hst KERK in beweging „Alles de schuld van de Moffen"... Over heiligen gesproken GEESTELIJKE EN MATERIËLE VERARMING N EWERKERS PERSONEEL endburo et werk t. Brieven door J. Hulshof NEDERLAND IN OORLOGSTIJD (2) Geen koek en ei De helft Niet allemaal 12 november a.s. kunnen de 8E BENELUX JAAR. I in Breda (Stand 183). In onze typewedstrijd met tige PORTABLE reden mensen jmen van nu en morgen gaat om grotere erkeer, het herkennen, )zen van ziekten, of om gsten van de boer weten? Vraag dan de :hst denkt vooruit". vul onderstaande bon n ankeerde envelop aan 'deling Voorlichting, rdam. De actie „Vluchteling 1976" die, zoals we al meld den, deze week in Nederland wordt gehouden, wil 15 mil joen gulden bijeenbrengen om daarmee 30.000 vluchte lingen in drie werelddelen een nieuw bestaan te geven. Het gaat om 20.000 vluch telingen die op drift zijn ge raakt door de oorlogen in Indo-China, 6000 vluchte lingen die in Tanzania en Soedan verblijven, 2500 vluchtelingen die in Latijns-Amerika een nieuw bestaan willen opbouwen en 1500 vluchtelingen, die nog nader zullen worden aange wezen aan de hand van de ac tuele toestand. De actie zal voornamelijk worden gevoerd door ruim 100.000 vrijwilligers die 4,5 miljoen enveloppen vrijwel huis-aan-huis zullena ingen in Thailan kan het bijna De temperatuur ligt dicht bij de 45 graden. Na de he vige moessonregenbui, die even tevoren is neerge- plensd, dampt de grond alsof er kokend water over is uitgestort. Het trooste loze kamp ligt vijf kilome ter van de hoofdweg, mid den in de jungle. Het be staat uit een honderdtal hutten, opgetrokken uit bamboe, wat palmbladeren en golfplaten. Er is prik keldraad en er zijn met ge weren gewapende wacht posten. Het kamp heet „Wat Chaman" en ligt in Thailand, vlak bij de Cam bodjaanse grens. De bewa kers zijn Thais. In het kamp 500 mannen, 175 vrouwen en 200 kinderen: Cambod jaanse vluchtelingen. „Wat Chaman" is de kleinste van de vijftien vluchtelinge nkampen die over een grote af stand verspreid langs de gren zen van Thailand met Cam bodja en Laos liggen. In al die kampen tezamen verblijven 76.000 vlu'ehtelingen: Laotia- nen, Cambodjanen en een handjevol Vietnamezen. Zij vluchtten naar Thailand nadat de communistische vrij heidsbewegingen in Indo- China de Amerikanen eruit hadden geschopt en nieuwe gedragsregels hadden vastge steld. Hutten Wat Chaman. Triester kan het bijna niet. De meeste kampbewoners zitten hier al maanden. Zij hebben een dak boven hun hoofd, een mini mum aan voedsel en wat kleren aan hun lijf. Maar daar is dan ook alles mee gezegd. Zij heb ben geen vaderland, geen werk, geen gezinsleven, geen toekomst. De hutten, lek als een vergiet en kleiner dan onze huiskamers, bevatten vaak tien tot vijftien mensen. Zij mogen het kamp niet verlaten. Gedoemd tot stilzitten en af wachten. Als ik door het kamp loop, staren vluchtelingen mij na. Een man spreekt mij aan, maar' ik kan hem niet verstaan. Een jonge vrouw, die haar kind zoogt, probeertte lachen, maar het lukt haar niet erg. Ik voel me een indringer. In de week, die volgt, bezoek ik nog vier van zulke vergaarbakken vol Vluchtelingenkamp Ban Vinay menselijke ellende. In som mige daarvan is de situatie be ter, maar nooit veel. Er zijn veel zieken. Malaria, buikloop en, in een kamp in het noorden, tyfus. Weet de wereld dat deze kampen bestaan? Aranyaprat- het: 3739 Cambodjanen. Kam- put: 2201 Cambodjanen. Ban Vinai: 13.444 Laotianen. En de grootste van allemaal: Non