I HOEA KWO FENG Teng Hsiao- Pin Vorming ui Rhodes» dr Mozambi ior id B.V. izit n.v. lor jzit n.v. ster Keerpunt Hartelijk D, camerabouw Ue korte, maar ongewoon hevige slag op het Tien-An-Menplein in het hart van Peking kan niet anders gezien worden - zoals onze commentaar schrijver uitvoerig uit de doeken heeft gedaan - dan als een duidelijke onderstreping van de patstelling die in het Chinese leiderschap is ont staan sedert de dood van premier Tsjoe en-Lai, begin dit jaar. Voorlopig lijkt de machtsstrijd ten gunste van de radicalen in China (Mo) beslist, want Teng Hsiao-Ping (vertegenwoordiger van de gematigden of pragmatici) is de laan uitgestuurd. Natuurlijk is daarmee de machtsstrijd in China verre van beslist en het is de vraag of de definitieve slag geleverd zal worden voordat de stokoude Grote Roerganger Mao van het politieke toneel verdwenen zal zijn. Twee mannen zullen, naar het zich laat aanzien, in het China van Mao en na Mao een rol blijven spelen: Hoea Kwo-Feng en Teng Hsiao-Ping. Onze redactie buitenland dook in het archief om beide mannen te profileren. DOOR CORN. VERHOEVEN O |ppij onroerend I te Tilburg het de directie Lerven van bestaan uit: jdingsmogelijk- jiogelijkheden et ruimtelijke een energieke, de leeftijd van at is commer- feren op directie lis een vereiste. :ocht, onder ver- gegevens, zich ctie 433, Tilburg. npn iNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN' PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN UNGEN PE UNGEN Pt UNtotw pE|L,^JG^j PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN nGE^,^cm PEILINGEN PALINGEN PEILINGEN PALINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILING PE|NGEhl PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEh sgeleerdheid I verrichten in liseur van de }<e onderwijs Ijdie- Ifspraken name van vaarln de ban de Sdrukkings- 1 van de dienst geschool, m i eigen verkoopkantoor [mstige bureau te staan, [roeken wij de 3kwaamheid een team leiden. pijnde ervaring en ennis van de Duitse en cheiden te richten aan: acke, chiller, W. Duitsland. 3RAFIE" ïende administratieve van de sekretaresse 9 leeftijd van 18 tot 21 mige kantoorervaring. de moderne talen en n de afdeling perso on-bouw bv 3 Tsjoe Mao Mm In 1970 was Iioenan de eerste provincie die na de Culturele Revolutie de partijstructuur weer opbouwde. Hoea werd gekozen tot eerste secretaris, en tot politieke commissaris voor het militaire district Hoe- (Van onze redactie buitenland) Ho Loea Kwo-Feng, die woensdag werd benoemd tot premier en eerste vice- voorzitter van de Chinese communistische partij, is nu na voorzitter Mao de tweede man in de Chinese hiërarchie. De fors gebouwde glimla chende Hoea heeft vooral de laatste zeven jaar opmerkelijk snel carrière gemaakt. Zijn be noeming tot waarnemend premier, op 7 februari jl, kwam voor de buitenwereld volko men onverwacht. Algemeen werd de benoeming verwacht van Teng Hsiao-Ping, die woensdag uit al zijn officiële functies is gezet. De basis van Hoea's macht spositie ligt in de provincie Hoenan, de streek waar ook Mao Tse-Toeng uit afkomstig is. Over Hoea is nog minder bekend dan over de meeste an dere Chinese leiders. Het begin van zijn carrière is in nevelen gehuld, en sommige perioden uitzijn politieke loopbaan zijn slechts af te leiden uit lijsten met officiële personen. Zijn snelle opkomst uit de provincie naar de op een na hoogste post in China hield nauw verband met de dood van twee leidende figuren in de he dendaagse Chinese geschiede nis: de in ongenade gevallen minister van defensie Lin Piao en de eind vorig jaar overleden Tsjoe en-Lai. Lin Piao, die steeds was gezien als Mao's kroonprins, kwam om het le ven toen hij met een vliegtuig de wijk wilde nemen naar de Sovjet-Unie, na