voNmva
H331Vd 'US3D
40 OUR
Goede kwaliteit
en
billijke prijzen
LIJFT ONS
AD FRANCKEN
c'estbon
Maison Chic
lm
J
Een avondje
vergaderen
iixsirns - oesi-zsuo Noodanai
sz ivvdisxuax 3MnaiN
ajvo
uefivred ua
uapuoMS\saai IAH \e JOOA
96£ - £93 -Zïll0
NOOJ3T31
IHVVlin»
£17lZ '0VV10 NOOJ3T31
u snaisod
N331SNVP-1S
:jeeu uauaA ua uai.io wn [e aoo/v
"In zo'n
ök un gèv endje over de grèns praote!
Fraans - Duts - Engels
Spaons - Italiaons
Nederlaans - Bredaos
kende gij'
NOTEN -THEE - HONING -KADOOS
breda: korte brugstraat4
jjreda: hoge vught moerwijk18
KINDERKLEDING
KINDERMEUBELEN
ZOEKT IETS
MOOIS?
IjJu
6u!}l|OMu;6uiuoaa
N313snsw 3A3ISn"OfSX3 N3 30300 ÜOOA
Harder
Prijs
Rondvraag
\vdvav=iQ3=i
DE TOETER
U31301 3 a
In 10 weke 2 kir 2 uurkus in de week en zonder da'ge un boek nodig et. Aon
uiswerk doen we trouwes ók nie.
Beëdigd tolk-vertaoler
Audio-Visueel specialist mééj diploma.
RECEPTIE: WILLEMSTRAAT 27
De kursusse worde gegeve in Bredao op de NWE PRINSENKADE 9
en op ut DAMPLEIN 26 In MIDDELBURG.
Tlllufoon 076-133079 (b.g.g. 143788)
De leraore komme uit tut laand van de taol die zoe lère!
Aggu ktere of meubels nodig et veur oew brakke dan gaode tog ok naor de grotste
spesiaalzaok van ut kieiegat en omgeving. Bebikus, kleine en grote brakke zien dur
schoon uit mee] die] fleurige veurjaorsklere. Onze kolleksie 1976 is nu elemaol
binne. Jullie weet toch ai wel da bi] Pennock nu ook modijeuze positiekleding
'verkrijgbaar is. Oew brakke siaope as un roos op 'n bed en ledikaani van
0 de vertrouwde
modezaak.
Molenstraat 51 - Roosendaal
Telefoon 3 37 58
r:
■piausaB pajj jbbu Mne6 snp
3P13W301B uea jaiu
p|8)SJdi| Mne6 Sj jep jbbw
afiund uaa suaa |3m af >|bbj
pfü e>)na| azap u|
IBABUJBO S| J, '|B jay )S0M f)
9Z.61 itivntiaaj
DE TOETER
FEBRUARI 1971
„Het is weer bijna zover," dacht ik, toen ik de
aankondiging van een vergadering voor optocht
deelnemers uit mijn brievenbus viste. Uitgeschre
ven door de Carnavalsvereniging, de instantie die
elk jaar opnieuw weer wat lijn probeert te brengen in
die vier dagen ongestructureerde leut.
Ik ben, als altijd, wat aan de late kant, omdat ik van het
denkbeeld uitga dat dat wel voornaam staat. Het zaaltje
waar de dingen vanavond gaan gebeuren is al aardig
volgelopen met mede-optochtdeelnemers. Bij binnen
komst krijg ik wat informatie op stencil in de koude knuis
ten gedrukt. Ik bemachtig een stoel en een koele pils en
wacht op de dingen die komen gaan. Uit de drukte om
mij heen bemerk ik dat de stemming er al goed in zit. Hier
en daar fluit zelfs een onverschrokkene een carnavals-
deun van vorig jaar tussen de tanden vandaan. Dit levert
hem heel wat bemoedigende blikken van zijn nog niet
warm gelopen buren op. Vóór ons strekt zich een be
stuurstafel uit, waarachter een zevental gewichtig in het
pak zittende heren. De meneer in het midden houdt een
buitenmodel-tenthamer in de handen. Dat zal dus wel de
voorzitter zijn. Uit de manier waarop deze meneer bo
venvermelde hamer met kracht op het tafelblad doet
neerkomen maak ik op dat hij ons welkom wenst te gaan
heten. En inderdaad. Sterker nog: hij blijkt zeer ver
heugd over het feit dat wij in zo groten getale zijn opge
komen. In de zaal kijken wij elkaar aan met die ach-dat-
spreekt-toch-vanzelf-blik, maar voelen ons toch wat
warmer rond ons hart. Na nog enkele van die hartver
warmende woorden tot ons gericht te hebben, geeft hij
het woord aan het mede-bestuurslid links van hem voor
het bespreken van de agenda van vanavond.
Als ik mij na enige tijd afvraag wanneer deze dan
eindelijk wel eens zal beginnen te spreken, blijkt hij daar
al een minuut of vijf mee bezig te zijn. Achter in de zaal
staat dan ook een geestverwant op en brult dat het
allemaal heel leuk en aardig is maar dat er achterin gene
ene moer van verstaan wordt en of meneer daar maar
effe rekening mee wouw houwe. Zijn woorden oogsten
algemene bijval. Na een kwartier wordt het de verza
melde menigte duidelijk dat er geen schot zit in het
opschroeven van meneer's decibellengehalte. De zaal
wordt onrustig en hier en daar ontstaan kleine discus
siegroepen. Af en toe verheft zich iemand, zet de han
den als een toeter aan de mond, brult: „Harderen
gaat daarna weer zitten met de houding van iemand die
beseft dat het lood om oud ijzer is om te vechten tegen
de bierkaai. Na enige tijd herneemt de voorzitter het
woord, bedankt het geachte mede-bestuurslid voor zijn
duidelijke uiteenzetting, klopt nog wat met zijn hamer en
deelt ons mede dat de heer rechts van hem het zal gaan
hebben over het prijzengeld. Hierop maakt zich een
gewijde stilte van de menigte meester. Links en rechts
worden nog wat oneerbiedigen stil gesssht als het be
treffende bestuurslid meedeelt dat de prijzen ten op
zichte van vorig jaar met maar liefst vijfentwintig procent
omhoog zijn gegaan. Een oh-la-la gaat door de rijen en
men stoot elkaar veelbetekenend aan. Mijn buurman
kijkt me aan of hij het geld al in zijn zak heeft zitten.
