D lal Oost-West, de oudste dialoog I Nieuw! Knorr Soeppakket. Zelf soep maken op z'n gemakkelijkst. KERK in beweging Overcapaciteit of afzetcrisis m in Kemenade ;gen over ing van leraren T&hcVi Nederland missieland Economie V. S herstelt zich Eerste vroege aardappelen van koude grond Ontmoetingen tussen Oosterse en Westerse kunst door J. Hulshof binnenland buitenland Knorr introduceert de handigste manier om ouderwets lekkere, eigengemaakte soep op tafel te brengen: Knorr Soeppakket. Drie zakjes in één pakket, die alles bevatten (behalve het soepvlees natuurlijk) wat u nodig heeft om zélf soep te koken. Een zakje met krachtige bouillonkruiden. Een zakje met fijne vermicelli. Een zakje vol geurige soepgroenten. Alleen voor vlees of gehakt kunt u beter zelf zorgen. En zelf kunt u bepalen hoeveel van elk zakje u voor uw soep gebruikt. Zo maakt u toch soep, zoals alleen ze maken kunt. Dat kan Knorr u toch niet nadoen. We kunnen u wel werk uit handen nemen. Zelf soep koken is dan ook veel gemakkelijker geworden. Dank zij het nieuwe Knorr- Soeppakket. (telijke heelal. Laat zien lat heelal". Dat moet zo |elde, toen hij voorberei. as in het heelal". - i De mens in het heelal bij ie \erd ontdekt. Op de rug gezien (foto uit Mens in het heel- rle sterrenkunde op een rijtje pet en een fotoverantwoording naken „De mens in het heelal" lot een boek dat elke leek ei genlijk in huis zou moeten hebben, al is het alleen al omdat hij leeft in een tijd, Jwaarin sterrenkunde en ruim- Itevaart in een stroomversnel- ling zijn geraakt. Terecht staat op de omslag |dat het boek de mens mee- neemt op ontdekkingsreis door I de cosmos: „We duiken in het verleden (hoe reageerden onze I voorouders op een staartster), I we reizen dicht bij huis (hoe bezien we België en Nederland per satelliet), of we gaan op weg naar onmetelijk verre en onzichtbare sterrenstelsels (in de hoop dat we niet strandenin een „zwart gat")". Chriet Titulaer is op die reis een uitstekend reislei der, met oog voor alles wat maar enigszins interessant is. En dat blijkt heel wat te zijn in het heelal. FRANS VAN SON NOORD-SCHARWOUDE - Bij de veiling Langedijk en omstreken in Noord- Scharwoude zijn dinsdagmor- I gen, vijf dagen later dan vorig jaar, als primeurprodukt de eerste vroege aardappelen van de koude grond aangevoerd De wat late aanvoer is te wijt® aan het koude voorjaar. De prijzen lagen tussen 2,22 gulden voor de midden5' I oort dore en 1,38 gulden voor de kleine soort dore. De mid densoort eerstelingen var'e^ ren in prijs van 2,12 tot 2,39 e de kleine van 1,59 tot 1,80- In Antwerpen bij Rubens kom je bussen vol Japan ners tegen. Velen van ons proberen in China te komen en doen verslag van hun. merkwaardige ervaringen daar. Door de snellere communicatie-media zijn je contacten tussen Oost en West waarschijnlijk om vangrijker dan ooit in de geschiedenis het geval is geweest. Daar komt dik wijls bij dat de westerling, in zijn gebied de technolo gische maatschappij zat, in het Oostern op zoek gaat naar nieuwe contacten met geest en kosmos. Dat „Oos ten" is een uitgebreid en veelzijdig gebied, dat je niet „p één hoop kunt vegen. India is bijvoorbeeld cultu reel nogal anders geaard dan China of Japan. Met deze beide laatste landen bestaan al eeuwen lang Eu ropese contacten, die vooral berusten op handelsbe trekkingen. Maar dit heeft ook gevolgen gehad - en heeft die nog zeer zeker - voor de wederzijdse cultuu r/kunst. Nu zijn er in de loop der tijden al heel wat studies en boeken geschreven over de kunst en cultuur van Japan en China. En een man als F. Northrop heeft in The Meeting of East and West al eerder po gingen ondernomen om de fundamentele verschillen tus sen oosterse en westerse zienswijzen daaromtrent te beschrijven. Maar nu is in een Nederlandse vertaling van N. Fuchs-Van Waaren The Mee ting of