een mislukte machtsgreep. Na de dood van Tsjoe en-Lai werd vice-premier Teng Hsiao-Ping onverwacht aan de kant geschóven door toedoen van de uiterst linkse stroming in.de partijtop. Hoea bleek de aa'ngevvezen marl om het poli tieke vacuüm op te-vullen. Hij had niet het etiket van de,,^ra dicaal", en evenmin dat van de „gematigde", maar als onom streden, zelfs wat saaie tacti cus leek hij' een ideale compromis-figuur in de poli tieke strijd. Officiële zegslieden hebben bevestigd dat Hoea is geboren in de provincie Sjahsi, maar ze konden niet zeggen of hij is ge trouwd, en hoe oud hij is. Aan genomen wordt dat hij rond 1920 geboren is. In de jaren dertig of het begin van de jaren veertig verhuisde hij naar de provincie Hoenan. Het eerst verschijnt Hoea in de officiële documenten in 1955, als hij partijsecretaris wordt in het district Hsiangtan in Hoenan. Tijdens de graantekorten van 1959 - de nasleep van slechte weersomstandigheden en de „grote sprong voorwaar ts" 7 kreeg hij de leiding van de voedseldistributie in Hoenan. In 1964 werd hij gekozen als afgevaardigde naar het volks congres, het parlement in Pe king. In deze periode vestigde hij een reputatie als land bouwdeskundige, toen hij de leiding kreeg van een belang rijk irrigatieproject in Mao's geboorteplaats Sjaosjan. In de turbulente jaren van de Culturele Revolutie, steeg zijn ster in het provinciaal bestuur, waar hij in 1968 opgeklommen was tot tweede man in het be stuur van de provincie Hoenan Toch was hij in de begintijd van de Culturele Revolutie mikpuntivan de radicale Rode Gardisten. In de plaatselijke muurkranten werd zijn beleid aangevallen. Hij wist echter tijdig de bakens te verzetten, en mocht in 1967 Mao ontvan gen in de provinciehoofdstad Sjangsja. Hoea is een derwein- ige provinciale leiders die vrijwel zonder kleerscheuren de woelige jaren van de cultu rele revolutie overleefde. Zijn entree op het nationale politieke toneel maakte hij in april 1969 toen hij werd be noemd in het centraal comité van de communistische partij. In dat jaar bevond hij zich in een nogal penibele positie om dat Lin Piao twee van zijn me destanders benoemd had we ten te krijgen in het provin ciale partijcomité van Hoenan. Mei 1971 betekende een keer punt voor Hoea Kwo-Feng. Toen, enkele maanden voor de val van Lin Piao, werd hij in de officiële stukken voor het eerst beschreven als „partij en rege ringsleider". Hoea bleef in Peking tot na de mislukte machtsgreep van Lin Piao. Na diens val was hij secretaris van de commissie die een onderzoek naar de sa menzwering instelde. Daar door kreeg hij zijn eerste erva ring in het werk van veiligheids- en inlichtingen diensten. Na een periode terug in Hoe nan verscheen hij in 1973 weer in Peking, waar hij met name was belast met de ontvangst van buitenlandse delegaties van landbouw-experts. In au gustus 1973 werd hij gekozen in het politburo. Zijn eigen lijke functie was onduidelijk, maar had mogelijk te maken met veiligheidswerk. In de zomer van 1974, tijdens de campagne van kritiek op Lin Piao en de wijsgeer Confu cius werd Hoea gekritiseerd op de muurkranten in Peking. Hem werd „onderdrukking van de revolutionaire massa's" en „sabotage van de campagne tegen Confucius en Lin Piao" verweten. Niettemin werd hij in het voorjaar van 1975 vice- premier en minister van open bare veiligheid. Veel aandacht kreeg zijn redevoering op een landbouwconferentie in Pe-' king, en in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa, waar hij Pe king vertegenwoordigde bij de viering van het tienjarig be staan van Tibet als „autonoom gebied" binnen de Chinese volksrepubliek. Buitenlandse bezoekers hebben een aangename indruk van Hoea Kwo-Feng. De Ven ezolaanse ambassadeur in Pe king noemt