR). De
behoefte om steeds meer invloed te krijgen als men al wat macht
heeft zit schijnbaar zo in ons ingebakken dat deze zich al open
baart wanneer men mensen laat handelen in situaties, die slechts
nabootsingen zijn van de werkelijkheid, spelsituaties.
Tegenover het streven naar meer macht bij de „opklimmers"
bestaat bij de meer-machtigen de neiging de machtsafstand tus
sen henzelf en de minder-machtigen te vergroten of op zijn minst
te handhaven. Dat kan ertoe leiden dat in rechtstreekse confron
tatie de meer-machtige zijn deskundigheid, geïnformeerdheid,
kracht, etc. zo breed etaleert dat de minder-machtige gefrus
treerd van verdere „inhaal''-pogingen afziet. Zo iets, zo consta
teert Mulder spijtig, geschiedt vaak in participatie- en inspraak
processen, waardoor vaak het tegenovergestelde bereikt wordt
dan wat in de bedoeling van de insprekers lag.
Daarom wil Mulder in dit boek naast een theorie over de men
selijke drijfveer macht manieren aangeven hoe men zich kan
scholen in het uitoefenen daarvan. Door het ontwikkelen van de
behoefte de machtsafstand tot de meer-machtige te verkleinen
wordt een beroep gedaan op eigen inzichten, initiatieven, be
kwaamheden, waardoor, aldus Mulder, een materiële medezeg
genschap wordt geschapen gebaseerd op eigen denken en oorde
len, die veel meer waard is dan de constructie van een formele
medezeggenschapsstructuur, waarin mensen nauwelijks weten
wat ze moeten doen. Als „leerscholen" noemt Mulder onder
meer: het samen opzetten van een beoordelingssysteem, het op
zetten van een eigen loopbaanplanning, het observeren en rap
porteren van eikaars dagelijkse bezigheden, enz. Ook het inten
sief werken met vormen van werkoverleg, bedrijfsvakbondswerk
en de ondernemingsraad kunnen de machts-afstands-reductie-
tendens versterken.
In zijn ijver aan te tonen hoe een algemeen versterkt machts
streven een hechte fundering, van het democratiseringsproces
vormt, gaat Mulder voorbij aan de kwalijke nevenverschijnselen
van een uit de hand gelopen machtsstreven. Het streven naar
macht introduceren als norm kan opgevat worden als een plei
dooi voor een prestatiemoraal. Als Mulder dan ook ooit de kritiek
te horen krijgt, dat zijn boek een vrijbrief en rechtvaardiging
vormt voor carrière-makerij en ellebogenwerk, treft hem zelf het
verwijt dat hij nergens in zijn boek de scheidslijn aangeeft tussen
aanvaardbare en verwerpelijke manieren van streven naar
macht.
TJEU STROUS
„Alles wat in het onbe
wuste ligt wil verwezenlijkt
worden". Met deze zin is
Jungs leven eigenlijk be
schreven. Maar zegt u dat
iets? Jungs naam is voor
velen verbonden met mys
tiek, occultisme, symbolen.
In zijn psychologie zijn be
grippen als „archetypen",
„collectief onbewuste" en
„individuatie" in steeds bre
dere kring doorgedrongen.
Nu is er bij Lemniscaat een
fraaie gebonden uitgave ver
schenen over Jung: Beelden
uit mijn leven.
Gedeeltelijk zijn de foto's
afkomstig van de internatio
nale Helmhaus-expositie,
gedeeltelijk uit particulier
bezit. Het boek bevat be
schrijvingen over het leven
van Jung, dus niet zozeer van
zijn werk. Wel worden cita
ten gebruikt uit zijn autobio
grafisch wek. Het boek is tot
stand gekomen in samen
werking met de stichting
„Pro Helvetia", en samenge
steld door een nauwe mede
werkster van Jung: Aniela
Jaffé. De uitstekende Neder
landse vertaling is gemaakt
door P. E. de Vries-Ek.
