Ruim de helft van het totale van de EEG Staalindustrie in Wallonië tot ondergang gedoemd Frankrijk verdubbelde zijn bosbestand sinds Napoleon binnenland buitenland kensvoer gebruikt werden. In de arme streken van midden- Frankrijk en op Corsica wer den tot voor zeer kort nog de tamme kastanje beschermd al leen omdat de vruchten als voedsel gebruikt werden, niet alléén voor dieren maar ook voor mensen. In Gevennen was tot voor enkele jaren in zekere gebieden de kastanje nog het hoofdbestanddeel van de voe ding voor de bewoners...Maar de eiken die de Galliërs voor het voer van hun zwijnen be schermden, gingen onder Col bert een nieuw glorietijdperk tegemoet omdat zij het mate riaal leverden voor de oorlogs vloot. En er zijn voorbeelden van zgn. typische Franse bos sen, die niets anders waren dan utiliteitsaanplantingen. En de kolossale pijnbomen uit het centrale gedeelte van Corsica werden beschermd en nieuw aangeplant omdat zij voor de scheepsbouwers van Genua de masten voor hun zeilschepen leverden. De manier waarop de bomen gepakt en getranspor teerd werden, vormt een nage noeg ongeloofwaardig epos. Het Franse woud, dat zove- len voortdurend in vervoering en verrukking brengt omdat het als het ware een tafereel uit het verleden, een terugkeer naar de essentiële waarden, een symbool van de ongerepte natuur aangezien wordt, is na genoeg geheel en al een kunst matig bos. Het resultaat van een langdurige en geduldige reconstructie, van aanplant en kweken, een onderneming die tegen het einde van de nege ntiende eeuw op heel wat grondgebied rationeel ter hand werd genomen. Om te redden wat er te redden viel, om een natuurlijk evenwicht te hand haven om de erosie tegen te gaan en om heidegronden en moerassen te beschermen. In dit kader werden alleen in Solgne en Gironde meer dan twee miljoen hectaren aange plant. Misschien moet op deze plaats op een andere veel ver breide ecologische misvatting (Van onze correspondent) BRUSSEL - De ijzer- en staalindustrie in Wallonië dateert reeds uit de twaalfde eeuw en is daar- wee een van de oudste van Europa. Met name in het gebied van Luik werd in die «uw ijzer geproduceerd ®et behulp van grondstof- le»> die ter plaatse werden Bevonden. Hout was in die Jagen de algemeen ge mikte brandstof, hetgeen ef toe leidde dat deze ijze- nndustrie zich uitbreidde "i de richting waar de ®eeste brandstof voorhan- ^as, n-1. het bosrijke Sebied van de huidige Bel- i e Provincie Namen. ..„oen cchter in de achttiende w.,voor de fabricatie van l ?er *'e cokes de rol van j. s r°l van brandstof ver- leriJf vestigde deze ij- ro»ftstr,.e zifh opnieuw n; "k vindplaatsen van de lenü ifi andst°f: de steeiiko- ,La I - van Henegouwen Luik vTrC en Charleroi) en zorinri a, Cn breidde deze ij- naarwStï'e zich verder uit aK^'drtaradaent(ClabeCq) to" en Pr°V'oost- Cm'é7°mslechts enkele te«Wd hif7tJ Zestig van deze ijzer- en f ,e de Belgische tijden n Industrie goede Was met626 talc van industrie tale werou" aandeel in de to ttaai va dPr°duktie van ruw b»&!n,2% relatief be' tie benari7a glsche Produk- dievan i» e ln die j^en zelfs baande!fj overtr°f de Ita- IniQn? ?du ie af en toe- staalcrisis- 12.000 STAALARBEIDERS WACHTEN OP ONTSLAG jaar, wordt m.n. België (lees Wallonië) het grote slachtoffer van de problemen op de grond- stoffenmarkt en van het ge brek tussen evenwicht tussen vraag en aanbod op de we reldmarkt. Anno 1977 is de toestand van de staalindustrie m.n. in Wallonië en het prak tisch aangrenzende Lotharingen (Noord-Oost- Frankrijk) nog altijd even somber, om niet te zeggen rampzalig. De stand van zaken is dan momenteel ook zo, dat noch maatregelen van de Europese Commissie, het dagelijks be stuur van de EEG in Brussel, noch nationale maatregelen van de regeringen van België en Frankrijk, hebben kunnen verhinderen, dat tussen nu en 1980-1982 duizenden en nog eens duizenden staalarbeiders in Wallonië en Lotharingen moeten worden afgedankt, en dat de staalindustrie in die ge bieden grotendeels zal moeten worden geliquideerd. Slechts kleinere moderne produktie- eenheden met vergaande spe cialisaties kunnen in deze ge bieden gehandhaafd worden, tenminste als de conjunctuur, de nationale regeringen, de EEG-commissie in Brussel, be langrijke geldschieters zoals in België de Société General en de Bank Brussel-Lambert daar toe hun (financiële) medewer king verlenen. Concreet gezegd luiden de prognoses als volgt: tussen nu en 1980 worden er in Wallonië ongeveer 6000 staalarbeiders ontslagen (5000 van hen bij Cockerill in Luik). Op langere termijn moeten in Wallonië 12.000 staalarbeiders naar de stempellokalen. In het Franse Lotharingen, waar de toestand nog veel ern stiger is dan bij de toch reeds sterk verouderde Waalse staalbedrijven, moeten binnen nu en een zestal jaren maar liefst 20.000 van de ongeveer 153.000 staalarbeiders ge dwongen afvloeien. En dat in een gebied waar de armoede nog meer troef is dan in Wallo nië. Op de jongste topconferentie van de regeringsleiders en staatshoofden van de EEG in Rome hebben de daar aanwe zige negen machtige mannen van de Euromarkt het princi pebesluit genomen voor een to tale herstructurering van de Europese staalindustrie. De Europese energiecommissaris, de Belg d'Avignong, had daarom gevraagd omdat de te nemen maatregelen in EEG- verband in een aantal streken bijzondere wonden zullen slaan, m.n. in Wallonië en Lot haringen. Om deze met on noemelijk sociaal leed gepaard gaande sociale reddingsopera tie voor de Europese staalin dustrie zo pijnloos mogelijk te laten verlopen, althans als daar sprake van kan zijn, zal de herstructurering en het so ciale leed in fasen worden ge doseerd. Wie zoals wij deden, bij Luik een kijkje gaat nemen in het Maasdal, zit meteen in het ge bied waar de problemen opti maal zijn. Van het machtige staalimperium ter plaatse onder de noemer Cockerill (staat voor Cockerill Ougreé- Providence et Esperance- Longdoz) met in totaal ruim 3200 personeelsleden is weinig meer over dan een sterk verou derde, te kleine en bij het weg vallen van brandstof tevens geografisch ongunstig gelegen verzameling staalproducen ten. Als gevolg van de geringe vraag is de produktie hier en daar zelfs tot veertig a vijftig procent van de capiciteit ge daald. Dat heeft geleid tot een enorme schuldenlast, die we liswaar nog onlangs gedeelte lijk door de Belgische staat werd gedekt, maar die des on danks in de miljarden blijft lo pen. Julien Charlier, directeur-generaal en daarmee de sterke man van Cockerill, zegt dan ook over de toestand van zijn zwaar beproefde be drijf: „Wij kunnen slechts hopen op betere tijden voor het staal, intussen moeten we zien te redden wat er te redden valt, met zo min mogelijk schade aan personen en financiële middelen". Een 59-jarige staalarbeider uit Herstal, reeds meer dan veertig jaar werkzaam in het Luikse tranendal waar eerst de kolenmijnen moesten worden gesloten en nu de staalindus trie met de ondergang wordt bedreigd, zegt: „Ik heb hier al veel meegemaakt, maar de vakbonden