«tors
[■■I
1
1
1
i
pro'ces
hs.
or
Onrust
Verouderd
Wordingsproces
Leren
1M
H
sn
£01
LEREN OM TE LEVEN
De mensheid dreigt uiteen te vallen in superieure en in
ferieure groepen. In meesters en knechten. Dat is niet al
leen een gevolg van de schrijnende ongelijkheid in wel
vaart en welzijn. Het is misschien veel meer de trieste
uitkomst van het feit dat de „meesters" over steeds meer
kennis kunnen beschikken. Dat ze vrijwel zonder onder
breking bezig zijn die kennis te vermeerderen.
Hun kinderen krijgen hoogwaardig onderwijs. Zij kun
nen profiteren van de voortuitgang die in hun ianden op
het gebied van onderwijs en vorming voortdurend wordt
geboekt. Je kunt zeggen dat die kinderen van de „mees
ters" steeds „bij de tijd" zijn. Ook als ze volwassen zijn
geworden, biedt de gemeenschap waarvan ze deel uitma
ken hun volop gelegenheid om bij die tijd te blijven.
De „knechten" daarentegen
hijgen die kans niet. Ze heb
ben zelf in hun kinderjaren
geen onderwijs gehad. Ze
kunnen lezen nog schrijven.
De economische achterstand
van hun gemeenschappen ver
oordeelt hen tot bittere armoe
de. En omdat ze niet zijn op
geleid, geen kennis bezitten,
krijgen ze de kans niet econo
misch een wat beter bestaan
°P te bouwen. Het is een vi
cieuze cirkel waarin ze gevan
gen zitten en die zij bijna niet
kunnen doorbreken. Hun kin
deren, ze hebben er als regel
een heleboel, zijn ondervoed,
i'Jden aan allerlei kwalen, zijn
slecht gekleed en gaan niet
naar school. Gewoon, omdat
die scholen (en onderwijzers)
er niet of in onvoldoende mate
aijn. De kinderen van die pau-
Pers in de wereld zijn reeds
voor hun geboorte voorbe
stemd om in armoede en on
wetendheid te leven. Vaak ook
•n nog ellendiger omstandighe
den dan hun ouders. Omdat
elke generatie het aantal men
sen in hun landen groter
wordt.
Het is best mogelijk dat de
niudige onrust in de „rijke
landen" voor een niet gering
deel voortkomt uit een gevoel
Jan onbehagen over dit ver-
senijnsel van de omder-ont-
wudceling in grote delen van
de wereld. Hoe hunnen die
„'Ike landen opklimmen naar
de toppen van kennis en
macht zonder ongerust te zijn
ver de sombere plekken op
°e kaart van de aarde die de
seoieden markeren van de
Pote onwetendheid? Gehieden
aar dan ook meestal honger
n armoede heersen. In die
entwikkelde landen beseft
en dat de situatie waarmee
en geconfronteerd wordt
euw is en nog nimmer in de
s schiedenis van de mensheid
voorgekomen. Aan de ene
JU e.®n technisch-weten-
dappelijke revolutie zonder
i.-o» en zonder onderbre-
Aan de andere kant
ongelijkheid op eco-
misch gebied en een steeds
ere kloof tussen het ken
nisniveau van de rijke landen
en de arme landen. Het is
duidelijk dat de vooruitgang
op het gebied van onderwijs
en vorming gepaard gaat met
economische vooruitgang en
dat als gevolg daarvan de pro-
duktie-technieken van de ont
wikkelde landen steeds beter
worden. Als de kloof tussen
de weters en de niet-weters
steeds groter wordt en dat
is het geval zijn conflicten
op wereldschaal onvermijde
lijk. Conflicten die kunnen
leiden tot massale vernietiging
van de meesters én de knech
ten. Een bepaald minimum-ni
veau van educatie, welstand
en democratie is nodig voor
alle mensen om zulk een cata
strofe te voorkomen. Dat be
reiken dient het doel te zijn
van een wereldomvattende
educatieve strategie. Het ont
werpen van zulk een strategie
kan men niet langer overlaten
aan liefdadigheid, welwillend
heid en grootmoedigheid. Het
eist de voortdurende inspan
ning van alle regeringen om
zo'n plan uit te voeren.