Jung groeide uit van een
„asociaal monster tot een
psychotherapeut met een
groot invoelvermogen". Tot 9
jaar was hij enig kind,
speelde zeer eenzelvig. Toen
Albert Oeri een latere vriend
van hem een keer met hem
wou spelen, weigerde Jung
hem een blik waardig te keu
ren. Het zijn dan ook de
woorden van Albert Oeri: „Ik
had in mijn leven nog nooit
zo'n asociaal monster ge
zien", die aangeven waar
Jung als kind stond. De té
grote hang naar eenzaam
heid ging zo ver dat de 12-
jarige Jung al last van flauw
tes had, die geen lichamelijke
oorsprong hadden. Hij over
won dit echter, en zal later
van zichzelf zeggen, dat hij
toen geleerd heeft wat een
neurose is.
Als student leidde Jung een
veel socialer leven. Hij was
t
actief en ontdekte tot zijn
eigen verbazing dat hij uit
stekend kon dansen. Toen hij
eens verliefd was, ging hij
naar een juwelier, kocht twee
ringen en legde wat munten
op de toonbank ter waarde
van ongeveer 2,-. Jung was
zeer verbolgen dat de juwe
lier dit te weinig vond en de
ringen weer teruglegde.
Verder stond zijn studen
tentijd in het teken van actief
zijn met spiritisme en het
ontdekken van de aard van
geesteszieken. Jung heeft
nooit de fatale vergissing
gemaakt geesteszieken te be
schouwen als totaal andere
wezens dan hijzelf. Integen
deel: „In de geesteszieke
komen we onszelf opnieuw
tegen". In de psychologische
beelden en verwarde uitla
tingen van een patiënt ont
dekken we een onaangetaste
persoonlijkheid die zich be
dient van beelden, in een
laatste poging zich verstaan
baar te maken.
De warrige beelden blijken
bij nadere bestudering een
zinvolle kern te bevatten.
Maar de wijze waarop de
geest zich uitdrukt is door de
patiënt zelf niet meer te be
grijpen. Deze beelden komen
uit een onderbewuste laag
van onze psyche, die wij met
alle mensen gemeenschappe
lijk hebben. Deze laag
noemde Jung het collectieve
onbewuste.
Carl Gustav Jung in onge
veer 1950.
Dan volgt een tijd een
vruchtbare samenwerking
met Freud. Freud be
schouwde Jung als een van
zijn beste leerlingen, en
hoopte eigenlijk dat Jung
zijn ideeën verder uit zou
werken.
Maar hoe geboeid
Jung ook was door veel van
Freuds ideeën, hij ging toch
steeds meer een eigen koers
varen. Freuds seksuele theo
rie maakte hem zeer aan het
twijfelen, Jung besefte hier
de beperkingen van, en hoe
wel hij wist dat het uitspre
ken van deze twijfel hem zijn
vriendschap met Freud zou
kosten, kon hij zijn eigen
ideeën niet langer voor zich
houden.
Voor Freud was het onbe
wuste slechts een soort vuil
nisvat of opbergplaats voor
alle onverenigbaarheden,
voor Jung was het collectieve
onbewuste een belangrijke
scheppende kracht met een
eigen basisstructuur. Dit
verschil van inzicht veroor
zaakte een breuk in hun rela
tie, die beiden accepteerden,
zij het met moeite, omdat zij
er beiden van overtuigd
waren dat men zijn persoon
lijke gevoelens onderge
schikt moet maken aan het
algemene belang van zijn
eigen wetenschapsterrein.
Jung trouwde met een fa
brikantendochter, Emma
Rauschenback, die voor hem
een onontbeerlijke steun
was, en hem een aantal kin
deren schonk. Emma zelf was
presidente van de psycholo
gische club te Zurich, en
hield later veel lezingen en
seminars over het werk van
Jung. Vrouw en kinderen
waren een tastbare realiteit
voor hem, die hem een te
genwicht boden voor de
vreemde innerlijke wereld
waar hij zich mee bezighield.
Toch was Jung bepaald
niet iemand die thuis bleef
zitten.
„Wil je iets kritisch leren
kennen, dan moet je er als het
ware buiten gaan staan",
placht Jung te zeggen. „Wil
ik mezelf als Europeaan
leren kennen, dan moet ik
Europa vanaf het standpunt
van een andere natie zien".