Khai, met bijna 17.000 Laotia nen. En er komen steeds meer vluchtelingen. Non Khai bij voorbeeld krijgt er maande lijks zeker tweehonderd bij. Honderden anderen halen het niet, worden neergeschoten op de vlucht of verdrinken tijdens de gevaarlijke oversteek van de brede Mekong-rivier, die hier de grens met Laos vormt. In Non Khai praat ik met Phayboun Saosaykhong, een 30-jarige student uit Vientia ne. Waarom is hij gevlucht? „Omdat de universiteit werd leeggehaald. Ik zou op trans port worden gesteld naar het binnenland. Ik ben 's nachts de rivier ingedoken. Na drie kwartier zwemmen bereikte ik de Thaise oever. Nu zit ik hier. Kunt u mij verder helpen?" Die vragen zijn het ergst. Overal, in alle kampen, komen vluchtelingen op mij af en vra gen uit welk land ik kom. „Nederland". „Neemt Nederland vluchte lingen op?" „Nee, reken daar niet op". „Maar Nederland heeft vo rige maand toch Vietnamezen geaccepteerd?" „Ja, maar dat waren, er slechts 54. Asjeblieft, denk niet dat ik hier ben om vluchtelin gen naar Nederland te halen". „Maar waarom ben je dan hier?" „Om te schrijven". „Oh, om te schrijven..." Tientallen malen gaat het zo. En aan het eind van de week, als we terug zijn in Bangkok en we praten met dr. Cesar Berta, die in Thailand namens de VN de belangen van de vluchtelin gen probeert te behartigen, zegt hij: „De komende weken zullen, dat weet ik nu al, hon derden brieven komen van vluchtelingen die willen dat ik moei te doe om hen naar Neder land te krijgen. Een gevolg van jullie bezoek". Maar Nederland neemt al leen de allerergste gevallen. Zoals die 54 Vietnamezen vier weken geleden. Vietnam grenst niet direct aan Thai land. Als een ondoordringbare buffer ligt het communistische Cambodja tussen deze twee landen in. Daarom ligt de enige vluchtweg voor Vietnamezen momenteel over zee. Wrakke bootjes, volgepakt met vluch telingen, steken de Golf van Siam over en arriveren in het zuiden Van Thailand. De Thaise regering wil die vluchtelingen niet. Zij ver biedt hen zelfs aan wal te stap pen, bang als zij is voor de nieuwe stromen Vietnamezen. Op 14 oktober lagen er zo voor de Thaise kust 59 bootjes met aan boord 671 vluchtelingen. Ondertussen" doet het hoge commissariaat van de VN voor vluchtelingen alle mogelijke moeite om voor deze Vietna mezen toegang tot Thailand of enig ander land te krijgen. Thailand zit tot over haar nek in de vluchtelingenpro blemen. Hef liefst zou het land zien dat de vluchtelingen te rugkeren naar waar ze van daan komen. Voor sommige Vietnamezen en voor een aan tal Laotianen behoort dat wel licht ook wel tot de mogelijk heden. Maar dat de Cambod jaanse vluchtelingen niet terug kunnen, staat vrijwel vast. Het Cambodjaanse regime neemt een veel harder standpunt in ten opzichte van de uit het land gevluchten, dan de regimes van Laos en Vietnam. Voor verreweg de meesten van de 76.000 vluchtelingen die nog in Thailandse kampen verblijven, zal emigratie wel een droombeeld blijven. Een aantal hunner zal op den duur naar hun eigen land terugke ren, maar de rest, wat mpeten zij? Hun aantal wordt geschat op zeker 35.000. De meesten zijn boeren. De intellectuelen en de beter gesitueerden wis ten hun weg naar Amerika en Frankrijk wel te vinden. De oplossing die voor de hand ligt is dezelfde als die tien jaar geleden gevonden is voor de Tibetaanse vluchtelingen in India. Ruim 30.000 Tibetanen hebben de afgelopen jaren in India een nieuwe wereld ge vonden. Zij zijn door een aan tal