39 598 "%ia 67 99 40 we 125 )NIE" VOLLE DAG WERK VOOR 25 SECONDEN r— OOK TOEN HEB IK GEEN HAAT GEVOELD Eerste opnamen ,Een brug te ver' John Frost, de legende van Arnhem: binnenland buitenland 235175 360 295 wo 99 165 139 900 595 240189 (T 25 tomaat, vr achinebedrup ERIK ANNEMA ERIK ANNEMA. tissue ram 729 689 n 439 395 ram 659 595 gr. 269 245 ram §79 650 lm liter irgarme -ar-i [ram 779 ID# 149 129 argarme nn fam JèD ÜO g"*"* 45 nelk Ier 2* f;je250gr. -79 gen kaas jser780 zielen, de prijzen! komen er nog I huisvrouwen bij, die nemen om vast te liet waar is, dat de lage JiAVH 20 gulden Ipleveren voor één [en drinken, nige manierl bn is klant worden, ■anten geven AVH om die lage prijken Liden. Hoe meer zielen, tdttel Ier 155139 120 gram J35 59 109 65 99 89 149127 iters sies her pO gram fitron Ogram 1-27-01 ;n borduursteek de ma- lijkheden! Ook knoops- met zig-zag steek mei ivrije grijper! JSTELLINGEN vrij- i reparatie-atelier voo' nerken, ook al zijn'd cht bij collega's et uizen. r garantie. n aan huis. kkelijke betalingsregeling' r bijkomende kosten. i4. Na 5 uur 01619-t8®5 Brabantpark lachines i John Frost (links) en Anthony Hopkins. De legende van Arnhem ziet er uit als een hardwerkende boer. Dat is hij ook. Luitenant-Kolonel J.D. Frost werd acht jaar geleden gepen sioneerd als majoor- generaal en werkt sindsdien hard op zijn runderfokkerij in het Engelse Hampshire. Hij gaat me voor, de treden terzijde van de irug af, naar de woonauto die een paar straatjes verder geparkeerd staat. Even weg uit de hecti sche wereld van ont ploffende projectie- en, kabels, rook, ca mera's en megafoons. Terugkijken naar toen. John Frost: „Ja, in zekere zin kun je van teimwee spreken naar die tijd. Nergens ter wereld kom je als mensen ooit zo dicht >ij elkaar als in een slag. De drie dagen onderaan de Arnhemse brug - ik kan ze alleen al niet vergeten door dat ge voel van intense vriendschap. Dat is ook het enige wat ik op het boek van Ryan tegen heb. Het kon waarschijnlijk niet anders - maar de na druk ligt teveel op het individu. We waren op het moment van de slag team. Iedereen kende elkaar door en door. Anders was dit °ok niet mogelijk ge- Worden". ik: maar de herinnering "cn Arnhem moet toch ook de angst weer oproepen, de haat, de frustratie Hij kijkt naar buiten, zegt r,a lange tijd: „Alles verbleekt bij die verbonden heid. En angst - nee, ik geloof Werkelijk niet dat ik in die ^gen bang ben geweest. Er voor misschien, soms. Maar van de andere kant zaten we 'n het vliegtuig, lazen de Schandaaltjes in de News of fhe World en lieten elkaar |oto's van mooie meiden zien. ik heb de laatste nacht voor we gingen uitstekend apen. Misschien ook wel °®dat we de zaak onder latten. Anders had ik waarschijnlijk ook geen op wacht gegeven om mijn golf- We lopen de trappen van het de corhuis op. Boven op het dak bezit Anthony Hopkins, de ster uit Wales die de film-Frost speelt, zijn ziel in lijdzaamheid. Al vijf keer de afge lopen uren is er vers stof op zijn uniform gespoten en vers roet in zijn gezicht gewre ven, maar de camera heeft nog niet ge draaid. „Filmen", zegt ge neraal John Frost, „is net zoiets als vechten Negentig procent van je werktijd bestaat uit wachten". clubs in te pakken We praten over haat. Een paar honderd man, samengepakt in wat gebou wen, omringd door een vele malen sterkere tegenstander, die elk uur nieuwe slachtof fers maakt. Haat John Frost: „Vlak na de oorlog ging ik op bezoek bij een tante van een jaar of tachtig. Toen ik vertelde dat ik de Duitsers niet haatte zei ze: ze moesten je opsluiten. Dat is het verschil tussen de soldaab van