En dat deed Jung dan ook re
gelmatig. Reizen door Ame
rika, Afrika, Mexico, en
India hadden een diepe in
vloed op hem.
Niet bepaald vleiend is het
beeld van de blanke zoals een
Indiaans opperhoofd dit
schetst: „De blanken zien er
wreed uit, zijn gejaagd, ze
zoeken altijd iets en hebben
een starre blik. We geloven
dat ze gek zijn". Daar kun
nen we het voorlopig mee
doen. Ik heb persoonlijk wel
neiging me hiertegen te ver
weren en verwijt Jung dat hij
daarvan onder de indruk
was, maar er niets tegenover
stelde. Maar wie weet, het
kan geen kwaad naast alle
goede dingen die ik in Eu
ropa vind en in blanke men
sen, ook eens de schaduw
zijde te overdenken.
Opvallend is de uitleg die
Jung ontvangt bij het bezoe
ken van Indiase tempels, die
overladen zijn met erotische
voorstellingen. Het recht
streeks betreden van het
geestelijk pad is gevaarlijk.
Men valt in handen van de
Doden-God. De seksuele
voorstellingen moeten de
jonge mens eraan herinneren
dat zij eerst de lichamelijke
wetten op de goede wijze
moeten vervullen, voordat zij
het geestelijk pad betreden.
Dit wordt ook in Jungs the
rapie teruggevonden: in de
eerste levenshelft moet de
mens van binnenuit klaar
komen met de gewone alle
daagse werkelijkheid (wer
ken, kinderen, vrijen, geld
etc.). Voor velen is dat ge
noeg, maar voor diegenen die
meer zoeken, ligt in de
tweede levenshelft de moge
lijkheid open hun religieuze
oriëntatie te verdiepen. „Ik
heb nog nooit meegemaakt",
zegt Jung, „dat er in de
tweede levenshelft iemand
genas zonder in het reine ge
komen te zijn met zichzelf als
religieus wezen".
Hijzelf is hier tot zijn dood
een voorbeeld van. Jung, de
therapeut, de reiziger, de va
der, de ziener, trekt zich
steeds meer terug in zijn een
zame torenhuis te Bollingen
(Zwitserland). Hij leeft en
werkt daar, zonder elektrici
teit en gas. Hij pompt zelf het
water.
Jung was tevreden over
zijn leven en getuigde vlak
voor zijn dood nog dat hij
geen enkele publikatie terug
wou nemen. Hij bleef staan
achter alles wat hij gezegd
had, maar waarschuwt ieder
geen „Jungiaan" te worden,
maar zelf te ontdekken. Hij
stierf op 86-jarige leeftijd.
Met groot plezier en veel
interesse heb ik dit leven van
Jung gelezen. De tekst is wel
wat kort, maar past op deze
manier wel in het kader van
een fotoboek. De foto's zijn
met zorg uitgezocht en dra
gen zeer goed bij tot het beeld
van deze werkelijke genezer.
Een man die met de schaduw
van het leven in het reine was
gekomen, en daardoor tallo
zen nog zal inspireren. Dit
boek te krijgen is een werke
lijk cadeau. De prijs is tot
eind december 78,-, en
wordt daarna 90,-.
MARIANNE EGBERS
Mandala van Jung: in het
midden het witte licht, uit
stralend in het hemelruim; in
de eerste cirkel: protoplas-
mische levenskiemen; in de
tweede: roterende kosmische
principes, die de vier grond-
kleuren bevatten; in de derde
en vierde: naar binnen en
buiten werkende scheppende
krachten. In de kardinaal-
spunten de mannelijke en
vrouwelijke zielen, beide
weer volgens licht en donker
gescheiden.
Werner Kaegi als universeel historicus (red. H.R. Hoetink)
Meulenhoff, Amsterdam, 1977, prijs 17,50.