westerse landen, met name Nederland, geholpen zichzelf een agrarisch bestaan te ver schaffen. De Tibetanen hebben geen hulp meer nodig. Zij kun nen nu voor zichzelf zorgen. De actie die deze week in Nederland voor de vluchtelin gen wordt gevoerd, gaat ook van dit principe uit. Vluchte lingen moeten in staat worden gesteld voor zichzelf te zorgen, zodat na verloop van tijd aan de hulp een einde kan komen. Het experiment met de Tibeta nen in India heeft bewezen dat dit kan. ROB RUGGENBERG Na een eerste beeldenstorm in de zestiende eeuw en een tweede in de afgelopen zestiger jaren zijn de meeste heiligen uit de Nederlandse kerken verdwenen. Oude bekenden als Antonius van Padua, Elisabeth van Thüringen, Gerardus Ma- jella, Isidorus of Theresia van Lisieux kom je niet vaak meer tegen. Je hoort er ook niet meer van. Wie weet nog dat de oogst begint met Sint Japik, dat de stoppelknollen met Sint Lau rens in de grond moeten, dat de herfstmarkt met Sint Maarten te maken heeft en dat de pach ters op Sinte Peter hun pacht afdragen Hoe komt het dat de heiligen verdwenen zijn? Om te begin nen: het traditionele arbeids terrein van de heiligen is inge krompen. De oogst, de stop pelknollen, de herfstmarkt en de pacht zijn uit het vizier ge raakt en daarmee ook de be treffende heiligen. Dat lijkt me een heel aannemelijke verkla ring, maar er moet toch nog meer achter zitten. De tradi tionele heiligenverering spreekt blijkbaar niet meer aan. Er werd teveel nadruk ge legd op menselijke prestaties om tot heiligheid te komen. Het riekte allemaal teveel naar persoonsverheerlijking. In die zin dacht Luther ook. Hij was niet zo fel gekant tegen de hei ligenverering als Zwingli en Calvijn, maar hij vond wel dat de heiligen er niet waren om opgehemeld te worden, maar om mensen te inspireren. Me- lanchton, de medestander van Luther, zegt in de Augsburgse Confessie dat we God moeten danken dat hij door de heiligen concrete voorbeelden van zijn genade heeft gegeven, dat we ons geloof kunnen sterken door te kijken naar het voorbeeld van de heiligen en dat we hun voorbeeld moeten navolgen. EDDY MERCKX Misschien heeft de opval lende terughoudendheid van veel katholieken van nu daar mee te maken: heiligen kunnen gemakkelijk een alibi worden. Je kunt enthousiast zijn over een heilige, maar wat dan nog? Het kan Franciscus van Assisi tenslotte net zo vergaan als Eddy Merckx. Miljoenen men sen aanbidden hem, bewonde ren hem, schrijven hem brie ven: de beste fietser alle tijden. Maar ze pakken de auto als ze op de hoek om boodschappen moeten. Er is een groot verschil tus sen het enthousiasme van de jubileumvierders, die deze maand de 750e sterfdag van de arme van Assisi vieren en het enthousiasme van Bernardo da Quitavalle, een schatrijke in woner van Assisi, die in één dag alles verkocht, 's avonds straatarm was en de eerste metgezel van Franciscus werd. Dood zijn de heiligen tenslotte betrekkelijk ongevaarlijk. We zetten de dode heiligen liever op een voetstuk dan de levende te volgen. De afstand van de tijd ver sluiert het aanstootgevende, het verontrustende van de echte heiligen. We kunnen ons niet voorstellen dat we iemand als Franciscus van Assisi nu voor gek zouden verklaren, hem naar de psychiater zouden sturen of als een onaangepaste zonderling zouden negeren. Maar we zouden het waar schijnlijk wél doen. 4RTIS In veel heiligenlevens zijn de weerbarstige plooien netjes gladgestreken. De heiligen worden zolang opgepoetst, tot