hem „erg hartelijk, open van geest, en uitstekend op de hoogte van internatio nale problemen". Een westers diplomaat beschrijft hem als een handig, en niet al te doctri nair politicus. Hoea is prettig in de omgang, en „als hij een ijzeren vuist heeft verbergt hij die in een fluwelen hand schoen", aldus deze zegsman. Diplomaten hebben uit ge sprekken met Hoea de indruk gekregen dat hij volledig door drongen is van de noodzaak van goede betrekkingen met het buitenland, en niet erg ha mert op uiterst-linkse leüzen. Die houding van realisme waarbij de leerstellingen op de achtergrond blijven onder scheidt Hoea van de zoge noemde „radicalen" in de par tijtop. Evenals zijn eminente voorganger Tsjoe en-Lai heeft Hoea Kwo-Feng veel be kwaamheid aan de dag gelegd in het sluiten van compromis sen en de kunst van politiek overleven. T ENG Hsiao-Ping, 71 jaar, is deze week toch nog vrij onver dacht in ongenade gevallen. Naar alle waarschijnlijkheid is het misschien dit keer een to tale en definitieve val, nadat hij tijdens de culturele revolu tie al een eerste zuivering had moeten verwerken. in de grote storm die tussen de jaren 1965 en 1969 over China trok was Ten „de num mer hvee van de leiders die de kapitalistische weg volgen". Hij werd gehoond door miljoe nen Rode Gardisten, bespot via muurkranten en, het meest vernederend va al, verdween voor een periode van zeven jaar van het politieke toneel in de Volksrepubliek. Men kon toen aannemen dat een einde was gekomen aan de carrière van deze kleine, stevige man, die de reputatie genoot een ht'iljant bestuurder te zijn, al- 2|jdig bekwaam in zo uiteenlo pende kwesties als het partij apparaat (hij was destijds secretaris-generaal van de j?ar"j)j), het staatsbestuur en de militaire problematiek. Maar plotseling, in april '873, maakte hij weer zijn op wachting, alsof er niets aan de hand was, tijdens een officieel hanket. Aanvankelijk bekleed met een betrekkelijk beschei den functie -een van de vice- Premiers - maakte hij vervol gens een bliksemcarrière tot in de top van de Chinese hiërar- vhie. In januari 1975 werd hij een van device-voorzitters van de communistische partij. Be nevens chef van de generale staf. en vooral naarmate een kankerziekte premier Tsjoe En-Lai meer en meer aan het hed kluisterde en tenslotte be- januari definitief velde, hor Tont" die met toene g: P^ee andere r mende zekerheid kon rekenen op het bezetten van Tsjoe's va cante zetel. Was het immers niet Teng Hsiao-Ping die men het spreekgestoelte van de Verenigde Naties zag betreden en die men op het vliegveld van Peking de bezoekende staats hoofden zag begroeten. Een teken van zelfverzekerdheid dat er niet om loog: tijdens een van deze plechtigheden ver toonde zich in de groep van of ficiële Chinese functionarissen een kleuter, Tengs kleindoch ter, gezeten op de arm van een lachende kindermeid. Het was tenslotte ook Teng die de lij krede uitsprak bij de begrafe nis van Tsjoe En-Lai. Uit niets viel de onver wachte opvolgingscrisis te voorzien. Alles leek inderdaad zorgvuldig vastgesteld om deze opvolging zonder beroe ring te doen plaatsvinden en het had er alle schijn van dat Tsjoe En-Lai zelf ervoor had zorggedragen dat Teng zijn kroonprins werd. Ongetwij feld was Teng, te zeer getekend door zijn „pragmatisch" ver leden. In de „anti-rechtse" 'cambag'ne 'die.' naar mén ons verzekert, met de officiële goedkeuring van Mao Tse- Toeng, tot zijn val heeft geleid werd een belangrijk argument tegen Teng Hsiao-Ping ge bruikt. Had hij zich niet in een onbewaakt ogenblik de uit spraak laten ontvallen: „Het doet er niet toe of een kat zwart of wit is, als hij maar muizen vangt". Teng Hsiao-Ping behoort in China tot de „kaderleden van het eerste uur". Hij werd in 1904 geboren