Het feit, dat prins Bernard de eminente Zwitserse cultuurhis
toricus Werner Kaegi onlangs de Praemium Erasmianum (groot
100.000,-) mocht uitreiken, was voor de Stichting Praemium
Erasmianum aanleiding een bundel met werk van Kaegi samen te
stellen. Dit om, zoals het voorwoord vermeldt „de laureaten meer
onder de aandacht van het publiek te brengen".
Of de stichting met deze bundel een veel groter publiek dan de
vakhistorici zal weten te bereiken is echter de vraag. Dat zal
zeker niet aan de aard van de bundel liggen, want aan de vele
facetten van Kaegi's werk wordt ruim aandacht geschonken en
wel-zeer belangrijk-in de Nederlandse taal. Ook zal de oorzaak
niet gezocht moeten worden in de leesbaarheid van de artikelen
in de bundel: Kaegi is evenals zijn grote landgenoot Burckhardt
en de door hem zo bewonderde Johan Huizinga een zeer goed
stilist, vertegenwoordigers als zij zijn van een uitstervende vorm
van geschiedgeschrijving, die de humanistische genoemd wordt.
Veeleer zal men de oorzaak moeten zoeken in de onderwerpen,
die in de bundel aan de orde komen. Erasmus - eens de spin in het
web van het 16de-eeuwse Europese humanisme - is in al zijn
grootheid een studie-onderwerp van weinigen geweest. De cul
tuurhistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897) is slechts bij vak
mensen bekend als de eerste beschrijver van de Renaissance (Die
Kultur der Renaissance in Italien). Nog minder een zaak van het
grote publiek lijkt de monumentale biografie (zes dikke delen
plus het zevende op komst) die Kaegi aan deze landgenoot heeft
gewijd. De Nederlandse historicus Johan Huizinga maakte Kaegi
bereikbaar voor het Duitstalige publiek. Of Huizinga thans een
brede schare van lezers zal lokken moet betwijfeld worden, hoe
wel zijn Herfsttij der Middeleeuwen in binnen- en buitenland
voor historische werken ongekende verkoopcijfers heeft gehaald.
Kortom, het is de cultuurgeschiedenis die al jaren in het ver
domhoekje zit bij het grote publiek en daar dreigt deze uitgave
met zeer lezenswaardige bijdragen van Kaegi plus enige inlei
dende artikelen het slachtoffer van te worden. F.T.
„Het Zimmermann telegram", Barbara Tuchman: VertalingP.
Cornets de Groot (Uitgever: J. H. Gottmer - 19,90).
Bijna twintig jaar na de oorspronkelijke Engelse uitgave is bij
Uitgeverij J. H. Gottmer te Haarlem verschenen „Het Zimmer
mann telegram": de Nederlandse vertaling van Barbara Tuch-
mans verslag van de gebeurtenissen, die er in 1917 toe hebben
geleid dat de idealistische Amerikaanse president Wilson, de
kampioen van het neutraliteitsbeginsel, die zijn land koste wat
kost buiten de Eerste Wereldoorlog wilde houden, uiteindelijk
toch de zijde van de geallieerden koos, hetgeen de ondergang van
Duitsland betekende.
Een duidelijke aanleiding voor het verschijnen van dit boek is
er niet of het zou de hernieuwde belangstelling voor oorlogslite
ratuur moeten zijn die zich de laatste tijd vooral met betrekking
tot de Tweede Wereldoorlog manifesteert. Zo'n graantje uit de
Eerste Wereldoorlog is dan meegepikt, zal de uitgever gedacht
hebben.
Dat doet overigens niets af aan het indrukwekkend gedocu
menteerde en met een scherp gevoel voor het menselijke detail
geschreven relaas van Barbara Tuchman dat, voor wie het nog
niet wist, nog eens onbarmhartig bloot legt hoe diplomatie op het
hoogste niveau met de laagst denkbare middelen wordt gevoerd.
Het Zimmermann-telegram was het telegram dat de Duitse
minister van buitenlandse zaken Zimmermann in januari 1917
verzond aan de Duitse ambassadeur in Washington en waarin
werd aangekondigd dat per 1 februari de onbeperkte duikboot
oorlog zou worden afgekondigd. In hetzelfde telegram stonden
instructies, die ertoe moesten leiden dat Mexico en Japan in
bondgenootschap met Duitsland tegen de Verenigde Staten zou
den samenspannen. Duitsland stelde Mexico zelfs herovering
van Texas en Arizona in het vooruitzicht.