Eastern and Western art van de kunsthistoricus MI CHAEL SULLIVAN versche nen: ONTMOETINGEN VAN OOSTERSE EN WESTERSE KUNST - van de zestiende eeuw tot heden - (uitg. A.W. Sijthoff 65,-.). En dat is een zeer instructief en boeiend boek, waarin een ruim publiek buiten de vakli teratuur om, maar wel op een zeer vakkundige wijze, kennis kan nemen van een interes sante wisselwerking op het ge bied van de kunst tussen Oost en West; de kunst als neerslag van denk- en leefpatronen. Sullivan is in zijn slotcon clusies omtrent de vraag „wat nu precies wordt geconfron teerd met wat" erg voorzichtig, maar komt toch tot een aantal houtsnijdende gevolgtrekkin gen. En juist omdat het bij kunst nooit alleen gaat om de kunst-sèc (l'art pour l'art in een wat andere context) is zijn boek een intrigerende bijdrage aan het hele denken over -wat dan heet - de Oost-West ont moeting. Hoewel er sprake is van eer dere contacten is er van een werkelijke confrontatie met het Westen pas melding te maken in Japan en China met de komst van het Christendom via de Jezuieten-missies. Een man als pater Ricci, die Chi nees met de Chinezen wilde worden, is daarbij legenda risch. Ik zal u verder niet ver moeien met namen; een index met naar schatting 500 namen zegt genoeg. Sullivan be schrijft uitvoerig hoe de jezuie- ten er via „academies" en aan het hof met hun schilderende paters invloed uitoefenden; waarbij de „Hollandse schil- dertrant" een grote rol speelde. Al in het begin blijkt hoe de ontvankelijkheid van Japan voor Westerse invloeden veel groter is dan de Chinese. In Europa ontstond in het begin van de 17e eeuw een ware rage voor de Chinese kunst, aangezwengeld door de Hollanders, die twee Portugese schepen porselein buitmaak- ten en in Amsterdam veilden. De Jezuieten begonnen ook boeken en prenten naar Rome te sturen. Wat Europese schil ders ondergingen invloed, maar de grootste invloed (met name in Engeland) kreeg de Chinese tuinarchitectuur (tuin als voortzetting van het land schap). Sullivan noemt deze en andere invloeden echter niet meer dan een Europese flirt met de Chinese kunst. Japan wordt veel meer ge dreven door opportunisme. Was Nederland in voorgaande eeuwen het enige land dat in Japan mocht aanleggen - zij het bescheiden - (hetgeen ook voor de kunst zijn gevolgen had) als in latere eeuwen Japan zijn grenzen voor iedereen openstelt, is de toevloed van buitenlanders en de uittocht naar Europa veel groter. Japan heeft het Westen veel meer ge zien als een keuze voor eigen economische bloei. Dat levert dan ook wel op kunstzinnig terrein een interessante wis selwerking op. De herleving van de Japanse houtsnede wordt daarbij internationaal van betekenis. In „Europa en Amerika: van 1850 tot heden" (in relatie met de Oosterse kunst) laat hij zien hoe de doorwerking was in het werk van onder anderen De- gas, Manet, Van Gogh, Gau- gauin, Toulouse-Lautrec, Ka- dinsky, Naum Gabo. „De ver andering die de westerse schil derkunst in de twintigste eeuw heeft ondergaan en die haar in een aantal belangrijke opzich ten in overeenstemming heeft gebracht met de oosterse schilderkunst, was niet te dan ken aan de invloed van de oos terse kunst... Veeleer vloeide deze verandering voort uit een diepgaande verandering in het westerse dencen over de aard van de fysieke wereld", aldus Sillvan. Dat neemt niet weg dat hij toch op een aantal oos terse invloeden kan wijzen. Dat zijn slechts enkele flar den uit het vele materiaal, dat de auteur in dit bijna 300 pagi na's tellende boek aanraagt. De 147 illustraties daarbij ver duidelijken de tekst. JÊÊÊk. circulaire. et i De organisaties van ie* j. stellen echter dat het v noodzakelijk is iemand buiten de school aan te tres omdat de afwezigen deels voor langere tijd zijn, zoals bij herhalings° j I ningen voor militaire die1® bij zwangerschapsverlof' In