professie en de buitenstaander. We hebben eerst gevochten in Afrika. Toen we op een ge geven moment werden ver plaatst en met de trein langs een kamp reden waarin dui zenden door ons gevangen genomen Duitsers zaten, be gonnen ze ons toe te juichen. Respect van de ene vakman voor de ander. Op zo'n mo ment gebeurt er iets in je. In Arnhem was dat het zelfde. Wij hadden respect voor de manier waarop de Duitsers vochten, zij hadden respect voor onze taaiheid. Als wij Duitsers gevangen namen dan werden ze ook als heren behandeld. Ze kregen van ons rum, wijn, om hele maal eerlijk te zijn niet vol komen onbaatzuchtig. Als zo'n Duitser een beet je warm was geworden begonnen we te twisten over de positie van een Duitse mitrailleur, en wezen daarbij allerlei onmo gelijke punten aan. Tot die man zei: „Dat valt me van jullie tegen, Een echte soldaat kan toch direct zien dat het ding alleen daar kan staan Nee, geen haat. We hebben na de oorlog ook heel wat herdenkingen gehad, samen met Duitse pa ra's. Alleen één keer is het ons te erg geworden. We hadden ze uitgenodigd naar I Engeland en toen kwamen ze de kerk in met een hoempa orkest dat een halfuur bleef spelen. Toen hebben we ge zegd: jullie zijn erg welkom, maar dan wel op onz e manier meedoen Ik zeg dat zijn opvattingen niet helemaal stroken met de I manier waarop men tegen-1 woordig over de oorlog en het I militaire handwerk spreekt. Frost: „Ik wil niet verkeerd I begrepen worden. De oorlog I mag niet worden I verheerlijkt. Maar ik benl bang dat veel mensen I vandaag het verlangen naar| vrede verwarren met de wei gering om je vrijheid te ver-| dedigen. Laten we eerlijk zijn. Er is I tientallen malen gezegd, dat I de mensen geen geld meerl wilden neertellen om een oor-| logsfilm te zien. Maar toch! zijn ze hier nou bezig del duurste oorlogsfilm aller I tijden te maken. Oorlog blijft I fascineren. Ik denk dat men-1 sen instinctief geïnteresseerd I zijn in veldslagen en gevech-1 ten. Het is zinloos dat te ont-| kennen". Er lopen een paar figuran ten langs het raam. Para'sl met zwarte gezichten, de verbeten trek die erin gere-| gisseerd is nog op het gezicht. Daar achteraan lopen Ne-1 derlandse soldaten, die hand- en spandiensten ver-| richten. Sigaret in de mond-1 hoek, de haren onder de helm uitgolvend. Ik: „Wat vindt u van het\ Nederlandse leger Hij trekt zijn I wenkbrauwen bijeen en zegt gekwetst: „Dat mag u mij| niet vragen". Ik: „Waarom niet Frost: „Ik ben een gast in uw land". Ik: „Dat is ook een ant woord". Hij: „Als u dat perse wiltl Later, als we naast de ca-j merg staan te wachten totl een Duitse tank een gat zal I schieten in ,,zijn" gebouw, zegt hij: „Ik geloof dat er erg ge-| schipperd wordt, en niet al leen in Nederland. Als je er I een leger op nahoudt moet je I eerlijk zijn. Ervan uit gaan J dat een soldaat iemand is die geleerd moet worden een.l kogel in een ander te schieten I voor die ander het omge-1 keerde doet. Dat is nou een-1 maal het handwerk. Toen ik I voor het eerst met het bataljon werkte in Afrika sneuvelden mijn mannen bij iedere schotenwisseling voor ze iets terug konden doen. Ik I heb gezegd we werken net zo lang tot WIJ eerst raak schie- I ten. Toen we zover waren, kwam het zelfvertrouwen, het moreel. En tenslotte de vastberadenheid die de man- nen in Arnhem hadden". fci-' -. i i Een spectaculair moment tijdens de filmopnamen voor de film Een brug te ver Als het sein tot stoppen gegeven wordt, is er maaréen man ontevre den. De wat oudere brandweerman, die wanhopig de chaos overziet. De verbrande autobanden, het puin, de balken, de tonnen roet. „Dat moeten wij vandaag