Het telegram werd door de Britten onderschept en gedeco
deerd en op het psychologisch juiste moment aan de zich hard
nekkig buiten de oorlog houdende Wilson doorgegeven. Het tele
gram was voor Wilson de druppel die zijn neutraliteitsemmer
deed overlopen.
„Het Zimmermann telegram" is het verhaal van de Duitse
arrogantie, de Britse intelligentie en de Amerikaanse naïeviteit
die het diplomatieke pokerspel eind 1916, begin 1917 bepaalden;
het verhaal ook van de kolossale blunders die Zimmermann
daarbij maakte als gevolg waarvan de wereldgeschiedenis een
drastische wending zou nemen.
F. de L.
Het is principieel onjuist om in één artikel twee boeken met
elkaar in relatie te brengen die geen relatie met elkaar hebben,
Enkel omdat ze ongeveer tegelijk zijn verschenen en je ze na
elkaar hebt gelezen. Toch kan ik dit keer de verleiding niet
weerstaan.
F. Springer is een schrijver die helemaal ten onrechte nogal ui
de schaduw blijft. Zijn verhalen en romans zijn meer Angelsak
sisch dan Nederlands van allure; tamelijk cynische, snelle, gave
vertellingen waarin, bijna altijd in verre landen, erg veel gebeurt.
Springer is geïnteresseerd in gebeurtenissen. De personen zijn
duidelijk genoeg gekarakteriseerd, maar wie en wat ze zijn laat
Springer zien door te vertellen wat hun overkomt. En wat hun
overkomt is ten dele vanwege hun eigen beslissingen, ten dele
vanwege het toeval.
In dit nieuwe boek zijn vier verhalen bijeengebracht, vrijwel
satirisch, over dwaas gesamenzweer in Nederland ter verovering
van Bandung, over werk als ambtenaar in Nieuw-Guinea, geheel
zinloos, over een totaal mislukkende oplichter in Bangkok, en
dan - het meest navrant - over een veelbelovende, veel van
zichzelf verwachtende jurist die na een korte fraaie carrière
zomaar verdwijnt.
Springer schrijft met wrede humor, zonder eerbied voor het
menselijk lotgeval. Een moord of ongeluk meer of minder, het
komt er bij hem niet op aan en soms worden de vreselijke dingen
achtelos, tussen haakjes geplaatst, verteld. „Zaken overzee" heet
het voortreffelijke boek van scherpzinnige, nonchalante vertel
kunst. (Querido - f 19.90).
Nu, Geert van Beek heeft in zijn schriftuur helemaal niets
Angelsaksisch. Zijn nieuwe boek „De dia's van Andrea" (Que
rido-f 17.90) lezend, kijk je naar het oosten, niet naar het westen.
De schetsen over een meisje, kind op de grens van volwassenheid,
hebben iets van de late Duitse romantiek, iets om zomaar een
naam te noemen, van Theodor Storm die sentimenteel en intelli
gent tegelijk kon zijn, en met veel levendigheid vrij stijf schreef.
Het kind Andrea is met haar vader per aufo op reis door Duits
land. Haar moeder heeft de vader en het dochtertje verlaten, om
niet verklaarde redenen. Andrea (is ze twaalf, dertien?) schrijft
aan een vriendin. Ze observeert zo moeten tye geloven van de
auteur - met grote nauwkeurigheid, maar haar ervaring is nog
gering. Dat levert op: een soort kijk op de gebeurtenissen waartoe
een volwassene niet meer in staat is. Verder: veel vroeg-puberaal
gefilosofeer over van alles en nog wat.
Geert van Beek laat het meisje schrijven in een plechtig proza,
met kinderlijke trekjes en zo nu en dan een (gecorrigeerde) spel
fout. Van alles ziet en beleeft Andrea en bericht daarover. De
oorlog komt veel ter sprake, het geloof, boeiende en belachelijke
mensen, waterlelies, bergen, - een volle vakantiereis.