in de centrale provincie Sjetsjoean en trad op 21-jarige leeftijd toe tot de communistische partij. Samen met de latere premier Tsjoe En-Lai kwam hij na de eerste wereldoorlog als werkstudent naar Parijs en zette vervolgens zijn studie voort in Moskou. Tijdens de revolutie werd hij gezien als een van de beste le geraanvoerders in Zuidwest- China. Gedurende de „Lange Mars" had hij zich reeds ont popt als een begaafd strateeg. Na de communistische machtsovername in 1949 on derscheidde Teng zich op eco nomisch ën financieel gebied en bleek hij een bekwaam Teng Hsiao-Ping partij-organisator, hetgeen hem in 1956 de functie van secretaris-generaal opleverde. In deze hoedanigheid nam hii in dat jaar deel aan het 20sté partijcongres in Moskou, waarop Chroestsjev in zijn op zienbarende rede met Stalin afrekende. Internationaal werd Teng pas bekend toen hij de Chinese delegatie leidde bii de mislukte onderhandelingen met de Russische partij, in juli 1963 in Moskou. Vier jaar later werd hij het slachtoffer van dc Culturele Revolutie, en ver dween hij jarenlang in de ver getelheid. Of er voor de politi cus met zijn messcherpe dia lectiek ook na de tweede val een terugkomst mogelijk is, valt te betwijfelen, maar is niet uitgesloten Als onderwijsman hoor ik zo dikwijls en in zoveel verschil lende betekenissen het woord „vorming", dat ik er geen wijs meer uit kan. Ik zoek dus maar naar een minimumdefinitie en kom dan tot de volgende om schrijving: vorming is een woord waarop de overheid ge acht wordt te reageren met het verstrekken van subsidie. Vermoedelijk geeft dit meteen een van de redenen aan waarom het woord gebruikt wordt voor de meest uiteenlo pende activiteiten die alleen een min of meer nobele en aan de overheid te verkopen doel stelling gemeen hebben. Ge woonlijk reikt de doelstelling wat verder dan de beschikbare technieken of middelen moge lijk maken, zodat de relatie tussen beoogd doel en ge bruikte middelen niet duide lijk wordt. Het gaat bij vor mingswerk over „meer", „an ders", „tevens", „de gehele mens" etc. Op die manier wordt vor ming gemakkelijk tot een ver- balistische aangelegenheid. Alles wat gezegd kan worden, kan immers als doelstelling opgegeven worden: langere zomers, kortere winters, het scheppen van een nieuwe mens, volledige ontplooiing. Maar daarmee komt het nog niet binnen het bereik van een doelgerichte en doeltreffende activiteit. Verbalisme is niet een grote hoeveelheid mooie woorden, maar het geloof, dat wij alle woorden in daden kunnen „omzetten". Door een verheven doelstel- ling wordt vorming ook te ge makkelijk afgezet tegen meer technische activiteiten bv. op leiding en instructie of tegen activiteiten die minder met be doelingen belast zijn bv. om gang en gesprekken. Les geven wordt dan al gauw iets als „les jes afdraaien", een minder waardige bezigheid. Gezien de nogal grote af stand tussen de doelstelling (meer) en resultaat minder lijkt het juister aan te nemen, dat vorming niet het op zich zelf te beogen en te bereiken effect is van een doelgericht handelen - tenzij het over klei gaat - maar eerder het onbe doelde neveneffect van bv. opr leiding en omgang. Deze ne veneffecten hebben betrekking op een zeer persoonlijk leven; zij zijn daarbinnen onvoor spelbaar, niet te evalueren, niet bij te sturen, geen voor werp van nadrukkelijke bedoe lingen en dus ook niet van des kundigheid. Het is mij dan ook een raadsel hoe iemand zich een deskundige op het gebied van vorming kan noemen. Als er op het gebied van vorming al van doelstellingen gesproken kan worden - en er wordt eindeloos over gespro ken - dan moeten die beperkt worden -ener wordt eindeloos over gesproken - dan moeten die beperkt blijven tot het ka der waarin vorming als neven effect