PROVIX VAN IMBOE
MET FLAPPIE
DE HOND IN
HET CIRCUS
Mireia de
zeemeermin
fe'W
OP VAKANTIE
HET OORLOGSDAGBOEK VAN INA BOUDIER-BAKKER:
De bezetting door
de
ogen
van
de bourgeoisie
Kleine
stem
Kjjtf, IN 10 E l/Eier^
K Pookt wacht Ep, t?o7\
6Etto(/t>f ft
haüZonhlCbl
n w&y/jooeid
ii rfi (ja ooft
n AicUooond.
VzRficoaL
AAum Ami
9 /nrJUAj£frrulGrrh,
10 MoUoooad.
Xoonrr*
ftZtSOWilijk
voorn
tÜOt
word
Grote woorden
WOENSDAG 14 MEI 1975
14 21
De vijfjarige Jeannine Broeders uit Gilze maakte deze tekening.
w
toPooitrudtHrfcie, OOE
DFi//e bi etws opejv, uA1
VIE rui TEM £/e N/£t Po™t
PE Pookt vcog CMS OPFJU
wok DÉ
Flappie, de hond, ging met
zijn baasje naar het circus.
Dat circus, stond in de Konin
gin Wilhelminastraat. Toen ze
daar aankwamen stond er bij
na niemand voor de kassa.
Haha, dat is mijn kans,
dacht Pietje (zo heette de jon
gen). Na een paar minuten
waren ze klaar. Toen ze bin
nen wilden gaan, schrok Piet
je, want Flapje mocht er niet
in.
Opeens kreeg Pietje een
idee- „Kom Flappie", zei Piet
je, „we gaan langs achteren".
Zo gezegd zo gedaan. Ze slo
pen rond de tent en zagen
da-ar een openingetje. Pietje
kroop eerst naar binnen en
daarna kwam Flappie pas. Ze
bleven onder de banken zitten
tot de controleur voorbij was.
Toen die voorbij was, klom
men Pietje en Flappie langs
de trappen omhoog.
Ze zaten goed en wel op de
bank of de voorstelling be-gon.
Eerst kwam de directeur om
de mensen te zeggen wie er
eerst komt. Dat waren de
jongleurs, die gooiden ringen
hoog in de lucht, en vingen ze
daarna weer op-. Toen kwamen
de clowns, die haalden zulke
gekke streken uit dat je je
eigen doodlachte. Toen ze
klaar waren, was er een kleine
pauze.
Daarna kwam er een clown
in een vervallen autootje de
piste in (trouwens dat was bij
elke pauze) en maakte de
mensen vreselijk aan het la
chen.
Toen die weg was kwamen
er leeuwen die kunstjes deden.
Ineens pakte de leeuwentem
mer een grote leeuw opende
zijn be-k en deed zijn hoofd in
de grote bek. Alle mennen
dachten dat de man er zomet-
een zonder hoofd uit kwam.
Maar nee hoor, hij kwam er
met een hoofd. Daarna kwam
de directeur om te ze@gen dat
er nog twee voorstellingen
kwamen. Allereerst de trapeze
en daarna acrobaten op hun
fietsen. Pietje vond aan de
trapeze niet zoveel aan. maar
de fietsen vond hij des te
leuker, want er was een soort
komiek bij, want die haalde
de vekst maar ook de moei
lijkste truiukjes uit- Daarna
was de voorstelling afgelo
pen.
's Avonds in bed droomde
ik van het circus. En het was
toch een leuke dag geweest.
Teun v.d. Bosch, 12 jaar, ba
sisschool Ste. Marie, Huiber
gen.
De man van de kar waarin Provix en de anderen zitten, maant het paard aan tot spoed
als hij ziet, dat de Black Hand achter hem aanzit. Als ze bij een stad komen, bedenkt de
vader van Provix dat ze gewoon moeten vragen of de poortwachter de Black Hand niet
wil binnenlaten. Maar de laatste ruiters zetten de poortwachter daarna voor een groot
vraagteken.
Mireia is een zeemeermin
ze woont in zee aan het begin
Maar op een keer o wee,
was ze verdwaald in de zee.
Mireia: ze vroeg het aan elke vis,
maar telkens was het mis,
Tot zé opeens de weg herkende,
en blij dit versje uit zwemde.
Marga Herijgers, Zundert
5 Awom
l mj&M
uo€^ioocnd
/O Onrwru£&Woi
t vwvxzIAZI
3 RJU/nOt
S oujc/jl
J /uO^Ujo<na
ioanif
-M'
S Van Jolande Kooistra
S ontvingen wij een brief-
S kaart met de volgende
S tekst: Er bestaan tieners
en twenners maar geen
S naam voor de kinderen
S onder de dertien. Wie
wil er zo goed zijn om
een brief met een ge-
S schikte naa-m naar mij
S op te sturen Jolande
S Kooistra, Mrg. Leyten-
straat 52, Breda. Denk
er maar eens over na en
schrijf Jolande een
briefje.