en politici beloven maar raak. Hier zeiden ze dat niemand zou lijden onder de sluiting van de kolenmijnen. Ik heb echter honderden collega's met ontslag zien gaan. Nu be loven zij dat wanneer de staal fabrieken dichtgaan wij finan cieel schadeloos zullen worden gesteld. Allemaal beloften. Wat wij hier al veertig jaar moeten slikken is rook, stank en onzekerheid. Ik heb al eens willen wegtrekken naar de mijnen in Holland, maar daar was het al hetzelfde: honger en stank. Wij zijn er mee ver groeid. Het liefste zou ik met pensioen gaan, ergens in de groene Ardennen. Zo denk ik er over en duizenden kamera den". Bovenstaande twee getuige nissen komen in feite op het zelfde neer. Ze maken melding van een zekere machteloosheid om het getij te doen keren. De bestuurder van het eens zo machtige Cockerill-concern probeert de ontmanteling van de trots van de Belgische staal industrie met lapmiddelen te keren, terwijl de algemene we reldcrisis voor de staalsector een bepalende factor is. De staalarbeider uit Herstal ver toont tekenen van doffe berus ting, een eigenschap die zijn collega's elders, bijvoorbeeld bij de staalfabrikant Usine Gustave Boel in Charleroi eveneens kenmerkt. Boël is de Belgische staalpatriarch, die al vele tientallen jaren en met aanwending van enorme som men privékapitaal, het hoofd boven water poogt te houden. Zijn oordeel over de staalin dustrie ijl Wallonië is bepa lend. „Geen incidentele finan ciële injecties, maar een gede gen, overwogen algemene her structurering van de Europese staalindustrie kan de enige redding zijn voor de Waalse staalindustrie". Maar het is zeer de vraag of de staalbekkens van Wallonië aan Samber en Maas en dat van het Noord-Oostfranse Lotharingen nog wel te redden zullen zijn. Europa's staalreu- zen met het meest moderne machinepark, IJmuiden, Duinkerken, Thyssen en Sid- mar (Vlaanderen) staan te po pelen om tegen veel minder kosten dan in Wallonië en Lot haringen, de produktie van staal enorm op te voeren om dat dan te kunnen transporte ren naar de walserijen en ma chinefabrieken in Wallonië. Tegen deze maatregelen kunnen de noodmaatrege len, die de Belgische rege ring onlangs heeft genomen ten behoeve van de Waalse industrie slechts een doekje voor het bloeden beteke nen. Als de Waalse staalsec tor binnen afzienbare tijd noodzakelijkerwijs geope reerd gaat worden, zullen meteen nieuwe bedrijven ingeplant moeten worden om tenminste 12.000 arbei ders uit de stempellokalen te houden, zo stelt de Waalse Economische Raad. De enige troost kan zijn, dat het troosteloze industrie terrein van Samber en Maas, waar rook en stank tientallen jaren elk men selijk leven ongenietbaar hebben gemaakt, mogelijk nieuw leven krijgt inge pompt. Een schrale troost overigens voor de plaatse lijke bevolking, van wie er velen zichtbaar gebukt gaan onder de milieulast die zij dagelijks in dat ge bied ondervinden. Om over de armoede nog maar te zwijgen. JAN SCHILS Laat de treurwilg in Oost-Azië (China, Korea, Japan) waar zij op haar plaats is en natuurlijk „staat" en plant inheemse bo men. En een boom die in het landschap van bijvoorbeeld West-Vlaanderen thuis hoort, is vaak al een vreemdeling voor Overijssel...Hoeveel natuurlij ker, evenwichtiger en harmo nischer zou de wereld zijn,, als met een minimum van overleg geplant werd. „Kijk naar onze voorouders", zegt een bekend Frans boomdeskundige, „zij plantten roodbeuken, eiken, iepen...De vermaledeide treurwilg was gelukkig nog niet in de mode...." Sommige