Alleen al het vraagstuk van
het analfabetisme in de we
reld is zó enorm dat het met de
gebruikelijke middelen niet
kan worden opgelost. Enkele
cijfers om dat nog eens te
onderstrepen. In 5 jaar ste
gen in de wereld de uitgaven
van de landen door het onder
wijs van 150 miljard tot zeker
600 miljard gulden. In vele
landen stegen die onderwijs
uitgaven sterker dan naar ver
houding het bruto nationale
produkt. Toch wordt het aan
tal analfabeten steeds groter.
Veel van dat geld wordt bo
vendien niet goed besteed. In
zeker de helft van de arme
landen maakt 50 procent van
de kinderen de basisopleiding
niet af. Dat kost 20 tot 40
procent van het onderwijs
budget. Men moet aannemen
dat die kinderen weer tot
analfabetisme vervallen. Een
van de stellingen van het rap
port luidt dat het onderwijs,
ook in vele rijke landen ge
bukt gaat onder opvattingen
uit het verleden. Het vertoont
no,g veel sporen van vroegere
perioden. Nu is echter de tijd
gekomen dat het onderwijs,
dat het geheel van educatieve
voorzieningen, vooruit moet
gaan lopen op de historie en
dat dit nieuwe onderwijs niet
in de laatste plaats mensen
moet gaan afleveren die in
staat zijn de toekomst voor
een groot deel in eigen handen
te houden. Omdat zij over vol
doende kennis daarvoor be
schikken. Dat is niet alleen
een eis van rechtvaardigheid.
Het is ook de noodzakelijke
voorwaarde voor de mensheid
als-geheel om te kunnen over
leven. Die overlevingskansen
zijn er alleen als de mensheid
in staat is de technische en
wetenschappelijke revolutie te
beheersen, als onze cultuur in
staat is te veranderen.
„Iedere redelijke opvoed
kunde moet uitgaan van het
principe dat de huidige en de
toekomstige samenleving moe
ten kunnen bewijzen dat we
tenschap en techniek geen
doelen in zichzelf zijn, maar
dat zij gericht zijn op de
mensheid, haar welzijn en
haar welvaart.
Misschien is dat wel het be
langrijkste onderwerp waar
mee het moderne denken,
vooral het politieke denken,
zich zal moeten gaan bezig
houden. Wetenschap en tech
nologie moeten wezenlijke ei
genschappen worden van iede
re opvoeding. Zij moeten wor
den ingebouwd in het geheel
van onderwijs- en vormings
voorzieningen".
De commissie Faure pleit
voor een onderwijsontwikke
ling die:
mensen opvoedt tot vol
waardige burgers die hun de
mocratische rechten en plich
ten ten volle kunnen uitoefe
nen;
mensen bewust maakt van
de voordelen en 'de gevaren
van de moderne technologie;
een steeds groter rol gaat
spelen in het economische ont
wikkelingsbeleid;
gericht is op een brede
spreiding van leermiddelen en
leermogelijkheden1;
poogt de minst bedeelde
bevolkingsgroepen en landen
te bereiken
uitgaat van een gemeen-
sehappeliike algemene educa
tieve strategie.
Het onderwijs, elk onder
wijs, moet weten wat het is.
Het produkt. maar niet de
willoze speelbal van de ge
schiedenis en de maatschappe
lijke verhoudingen. Als wij
vorm willen geven aan onze
toekomst is het onderwijs een
wezenlijke factor daartoe.
Verandering is immers hèt
kenmerk van deze tijd en het
onderwijs leert mensen hoe zij
op die veranderingen kunnen
inspelen. Ook hoe zij de kwa
de kanten van veranderingen
kunnen beheersen. Want ver
anderingen openen nieuwe
perspectieven en vormen nieu
we bedreigingen. Het onder
wijs moet voorbereiden op de
veranderingen en het moet de
bouwstoffen aandragen die
mensen de kans geeft zich te
weer te stellen tegen de vele
aanrandingen van de mens en
de gemeenschap. „Democra
tisch onderwijs moet een ge
neesmiddel vormen tegen
frustratie en bet onpersoonlij
ke en anonieme in de moderne
wereld, en door permanente
educatie moet het de beroeps
mobiliteit vergroten en de on
zekerheid doen afnemen". On
derwijs kan de fundamentele
problemen van onze tijd niet
oplossen. Wie dat van onder
wijs verwacht zal bedrogen
uitkomen. Wie dat door mid
del van onderwijs nastreeft,
zal falen. Onderwijs kan wél
mensen een beter inzicht ge
ven in de aard van die proble
men en in de aard van onze
samenleving. Het kan ook, met
toepassing van nieuwe metho
den, mensen begrip bijbrengen
voor bun eigen plaats en raak
in de samenleving. Dat inzicht
en dat begrip zijn onontbeer
lijk om de fundamentele pro
blemen met kans op succes te
lijf te gaan.