Verder willen we er
nog even op wijzen, dat
jullie niet moeten verge-
ten je naam en adres op
J de werkstukken die
J worden ingezonden, te
zetten.
Oplossing puzzel--
do pUBpIOJ
S ua aiuuBnug ioouq
5 jbbu pee3 ubui oq
eindredactie
Rieja van Aart
Als je wilt weten naar welke landen de man van de
tekening op vakantie gaat, moet je alle hokjes met een
puntje erin, zwart maken. De oplossing staat ergens anders
op deze pagina.
Weinig stukken heb ik met zoveel gêne geschreven als
dit. Mijn respect voor Ina Boudier-Bakker, die de Neder
landse letterkunde in een lang leven heeft verrijkt met
een reeks knap geschreven, kundig gecomponeerde, psy
chologisch degelijk onderbouwde familieromans, is te
groot dan dat ik mij zou willen te buiten gaan aan een
hatelijke bespreking van haar postuum verschenen Dag
boeknotities '40-'45.
Men pleegt wel eens te zeg
gen: „Bewaar me voor mijn
vrienden, met mijn vijanden
speel ik het zelf wel klaar".
Dat is dan ook van toepassing
op de heer Hans Edinga en de
uitgever P.N. van Kampen en
Zoon, die verantwoordelijk
zijn voor het in het licht zen
den van dat oorlogsdagboek,
ter gelegenheid van de viering
van de honderdste geboortedag
van de schrijfster nog wel.
Dagboeken in de letterkun
dige betekenis van het woord
en die maatstaf moeten we
bij een schrijfster toch wel
aanleggen --zijn niet zozeer
de aantekeningen over de
voorvallen van alle dag dan
wel de weerspiegeling daarvan
op het gemoeds- en gevoelsle
ven van degene die het dag
boek bijhoudt. Het dagboek
van het jonge meisje Anne
Frank voldoet aan die norm
ten volle, dat van de destijds
65-jarige Ina Boudier-Bakker
in het geheel niet.
Het is waar: de ondertitel
van „Met de tanden op el
kaar" luidt „Dagboeknotities
'40-'45"- Als het daarbij was
gebleven zou de uitgave er
niet minder zinloos om ge
weest zijn, maar de aankondi
ging was ten minste zakelijk
gebleven. In de aanprijzingen
van bezorger en uitgever lezen
wij echter, dat we hier te
maken hebben met „fel bewo
gen" notities, die „aangrijpend
verwoord" zijn, waarbij het
„grimmig venijn", de „smalen
de details" en de „geestige
zelfspot" niet ontbreken. Ze
beschreef zelfs „met klassieke
deernis d e catastrofen in het
wereldgebeuren" en eigenlijk
het staat er werkelijk
„fungeerde ze als het geweten
van ons volik".
Grote woorden, waardoor de
argeloze lezer die op de goede
reputatie van schrijfster en
uitgever het boek heeft ge
kocht zich „grotelijks beia-
zers" zal voelen. Want wat
hier wordt geboden zijn wei
nig belangwekkende aanteke
ningen in huiselijke trant
over het verloop van de oor
log, over maatregelen van de
bezetter, over de distributie
bonnen en de prijzen van le
vensmiddelen op de zwarte
markt vooral en over de vele
grote en kleine zorgen die zij
zelf en haar kring kenden.
Pijnlijk
Wat nu vooral pijnlijk dui
delijk wordt is dat mevrouw
Boudier-Bakker volstrekt on
politiek leefde, dat haar be
langstelling zich beperkte tot
haar eigen milieu van de ge
goede burgerij en dat zij hele
maal geen weet had van wat
daar buiten omging.
Zelfs haar trouwe bewon
deraar Hans Edinga wordt het
teveel wanneer zij bij het be
gin van de hongerwinter no
teert: „Het is vreselijk zoals
door 't volk huisgehouden
wordt in de parken, bolwer
ken, straataanplanting alles
geruïneerd om maar aan hout
te bomen. Hekken worden
eenvoudig aügebroken, brug
leuningen gesloopt, etc. Wat is
ons volk toch ellendig ver
nielzuchtig en ruw". Edinga
tekent hierbij aan: „De
meeste landgenoten leidden in
die tijd niet zo'n beschermd
en nog betrekkelijk verwend
bestaan als de Boudiers. Na
tuurlijk vergrepen allen die
geen „zwarte" brandstof kon
den kopen zich in de nood aan
alle hout dat hun huis wat
warmte kon verschaffen". Als
Hann Ina's zeventien school
schriften waarin zij haar dag
boek bijhield (ze schreef
overigens al haar boeken in
schoolschriften) voortdurend
met zo'n kritisch oog had gele
zen, zou hij haar een postume
misser hebben bespaard. Nog
zo'n voorbeeld. Op 19 mei
1940 noteert ze- „Er zijn he
laas heel veel zelfmoorden on
der Joden hele families. Me
dunkt voorbarig en onnodig.