gebieden, met name villapar ken en relatief nieuwe wijken, zijn dermate gedenatureerd, dat geen mens meer kan zeggen welke typische oorspronke lijke plantegroei ter plaatse was". In Frankrijk, waar door de individuën evenzeer als elders tegen de organische structuur van de bosstand gezondigd wordt, poogt men van hoger hand althans te voorkomen dat een bos een verzameling bomen wordt. Men is daar se dert eeuwen wonderwel in ge slaagd. Simpelweg door wat gezond verstand te gebruiken. Wat ten slotte de exploitatie van de Franse bossen betreft, is het verheugend vast te stellen dat de „afbouw" (het kappen dus) aanzienlijk ten achter blijft bij de jaarlijkse gemid delde aanwas. Wat niet weg neemt dat er geïnvesteerd moet worden om het „rendement" te verhogen. Niettemin wijst alles erop dat het Franse bos gebied zich in de komende de cennia nog zal uitbreiden en alles wat het Nationale Bosbeheer onderneemt, heeft ten doen het natuurlijk erfdeel van het land, met name uiter aard waar dit de begroeiing be treft, voor komende generaties te beveiligen. En daarmee een natuurlijk evenwicht te hand haven. Het is verheugend vast te stellen dat de revolte van de stadsbewoners tegen het „ont groenen" van hun leefmilieu (men herinnert zich wellicht de affaire van de Place de Vosges in Parijs, waar de gestorven iepen gekapt moesten worden), dat de politieke opkomst van de ecologische bewegingen, bewijzen dat de mens niet be reid is zijn oude vertrouwd heid met de boom te ver loochenen. Het contact met de na tuur is essentieel en de Fransen, die sneller en bit terder „kankeren" dan de meeste andere Europeanen, geven geen kik als voor be houd, brandbescherming en uitbreiding van de bos stand nieuwe financiële of fers worden gevraagd. In een veelal weinig bemoedi gende wereld is het verheu gend vast te stellen dat de bossen steeds meer als een onmisbaar element van ons leefmilieu aangezien wor den. JAN DRUMMEN Maar terwijl de Franse bos sen niet meer oerwouden zijn, geen „oorspronkelijke" bos sen, zijn zij niettemin volko men natuurlijk. Niet alleen heeft men er sedert eeuwen voor gewaakt (en dit is een compliment voor de boom planters van vroeger tijden) het bos te „denatureren", maar sedert honderden en honder den jaren is ook gepoogd het oorspronkelijke karakter zo veel mogelijk te bewaren en niet, omdat dit „interessant of leuk is, of omdat een zekere boom mooi gevonden wordt" vreemdsoortige en uitheemse bomen aan te planten. Voor de bosbouwkundigen is het dan ook een gruwel vast te stellen wat de brave en vaak argeloze burgers in hun voortuinen durven te planten. De treur wilg, en de conifeer geldt heden ten dage als een ver plichting, als een vegatatief statussymbool, terwijl noch de treurwilg, noch de conifeer in onze streken inheems zijn. gewezen worden, op de illusie van het woud als natuurlijke long. Zeker, bomen absorberen het koolstofgas in de lucht en produceren zuurstof. En op grond van deze feiten heeft men een wat naieve bereke ning gemaakt, die aantoont dat de Franse bossen telkenjare 65 miljoen ton zuurstof produce ren. Er is zelfs beweerd dat het land zou stikken als deze natuurlijke zuurstoffabriek ingeperkt mag worden. De deskundigen van het nationale bosbeheer hebben aangetoond, dat deze bereke ning totaal fout is. Het oer woud dat zowel groeit als we grot, verbruikt evenveel zuur stof als het produceert, omdat de micro-organismen die de dorre bladeren en het dode hout afbreken en in teeltaarde omzetten, kollossale hoeveel heden