Het is nog niet zo lang gele
den dat kennis werd gezien
als een onveranderlijk geheel.
We weten nu dat kennis een
wordingsproces is, dat mensen
moeten leren van de wieg tot
het graf. Tot voor kort was
het doel van het traditionele
onderwijs het kind klaarma
ken voor zijn functioneren als
volwassene in de samenleving.
Die opleiding was sterk pro-
duktie-igericht. Onderwijs zal
in deze tijd vooral gericht
moeten zijn op bijbrengen van
kennis en vaardigheden die de
mens in staat stellen te (o-
ver)leven. Die verandering
vindt men terug in onze peda
gogische opvattingen. Kort ge
zegd waren die gericht op een
eerste vorming van de jonge
mens. Nu ligt veel sterker de
gedachte van de voortdurende
vorming en scholing aan onze
opvoedkundige ideeën ten
grondslag. Gewoon, omdat we
beseffen dat er feitelijk nooit
meer iets definitief is in het
leven van de mens.
De tijd van het niet-veran
derende, het statische onderwijs
is voorgoed voorbij. Vroeger
telde ieder tijdperk enkele ge
neraties. Nu telt elke genera
tie verschillende tijdperken. U
kunt dat in uw eigen gezin,
uw eigen omgeving, dagelijks
waarnemen. Voor het onder
wijs heeft dat tot gevolg dat
het veranderen van het leer
proces belangrijker is gewor
den dan het veranderen van
het onderwijsproces. In de
studie wordt uitvoerig inge
gaan op de onderwijskundige
en opvoedkundige consequen
ties van het nieuwe leren, de
plaats van de docent in het
onderwijs en de permanente
educatie. De inzichten van de
verschillende pedagogische
scholen worden kort geschetst,
alsmede de betekenis van mo
derne communicatie-middelen
voor de verspreiding van in
zicht en kennis. Met nadruk
constateert de studiegroep dat
„geen enkele onderwijsplan
ning op lange termijn kan bui
ten een analyse van de uitda
ging der jongeren". Zij zijn
het die over enkele jaren ver
antwoordelijk zijn voor het
wel en wee van de mensheid
als geheel. Kunnen zij dat als
zij van ons niet de instrumen
ten, kennis en inzicht, hebben
gekregen die daarvoor in toe
nemende mate noodzakelijk
zijn?
Het is voor Faure en zijn
commissieleden duidelijk, dat
er een educatieve samenleving
aan het ontstaan is. Dat gaat,
uiteraard, met vallen en op
staan. In die samenleving
neemt het onderwijs een be
langrijke plaats in. „Het on
derwijs overschrijdt de gren
zen waarbinnen een eeuwen
lange traditie het hield opge
sloten. Het neemt bezit van de
menselijke persoon. Onderwijs
maakt plaats voor leren. De
leerling moet niet meer onder
gaan. Hij moet veroveren. Hij
is de meester en niet meer de
ontvanger van de kennis, die
hij opdoet. Hij wordt steeds
minder object en steeds meer
subject".
In het rapport wordt onder
streept dat de verhouding tus
sen onderwijs en samenleving
aan het veranderen is. Dat
houdt voor Fa.ure en de zijnen,
onder andere, in dat een ver
andering van onderwijssys
teem geen echte oplossing zal
brengen. Zulk een verandering
moet onderdeel zijn van een
maatschappelijke omwente
ling. Die omwenteling is aan
de gang door de vlucht die
wetenschap en technologie
hebben genomen en die nog
maar nauwelijks is begonnen!