optreedt. Het is aanne melijk dat een vormingsdoel bereikt wordt als het kader waarin de vorming plaatsvindt beter wordt. Voor de vorming in het verband van een school betekent dit dat verbetering van de kwaliteit van de oplei ding en van de onderlinge om gang het eerste is dat nage streefd moet worden. Een school hoeft zich niet te gene ren schools te zijn en zij moet maar liever niet proberen om vanuit een weliswaar be spreekbare maar niet te reali seren doelstelling de hele mens te vormen of een volledig leven te vertegenwoordigen. Het zou al heel wat zijn, als zij erin kon slagen iets van de problemen op te lossen die zij zelf als insti tuut oproept: onbehagen in de groep, massificatie, vervreem ding, rivaliteit enz. Ik vrees dat mensen die het zo gemakkelijk over vorming hebben, alsof het inderdaad over klei gaat, niet precies weten wat zij zeggen, en dat zij die op dit gebied alles van de school verwachten, de school grondig overschatten of te hoge eisen stellen aan een instituut. Soms denk ik, dat zij dit doen omdat zij hun eigen onmacht aan den lijve ervaren. «i a a (Van onze redactie buitenland) inds president Samora Machel van Mozambique vo rige maand de grens tussen zijn land en Rhodesië sloot heeft de guerrilla in het buur land een duidelijk stempel gedrukt op het leven in Mo zambique. Radio- Mozambique onderbreekt herhaaldelijk de muziekpro gramma's voor oproepen tot „waakzaamheid" en steun aan de „rechtvaardige vrij heidsstrijd van het volk van Zimbabwe" (de Afrikaanse naam voor Rhodesië). Soli dariteit met de strijd van de Afrikaanse broeders in Zim babwe tegen het blanke min derheidsbewind van premier Ian Smith is een vaak terug kerend thema in de pers, op spandoeken en in redevoer ingen van Mozambikaanse leiders. Toen president Machel op 3 maart de sluiting van de grens en de toepassing van de VN-sancties tegen Rhodesië afkondigde zei hij dat Rho desië herhaaldelijk Mozam- bikaans grensgebied had aangevallen en de plaatse lijke bevolking had ver moord. „Het misdadige en onverantwoordelijke regime van Ian Smith is een agressie-oorlog begonnen". Op een persconferentie zei Machel onlangs: „De steun die het volk van Mozambique geeft aan de strijd in Zim babwe is geen emotionele zaak. Ze vloeit voort uit onze bewustheid dat de strijd in Zimbabwe een onlosmake lijk onderdeel vormt van de strijd in ons land. Machel zei dat hij had aangespoord tot de aanleg van schuilkelders omdat we weten „dat Ian Smith een onverantwoorde lijk figuur is, een vijand van ons volk". in Maputo zijn vluchtelingen uit Rhodesië welkom in Mo zambique maar zijn er geen opleidingskampen voor na tionalistische guemlleros op Mozambikaans grondgebied. In westerse landen is de laatste tijd de vrees uitge sproken dat Mozambique zijn vliegvelden en havens zou openstellen voor Russi sche wapenzendingen en Cu baanse troepen ter onder steuning van de Rhodesische guerrilleros. Maar het ziet er naar uit dat de Sowjet-Unie er in dit deel van Afrika nog niet in is geslaagd zijn in vloed te versterken. ndanks alle retoriek heeft Mozambique geen of fensieve bedoelingen tegen Rhodesië, zo is de algemene indruk in Maputo. Het Mo zambikaanse leger is niet voorbereid op een recht streekse confrontatie met de Rhodesische troepen. In ie der geval lijkt Mozambique er vast van overtuigd dat de regering van Ian Smith geen lang leven meer beschoren is. „Smith is degene die in een wanhopige positie verkeert, niet Mozambique. Er is geen noodzaak om Rhodesië aan te vallen", zo merkte een Afri kaans diplomaat op. Buitenlandse waarnemers menen dat de positie van Mo zambique tegenover de strijd in Rhodesië vergelijkbaar is met de houding van Tanzania ten opzichte van de strijd van de Frelimo-guerrilleros tegen het