ze de idealen van hun vereer ders weerspiegelen. Dat is ook het lot van Franciscus geweest, zowel binnen de franciscaanse beweging als daarbuiten. In llllllllllillllllllllllllllllllllllillllllllllll iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini onze tijd denken we te hebben afgerekend met deze vrome idealiseringen. Maar de oude zijn nog niet verdwenen of de nieuwe duiken alweer op: Franciscus als patroon van Ar- tis, als milieubeschermer avant la date, als profeet van de nieuwe levensstijl, als revolu tionair. Nu was Franciscus zonder enige twijfel een dierenvriend en een profeet. Maar zulke mo dewoorden gaan al gauw een eigen leven leiden, komen los te staan van hun historische oorsprong en verraden ten slotte meer over onze wensen en behoeften dan over de inspi ratie van waaruit Franciscus leefde. Franciscus' houding tegen over de maatschappij was uit- zondelijk. De breuk met zijn vader was uitdrukking van zijn verzet tegen een geves tigde orde. Zijn visie op de schepping was uitzonderlijk. Hij zag de schepping als een weergaloos geschenk van Gods goedheid. Zijn verhouding tot de kerk was uitzonderlijk en betekende in feite een geweld loze revolutie. Maar je bent nog maar halfweg, wanneer je dit alles vaststelt. Waar ligt de ei genlijke inspiratie van dit unieke leven? Als je op die vraag wilt ant woorden heb je aan modieuze clichés niet voldoende. Dan moet je de geschiedenis indui ken. De franciscaanse jubi leumcommissie is op het goede idee gekomen om bij gelegen heid van de 750e sterfdag van Franciscus een nieuwe, betaal bare en goed verzorgde uitgave van o.a. de belangrijkste bron nen te publiceren. Het gaat om vertalingen van de Geschriften van Franciscus van Assisi, van de eerste en de tweede levens beschrijving van de hand van zijn medebroeder Thomas van Celano en om een aantal op stellen van A. van Corstanje, hoofdredacteur van het tijd schrift „Franciscus van Assi si". In de zelfde reeks bevindt zich ook een nieuwe vertaling van de „Fioretti van Sint Fran ciscus". In deze „bloempjes" zijn werkelijkheid en legende méér dan een eeuw na Franci scus' dood al onontwarbaar verstrengeld. Maar wanneer je de Ge schriften van Franciscus zelf leest, zijn vermaningen, rege- Iredacties, brieven gebeden en zijn testament kom je héél dicht bij de werkelijke bron van zijn leven: een zeer realis tische en bijbelse visie op de figuur van Jezus. In die bron heeft alles zijn ongedeelde oor sprong: de vreugde om de schepping en een radicale zelf verloochening, deliefde voor de natuur en de liefde voor vrouwe armoede, de kritiek op de kerk en de gehechtheid aan de kerk, de concrete midde leeuwse kerk vn zijn dagen. Dat valt mij het meest op: blijkbaar kon Francicus in zich verenigen, wat wij alleen maar in tegenstellingen kunnen er varen. •De Geschriften van Francis cus van Assisi, tweede herziene druk, Gottmer 1976, 212 blz., prijs f 18,50. Thomas van Celano, Francis cus van Assisi, Eerste Levens beschrijving, Gottmer 1976, 132 blz., prijs 9,50. Die indruk heb ik bij ver- ,Thomas van Celano, Francis- schillende publicaties en uit- cus van ^ssjsj Tweede Levens zendingen n.a.v. de 750e sterf- beschrijving_ Gottmer 1976 dag van Franciscus gekregen. 