Er is sprake van een kennis
explosie die zonder ophouden
plaats vindt. Die maakt het
noodzakelijk dat we mikken
op een educatieve gemeen
schap. Niets meer en niets
minder als de mensheid zich
wil handhaven. Iedere onder-
wijs-politiek dient, zo zegt de
Unesco-commissie, als basis
principe te hebben de voort
durende verwerving van nieu
we kennis (permanente educa
tie). Dat geldt zowel voor de
ontwikkelde als de ontwikke
lingslanden.
De huidige gevestigde on
derwijs- en vormingssystemen
kunnen de steeds groter wor
dende vraag naar die voortdu
rende vorming niet meer aan.
Ze bunnen niet eens meer de
vraag naar onderwijs aan in
vele ontwikkelde landen. In
de onderontwikkelde landen
kan men bij lange na niet de
vraag naar - basis-onderwijs
aan via de geijkte methoden
en instituten. Onderwijs en
voortdurende vorming worden
onontbeerlijik voor het mens
zijn in de moderne zin van het
woord. Men kan daarbij geen
onderscheid meer maken tus
sen leertijd, studietijd, vrije
tijd en arbeidstijd. Mensen
zullen voortdurend moeten le
ren om te kunnen (over)le-
ven. Daarbij zal het onderwijs
er in de eerste plaats op uit
moeten zijn jonige mensen te
leren, hoe ze zich als volwas
senen voortdurend kunnen
aanpassen aan de veranderen
de samenleving en hoe ze hun
basiskennis voortdurend bun
nen vervolmaken.
Bij die opleiding van jonge
ren, bij dat onderwijs, dient
dan niet het leren van een
min of meer statische beroeps
vaardigheid voorop te staan.
Maar wel het kweken van een
geestelijke soepelheid en zelf
standigheid die het mensen
mogelijk maakt om steeds op
die veranderingen in de sa
menleving in te spelen.
De .oommissie Faure geeft in
de slotbeschouwing van haar
studie een groot aantal aanbe
velingen die kunnen dienen
als bouwstenen voor een we
reld-omvattende strategie voor
onderwijs en voortdurende
vorming (educatie). Waarbij
uiteraard wordt gewezen op'
het feit dat de middelen die
men toepast om de doeleinden
van die strategie te verwezen-
lijken van land tot land, van
gebied tot gebied en van situ
atie tot situatie moeten ver
schillen. Daar waar men nog
lang niet alle kinderen kan
leren lezen en schrijven is een
andere aanpak nodig dan in
landen waar sinds jaar en dag
analfabetisme niet meer voor
komt. Om maar een voorbeeld
te noemen.
Enkele van die talrijke aan
bevelingen zijn:
basis-onderwijs voor alle
kinderen
samenvoeging van alle be
roepsonderwijs én het alge
meen vormend onderwijs
voortdurende hervorming
van de bestaande educatieve
systemen;
onderzoek naar nieuwe
vormen van educatie
streven naar het uitgroeien
van de educatie tot een
massa-beweging;
(Van onze onderwijsredaeteur)
In 1980 over enkele jaren dus— zullen in
de wereld zeker 250 miljoen schoolplichtige
kinderen geen enkele vorm van onderwijs ont
vangen. Het aantal mensen dat kan lezen noch
schrijven wordt steeds groter. In 1970 waren
het er minstens 800 miljoen, zo'n kwart van de
wereldbevolking.
In Afrika en in de Arabische landen kan
slechts één op de vier volwassenen mensen
boven de 15 jaar lezen en schrijven.
In Azië waar op het ogenblik een miljard
mensen wonen, is de helft van de bevolking anal
fabeet. Men schat dat er 40 miljoen analfabe
ten zijn in Latijns-Amerika, 50 miljoen in de
Arabische landen, 143 miljoen in Afrika. Alle
maal volwassenen wie het ontbreekt aan de een
voudige basisvaardigheden die nodig zijn om
in de moderne samenleving te kunnen leven
als volwaardige mensen, lezen en schrijven.
In ongeveer driekwart van de wereld groeit
de bevolking sneller dan het aantal mensen dat
een of andere vorm van onderwijs krijgt. Terwijl
toch in vele landen van de „derde wereld" een
waarlijk gigantische strijd tegen het analfabetis
me wordt gevoerd.