We geloven niet dat Joden
hier vervolgd zullen worden".
Als ze dan op 4 oktober van
hetzelfde jaar aantekent:
„Geen Joodse ambtenaren mo
gen worden aangesteld of be
vorderd. De schande, zo iets in
ons vrije Holland", blijkt uit
niets dat ze de eerder ge
maakte opmerking als een
misslag beschouwt. Haar hele
houding ten opzichte van de
jodenvervolging, waarmee ze
in haar directe omgeving te
maken kreeg, was opmerkelijk
passief- Want ze had twee
joodse families tot buren, die
allebei in het niets zijn ver
dwenen zonder dat uit iets
blijkt dat ze een hand voor
hun redding heeft uitgestoken.
Alleen een meewarige aante
kening op maandag 17 augus
tus 1942: „Dit is een kwade
dag geweest. Vanmorgen heb
ben do zoons van de familie
Herschel met hun vrouwen
bericht gekregen dat ze mor
genavond weg moeten. Eerst
naar Westerbork en dan naar
Silezië. Ik hoorde de vader, de
vrome oude Jood, hardop bid
den, en een hoge vrouwen
stem. Vreselijk".
En een dag later schrijft ze
dat ze is gaan afscheid nemen
van de Herschels die, zoals ze
heel goed beseft, „de dood te
gemoet gaan". Maar 't blijft
bij „Mijn hart brak" of ,,'t
Schreit ten hemel".
Primitief „goed"
Toch moet men niet menen
dat Ina Boudier-Bakker niet
oprecht goed was: ze is stevig
anti-Duits, maar dan op een
wat primitieve, niet politiek
-gefundeerde manier, zoals de
meeste Nederlanders trou-
Van een instelling als de
Kultuurkamer moet ze niets
hebben ze heeft tijdens de
oorlog dan ook niet gepubli
ceerd maar daarom doet het
wat onwezenlijk aan dat ze als
normaal aanvaardt dat haar
Duitse uitgever Holle wel ver
talingen of herdrukken van
haar boeken laat verschijnen.
Ook haar vriendschap met de
dichter Boutens is in dat op
zicht wat wonderlijk alsof 't
haar ontgaan is dat deze als
voorzitter van de Vereniging
van Letterkundigen een op z'n
zachtst gezegd slappe houding
aan de dag legde. Boutens was
naar opvattingen verre van
een democraat.
Zo zou ik door kunnen gaan.
Haar informaties over oorlog
en bezetting heeft ze waar
schijnlijk steeds uit de tweede
of derde hand, want wat ze
opschrijft draagt alle sporen
van het gerucht. Zelf heeft ze
blijkbaar nooit naar de BBC
geluisterd of een illegaal blad
gelezen, 't Spreekt ook dat ze
van gewapend verzet weinig
moet hebben. De (mislukte)
aanslag op een Duitse leger
trein te Rotterdam noemt ze
„onbesuisd en onverantwoor
delijk". Op een dag in het:
„Vanavond het afschuwelijke
bericht in de kranten dat nota
bene vijftien gijzelaars on-
schuldigen zijn gefusilleerd
hedenmorgen wegens herhaal
delijke daden van sabotage
door de bevolking". En een
paar dagen later: „Het waren
maar drie gijzelaars en twaalf
communisten". Of dat enig
verschil zou maken!
Om de schrijfster toch alle
recht te doen, vermeld ik
graag dat ze in de hongerwin
ter goed was voor de minder
bedeelde medemens; velen
hebben in haar betrekkelijke
overvloed mogen meedelen.
Maar voor haar bleef 't toch
wel medelijden met „het
volk", zoals ze gewone mensen
voortdurend aanduidt. En
wanneer de bevrijdingsroes
een beetje gezakt is, gaan de
laatste regels van het dagboek
over de narigheid „dat e? geen
enkele behoorlijke dienstbode
te krijgen is".
Nogmaals: de heer Edinga
had de goede smaak moeten
hebben dat hij de notities van
mevrouw Boudier maar liever
in zijn privébezit had gehou
den. Nu ze toch zijn versche
nen, beschouw ik ze dan op
z'n best als een document dat
representatief kan worden ge
noemd voor de wijze waa'op
de beter gesitueerde burgerij
vanachter de veilige horretjes
de oorlog bekeek.
JOOP BARTMAN
Ter gelegenheid van de
honderdste wederkeer van
de geboortedag van Ina Bou
dier-Bakker werd in de ge
vel van het postkantoor van
Vianen een gedenkplaat voor
de schrijfster onthuld. Zij
heeft enige tijd in Vianen
gewoond. Haar kleinste ro
man, die algemeen als haar
literaire meesterwerk wordt
beschouwd, speelt in die
plaats. Op de foto ziet men
achter de burgemeester van
Vianen mevrouw Kitty de
Josselin de Jong, een intie
me vriendin van mevrouw
Boudier, die in het hier be
sproken dagboek dan ook
regelmatig voorkomt.