zuurstof verbruiken. Om tot een positieve zuurstofproductie te komen zou men moeten beletten dat de afgevallen bladeren verrot ten en het dode hout zou voor timmerhout gebruikt moeten worden, en men zou zelfs nim mer papier mogen verbran den... stand vast; bos werd met grootgrondbezit, met feodali teit vereenzelvigd. In 1827 ziet de regering zich genoodzaak een „handvest van het woud" uit te vaardigen teneinde de herbebossing en het behoud van de teeltaarde te waarbor gen. In 1887 was er van de 44 miljoen oorspronkelijke bos sen nog maar negen miljoen over en nauwelijks één achtste van het land was nog maar door bos bedekt. Interessant is ook de veran dering in de bossen. De mens kapt niet alleen, hij verandert ook de aard en de natuur van de bosstand. De Galliërs ver kozen eiken, die zij bescherm den, omdat de eikels als var- (Van onze correspondent) PARIJS - Zaterdag 16 april was de „Dag van de boom" en in heel Frankrijk werden door duizenden, met president Giscard d'Estaing voorop, bomen geplant. Een ecologisch symbool bij uitstek. Het was weliswaar wat laat in het seizoen om te planten, maar het ministerie van landbouw had speciale voorzorgsmaatregelen bekend gemaakt en als de helft van de geplante bomen aangaan, is er al heel wat gewonnen. Het doel van de hele operatie was op de eerste plaats de bevolking bewust te maken van het ecologisch belangen tot het aanplanten van nieuwe bossen te komen. Daaruit mag niet afgeleid worden dat de bosstand in Frankrijk in gevaar is. Geens zins: het land heeft thans meer dan dubbel zoveel bos als in de tijd van Napoleon, de helft van het totale bosbezit van de lan den van de Europese Gemeen schap; de bossen breiden zich regelmatig uit en Frankrijk heeft dit jaar meer dan veer tien miljoen hectaren van de fraaiste bossen van ons conti nent, dat ruim een kwart van het hele oppervlak van het land. Als men daarbij het kreu pelhout, de lanen, de boom gaarden en de particuliere be plantingen rekent komt men tot de verbijsterende vaststel ling dat bijna één derde van Frankrijk met bomen en strui ken begroeid is. Dit neemt niet weg dat deze bebossing nog maar weinig gemeen heeft met de oorspron kelijke begroeiing van het zgn. elimatieke bos, waarvan de biologen spreken dat dat eer tijds 80% van het land bedekt moet hebben. Met het opko men van landbouw en veeteelt, ongeveer vijftig eeuwen gele den, werd al met de ontgin ning, de ontbossing begonnen. Rond het begin van onze jaartelling werd een flink deel van de Gallische bossen opge stookt in de ovens van de pot- tebakkers, later om brons te smelten, ennog later voor ijzer. In de middeleeuwen wordt het bosals „de boze" aangezien: de schuilplaats van duivels en geesten, tovenaars, sluip moordenaars en bandieten. En boeren en monnikken kapten en kapten. Zo zeer dat tegen het eind van de dertiende eeuw al maatregelen genomen moes ten worden om te redden wat er te redden viel. Er mocht niet meer in het wilde weg gekapt worden, zekere soorten moes ten gespaard worden en er werd zelfs aangeplant. Maar vijf eeuwen later gold Frankrijk nog altijd als bos- arm, er werd geklaagd dat er een tekort aan „energie" was, brandstof, hout uiteraard. Hout voor de opkomende nij verheid, steen- en pannebak- kerijen, hoogovens en zout- pannen. En hout als bouwma teriaal voor huizen en vooral voor de scheepsbouw. Tijdens de Franse Revolutie en het Keizerrijk stelt men een nieuwe teruggang van de bos-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1977 | | pagina 25