Deskundigen denken dat tegen 1980 zeker 30
procent van de volwassen wereldbevolking
900 milj. mensen! niet zullen kunnen lezen
en schrijven. En dat die honderden miljoenen
ook nooit meer een kans zullen krijgen dat te
leren. :z :?-■
Het hele ingewikkelde vraagstuk van het on
derwijs in de wereld, het onderwijs zoals het nu
nog gegeven wordt of helemaal niet gegeven
wordt en zoals het „morgen" georganiseerd
zal moeten zijn is in opdracht van de Unesco
onderzocht door 7 deskundigen. De Fransman
Edgar Faure eens premier en minister van on
derwijs in zijn land, leidde die groep.
„Leren om te leven" is de veelzeggende
naam die zij gaven aan hun uitgebreide verslag.
De studie bestaat uit vier delen. In een korte
inleiding wordt een overzicht gegeven van de
educatie en haar betekenis voor de mens van
deze tijd. Vervolgens worden op wereldschaal de
feitelijke gegevens over onderwijs en samenle
ving geïnventariseerd tegen de achtergrond van
de voortdurende botsing tussen oude opvattin
gen en nieuwe eisen. Daarna schetst de studie
groep de te voorziene toekomstige taak en ont
wikkeling van het onderwijs in de breedste zin
van het woord. Het rapport eindigt met een om
vangrijke uiteenzetting over de plaats en de
functie van onderwijs en vorming in de moderne
samenleving, in een wereld die op weg is naar
een educatieve maatschappelijke structuur.
vrijheid voor iedereen om
in de educatie een eigen
weg te kiezen;
het slechten van de schut
tingen tussen de verschillen
de vormen van educatie;
het aanbrengen van de
grootst mogelijke verschei
denheid in alle onderwijsni
veaus;
het ontwikkelen van de
educatieve voorzieningen
voor volwassenen;
strijd tegen het analfabe
tisme onder volwassenen bij
voorkeur
bevorderen van zelfstu
die;
het toepassen van nieuwe
educatieve technieken
modernisering van de on
derwijskundige opleiding
van docenten,
het inschakelen van „le
ken" bij de overdracht van
kennis.
Een van de centrale gedach
ten van de commissie is dat er
een eind moet komen aan de
strenge grenzen tussen de ver
schillende vormen en niveaus
van het onderwijs. Zij pleit
voor „open" systemen, waarbij
de gedachte van een schooltijd
rnoet worden losgelaten, even
als de idee van onderwijs
ruimte (scholen) Het school
onderricht, moet bij jonge
mensen de basis gaan leggen
voor hun gehele educatie, zo
wel binnen als buiten school
verband. Het moet ertoe bij
dragen dat mensen leren om
te leven en in staat zijn gedu
rende hun leven te blijven in
spelen op een samenleving die
voortdurend in beweging is.
Het rapport-Fa-ure legt
sterk, misschien wel té sterk,
de nadruk op het verwerven
van kennis en inzicht. Ook
wel op de betekenis van de
wetenschap en het onderzoek.
En mogelijk trekt de studie
wel een wat té zware wissel
op de menselijke mogelijkhe
den om zich te ontworstelen
aan de druk vam het verle
den. Het is toch wel een stu
die die sterk is beïnvloed door
het feit dat ze door onderwijs
mensen is gemaakt. Misschien
dat ook daardoor nauwelijks
enige aandacht is geschonken
aan opvattingen van mensen
buiten het onderwijs.
Dé grote betekenis van „le
ren om te leveii" ligt,
zo menen wij, in de presenta
tie van het vraagstuk van het
voortdurend leren in samen
hang met maatschappelijke
ontwikkelingen. Waarbij wel
gemakkelijk wordt voorbijge
gaan aan het spanningsveld
dat overal aanwezig is tussen
individu en maatschappij.
Het rapport-Faure brengt de
gedachten-wisseling over on
derwijs en vorming op een
hoger plan. Dat wel! Het
dwingt ons over het vraagstuk
na te denken en daarbij bui
ten de enge grenzen van het
eigen geografische gebied te
treden. In dat opzicht is het
baanbrekend.
JACQUES LEVXJ.
UNESCO. „Leren om te le
ven" (Uitg. Het Spectrum, 276
pag.; f 21.50).