Portugese bestuur: krachtige steun, maar geen actieve interventie. Volgens de officiële lezing 'iplomaten van ver scheidene landen in Maputo trekken de berichten over Russische tanks ep Cubaanse troepen, die ontscheept zou den zijn in de havenstad Be- ira, in twijfel. Mensen uit Be- ira zeggen dat ze geen tanks en ook geen Cubanen hebben gezien. Het Frelimo is van ouds afkerig geweest van buitenlandse inmenging, zo menen buitenlandse waar nemers, en ook in de strijd tegen het Portugees kolonia lisme streden er geen buiten landse troepen aan de kant van het Frelimo. Aanvankelijke pogingen van de Russen om een voet aan de grond te krijgen in Mozambique, of daar marine-faciliteiten te ver werven, zijn afgewezen, al dus de diplomatieke zegslie den. Ze herinneren aan een uitspraak van minister van buitenlandse zaken Joaquim Chissano op een receptie van de Sovjet-ambassade, vorig jaar oktober. Chissano zei daar dat hulp die het buiten land tijdens de vrijheids strijd had gegeven geen enkel land het recht gaf Mozambi que zijn beleid voor te schrij ven. Ook China heeft in Mo zambique aan invloed inge boet omdat Peking in Angola steun gaf aan het prowes- terse FNLA van Holden Ro berto. Mozambique was het eerste land dat na de onaf hankelijkheid van Angola de regering van de linkse MPLA erkende. Op zijn persconferentie wilde Machel overigens niet uitsluiten dat Russen of Cu banen de Rhodesische guer rilleros te hulp komen. Ge vraagd of hij zou toestaan dat Mozambikaanse havens daarvoor worden gebruikt, antwoordde de president: „Die vraag moet u stellen aan de Zimbabwers. Het staat elk volk vrij zijn eigen vrienden en bondgenoten te kiezen. We zullen afwachten of ze de Cubanen of de Russen vra gen. Dat hebben ze tot dusver niet gedaan. Laten we de ge beurtenissen maar afwach ten". Het is de plicht van Mo zambique om de nationalis- Machel. tèn te helpen, zegt Machel. Mozambique lijkt daartoe ook bereid, ongeacht de eco nomische gevolgen. Statis tieken zijn nog niet beschik baar, maar de sluiting van de grens zal zeker ernstige ge volgen hebben voor Mozam bique omdat daardoor de voedselleveranties uit Rho desië worden afgesneden. Bovendien zal de werkloos heid stijgen. Het spoorwegnet, aange legd in koloniale tijden, loopt oostwest, niet noord-zuid. Het is ingericht voor vervoet van Rhodesische goederen naar de haven Beira. Stop zetting van dat verkeer heeft zeker werkloosheid in de ha vens en bij de spoorwegen tot gevolg. ■IVEozambique verkeert volgens zijn president in een economische crisis, geërfd uit de kapitalistisch- koloniale tijd. Overigens is vanuit het buitenland - sommige landen van de EEG, en het Britse gemenebest - wel hulp aangeboden om de gevolgen op te vangen van het toepassen van de VN- boycot tegen Rhodesië. Ook de uittocht van geschoolde en hooggekwalificeerde Portu gezen heeft moeilijkheden veroorzaakt, al worden hun plaatsen geleid&lijk deels in genomen door andere buiten landers, onder meer uit Ne derland. Opvallend is het verschil van benadering in de Mo zambikaanse houding ten opzichte van Zuid-Afrika en Rhodesië. Vergeleken met de felle campagne tegen Rhode sië is de houding tegenover Zuid-Afrika opmerkelijk zachtzinnig. Buitenlandse deskundigen menen dat de harde economische en poli tieke werkelijkheid Mozam bique dwingt een recht streekse confrontatie met de machtige zuidelijke buur man ten minste enige tijd uit te stellen. Sinds Mozambique in juni vorig jaar onafhanke lijk werd is het grensverkeer met Zuid-Afrika sterk ver minderd, en Maputo is niet langer een uitgaansplaats voor Zuidafrikaanse toeris ten. Maarde Mozambikaanse mijnwerkers werken nog steeds in de Zuidafrikaanse mijnen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1976 | | pagina 25