zijn slotconclusies komt hij oner meer tot de volgende confrontatiepunten. De wes terse instelling is traditioneel theïstisch, de oosterse atheïsti sche. Het „typische" traditio nele westerse kunstwerk is daarom waarschijnlijk de neerslag van een bijzondere vorm of ervaring, terwijl het „typische" oosterse kunstwerk een generalisatie vanuit erva ringen is; het destillaat van een essentiële vorm., Terwijl het westen de realiteit benadert vanuit het bijzondere, be schouwt het oosten het bijzon dere als een aspect en dus als een symbool van het geheel. Omdat het oosten de Werce- lijkheid, aldus Sullivan, als oneelbaar beschouwt, houdt het oosten veel westerlingen - in het bijzonder voor een steeds groter deel van onze jeugd - de belofte in van een wereldbeschouwing die dieper en veelomvattender is dan die waarmee zij zijn opgevoed. Ieder, die op een of ander wijze geïnteresseerd is in de Oost-West verhouding zou er goed aan doen dit boek te le zen, omdat veel historische ankers uitgelicht worden. Zelfs als men niet geïnteres seerd zou zijn in „kunst" biedt dit boek boeiende en noozake-> lijke informatie, omdat ten slotte de cultuur het beste weergeeft hoe er gedacht en ge leefd is en wordt. Sullivan heeft met dit boek (waarin je in de marge af en toe echt wel eens een vraagteken of een uit roepteken zet en waarbij je soms een aspect mist, dat jezelf misschien belangrijk vind) een zeer leesbare bijdrage geleverd aan het verwerven van inzicht over zin en onzin van culturele verschillen tussen Oost en West. HENK EGBERS In april j.l. vertrokken Catherine Asamoah en Eli sabeth Boafa terug naar Ghana. Een)aar lang hadden beide Ghanese verpleegsters in Nederland een cursus fy siotherapie gevolgd m.m.v. het Bethelziekenhuis te Delft. Vlak voor hun afscheid vroeg een journaliste naar hun ervaringen. „We hebben iets aan onze kennis kunnen toevoegen, dus het was geen verloren jaar. Maar we heb ben ons land gemist op alle fronten", zei de een. En de ander: „Holland is afschuwe lijk materialistisch. Bij ons thuis kunnen we nou een maal een heleboel dingen niet krijgen, maar daarom pieke ren we er ook niet over. Hier hebben ze geld zat en daarom willen ze alsmaar hébben en hebben. Bij ons thuis zijn we van binnen gelukkig. Hier hebben we ook God gemist. Van alle mensen die we heb ben leren kennen, waren er maar weinig bereid over God te praten. Maar wij hebben dat nodig. We voelen ons op gelucht als we er over kunnen praten". Ik kan me voorstellen dat iemand zegt: „Zover is het nu. Eii wij maar missionaris sen sturen naar Ghana. De Ghanezen kunnen beter als missionarissen naar Neder land komen". Nu geloof ik he lemaal niet dat Nederland al leen maar kaf en Ghana al leen maar koren voortbrengt, maar toch: Nederland, mis sieland, een gek idee? Wie denkt bij het woord „missie" niet meteen aan verre landen, kleurlingen en armoede? Maar is dat geen kerkelijk kolonialisme? Missionaris sen zijn mensen met een mis sie, mensen met een bood schap. Zouden Nederlandse Christenen daar geen bood schap aan hebben, wanneer een paar Ghanese verpleeg sters tegen hen zeggen: „Mensen, kijk uit. Jullie den ken alles te hebben, alles te krijgen en alles tg koop is. Maar zonder dat jullie het merken verkopen jullie je ziel. Want als je God ver dringt, van God een taboe maakt, heb je geen ziel meer, geen lucht om te ademen". Missie is in 1977 tweerich- tingenverkeer. Dat was al goed te merken tijdens de Wereldzendingsconferentie van Bangkok in december- januari 1972-1973. In Bang kok was b.v. iemand van de Evangelische Kirche in Oost-Duitsland, een kerk die het momenteel niet voor de wind gaat. Terwijl de Oost duitser zijn verhaal vertelde, zaten mensen van andere kerken in een kring om hem heen en werden voortdurend in het gesprek betrokken, o.a. de voorzitter van de zeer snel groeiende kerk