Een schuin achter mij gezeten heer beklimt het
denkbeeldig spreekgestoelte door een arm in de
hoogtete steken en met een fpid „Meneer de voorzit
ter" de aandacht op zich te vestigen. Hij wil, in zijn
hoedanigheid van muzikant, onder de aandacht van
de heren brengen dat hij musicus is. En dat hij en
zijn mede-musici, die immers allen muzikant zijn, de
mogelijkheid onderzocht wensen te zien om voor
het meelopen in de optocht ook in aanmerking te
komen voor een kleine geldelijke vergoeding. „Wilt
u dat de kapellen ook gejureerd worden?", vraagt de
voorzitter. „Geenszins", antwoordt de muzikant.
Maar hij en mede-toeteraars blijken ook wel eens in
de prijzen te willen vallen. „Anders", zo dreigt hij
„gaan we wel in de stad spelen waar ze hun waarde
ring van een goede blaaskapel wèl in geld weten uit
te drukken."
De voorzitter antwoordt dat het een ieder vrij staat om
buiten zijn stad te gaan toeteren maar dat hij er dan niet
meer op hoeft te rekenen nog langer als stadsgenoot te
worden beschouwd. De menigte verheft zich jubelend
en geeft de voorzitter minutenlang een open doekje, dat
deze minzaam glimlachend in ontvangst neemt. De mu
sicus zijgt met het schaamrood op de kaken neer op zijn
zetel en bidt een oefening van berouw. De lege biergla
zen stapelen zich op de tafeltjes rond mij heen en de
stemming is navenant uitbundig.
Naast mij vindt een heer waarvan ik aanvankelijk aan
nam dat hij een carnavalsmasker droeg, welke mening
ik heb moeten wijzigen omdat ik geen elastiekjes achter
zijn oren kon ontdekken, het moment gekomen om zijn
grieven te uiten. De eerste-prijswinnaars van vorig jaar
blijken helemaal niet met zijn instemming als zodanig uit
de bus te zijn gekomen. Of de heren juryleden soms
stront in hun ogen hebben. Want als iemand vorig jaai
die prijs verdiend had, mijnheer de voorzitter, dan was hi
dat wel met zijn gezelschap, die immers maandenlang
met kippegaas en crèpe-papier in de weer waren ge"
weest en... Verder komt de man niet, omdat hij door een
verbolgen eerste-prijswinnaar van vorig jaar met eer
leeg bierglas op het hoofd wordt geslagen, waarna hel
punt met algemene instemming als afgehandeld wordt
beschouwd. Achter de bestuurstafel neemt dan een
heer het woord, die aankondigt iets te gaan vertellen
over de intocht van de prins, waarvan hij vertelt dat hij
daarvan niets wil vertellen omdat dan de verrassing eraf
zou zijn. Na enige momenten van verbaasde stilte bars'
de menigte uit in de evergreen: „Wat een spreker is die
man."
De voorzitter kondigt de rondvraag aan. Een wat ner
veus gebarende man maakt hiervan gebruik door te
informeren of iemand van de aanwezigen hem mis
schien aan een groot stuk zeil zou kunnen helpen om
zijn bouwsel af te dekken. Een agressief-ogend vrouw
mens snauwt hem toe dat hij niet zo moet zeuren, want
dat het met plastiek ook heel goed gaat. Wat bedrem-
peld mompelt hij nog dat dat niet gaat omdat dat kapot
waait maar hij besluit hierover niet met haar in discussie
te gaan, wat ik een wijze beslissing vind. „Het is trou
wens plastic", hoor ik hem nog fluisteren.
Een beschonken jongmens loeit dat er gezorgd
moet worden voor meer cafés bij de opstel plaats.
„Eindelijk eens een verstandige opmerking," denk
ik nog, maar vanachter de tafel wordt wat kortaf
meegedeeld dat er slechts voor een friet-auto en een
toiletwagen gezorgd zal worden.
De voorzitter acht het ogenblik aangebroken om zijn
dankwoord uit te spreken. Om mij heen zijn intussen al
wat mede-optochtdeelnemers van hun stoel gegleden
en zitten op de grond met troebele blik in de verte te
staren. De voorzitter is inmiddels van zijn stoel opges
taan en slaat met zijn vuist op tafel: „Er is maar één
carnavalsstad in het zuiden. En dat is ónze stad. Er is
maar één Grote Optocht waar werkelijk rekening mee
wordt gehouden. En dat is ónze Grote Optocht. En dat is
allemaal aan optochtdeelnemers te danken."
De verzamelde meute verheft zich als één man en
draagt de voorzitter op de schouders de zaal rond.
Na een kwartier meegehobbeid te hebben besluit ik
de lokaliteit te verlaten nu ik daartoe nog in staat ben
en verdwijn stilletjes uit het gedrang. Op weg naar.
buiten loop ik door het café en langs het biljart, waar
iemand een ingewikkelde trekstoot over wit aan het
proberen is. Hij mist....
RENÉ VERDIESEN.