allemaal nog schoonmaken", mompelt hij, „morgen gaat de brug weer open. Ze moesten toch eens een manier vinden om schoner oorlog te voeren..." Het einde van de werkdag in Deventer. Twee-honderd-vijftig man zijn een dag lang in de weer geweest. En op die ene brandweerman na is iedereen tevreden. De kosten van deze dag filmen lopen in de tonnen. De oogst be draagt vijf en twintig seconden. Misschien komen ze nog niet alle vijf en twintig aan bod als „A bridge too far" volgende zomer draai-klaar is. Sir Richard Attenborough, de regisseurkijkt door de zoe ker van een camera tijdens de opnamen. Deventer, tien uur in de mor gen. Aan de voet van de brug, bui ten bereik van de zes camera's, staan al honderden mensen voor de dranghekken, voorzien van instamatic cameraatjes die vol strekt niet in staat zullen blijken de afstand tot het gbeuren te overbruggen. De pasj es van de bevoorrechten die tot het strijdtoneel mogen doordrin gen, worden uitvoerig gecontroleerd. En bij voorbaat wordt iedereen die het in zijn hoofd zou halen een op name te verknoeien door op het ver keerde moment op de verkeerde plaats te zijn een onprettig levens-' einde toegezegd. Als ik de oprit van de brug over loop, overvalt me een gevoel van ver bijstering en desoriëntatie. Want „Deventer" was voor mij een typische nep-locatie, een surrogaat voor de Arnhemse brug, waar zich nu bijna twee en dertig jaar geleden de slag afspeelde. Maar wat ik voor me zie is Arnhem. De brug bezaaid met rokende wrakken, het geschroeide wegdek, de oliedrums, de lijken, het puin. En naast de brug de huizen, van waaruit de Engelse para's tien dagen lang het bruggehoofd hielden tegen een verpletterende overmacht. Kb' - de huizen. Ik loop erlangs en vraag me af waar nou de decorhuizen zijn die speciaal voor de opnamen zijn gebouwd. Dit kunnen ze niet zijn - deze verweerde bouwsels van rond de eeuwwisseling, die ook bij de meest nauwkeurige inspec tie echtlijken. „Knock" zegt een assistent-regiseur. Ik klop en hoor de holle klank. Hout en gips, maar zelfs van een centimeter afstand niet als zoda nig te herkennen. „Je bent niet de eerste", zegt iemand van de crew, „vorige week kwam er een be jaard echtpaar langs. De vrouw zei: zeg, ik wist niet dat hier hui zen stonden" en de man ant woordde neerbuigend: „jij weet ook niks, die stonden hier al toen jij geboren werd"..r Het wordt me langzamerhand duidelijk waar de zeventig mil joen gulden, die Levine's produk- tie van „A bridge too far" gaat kosten, blijven. Als ik een van de huizen - het hoofdkwartier van de verdediger van de brug, kolonel Frost - be treed, verwacht ik in een woud van buizen en balken terecht te komen. Nee. Het vier verdiepingen tellende gebouw is van binnen even pre cies afgewerkt .als van buiten. Met kamers, vloerbedekking, meubels, behang. Aan de muur schilderijen en een Douwe Egberts-kalender anno 1944. Ornamenten op het plafond. De trap belegd met lopers. Twee uur later is een van die kamers herschapen in een chaos. In muur en plafond gaapt een gat van meters doorsnee. De Duitse tank die uit de Betuwe de brug is opgereden heeft Frosts hoofd kwartier bijna dodelijk geraakt. Vijf en twintig seconden film komen deze dag in de trommels. Twee scenes. De tank die over de brug aan komt rijdt, vanuit de huizen aan beide kanten van de oprit be schoten wordt en tenslotte geraakt wordt. Drie en een half uur per shot - en niemand trekt de lijn want de orga nisatie van wat de grootste oorlogs film aller tijden moet worden, sluit tot in de kleinste details. Regisseur Attenborough wekt, naast een van de camera's op het dak van een nep- huis, geen