van Oost- Java. Zo'n gesprek werkte heel verhelderend voor beide partijen. De een kon vanuit zijn eigen achtergrond wijzen op kansen en gevaren, waar de ander nog helemaal niet bij stilgestaan had. De Nederlandse deelnemers in Bangkok kregen een idee. Waarom buitenlandse chris tenen niet eens uitnodigen naar Nederland te komen? Hoe zouden Afrikanen, Wes tindiërs en Brazilianen onze problemen en kansen beoor delen? Uit dit idee is het plan geboren dat de naam kreeg „Zending in Nederland", „Mission in the Nether lands". De Nederlandse Raad van Kerken besloot 13 okto ber 1976 het plan te onder steunen. Men zou aan de le- denkerken vragen het project samen te financieren. „Zen ding in Nederland" is dus een gezamenlijke actie van de protestantse en rooms- katholieke kerk. Het voorbereidingscomité ziet twee gevaren in zo'n pro ject. Van de ene kant is er het gevaar dat mensen teveel van zo'n plan verwachten. Daarom zegt ds. van der Veen bij de presentatie van „Zen ding in Nederland": We mogen van onze buitenlandse gasten geen Godswonder verwachten. Nederlanders met jarenlange ervaring staan voor sommige proble men als voor een onontwar bare knoop. We mogen na tuurlijk niet denken dat een groepje buitenlanders tijdens een verblijf van enkele weken al die knopen eventjes voor ons doorhakt. We zullen zelf het antwoord op onze eigen vragen moeten vinden. Van de andere kant is er het gevaar dat de kansen van „Zending in Nederland" on derschat worden. Nederlan ders krijgen de goede ant woorden niet op een presen teerblad. Maar misschien kunnen christenen uit Afri ka, Latijns-Amerika en Azië ons helpen de goede vragen te stellen. En dat is soms al meer dan het halve ant woord. Daarom wordt het bezoek van de buitenlandse „missionarissen" grondig voorbereid. Het hele plan kent vier fasen. Om te begin nen is er een werkboek voor bezoekers en andere betrok kenen. Dr. A. Houtepen, lid van het voorbereidingscomi té, beschrijft er een aantal verschijnselen en trends onder Nederlandse christe nen. Hij legt daarbij meer de nadruk op de gemeenschap pelijke vragen dan op de on derlinge verschillen van de kerken. Het voorbereidingscomité heeft ook buitenlandse chris tenen die al langer in Neder land wonen bij het project „Zending in Nederland" be trokken. Enkele buitenlan ders hebben een rapport op gesteld, waarin ze iets van hun ervaringen en gevoelens spuien. Blijkbaar zien bui tenlanders de Nederlanders vaak niet, zoals hij zelf graag gezien zou worden. De derde fase omvat de in ternationale kerkvisitatie zelf, die plaats vindt van 19 sept. tot 17 okt. a.s. Een ne gental christenen uit Azië, Afrika, het Caribisch Gebied en Latijns Amerika zullen een maand lang in kleine groepjes van twee of drie een twaalftal streken van ons land bezoeken, telkens zowel platteland als ook verstede lijkt en hoog geïndustriali seerd gebied. De nadruk ligt op het contact met christenen „in hun gewone doen". Dit alles mondt uit in een af rondend beraad van meer dere dagen aan de hand van genoemde rapporten en de ervaringen van het team. Alle betrokkenen hopen dat „Zending in Nederland" iets laat zien van wat „missie" is. Missie gebeurt niet waar de rijke de arme een aalmoes geeft, ook niet waar de onwe tende onderricht, maar daar waar de ene „bedelaar de an dere bedelaar vertelt, waar beiden brood kunnen vin den" (inl. Werkboek). Genoemde materiaal is met aanvullende gegevens ver krijgbaar als overdruk van „Wereld en Zending" 1977/2 bij de Ned. Zendingsraad, Prins Hendrikl. 