Zo nonchalant als Springer met zijn van hot naar her zwerven
de, trouwende, scheidende, stervende, mislukkende personages
omgaat, zo overgevoelig benadert Van Beek zijn Andrea. Ik had
na de lektuur deze gedachte: laat Andrea over tien jaar nog eens
een boek schrijven.
ALFRED KOSSMANN
FORD LAUDERDALE (UP
een persconferentie ter gelege
ontkend dat zij en Jimmy Con
zelfs maar plannen daartoe h
'ontstonden, toen beide tennis
Californië en St. Louis.
„Wev
aldus Evert. We kunnen het t
zie momenteel niet zoveel in
geen stand, tenminste niet in
AMSTERDAM - De vijfd
dam, bracht geen wijziging
tegen Soumaoro bleef Clerc
directe concurrenten evene
stelde zich van zijn nederla
N'Diaye kwam zich melden
(Van onze sportredactie)
MAASTRICHT In een meer
dan uitverkochte Eurohal
heeft het Belgische konings
koppel Eddy Merckx, Patrick
Sercu woensdagavond laat de
tweede zesdaagse van Maas
tricht op zijn naam geschre
ven. Het Nederlandse duo
René Pijnen - Gerben Karstens
werd in de laatste koppelkoers
van de leiding gestoten door de
Belgische combinatie, die in
Maastricht zijn vijfde
zesdaagse-zege van dit seizoen
behaalde.
Eindstand: 1. Merckx/Sercu
(Bel) 697 punten; Op één ron
de: 2. Pijnen/Karstens (Ned)
795 pnt., 3. Allen/Clark (Aus)
623 pnt., 4. Peffgen/Fritz
(WD1) 506 pnt.; Op drie ron
den: 5. Knetemann/Hempel
(Ned/WDl) 571 pnt., 6. Brau-
n/Schuiten (WDl/Ned) 442
pnt.; Op vier ronden: 7. Raas-
/Haritz (Ned/WDl) 355; 8. Rit-
ter/Frank (Den) 334 pnt.; Op
acht ronden: 9. Bracke/Debos-
scher (Bel) 408 pnt.; Op twaalf
ronden: 10. Priem/Venix (Ned)
382 pnt.
hockey
Argentinië, dat meer dan 460
miljoen gulden over heeft voor
de organisatie van het wereld
kampioenschap voetbal, denkt
bij het wereldkampioenschap
hockey toe te kunnen met een
miljoen gulden. De begroting
voor het wereldkampioen
schap, dat van 18 maart tot 2
april a.s. dient plaats te vinden
op de zeven velden van het ge
meentelijke Polo-complex van
Buenos Aires, sluit met een be
drag van 450.000 dollar.
DEN HAAG - In de lotto van
naar naar voren gekomen. Dez,
bedrag van 666.666.67.
Uitslag lotto 51 d.d. 18 decer
In deze lotto vielen 23.228 pri
bedrag: 1.836.396,49. Ie prijs:
ontvangt; 2e prijs: 3 winnaars,
§et». 3e prijs: 212 winnaars, die
Pnjs: 10.419 winnaars, die elk i
winnaars, die elk 27,20 ontvang
Kerstdag a.s. 54.255,59.
itslag toto 51 d.d. 18 decembi
In deze toto vielen 22 prijze:
6.029,13. Aangezien er vooi
zijn wordt dit bedrag bij elkaa
eeld over de 3e prijs van toto 5:
erstdag: le prijs: geen winnaa:
winnaars, die elk bruto 10.92
04 van 2e Kerstdag 115.709,46.
n de lotto en de toto van
Pnjzen.
h'f,li^eVens van kerstlottc
33 ia n® 'S Sehouden, zijn: wini
f Vno Reservegetal: 21. Aant
/432 «'A01'" Pnjzenbedrag:
Vio j Tweede prijs: ƒ12
cijfers f6" Vijfde prijs: f247 r
208 T formuliernummer (10.-
05905 aftSt?Vierciifers(100-)
(in nn',Laatste zes cijfers (10.0
0.000.-)823446. zeg
.32
.01