seconde de indruk dat wat dan ook hem kan opwinden. Zegt:„Als je geen geduld hebt kun je net zo goed meteen de psychiatri sche inrichting in". Geduld. Vijf keer repeteren. De tank komt aanrijden, verbrijzelt een aantal oliedrums, vanaf het bal kon aan de overkant knettert het vuur tot de tank tenslotte in een wolk van vuur en rook tot stil stand komt. Na iedere repetitie rijdt de tank kreunend terug en schiet een tiental mannen toe om de sporen uit te wis sen met zwart gruis, de platgewalste drums te vervangen door nieuwe, balkon en puin een meter te ver plaatsen omdat hoofdcameraman Unsworth de compositie wil verbete ren. Na uren de opname. Onder oorver dovend lawaai, in rookwolken die worden veroorzaakt door patronen en in brand gestoken autobanden. De regie-assistent vraagt per radio de cameralieden, die her en der zijn verspreid, hun bevindingen. Jerry ziet het zitten, Pete vindt het uitste kend en Jimmy heeft het er fraai op staan. Alleen Jef meent dat het beter kan. „OK" zegt Richard Attenborough vanonder zijn bruinzige pothoedje, „doen we het nog een keer". De tank kreunt achteruit, de mannen met het gruis en de olievaten schieten toe. Ik loop de vier trappen af en begeef me tussen de met Duitse Sieg-plakaten versierde pijlers door naar de lange tafels die klaar staan. Met worstjes en kar bonades, met varkensvlees, om- melet en salades, met fruit, kof fie, thee, orange juice en gebak jes. Ze schuiven er gediscipli neerd langs, een befaamde acteur naast de nederige figurant, de echtgenote van de regisseur naast de kabelsjouwer. De de mocratie zal pas verdwijnen bij de afrekening als de ster drie mil joen gulden in ontvangst mag nemen en de figurant die even lang heeft gewerkt duizend... En daar tussenin tientallen ni- veau's. Ik verwerk mijn lunch op de stoeprand, naast de naamloze Britse acteur die een halve pagina van Ryans boek tot leven moet brengen. Hij speelt majoor Digby Tatham- Wartar, die de hel bij de Arnhemse brug trotseerde onder een geopende paraplu. Toen men hem zei dat dat niet veel zou helpen tegen de gestaag neerdalende mortiergranaten zei de majoor verwonderd: „Maar als het nou gaat regenen...? Hij zit op de stoeprand, eet zijn bord leeg, niet gehinderd door de af schuwelijke armwond die door de ra fels van zijn uniform-mouw zicht baar is. Zegt zeer Brits, naar de brug boven hem kijkend: „Als het niet zo knalde zou het hier best uit te houden zijn..." Maar de explosies gaan voor lopig nog door. En voor de vijfde keer moet iemand per megafoon de mensen die op een halve kilo meter afstand op het dak zitten te kijken, verzoeken naar binnen te gaan. En weer ratelt de tank de brug af. Tot alle cameralieden tevreden zijn. De apparatuur wordt gedemon teerd, de brandweer begint aan de gigantische taak om de brug vör de volgende morgen weer het aanzien te geven van een normale oeververbin ding anno 1976. Tussen de wrak stukken loopt een kleine, oudere man met donkere bril, de gezette gestalte gestoken in een soort carnavalskiel, de hand rustend op de gouden brug die het handvat van zijn wandelstok vormt. „Het gaat", zegt Joe Le- vine, de man die met mil joenen omgaat zoals een normaal mens met guldens, „uitstekend. We zitten pre cies op schema. Het wordt een geweldige film". De oogst van deze dag is al per snelle wagen op weg naar Schiphol om vervolgens in Engeland te worden ont wikkeld. Als het meezit vijf en twintig seconden film. Als ik naar huis rijd doet. de echte Arnhemse brug me onwezenlijk en onecht aan: Veel te schoon- dat moet décor zijn.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1976 | | pagina 9