37, Amster dam - 7, giro 493248, prijs 3,-. (Van onze sociaal-economische medewerker) TILBURG - Het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond heeft onlangs gesteld dat de voort durende werkloosheid in ons land niet veroorzaakt wordt door overcapaciteit in het bedrijfsleven die in een afzetcrisis zou moeten blijken. Zij deed dit in een reactie op recente uitlatingen van minister-president Den Uyl die van mening is dat in het verzadigingsverschijnsel, dat zich in menige industrie voordoet, de voornaamste bron van werkloosheid moet worden gezocht. teerd kan worden. In de komen was in de periode Het NCW argumenteert haar stelling met er op te wijzen dat er nog steeds ontsparing plaats vindt. Er kan geen sprake zijn van verzadinging van con sumptiegoederen, zolang er meer wordt geconsumeerd dan het vrij besteedbaar inkomen toelaat. Deze surplusconsump- tie wordt betaald door ontspa ring. In kringen van economen heerst onduidelijkheid over de vraag of er van overcapaciteit en verzadiging moet worden gesproken. Het valt niet te ontkennen dat na de grote stijgingen van de afzet in de jaren zestig er in de jaren zeventig sprake is van terug houdendheid en vertraging van de groei. Het een en ander blijkt uit de cijfers die in de Macro-Economische Verken ningen zijn opgenomen. Was de toename van het volume van de particuliere consumptie in de periode 1961-70 nog jaar lijks gemiddeld 6,2 procent, in de periode 1971-75 is deze ge daald tot gemiddeld 3,2 pro cent per jaar. Prof. Th. v.d. Kiundert heeft in Economisch Statistische Berichten van 25 mei hierbij aangetekend dat er nog geen afdoende verklaring voor deze ontwikkeling is ge geven. Men hoort wel beweren dat - aldus v.d. Kiundert - een snelle expansie zoals die zich in de jaren zestig heeft voorge daan, tot een structurele over- investering moet hebben ge leid met als gevolg dat in een groot aantal sectoren overca paciteit is ontstaan. V. d. Kiundert wijst op de tegen- strijdigheid die ten aanzien van dit verschijnsel geconsta- macro-economische verken ning van de Nederlandse eco nomie in 1980 kunnen we lezen dat er zich inderdaad verzadi gingsverschijnselen in belang rijke sectoren van de economie voordoen met als gevolg drei gende overcapaciteit In de macro-economische verken ningen 1977 staat echter dat van verzadiging geen sprake is geweest. Indien dit wel zo zou zijn, dan zou er meer gespaard moeten zijn. Dit is - zoals ook door het NCW wordt beweerd - niet het geval geweest. Inte gendeel: het beschikbare in- was in 1961-70 gemiddeld nominaal (niet gecorrigeerd voor infla tie) met 10,6 procent jaarlijks toegenomen. In de periode 1971-75 bedroeg deze stijging 12,7 pocent. Hierbij moet ech ter rekening worden gehouden met hogere inflatie zodat niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er ontspaard is. Uitvoerigere studies per sector over de problematiek van overcapaciteit' zijn nodig om een beter inzicht te krijgen in de omvang van dit ver schijnsel. DR. AA. WENTINK WASHINGTON In de Verenigde Staten lijkt de eco nomie zich enigszins te herstellen. Zowel werkloosheid als inflatie zijn in mei gedaald. Het werkloosheidscijfer daalde vorige maand voor het eerst in 2 Vi jaar onder de 7% Dat betekent een succes voor president Carter die had aangekondigd de werkloosheid tegen het eind van het jaar terug te zullen brengen tot 6,7 a 6,9%. Sommige economen hadden gewaarschuwd dat het percentage wel eens bij zeven procent zou kunnen blijven steken. Overigens is in de komende maanden een verdere daling noodzakelijk om tegen het eind van het jaar (winterwerkloosheid) onder de zeven procent te blijven. In regeringskringen wordt voor zichtig gereageerd op de gunstige cijfers. Het is nog veel te vroeg om te juichen, aldus de tendens in de officiële com mentaren. Door een plotselinge daling van de landbouw prijzen viel de prijsstijging (0,4) in mei bovendien erg mee. Het was de kleinste stijging sinds augustus vorig jaar. In maart en april werden nog stijgingen genoteerd van 1,1%. Op jaarbasis komt de prijsstijging nu net beneden de vijf procent.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1977 | | pagina 7