204 blz prijs f 12 90 Om misverstanden te ver mijden: Franciscus' verhou ding tot de natuur was uitzon derlijk. Hij voelde aan dat je als schepsel de natuur niet agressief te lijf mag gaan. Hij sprak eerbiedig over „zuster water, „zuster moeder aarde", „broeder vuur" en „broeder wind". •De Fioretti van Sint Franci scus, Het leven van Broeder Juniperus, Het leven van de Zalige Egidius, Gottmer 1976, 192 blz., prijs f 12,90 •A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen, Gottmer 1976, 172 blz. prijs f 12,90. [7QD0Ö Vorderingen van goederen, grote voorraden levensmidde len die aan Duitsland moesten worden geleverd, inschakelen ran de Nederlandse industrie 'I de Duitse oorlogsproduk- he, steeds minder aanvoer van grondstoffen, stagnatie en ten slotte beëindiging van de bou wactiviteiten in ons land, weg rollen van de niet geringe bui- enlandse handel door de oor- °g. financiële Duitse manipu- ahes, het ontstaan van een omvangrijke zwarte markt, het 'nzetten van Nederlandse ar- rkraehten in de Duitse in- "strie. Dat waren, onder an- ere, de ooi-zaken van een ver arming van Nederland in de oorlog. Een verarming die aanvankelijk nauwelijks tbaar was. Die echter, naarmate de jaren verstreken de Duitse positie steeds ho pelozer werd, op alle mogelijke ■Panieren aan het licht trad. ^r- L. de Jong gaat op alle Wienten die die verarming veroorzaakten, diep in in het dtmin^e van z'in geschie" 's yan ons land in oorlog je Nederland werd econo- PPsch gewurgd. Dat is de al ii mene indruk die men krijgt aa wat De Jong daarover wrijft Een verarming die ®.dde tot sterk toenemende 'sdadigheid en tot een niet geringe ondermijning van de over het algemeen vrij goede gezondheidstoestand van de Nederlanders. „De schaarste deed het aan tal diefstallen buitensporig toenemen en er ontwikkelde zich een omvangrijke jeugd criminaliteit. Op het gebied van de volksgezondheid wer den, vermoedelijk mede als ge volg van de verminderde weer stand, belangrijk meer slach toffers geëist door enkele be smettelijke ziekten. De bevol- (Het eerste artikel in deze serie staat in de krant van woensdag 27 oktober) king vervuilde (uitbreiding van hoofdluis en schurft) en de aanwezigheid van een groot Duits garnizoen droeg ertoe bij dat het aantal lijders aan ge slachtsziekten in sterke mate steeg. Jeugdprostitutie werd een tamelijk fequent (veel voorkomend) verschijnsel." De Jong wijst erop dat de vooroorlogse Nederlandse sa menleving beslist niet vrij was van ernstige economische en sociale euvelen. Alles in dat vooroorlogse Nederland, oer conservatief geregeerd, was beslist geen koek en ei. Maar de welvaart was er, na de nege ntiende eeuw, langzaam geste gen. Er was reden om aan te nemen dat de sociaal- economische problemen van de tijd na de ernstige economi sche crisis van de dertiger jaren hadden kunnen worden overwonnen, als de Duitsers ons land niet waren binnenge vallen. In ieder geval zou, als de oorlog ons land voorbij was gegaan, de overheid waar schijnlijk redelijk het hoofd hebben kunnen bieden aan vele economische problemen. Nu echter werd de Neder landse economie dienstbaar gemaakt aan de Duitse. Neder land moest werken voor de vijand en werd er niet rijker, maar armer door. De samenle ving werd ontwricht. De Ne derlanders stelden er niet de oorlog voor verantwoordelijk, DE Duitsers kregen steeds meer gebrek aan grondstoffen voor hun oorlogvoering. In Nederland werden o.a. alle bronzen kerkklokken gevorderd. Hier is een kertoren in Lekkerkerk leeggehaald. maar de bezetters. Alles werd de Moffen in de schoenen ge schoven. De Jong wijst erop dat men achter de koele statistische cij fers de mensen moet blijven zien. Die cijfers duiden erop dat tot eind 1941 en vermoede lijk nog iets langer „een-derde tot de helft van de bevolking financieel niet eens in staat was, het wekelijks distributie pakket aan te schaffen." Dat betekende dat er in honderd duizenden gezinnen zo al geen honger dan toch schrijnende armoede geleden werd. Ieder een ging er op achteruit, met uitzondering van een kleine groep profiteurs. De werk loosheid werd teruggedrongen door middel van deportatie van arbeidskrachten. Het wer kelijke nationale inkomen werd gehalveerd. De bezetter zelf kwam niets te kort. Dat ging allemaal niet een- twee-drie. Dat proces van ver arming nam jaren in beslag. Pas in het vierde oorlogsjaar - 1943-1944 - waren de levens middelen en de brandstoffen practisch op. Globaal gespro ken was de materiële schaarste langzaam duidelijk geworden. Die schaarste ging gepaard met toenemende terreur van de bezetters en met allerlei maat regelen die de mensen door drongen van het feit dat zij hun „vrijheid" kwijt waren. Er was, het blijkt uit het ver haal van De Jong, nog een om standigheid die de situatie ver ergerde. Niet iedereen leed op dezelfde manier en in dezelfde mate onder het voedseltekort. De profiteurs niet Ook zij niet die op essentiële posten (voor de Duitsers) in het produktie- proces waren ingeschakeld. De Jong zegt ervan overtuigd te zijn „dat er honderdduizenden geweest zijn voor wie de bezet ting van begin tot eind een pe riode geweest is van ontbering en misère. Die „stille armoede" vindt men vaak onvoldoende in de statistieken terug". De verduistering, bijvoor beeld, was niet voor iedereen in gelijke mate een last. Als je geld genoeg had, kon je een za klantaarn of 'n handdynamo kopen. Als je dan thuis moest blijven, omdat de maan niet scheen, kon je lezen, of een spelletje doen. De Jong constateert dat velen toch met veerkracht rea geerden op al die problemen. Het ging geleidelijk bergaf waarts. En velen dachten: „over enkele maanden zijn wij bevrijd. Dan kan de wederop bouw beginnen". „Het zou onjuist zijn, het verarmend Nederland dat wij uitbeeldden, als een land te zien. waar de bevolking van wege die verarming permanent in zak en as zat. Om te begin nen zouden wij willen opmer ken dat er velen waren die zwaarder tilden aan het on recht dat de bezetter bedreef dan aan de materiële moeilijk heden, die met zijn aanwezig heid geassocieerd werden. Voorts dient men te bedenken dat het pas in de herfst van '44 (hongerwinter) tot werkelijke noodtoestanden kwam: in het zuiden door de oorlogshande lingen, in de steden van het westen door de hongerwinter. Alles wat wij geschreven heb ben, mag ons niet verhinderen, te constateren dat voor de meeste mensen meestentijds het gewone leven zijn gang ging, zij het met mèer en meer obstakels en met meer en meer frictie. Er was minder te eten, maarzeatenaandeeigentafel. Nieuw huisraad, nieuw bedde- goed, nieuwe kleren, nieuwe schoenen waren niet te krijgen en de vaat en de was konden zij nauwelijks meer schoon krijgen, maar het gezinsleven ging door. Voor de fiets waren er geen banden meer en de trams en treinen raakten eivol, maar de fabrieken en kantoren waar men werkte, stonden er nog. Wel kwam de doorsnee- Nederlander onder een toene mende druk te leven, wel werd zijn bestaan grauwer en arme tieriger, maar de vijand poogde hem niet lijfelijk in handen te krijgen, maakte geen jacht op hem. Hij werd niet vervolgd". JACQUES LEV IJ

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1976 | | pagina 7